• No results found

The late shift: How retirement affects civic participation and well-being - Samenvatting / Summary

N/A
N/A
Protected

Academic year: 2021

Share "The late shift: How retirement affects civic participation and well-being - Samenvatting / Summary"

Copied!
11
0
0

Bezig met laden.... (Bekijk nu de volledige tekst)

Hele tekst

(1)

UvA-DARE is a service provided by the library of the University of Amsterdam (https://dare.uva.nl)

UvA-DARE (Digital Academic Repository)

The late shift: How retirement affects civic participation and well-being

van den Bogaard, L.B.D.

Publication date

2016

Document Version

Final published version

Link to publication

Citation for published version (APA):

van den Bogaard, L. B. D. (2016). The late shift: How retirement affects civic participation and

well-being.

General rights

It is not permitted to download or to forward/distribute the text or part of it without the consent of the author(s)

and/or copyright holder(s), other than for strictly personal, individual use, unless the work is under an open

content license (like Creative Commons).

Disclaimer/Complaints regulations

If you believe that digital publication of certain material infringes any of your rights or (privacy) interests, please

let the Library know, stating your reasons. In case of a legitimate complaint, the Library will make the material

inaccessible and/or remove it from the website. Please Ask the Library: https://uba.uva.nl/en/contact, or a letter

to: Library of the University of Amsterdam, Secretariat, Singel 425, 1012 WP Amsterdam, The Netherlands. You

will be contacted as soon as possible.

(2)
(3)

140

SAMENVATTING IN HET NEDERLANDS

Deze dissertatie onderzoekt in hoeverre pensionering1 van invloed is op de maatschappelijke

participatie en het welzijn van mensen. Het belang van dit onderzoek is met name gelegen in de vergrijzing van de Nederlandse samenleving. Deze ontwikkeling maakt ‘succesvol’ ouder worden, of ouder worden met instandhouding van zoveel mogelijk sociale activiteiten en welzijn, tot zwaartepunt in de maatschappij. Als belangrijke transitie in de latere levensloop speelt pensionering hierin een grote rol. Stoppen met werken betekent aan de ene kant vaak het verlies van dagelijkse, betekenisvolle activiteiten en een belangrijke, duidelijke rol in het leven. Aan de andere kant is het vaak een transitie naar meer vrije tijd en minder verplichtingen en verantwoordelijkheden. Hierdoor moeten mensen die met pensioen gaan hun leven aanpassen en reorganiseren, en het is te verwachten dat dit invloed heeft op hun welzijn en de activiteiten die ze ondernemen. Kennis hierover is belangrijk voor beleidsmakers om effectieve strategieën te ontwikkelen die de volksgezondheid waarborgen en publieke kosten minimaliseren, en voor individuen die direct of indirect met pensionering te maken hebben, zodat ze hun leven vorm kunnen op een manier die hun kwaliteit van leven na pensionering optimaliseert.

Een overzicht van het onderzoek naar dit onderwerp laat zien dat er twee leidende onderzoeksvragen zijn: 1) hoe passen mensen zich aan na pensionering, en 2) wat zijn de factoren die ten grondslag liggen aan verschillen in aanpassing? Deze dissertatie behandelt beide vragen voor twee typen uitkomsten die van belang zijn voor succesvol ouder worden: maatschappelijke participatie en welzijn. In totaal heeft dit geleid tot vier onderzoeksthema’s (zie tabel S1). De resultaten worden besproken aan de hand van deze thema’s.

Tabel S1. Schematisch overzicht van de thema’s van deze dissertatie aan de hand van de typen vragen en typen uitkomsten in onderzoek naar pensioneringsuitkomsten.

Type uitkomst

Leidende vraag Maatschappelijke participatie Welzijn Algemeen: hoe beïnvloedt pensionering

maatschappelijke participatie en welzijn?

A C

Heterogeniteit: wat is de oorzaak van verschillen in uitkomsten?

