• No results found

Belangrijke doelen voor lichamelijke opvoeding volgens leerlingen en leraren lichamelijke opvoeding

N/A
N/A
Protected

Academic year: 2021

Share "Belangrijke doelen voor lichamelijke opvoeding volgens leerlingen en leraren lichamelijke opvoeding"

Copied!
48
0
0

Bezig met laden.... (Bekijk nu de volledige tekst)

Hele tekst

(1)

Belangrijke doelen voor lichamelijke

opvoeding volgens leerlingen en leraren

lichamelijke opvoeding

Huub van Maanen (500730457) Thema Sociale Wetenschappen

Academie voor Lichamelijke Opvoeding

Faculteit Bewegen Sport en Voeding. Hogeschool van Amsterdam Datum: 08-05-2020

1e gelegenheid

Begeleider: Hilde Bax

H.H.T. Bax

(2)

Inhoudsopgave

Voorwoord ... 2 Samenvatting ... 3 Inleiding ... 4 Methode ... 9 Deelnemers: ... 9 Resultaten ... 13 Hoofdvraag ... 13 Deelvraag ... 16 Discussie ... 19 Conclusie ... 24 Literatuurlijst ... 25 Bijlagen ... 28

Bijlage 1: vragenlijst voor docenten ... 28

Bijlage 2: vragenlijst leerlingen ... 31

(3)

Voorwoord

Voor u ligt mijn scriptie over wat leerlingen en docenten belangrijke doelstellingen(gebieden) vinden voor het vak lichamelijke onderwijs in het voorgezet onderwijs. Deze studie is gedaan ter afronding van de opleiding Academie Lichamelijke Opvoeding, welke ik volg aan de Hogeschool van Amsterdam.

Voor de totstandkoming van deze studie wil ik graag enkele personen bedanken. Om te beginnen is dat mijn eerste begeleider Hilde Bax. Dit eindresultaat was zonder haar vlugge en heldere feedback niet mogelijk geweest. Daarnaast wil ik alle leerlingen en docenten van het Copernicus SG bedanken die ondanks het chaotische COVID-19 virus, tijd konden vinden om de vragenlijst in te vullen. Verder wil ik iedereen bedanken die op welke manier dan ook een bijdrage heeft geleverd aan de totstandkoming van mijn scriptie. In het bijzonder een oud studiegenoot Bram Willemsen voor zijn kritische analyse en heldere feedback en mijn ouders die mij ten alle tijden van mijn studie hebben gesteund.

Amsterdam, 8 Mei 2020 Huub van Maanen

(4)

Samenvatting

Het doel van dit onderzoek was om in kaart te brengen wat leerlingen en docenten in het voortgezet onderwijs (VO) zien als belangrijke doelstellingen voor het vak lichamelijke opvoeding (LO). Daarnaast is er gekeken of er een verschil in resultaat was bij leerlingen die gemiddeld meer -of minder dan 3 uur in de week sporten.

Aan dit onderzoek hebben in totaal 480 leerlingen en 44 docenten van het Copernicus SG deelgenomen. De leerlingengroep bestond uit 307 (63,9%) meisjes en 173 (36,0%) jongens. De docentengroep bestond uit 20 (45,5%) vrouwen en 24 (54,4%) mannen. Het onderzoek is digitaal uitgevoerd aan de hand van twee vragenlijsten.

Uit de resultaten van de hoofdvraag kwam naar voren dat docenten ‘bijdragen aan persoonlijke en sociale vaardigheden’ (45,5%) het belangrijkste doelstellingengebied vinden en leerlingen ‘bijdragen aan gezondheid en een actieve levensstijl’ (40,4%) het belangrijkst vinden. Het verschil tussen beide groepen bevond zich in de doelstellingengebieden: ‘bijdragen aan persoonlijke en sociale vaardigheden’ (p=0,016) en ‘inleiden in sport en bewegingssituaties’ (p=0,043). Tussen beide groepen waren enkel de volgende vier van elf doelstellingen: ‘LO werkt samen met andere vakken aan gezondheid en een actieve levensstijl van leerlingen’ (p=0,008), ‘leerlingen leren over gezondheid en een actieve levensstijl’ (p=0,001), ‘door LO kunnen leerlingen leren samenwerken en zichzelf ontdekken’ (p=0,000), ‘samen bewegen en leren regelen dragen bij aan persoonlijke en sociale ontwikkeling’ (p=0,000) en ‘LO draagt bij aan waardeontwikkeling en het gebruiken van normen’ (p=0,001) waarbij een significant verschil aangetoond is. Uit de resultaten van de deelvraag kwam naar voren dat er geen verschil is tussen leerlingen die gemiddeld meer -en minder dan drie uur in de week sporten, wat betreft de drie de doelstellingengebieden voor het vak LO: ‘Inleiden in sport en bewegingssituaties’ (p=0,460), ‘bijdragen aan gezondheid en een actieve levensstijl’ (p=0,359) en ‘bijdragen aan persoonlijke en sociale ontwikkeling’ (p=0,991).