B D

5In het Nederlands slaat de term ‘gepensioneerd’ vaak terug op het geldelijke pensioen, ofwel de AOW. Dit

in tegenstelling tot het Engelse ‘retired’ dat veel meer betrekking heeft op de levensfase na het werkzame leven. Deze samenvatting hanteert bij de termen ‘gepensioneerd’, ‘met pensioen zijn’, et cetera deze bredere definitie. Dat wil zeggen dat ook vervroegde uittreders hierbij worden gerekend, exclusief hen die werkzoekend blijven of arbeidsongeschikt raken.

(4)

141

S

SAMENVATTING

In de hoofdstukken 2 en 3 wordt thema A behandeld: het (algemene) effect van pensionering op maatschappelijke participatie. Een breed scala aan vormen van maatschappelijke participatie is bekeken: formeel en informeel vrijwilligerswerk, lidmaatschap van verenigingen, en de hulp die gegeven wordt aan vrienden, kinderen, en ouders. Met uitzondering van de hulp aan ouders, lijken alle vormen van participatie toe te nemen na pensionering. Dit geldt met name voor ‘weak-tie’ activiteiten, of activiteiten buiten het netwerk van familie en goede vrienden. Een mogelijke reden hiervoor zou kunnen zijn dat het juist dit soort activiteiten zijn die als geschikte vervanging van betaald werk functioneren.

Thema B wordt in hoofdstuk 3 behandeld. Specifiek is gekeken of het effect van pensionering op vrijwilligerswerk afhankelijk is van 1) opleidingsniveau, en 2) beroepsstatus. De bevindingen laten zien dat opleiding een belangrijke voorspeller is van vrijwilligerswerk op latere leeftijd, maar dat het positieve effect van pensionering niet gemodereerd wordt door opleidingsniveau. De sociaaleconomische status van het beroep dat iemand uitoefent lijkt wel een factor te zijn die van belang is voor uitkomsten van pensionering aangaande vrijwilligerswerk. De analyses laten zien dat, in vergelijking met mensen met een lage beroepsstatus, mensen met een hoge beroepsstatus die met pensioen gaan eerder geneigd zijn om te beginnen met vrijwilligerswerk of het te intensiveren. Het theoretisch argument hiervoor is dat beroepen met een hoge status vaker gekenmerkt worden door complexiteit, variëteit, uitdagingen en sociale waardering, zaken waarvan het verlies relatief goed gecompenseerd kan worden door vrijwilligerswerk.

Thema C, hoe pensionering van invloed is op welzijn, wordt behandeld in de hoofdstukken 4 en 5. Specifiek is gekeken naar ervaren gezondheid en levenstevredenheid. De verwachting is dat, omdat pensionering leidt tot minder druk en verantwoordelijkheden en meer tijd voor aangename en eventueel gezonde activiteiten, pensionering positieve effecten heeft op welzijn. Hoofdstuk 4 laat zien dat pensionering over het algemeen leidt een betere ervaren gezondheid. Dit is voor een groot gedeelte relatief ten opzichte van mensen van vergelijkbare leeftijd die blijven werken, die over het algemeen een daling in gezondheid ervaren. In hoofdstuk vijf wordt geen algemeen effect gevonden van pensionering op levenstevredenheid. Hoewel er een kleine daling lijkt te zijn in levenstevredenheid tussen de metingen voor en na pensionering, is deze daling ook aanwezig bij hen die zijn blijven werken.

Thema D, de heterogeniteit in uitkomsten van welzijn na pensionering, wordt ook behandeld in de hoofdstukken 4 en 5. In hoofdstuk 4 is de belangrijkste bevinding dat het positieve effect van pensionering op ervaren gezondheid met name geldt voor mensen die meer psychologische stress ervaren op het werk, voorafgaand aan hun pensionering. Zij gaan er, in vergelijking met hen die minder stress ervaren, het meeste op vooruit qua ervaren gezondheid na pensionering. Opvallend is dat eenzelfde modererend effect niet is gevonden voor de fysieke belasting die mensen ervaren op hun werk.

In hoofdstuk vijf wordt de rol bekeken van pensioneringsrituelen, of de geschonken aandacht die mensen ervaren voor hun afscheid, en de invloed daarvan op levenstevredenheid na pensionering. Een relevante bevinding is dat een afscheidscadeau, en met name van wie dit cadeau afkomstig is, een belangrijke rol speelt in hoe mensen hun afscheid ervaren en waarderen.

(5)

142

Met betrekking tot thema D is de belangrijkste bevinding dat het ervaren afscheidsritueel een positieve invloed heeft op levenstevredenheid na pensionering: hoe meer ervaren aandacht voor het vertrek, hoe meer levenstevredenheid. Dit effect is klein maar robuust, en lijkt sterker voor mensen die zichzelf als professioneel vaardig beschouwen. De gesuggereerde reden hiervoor is dat deze mensen hogere verwachtingen hebben over hun afscheidsritueel, en relatief teleurgesteld zijn wanneer dit niet voldoet aan hun verwachtingen.

Empirisch heeft dit onderzoek bijgedragen door het concept van succesvol ouder worden breed te benaderen en zo een uitgestrekt beeld te geven van de effecten van pensionering. Daarbij heeft het laten zien dat de uitkomsten van pensionering over het algemeen vrij positief zijn als het gaat om succesvol ouder worden. Verder komt duidelijk naar voren dat de baan die mensen hebben een belangrijke bron is van heterogeniteit in pensioneringsuitkomsten. De baan en de factoren die daarbij horen zijn relatief weinig onderzocht in eerder onderzoek naar effecten van pensionering, en deze dissertatie laat zien dat hierin belangrijke elementen besloten liggen als het gaat om uitkomsten van maatschappelijke participatie en welzijn. Dit, in combinatie met de brede aanpak, maakt dat dit onderzoek empirisch vooruitgang boekt ten aanzien van de huidige literatuur.

Deze dissertatie is niet gestuurd door een overkoepelende theorie. Toch zijn er een aantal theoretische bijdragen. Het idee dat pensionering het afscheid is van een belangrijke rol in het leven, komt op verschillende momenten naar voren. Bijvoorbeeld wanneer duidelijk wordt dat mensen hun werkrol ‘vervangen’ door maatschappelijke participatie, en dat het type werkrol hierbij van belang lijkt te zijn. Verder komt het belang van hulpbronnen rondom de pensioneringstransitie, zoals bijvoorbeeld gezondheid, naar voren. De manier waarop mensen omgaan met hun pensionering, is grotendeels afhankelijk van de hulpbronnen die ze tot hun beschikking hebben. Hoewel de van oorsprong functionalistische roltheorie over het algemeen heeft afgedaan in hedendaags onderzoek, is het wellicht vruchtbaar om kernelementen hiervan terug te laten komen in het theoretiseren rondom pensionering, met name in combinatie met een hulpbronnenperspectief.

Samenvattend heeft deze dissertatie laten zien dat pensionering de potentie heeft om van positieve invloed te zijn op succesvol ouder worden. Mensen gaan meer maatschappelijke activiteiten ondernemen, maar sommigen meer dan anderen. Ze gaan er qua gezondheid relatief op vooruit, met name wanneer ze hun werk als een last ervaren, en ze kunnen zich gelukkiger voelen wanneer ze hun afscheid positief beschouwen. Hiermee biedt dit onderzoek ook meerdere aanknopingspunten voor beleid. Het stimuleren van maatschappelijke participatie staat hoog op de politieke agenda, en de groep gepensioneerden is groot en groeit. Inzicht in de activiteiten die gepensioneerden ondernemen, en wie wat onderneemt, is daarbij van belang. Daarbij is dit onderzoek relevant in de discussie over langer doorwerken. De bevindingen laten zien dat doorwerken op latere leeftijd mogelijk negatieve effecten heeft voor de gezondheid, wat op zijn beurt ook weer (publieke) kosten met zich meebrengt. Dit laat zien dat simpelweg de officiële pensioenleeftijd verhogen om kosten te drukken, wellicht te weinig recht doet aan de complexe situatie rondom pensionering en de ingrijpende manier waarop deze transitie het leven van mensen verandert.