Een aanbeveling voor docenten lichamelijke opvoeding is dat deze de belangen voor doelstellingen duidelijk overbrengen naar leerlingen en de leerlingen er bewust van maken wat er van hen verwacht wordt. Op deze manier wordt ervoor gezorgd dat beide groepen zoveel mogelijk op één lijn zitten (Redelius et al., 2015). Hierbij hoeft geen onderscheid gemaakt te worden tussen actieve -en minder actieve leerlingen.

(5)

Inleiding

Elke jaarwisseling worden er in de nacht van 31 december op 1 januari miljoenen nieuwe doelen gesteld voor het nieuwe jaar. Aan het begin van elk voetbalseizoen worden er prestatiedoelen gesteld over de gewenste plaats op de ranglijst aan het eind van het seizoen. Ook in het onderwijs worden doelen gesteld voor docenten (in opleiding) en leerlingen. Tijdens de opleiding als toekomstige docent wordt er geleerd dat een goede lesvoorbereiding begint met het formuleren van leerdoelen, waarna de inhoud van de les pas ingevuld wordt. Idealiter wordt alles volgens het principe van ‘constructive alignment’ (Biggs & Tang, 2011) uitgevoerd, wat ervanuit gaat dat doelen, manier van toetsen en onderwijsinhouden met elkaar samenhangen. Het stellen van leerdoelen blijkt een belangrijk en impactvolle bezigheid om een leerproces te stimuleren (Stegeman, 2000).

Het doel van dit onderzoek is om erachter te komen wat docenten en leerlingen van het voorgezet onderwijs (VO) belangrijke doelstellingen(gebieden) vinden voor het vak lichamelijke opvoeding. De resultaten van beide groepen zijn interessant voor de beroepspraktijk (Bax, 2010). Een doelstelling is een niveau van prestaties in vaardigheden die een persoon wenst te bereiken, (meestal) binnen een bepaalde termijn (Latham & Locke, 2006).

Om de verschillende opinies van leerlingen en docenten in kaart te brengen zijn er volgens Bax (2010) drie doelstellingengebieden onderscheiden.

 inleiden in sport en bewegingssituaties,

 bijdragen aan gezondheid en een actieve levensstijl en  bijdragen aan persoonlijke en sociale ontwikkeling.

De drie doelstellingengebieden liggen in elkaars verlengde en vormen het vertrekpunt bij het beantwoorden van vragen over deelnamebekwaamheden van leerlingen (Faber, 1989; Stegenman, 2000; Bax, 2010) en leerdoelen voor lichamelijke opvoeding (SLO, 2007). In de studie worden doelstellingen die betrekking hebben op ‘inleiden in sport en bewegingssituaties’ aangeduid als vakinherente doelstellingen. Doelstellingen die gericht zijn op effecten met betrekking tot gezondheid, cognitie, mentale ontwikkeling, sociaal-maatschappelijke ontwikkeling en levensstijl worden vakoverstijgende doelstellingen genoemd (vgl. Scherler, 1997).

(6)

Om een doel te kunnen stellen moet er eerst een afwijking in niveau van de huidige prestatie worden aangetoond, zodat er vervolgens naar een minder grote afwijking/onvrede van het niveau kan worden toegewerkt. Volgens het onderzoek ‘Enhancing the Benefits and Overcoming the Pitfalls of Goal Setting’ (Latham & Locke, 2006) wordt gesteld dat wanneer het niveau onder doet voor het doel dat is gezet, de persoon waarschijnlijk harder gaat werken. Ook zorgt dit ervoor dat de persoon uit zichzelf strategie gaat wijzigen om toch het doel te behalen. Het stellen van hoge doelen leidt tot grotere inspanning, focus en volharding dan redelijk moeilijk of té gemakkelijke leerdoelen. De tijd die een persoon krijgt om een bepaald doel te bereiken is van belang, het moet namelijk wel haalbaar zijn. Er zijn een aantal theorieën losgelaten over het stellen van doelen, één die er vaak uitspringt voor concrete doelstellingen is het SMART-model (Doran, G.T., 1981). Dit model is ontworpen om mensen handvatten te geven voor het stellen van doelen. Wanneer het model goed wordt uitgevoerd, zou het doelen vooral concreet, haalbaar én controleerbaar moeten maken. Het model gaat uit van vijf criteria waaraan het doel moet voldoen, deze vijf criteria corresponderen met de letters waaruit het woord SMART is opgebouwd, wat als acroniem als volgt wordt uitgelegd:

 S= Specifiek, dit houdt in dat het doel duidelijk en concreet is.

 M= Meetbaar, er moet kunnen worden achterhaald wanneer het doel bereikt is.  A= Acceptabel, er moet een draagvlak zijn voor het na te streven doel.

 R= Realistisch, het doel moet realistisch en haalbaar zijn.

 T= Tijdsgebonden, een duidelijke begin- en einddatum zijn van belang.