(6)

143

S

(7)
(8)
(9)

146

SuMMARy IN ENGLISH

This dissertation investigates to what extent retirement influences the civic participation and well-being of people. The relevance of this research lies mainly in the aging of the Dutch society. This development makes ‘successful aging’, or aging while maintaining social activities and well-being, a central issue in society. As an important transition in the late life course, retirement plays a major role in this matter. On the one hand, the cessation of work represents the loss of daily, meaningful activities and an important, defined role in life. On the other hand it is often a transition to more leisure time and less obligations and responsibilities. Because of these changes, people have to adapt and reorganize their life, and it can be expected that this will influence their well-being and the activities they undertake. Knowledge about this is important for policy makers in order to develop effective strategies that insure the public health and minimalize public costs, and for individuals who directly or indirectly have to deal with retirement, so that they can shape their life in a way that optimizes their post-retirement quality of life.

A review of the literature into this topic reveals that there are two major research questions: 1) how do people generally adjust to retirement, and 2) what shapes differences in adjustment outcomes? This thesis addresses both questions for two types of outcomes that are relevant to successful aging: civic participation and well-being. In total, this has led to four research themes (see table S2). The results will be discussed along the lines of these themes

.

Table S2. Schematic overview of themes of this dissertation by major questions and types of outcomes in broader retirement adjustment research (equivalent to table 1.1)

Type of outcome

Major question Civic participation Well-being

General: how does retirement affect civic participation and well-being?

A C

Heterogeneity: what shapes differences in outcomes? B D

The chapters 2 and 3 address theme A: the (general) effect of retirement on civic participation. A wide range of forms of participation is looked into: formal and informal volunteering, organizational membership, and the help that is provided to friends, children, and parents. With exception of the help given to parents, all forms of civic participation appear to increase after retirement. This is primarily true for ‘weak-tie’ activities, or activities outside of the core network of close family and friends. A possible reason for this could be that it is precisely this type of activities that can function as a fitting replacement for paid work.

Theme B is addressed in chapter 3. Specifically, it is investigated whether the effect of retirement on (formal) volunteering is dependent on 1) educational level, and 2) occupational

(10)

147

S

Summary

status. The findings show that education is an important predictor of volunteering at a later age, but that the positive effect of retirement is not moderated by educational level. The socio-economic status of the occupation that a person practices does seem to be a relevant factor for outcomes of volunteering following retirement. The analyses show that, compared to people with a low occupational status, people with a high occupational status are more likely to engage in or increase their volunteering following retirement. The theoretical argument for this is that high-status occupations are generally characterized by more complexity, variety, challenges and social appreciation, which are things that the performance of volunteer work may compensate for relatively well after retirement.

Theme C, how retirement influences well-being, is addressed in chapters 4 and 5. Specifically, self-rated health and life satisfaction are looked into. The expectation is that, because retirement leads to less pressure and responsibilities and more time for pleasurable and possibly healthy activities, it will have positive effects on well-being. Chapter 4 shows that retirement generally leads to better self-rated health. This is largely relative to those of comparable ages who remain in employment, who generally experience a decline in experienced health. In chapter 5, no effect of retirement on satisfaction with life is found. Although there appears to be a small drop in satisfaction between the measurements before and after retirement, this drop is also found for those who remain in employment.

Theme D, the heterogeneity in outcomes of well-being after retirement, is addressed in the chapters 4 and 5 as well. In chapter 4, the main finding is that the positive effect of retirement on self-rated health mostly holds for people who experience higher levels of psychological stress at work, prior to retirement. Compared to those who experience less stress, these people benefit most from retirement health-wise. Notably, a comparable moderating effect of the physical demand that people experience at work was not found.