In het onderzoek ‘lichamelijke opvoeding op school scoort’ hebben 435 deelnemers verdeeld in zes een doelstellingenvragenlijst ingevuld (Bax, 2014). De vragenlijst werd ingevuld door een zestal groepen die allemaal een relatie hebben met de Hogeschool van Amsterdam: docenten LO, studenten van de ALO, Sport Management & Ondernemen en voeding, aankomende ALO studenten en ouders van hen. De kern van het onderzoek doet vraag naar welk doelgebied (Bax, 2010) de deelnemers het meest

van belang achten. De doelgebieden waar zij uit konden kiezen waren ‘inleiden in sport en bewegingssituaties’, bijdragen aan persoonlijke en sociale ontwikkeling’ en ‘bijdragen aan gezondheid en actieve levensstijl’. De ouders, de aankomende ALO studenten en de studenten voeding scoren ‘bijdragen aan gezondheid en actieve levensstijl’ het hoogste. De andere groepen, SM&O,

(7)

ALO studenten en leraren LO, laten de hoogste score zien voor ‘bijdragen aan persoonlijke en sociale ontwikkeling’. Bij de leraren komt het doelstellingengebied ‘inleiden in sport en bewegingssituaties op een goede tweede plaats, ook de aankomende ALO-studenten scoren dit gebied samen met ‘bijdragen aan persoonlijke en sociale ontwikkeling’ op een gedeelde twee plaats met 27,9% Uit de resultaten van het onderzoek kan aangenomen worden dat docenten lo in Amsterdam en omgeving, en ook toekomstige en huidige studenten van de ALO van de Hogeschool van Amsterdam, vakoverstijgende en vakinherente doelen met elkaar willen integreren in de onderwijspraktijk. ‘Lichamelijke opvoeding op school scoort’ is voornamelijk gericht op wat (toekomstig) docenten belangrijke doelstellingen vinden binnen het vak lichamelijke opvoeding. In het onderzoek ‘Bewegen, Sport & Maatschappij in de bovenbouw, een intrinsieke keuze’ (Bax & Schaper, 2019) is onderzocht wat leerlingen motiveert om meer te willen sporten op school (door het kiezen van BSM). Het doel van het onderzoek was om scholen inzicht te geven in de redenen die leerlingen hebben om BSM te kiezen. In totaal deden er 1085 (met een leeftijd van 14-18) leerlingen mee van vijf sport-actieve scholen in Amsterdam en omgeving. Het onderzoek is uitgevoerd door een digitale vragenlijst via het programma Questback, waarin de invloed van negen motieven op de keuze van BSM te meten. Er is gebruik gemaakt van een vijf punts likertschaal. De redenen om BSM te kiezen werden verdeeld in twee categorieën, de meer intrinsieke en de meer extrinsieke motieven. Zowel bij de bovenbouw leerlingen als bij de onderbouwleerlingen scoorden de intrinsieke motieven hoger dan de extrinsieke motieven. In een ander onderzoek ‘Physical Education students’ beliefs in four important curricular outcomes: Results from three Greek Faculties’ (Adamakis, 2018) werd gekeken naar welke van 4 doelen (lichamelijke activiteit en fitheid, intrinsieke motivatie om te sporten, ontwikkeling van motorische vaardigheden en ontwikkeling van sociale vaardigheden) studenten lichamelijk opvoeding het belangrijkst bevonden. Het onderzoek werd afgenomen bij 690 studenten (met leeftijd 18-22) van 4 verschillende scholen uit Griekenland. Het doel van het onderzoek was om te ondervinden wat de studenten de belangrijkste doelen vonden en deze overtuigingen te vergelijken op basis van geslacht. De resultaten gaven weer dat de volgorde van meest belangrijk naar minst belangrijk als volgt was: lichamelijke activiteit en fitheid, intrinsieke motivatie om te sporten, ontwikkeling van motorische vaardigheden, ontwikkeling van sociale vaardigheden. Ook bleek er een significant verschil tussen de resultaten in geslacht. Ten slotte is er het onderzoek van (Redelius et al., 2015). Deze studie onderzoekt hoe goed doelstellingen en leerdoelen gecommuniceerd worden tussen docenten en leerlingen voor het

(8)

leerlingen. Voor het onderzoek werden bij elke school tenminste drie LO lessen, in totaal 24, lessen gefilmd, één camera gericht op de zaal en de leerlingen en één camera die de docent vasthoudt, waar hij/zij voorafgaand aan de les de leerdoelen en doelstellingen voor de les mee opneemt. De resultaten gaven weer dat sommige docenten de doelstellingen en leerdoelen duidelijk kunnen vertellen van tevoren en deze vervolgens ook helder kunnen communiceren naar de leerlingen, sommige docenten kunnen prima beide aspecten uitleggen in het interview voorafgaand aan de les, maar hebben moeite met het overbrengen aan de leerlingen en sommige docenten hebben moeite met het verduidelijken van beide aspecten in zowel het voorafgaand interview als tijdens het lesgeven.

Overkoepelend is te zien dat er nog weinig onderzoek gedaan naar wat leerlingen belangrijke doelstellingen vinden voor het vak LO. Daarnaast zijn er wel onderzoeken die tonen wat docenten LO belangrijke doelstellingen vinden voor hun vak, maar niet van docenten buiten het vak LO. Daarnaast is het Copernicus SG een school waarbij het bewegingsonderwijs op meerdere manier wordt gestimuleerd, waardoor leerlingen en docenten binnen de school op de hoogte zijn van de visie van de school op het vak LO. De school heeft veel diversiteit in klassen qua niveau sport en doelstellingen binnen het bewegingsonderwijs.

Daarom luidt de onderzoeksvraag: ‘Wat vinden leerlingen en docenten uit het voortgezet onderwijs belangrijke doelstellingen(gebieden) voor lichamelijke opvoeding? Waarin verschillen beide groepen?’

Binnen de voorgaande onderzoeken wordt nauwelijks een onderscheid gemaakt tussen leerlingen die zelf actief zijn in de sportcultuur en leerlingen die minder actief zijn in de sportcultuur. Daarom is er een deelvraag opgesteld waarin wordt gekeken naar het verschil tussen doelstellingen van leerlingen voor het vak LO die gemiddeld meer -en minder dan drie uur in de week sporten: ‘Is er binnen de leerlingengroep verschil tussen leerlingen die gemiddeld meer -en minder dan drie uur in de week sporten, wat betreft doelstellingen voor het vak lichamelijke opvoeding?’.

Bij de onderzoeksvraag wordt er verwacht dat bij de docenten voornamelijk de bijdrage aan persoonlijke en sociale ontwikkeling hoog zal scoren, waarna inleiden in sport en bewegingssituaties het belangrijkst zal blijken, kijkend naar de resultaten van docenten LO in het onderzoek van Bax (2010). Wat betreft de leerlingen wordt verwacht dat deze voornamelijk antwoorden vanuit intrinsieke motieven zoals is gebleken uit het onderzoek naar keuze voor

(9)

BSM (Bax & Schaper, 2019), maar wat dit inhoud voor welk doelstellingengebied zij dan het meest belangrijk achtten is lastig te voorspellen. Uit het onderzoek van Bax (2010) kan wel gehaald worden dat toekomstig ALO studenten, en dus ook veel nog (bovenbouw) middelbare scholieren, ‘bijdragen aan gezondheid en actieve levensstijl’ het belangrijkste zullen vinden. Bij de deelvraag wordt er verwacht dat de actievere leerlingen, die gemiddeld meer dan drie uur in de week sporten, aspecten als houding/inzet en bewegingsvaardigheden als belangrijk aangeven. Het overgrote deel van de actieve leerlingen bevinden zich in een sportstroom klas op het Copernicus SG, deze worden volgens het onderzoeksrapport ‘sportklassen in onderbouw vo’ uit (SLO, 2016) beoordeeld op de bovenstaande aspecten, die zullen zij als belangrijk ervaren. Als je deze aspecten onder een van de doelstellingengebieden zou moeten classificeren hebben deze het meest overeen met de ‘persoonlijke en sociale ontwikkeling’, daarom wordt verwacht dat deze het belangrijkst geacht zal worden. Daarnaast wordt verwacht dat de minder actieve leerlingen, die gemiddeld minder dan drie uur in de week sporten, ook de ‘persoonlijke en sociale ontwikkeling’ belangrijk zullen vinden. Dit wordt verwacht vanwege de sport georiënteerde aard van het Copernicus SG, waardoor de minder actieve leerlingen toch bekend zijn met de sportpijlers die van hen worden verwacht.

(10)

Methode

Deelnemers:

Aan dit onderzoek hebben 528 deelnemers geparticipeerd. De deelnemers waren ingedeeld in twee groepen, de leerlingen en de docenten. De leerlingengroep bestond uit 480 deelnemers, waarvan er 307 (63,9%) meisjes zijn en 173 (36,0%) jongens. De leerlingengroep was ook nog onderverdeeld in 176 (36,6%) leerlingen die gemiddeld minder dan drie uur in de week sporten en 304 (63,3%) leerlingen die gemiddeld meer dan drie uur in de week sporten. De docentengroep bestond uit 44 deelnemers waarvan er 20 (45,5%) vrouwen en 24 (54,4%) mannen waren.

Alle deelnemers van het onderzoek zaten op het Copernicus SG. Het Copernicus SG is een openbare middelbare school gevestigd aan de Nieuwe Steen in Hoorn. De school besteedt veel aandacht aan gezond en vernieuwend onderwijs. Het Copernicus SG heeft dan ook het vignet ‘gezonde school’ mede dankzij zijn aandacht aan de kantine, maar voornamelijk vanwege de grote aandacht voor een actieve leefstijl. Leerlingen vergroten de kennis, leren samenwerken, ontwikkelen hun diverse talenten, verrijken zich sportief en op cultureel gebied, ontwikkelen hun creativiteit en worden op maat begeleidt om hun eigen weg te vinden. Het Copernicus SG onderscheidt zich van anderen door het brede aanbod in de pijlers: sport, cultuur en internationaliteit. De school bestaat uit drie afdelingen, mavo, havo en vwo/atheneum. Het Copernicus SG biedt mogelijkheid om extra te sporten door middel van een sportklas. Na de sportklas kunnen leerlingen vanaf de derde klas kiezen om de sportklas door te zetten in het keuzevak BSM of LO2. LO2 wordt gekozen wanneer de leerling MAVO doet, BSM wanneer de leerling HAVO of VWO doet. In de school bevinden zich drie gymzalen en op een externe locatie zijn er nog twee die gehuurd (kunnen) worden. Verder zijn er rondom het Copernicus SG nog verschillende sportverenigingen gevestigd, waarvan de faciliteiten gebruikt worden om het sport en spel buiten de school aan te bieden.