In chapter 5 the role of retirement rituals, or the experienced effort put into a farewell from work, and the influence of this on post-retirement satisfaction with life is addressed. A relevant finding is that a retirement gift, and especially from whom this gift is received, plays an important role in how people evaluate and appreciate their farewell. With regard to theme D, the most important finding is that the experienced retirement ritual has a positive influence on post-retirement satisfaction with life. This effect is small but robust, and appears stronger for those who consider themselves more professionally competent. The suggested reason for this is that these people have higher expectations in relation to their farewell, and are relatively disappointed when it does not meet their expectations.

Empirically, this research has contributed by broadly engaging the concept of successful aging and by providing an extensive picture of the effects of retirement. It has further shown that the outcomes of retirement are generally quite positive when it comes to successful aging. Further, it stresses that the job that people hold is an important factor of heterogeneity in retirement outcomes. The job and the accompanying factors have been relatively underinvestigated in previous research on retirement outcomes, and this thesis shows that the job holds important elements when it comes to outcomes of civic participation and well-being. This, in combination

(11)

148

with the broad approach, makes that this research empirically advances on the current literature. This thesis was not guided by an overarching theory. Still, there are a number of theoretical contributions. The idea that retirement represents the departure from an important role in life is present at a number of points in this thesis. For example, when it becomes clear that people ‘replace’ their work role with civic participation, and that the type of work role seems to be important in this process. Further, the importance of a persons’ resources in the retirement transition, for example, health, is underlined. The way people adjust to retirement is largely dependent on the resources that they have at their disposal. While the originally functionalist role theory has generally been dismissed in contemporary research, it may be useful to revive core elements of this notion in theorizing about effects of retirement, especially in combination with a resource perspective.

Overall, this thesis has shown that retirement has the potential to be of a positive influence on successful aging. People tend to undertake more civic activities, although some more than others. They tend to improve in terms of health, especially when they experience their job as stressful, and they can feel more satisfied with life if they experience their farewell positively. These findings also provide some reference points for policy. Stimulating civic participation is high on the political agenda, and the group of retirees is large and growing. Insight into the activities that people undertake, and who undertakes what, is thus important. This research is also relevant in the discussion about extending careers. The findings of this thesis show that working longer at a later age may also have negative effects for health, which in turn has consequences for public spending. This shows that simply raising the pension age to lower public expenditure may do little justice to the complex situation surrounding retirement and the profound way this transition alters the lives of people.

Referenties

GERELATEERDE DOCUMENTEN

A component-based approach to assess risk of bias based on the Newcastle-Ottawa Quality assessment scale was used (8). Relevant items of this scale were used and adjusted for

Therefore, it can be concluded that the industry wide col­ lective agreement and legal extension of those collective agreements do not necessarily push wages up

In het eerste geval mag worden verwacht dat overwerk en tijdsdruk zich algemeen manifes­ teren bij werknemers die geld prefereren boven tijd, in het tweede geval dat

De resultaten van het tijd-is-geldmecha- nisme laten zien dat de financiële beloning die werknemers voor overwerk krijgen nauwelijks invloed heeft op de problemen die zij

Future research can investigate more directly whether personal work role salience, or the importance of a person’s job in his or her life, is of importance for the effect

Picosecondd transient absorption and time-resolved infrared spectra were recorded in order too investigate whether photoinduced electron transfer to the remote viologen moiety and

Deze resultaten impliceren dat CT en echografie, verricht in een perifeer opleidingsziekenhuis en beoordeeld door zowel body imaging- radiologen als de alge- mene

Akkerbouw Bloembollen Fruitteelt Glastuinbouw Groenten Pluimvee- houderij Rundvee- houderij Schapen- en geitenhouderij Varkens- houderij AL kosten (administratieve