Op het Copernicus SG sporten de leerlingen in de onderbouw vier lesuren per week, opgebouwd uit twee blokuren. De onderbouw bestaat uit leerjaar één, twee en drie en een lesuur bedraagt 50 minuten. In de bovenbouw is dat nog maar twee lesuur per week, ingevuld door één blokuur. De examenleerlingen krijgen een half jaar één blokuur per week en gaan zich vervolgens voorbereiden op hun examens waardoor het vak lichamelijke opvoeding wegvalt. Dan zijn er nog de sportstroom klassen in de eerste twee leerjaar van de school. Deze klassen hebben in

(11)

plaats van vier lesuren, zes lesuren ingevuld door twee blokuren. Voor de BSM en LO2 klassen geldt hetzelfde als de sportstroom klassen.

De deelnemers die de vragenlijst hebben ingevuld zijn benaderd door de onderzoeker en/of leraar lichamelijke opvoeding om mee te doen aan het onderzoek. Voor veel leerlingen was het niet het eerste onderzoek waar ze aan deelnamen. Op het Copernicus SG worden namelijk vaker onderzoeken gedaan. De directie van de school is om toestemming gevraagd, en heeft deze gegeven om de metingen uit te voeren. De bevindingen en resultaten blijven anoniem.

In de maand maart 2020 zijn de vragenlijsten over de doelstellingen binnen het vak lichamelijke opvoeding afgenomen. De enquêtes zijn afgenomen door één onderzoeker. De docenten en leerlingen hebben de vragenlijst digitaal ontvangen via de mail. Bij deze mail is een korte toelichting van de functie van het onderzoek toegevoegd en is een instructie gegeven. Daarnaast heeft de onderzoeker, voorafgaand aan het invullen van de vragenlijst, de leerlingen en docenten geïnformeerd over het doel en de functie van het onderzoek. Het doel was inzicht te krijgen in wat leerlingen en docenten binnen het voortgezet onderwijs belangrijke doelstellingen vinden voor het vak lichamelijke opvoeding. Het onderzoek bestond uit een vragenlijst voor de leerlingen en een vragenlijst voor de docenten. De deelnemers zijn er van bewust gemaakt dat de resultaten volledig anoniem blijven.

In dit onderzoek is gemeten wat leerlingen en docenten van het voortgezet onderwijs belangrijke doelstellingen vinden binnen het vak lichamelijke opvoeding. Hiervoor is gebruik gemaakt van de uitkomsten van kwalitatief onderzoek, Group Decision Room (GDR) met experts, dat deel uitmaakte van het promotieonderzoek De samenleving over de kwaliteit van bewegen & sport op school (Bax, 2010). De resultaten van de GDR vormden samen met de drie doelstellingengebieden ‘Inleiden in sport en bewegingssituaties’, ‘bijdragen aan gezondheid en actieve levensstijl’ en ‘bijdragen aan persoonlijke en sociale ontwikkeling’ (Bax, 2010) de basis voor de vragenlijst. De vragenlijsten: Vragenlijst voor docenten (bijlage 1) en Vragenlijst voor leerlingen (bijlage 2) bestonden uit gesloten vragen, die voornamelijk bestonden uit antwoorden volgens een vijfpuntschaal: 1 = overbodig, 2 = onbelangrijk, 3 = neutraal, 4 = belangrijk 5 = zeer belangrijk. Het doel was om te meten wat docenten en leerlingen belangrijke doelstellingen vinden voor het vak LO. In bijlage 1 zijn de vragenlijsten te vinden. Dit zijn interne publicaties

(12)

minder dan drie uur in de week sporten: ‘Is er binnen de leerlingengroep verschil tussen leerlingen die gemiddeld meer -en minder dan drie uur in de week sporten, wat betreft doelstellingen voor het vak lichamelijke opvoeding?’

Door gebruik te maken van een antwoordschaal tussen 1-5 is er getracht om zo goed mogelijk in kaart te brengen wat leerlingen en docenten belangrijke doelstellingen vinden voor het vak LO. Er is een pilot uitgevoerd bij vijf leerlingen en twee docenten, waarbij werd gevraagd waar de vragenlijst voor bedoeld is en of de vragen werden begrepen. Dit werd gedaan om meer inzicht te krijgen in de validiteit van het meetinstrument. De vragenlijsten zijn gebaseerd op het kwalitatieve onderzoek, Group Decision Room (GDR), van Bax (2010). Zie daarvoor de beschrijving in hoofdstuk 1.3.

De vragenlijst is eerder gebruikt en had een betrouwbaarheid van meer dan 0,7 met de Cronbach’s alpha. Cronbach’s alpha is een maat voor de betrouwbaarheid van psychometrische tests of van vragenlijsten. De waarde van α is een schatting voor de ondergrens van de betrouwbaarheid van de betrokken test (Tavakol & Dennick, 2011). Hoe dichter bij de 1,0, hoe minder meetfouten en dus betrouwbaarder.

Alleen de leerlingen en docenten waarbij de vragenlijst moest worden afgenomen hebben de desbetreffende vragenlijst ontvangen. Zo hebben leerlingen van alle jaarlagen uit reguliere -en sportstroom klassen de vragenlijst ontvangen. De pilot die is afgenomen heeft laten zien dat leerlingen de vragen begrepen, wat de kans op meetfouten verkleint en had als doel wat meer te kunnen zeggen over de validiteit.

Dit onderzoek richtte zich alleen op de resultaten van het Copernicus SG te Hoorn. De vragenlijsten zijn digitaal afgenomen en alle leerlingen en docenten die deelgenomen hebben blijven anoniem binnen dit onderzoek. De resultaten van de enquêtes zijn verwerkt in SPSS 25. De gegevens zijn numeriek ingevoerd. Op alle gesloten vragen waren vijf antwoorden mogelijk. Besloot een leerling te kiezen voor het eerste vermelde antwoord, dan werd de score ingevoerd met een ‘1’. Indien een leerling voor het tweede antwoord zou kiezen, werd een score van ‘2’ ingevoerd. Werd er gekozen voor het derde antwoord werd er een ‘3’ ingevoerd. Voor het vierde antwoord werd een ‘4’ ingevoerd en voor het vijfde antwoord een ‘5’.

De data werden door middel van een descriptieve analyse met onder andere een boxpolot en een histogram met normaalcurve, gecontroleerd op uitschieters en normaliteit.

(13)

Om de hoofdvraag te beantwoorden moest het verschil tussen resultaten van docenten en leerlingen van dezelfde vragenlijst gemeten worden. Wat er gemeten werd was het verschil met betrekking tot één afhankelijke variabele tussen twee onafhankelijke groepen. Er werd een non-parametrische toets uitgevoerd aangezien de variabelen nominaal zijn. De Mann-Whitney U test is het meest geschikt hiervoor, omdat deze verschil meet..

Om de deelvraag te beantwoorden moet het verschil, tussen leerlingen die gemiddeld meer-en minder dan 3 uur in de week sporten, in dezelfde vragenlijst gemeten worden. Ook dit zijn twee onafhankelijke groepen met één afhankelijke variabele. Net zoals bij de hoofdvraag werd voor deze vraag de Mann-Whitney U test gebruikt.

Voor alle analyses werd een significantieniveau van p<0,05 aangehouden. Bij een p<0,05 werd de nulhypothese verworpen en de onderzoekshypothese aangenomen.

(14)

Resultaten

De relevante SPSS outputs zijn terug te vinden in bijlage 3 op volgorde van de resultatensectie.

Aan dit onderzoek hebben leerlingen en docenten van het Copernicus SG deelgenomen (N=524). Het onderzoek werd verdeeld in twee groepen, de leerlingengroep (N=480) en de docentengroep (N=44). De leerlingengroep bestond uit 307 (63,9%) meisjes en 173 (36,0%) jongens. De groep leerlingen werden onderverdeeld in twee groepen, namelijk leerlingen die gemiddeld meer dan drie uur in de week sporten (N=176) en leerlingen die gemiddeld minder dan drie uur in de week sporten (N=304). De docentengroep bestond uit 20 (45,5%) vrouwen en 24 (54,4%) mannen.

Tabel 1: Overzicht van de deelnemers

Groep Jongens Meisjes

Leerlingen Aantal Percentage 173 36,0% 307 63,9% Docenten Aantal Percentage 24 54,5% 20 45,5%

Voor dit onderzoek heeft één meetmoment plaatsgevonden en dat is het uitzetten van de vragenlijsten, er zijn geen missende waarden bij de leerlingengroep en ook niet bij de docentengroep. De vragenlijsten zijn betrouwbaar, van de leerlingenvragenlijst was de Cronbach’s alpha voor 20 items is 0,872, voor de docentenvragenlijst was de Cronbach’s alpha voor 19 items 0,825. Met de resultaten uit de vragenlijsten zijn verschillende tests uitgevoerd om de onderzoeksvragen te kunnen beantwoorden.

Hoofdvraag

Wat vinden leerlingen en docenten uit het voortgezet onderwijs belangrijke doelstellingen(gebieden) voor lichamelijke opvoeding? Waarin verschillen beide groepen? Het belangrijkste doelstellingengebied voor docenten is ‘bijdragen aan persoonlijke en sociale ontwikkeling’. 45,5% van de docenten vinden dit het belangrijkste doelstellingsgebied, slechts 6,8% vinden dit het minst belangrijk. ‘Bijdragen aan gezondheid en een actieve levensstijl’ is voor 34,1% van de docenten het belangrijkst en komt op de tweede plaats. Als laatste en minst belangrijk in de ogen van de docenten van het Copernicus SG staat ‘inleiden in sport en

(15)

bewegingssituaties’, waar slechts 15,9% dit als belangrijkst hebben aangegeven en 68,2% dit als minst belangrijk hebben aangegeven.

Het belangrijkste doelstellingengebied voor leerlingen is ‘bijdragen aan gezondheid en een actieve levensstijl’. 40,4% van de leerlingen vinden dit het belangrijkste doelstellingsgebied. ‘Bijdragen aan persoonlijke en sociale ontwikkeling’ is voor 32,1% van de leerlingen het belangrijkst en komt op de tweede plaats. Als laatste en minst belangrijk in de ogen van de leerlingen van het Copernicus SG staat ‘inleiden in sport en bewegingssituaties’, waar slechts 20,6% dit als belangrijkst hebben aangegeven en 49,6% dit als minst belangrijk hebben aangegeven.

Figuur 1: Resultaten docentengroep en leerlingengroep over het belangrijkste doelstellingengebied

De doelstellingengebieden zijn met behulp van de Mann-Whitney U test met elkaar vergeleken en voor ‘inleiden in sport en bewegingssituaties’ (p=0,043) en ‘bijdragen aan persoonlijke en sociale ontwikkeling’ (p=0,016) is een significant verschil aangetoond. Voor het doelstellingengebied ‘bijdragen aan gezondheid en een actieve levensstijl’ (p=0,572) is geen significant verschil aangetoond.

Tabel 2: Resultaten verschil tussen docentengroep en leerlingengroep over doelstellingengebieden aan

de hand van de Mann-Whitney U test

Vraag Gemiddelde Significantie

(p)

Leerlingen-groep

Docenten-groep

Inleiden in sport en bewegingssituaties 2,31 2,55 0,043 Bijdragen aan gezondheid en een actieve

levensstijl

1,80 1,86 0,572

Bijdragen aan persoonlijke en sociale ontwikkeling

(16)

Hiernaast is ook gekeken naar het verschil tussen de docentengroep en leerlingengroep bij een aantal losse doelstellingen. De docentengroep vindt de volgende vier doelstellingen het belangrijkst: ‘Door LO kunnen leerlingen leren samenwerken en zichzelf ontdekken’, ‘samen bewegen en leren regelen dragen bij aan persoonlijke en sociale ontwikkeling’, ‘leerlingen beleven LO als fijn en waardevol om te doen’ en ‘leerlingen leren over gezondheid en een actieve levensstijl’. De leerlingengroep vindt de volgende vier doelstellingen het belangrijkst: ‘leerlingen beleven LO als fijn en waardevol om te doen’, ‘lessen LO zijn gericht op bewegings-en sportstimulering’, ‘kinderbewegings-en ontdekkbewegings-en sterke bewegings-en zwakke kantbewegings-en van zichzelf door het uitvoeren van verschillende rollen in LO’ en ‘samen bewegen en leren regelen dragen bij aan persoonlijke en sociale ontwikkeling’.

Alle doelstellingen zijn door middel van de Mann-Whitney U test met elkaar vergeleken en bij de volgende doelstellingen is een significant verschil aangetoond: ‘LO werkt samen met andere vakken aan gezondheid en een actieve levensstijl van leerlingen’ (p=0,008), ‘leerlingen leren over gezondheid en een actieve levensstijl’ (p=0,001), ‘door LO kunnen leerlingen leren samenwerken en zichzelf ontdekken’ (p=0,000), ‘samen bewegen en leren regelen dragen bij aan persoonlijke en sociale ontwikkeling’ (p=0,000) en ‘LO draagt bij aan waardeontwikkeling en het gebruiken van normen’ (p=0,001).

Tabel 3: Resultaten verschil tussen docentengroep en leerlingengroep over losse vragen over

doelstellingen aan de hand van de Mann-Whitney U test

Vraag Gemiddelde Significantie

(p)

Leerlingen-groep

Docenten-groep

a. leerlingen leren beter bewegen 3,96 4,14 0,109

b. leerlingen kunnen verschillende rollen vervullen in bewegings- en sportsituaties

3,74 3,95 0,066

c. lessen LO sluiten aan bij de mogelijkheden en de belevingswereld van alle leerlingen

3,62 3,68 0,522

d. leerlingen introduceren in bewegingssituaties vanuit verschillende motieven en voor diverse contexten

3,74 3,64 0,333

e. leerlingen kunnen op grond van hun bewegings- en sportervaringen verantwoord keuzes maken voor sport en bewegen buiten de school

3.88 3,91 0,670

f. een leraar LO geeft het goede voorbeeld, leeft gezond en heeft een actieve levensstijl

3,94 4,14 0,166

g. kinderen kunnen zelfstandig en verantwoord kiezen voor een gezonde en actieve levensstijl

3,97 4,11 0,130

h. LO werkt samen met andere leergebieden en instanties aan bijdragen aan gezondheid en een actieve levensstijl

(17)

i. leerlingen leren over gezondheid en een actieve levensstijl

3,75 4,20 0,001

j. lessen LO zijn gericht op gedragsbeïnvloeding naar bewegings- en sportstimulering

4,03 3,91 0,190

k. kinderen beleven LO als fijn en waardevol om te doen

4,13 4,30 0,315

l. door LO kunnen kinderen competenties, zoals samenwerken en zichzelf ontdekken

3,98 4,55 0,000

m. samen bewegen en leren regelen dragen bij aan persoonlijke en sociale ontwikkeling

4,01 4,43 0,000

n. leerlingen leren in LO om hun grenzen te verleggen

3,93 4,14 0,161

o. kinderen ontdekken sterke en zwakke kanten van zichzelf door het uitvoeren van verschillende rollen in LO

4,02 4,11 0,732

p. LO draagt bij aan waardeontwikkeling en het gebruiken van normen

3,57 3,98 0,001

Naast het verschil tussen de docentengroep en leerlingengroep is ook onderzocht of er een verschil is tussen actieve -en minder actieve leerlingen van de leerlingengroep.

Deelvraag

Is er binnen de leerlingengroep verschil tussen leerlingen die gemiddeld meer -en minder dan drie uur in de week sporten, wat betreft doelstellingen(gebieden) voor het vak lichamelijke opvoeding?

Van het totaal aantal leerlingen (N=480), sport 36,7% (N=176) gemiddeld meer dan drie uur in de week en sport 63,3% (N=304) gemiddeld minder dan drie uur in de week. Op basis van deze gegevens is onderzocht of er een verschil bestaat in welke doestellingengebieden belangrijk worden gevonden tussen actieve en minder actieve leerlingen.

Tabel 4: Overzicht van de actieve en minder actieve leerlingen

Groep

Actieve leerlingen Aantal Percentage 176 36,7% Minder actieve leerlingen Aantal Percentage 304 63,3%

(18)

Figuur 2: Resultaten actieve -en minder actieve leerlingengroep over het belangrijkste

doelstellingen-gebied

Na het uitvoeren van de Mann-Whitney U test is gebleken dat alle drie de doelstellingengebieden: ‘Inleiden in sport en bewegingssituaties’ (p=0,460), ‘bijdragen aan gezondheid en een actieve levensstijl’ (p=0,359) en ‘bijdragen aan persoonlijke en sociale ontwikkeling’ (p=0,991) een p>0,05 scoorde, wat inhoudt dat er geen significant verschil gevonden is in doelstellingengebieden tussen beide groepen.

Tabel 5: Resultaten verschil tussen actieve -en minder actieve leerlingengroep over

doelstellingengebieden aan de hand van de Mann-Whitney U test

Vraag Gemiddelde Significantie

(p) Minder actieve leerlingen-groep Actieve leerlingen-groep Inleiden in sport en bewegingssituaties 2,35 2,28 0,460

Bijdragen aan gezondheid en een actieve levensstijl

1,75 1,82 0,359

Bijdragen aan persoonlijke en sociale ontwikkeling

1,90 1,89 0,991

Bij de individuele vragen bleken er wel verschillen tussen beide groepen. Van de vijftien vragen scoren er elf onder de 0,05 op de Mann-Whitney U test, wat aanduidt dat er een significant (p) verschil aanwezig was. Het verschil is niet aanzienlijk groot, maar de actieve leerlingengroep hebben op alle vragen (behalve vraag f.) hoger gescoord dan de minder actieve leerlingengroep. Op vraag 8: ‘Het vak lichamelijke opvoeding op school vind ik’ (p=0,000) scoort de groep met actieve leerlingen gemiddeld 4,12 en de groep minder actieve leerlingen gemiddeld 3,64 op een vijf punts likertschaal, dat is aanzienlijk minder en daar is uit af te lezen dat de minder actieve leerlingen het vak minder belangrijk vinden.

(19)

Tabel 6: Resultaten verschil tussen de actieve -en minder actieve leerlingengroep over losse vragen

over doelstellingen aan de hand van de Mann-Whitney U test

Vraag Gemiddelde Significantie

(p) Minder actieve groep Actieve groep

Het vak lichamelijke opvoeding op school vind ik 3,64 4,12 0,000

a. leerlingen leren beter bewegen 3,85 4,03 0,001

b. leerlingen kunnen verschillende rollen vervullen in bewegings- en sportsituaties

3,58 3,84 0,000

c. lessen LO sluiten aan bij de mogelijkheden en de belevingswereld van alle leerlingen

3,45 3,72 0,000

d. leerlingen introduceren in bewegingssituaties vanuit verschillende motieven en voor diverse contexten

3,61 3,81 0,002

e. leerlingen kunnen op grond van hun bewegings- en sportervaringen verantwoord keuzes maken voor sport en bewegen buiten de school

3,77 3,94 0,010

f. een leraar LO geeft het goede voorbeeld, leeft gezond en heeft een actieve levensstijl

3,98 3,92 0,474

g. kinderen kunnen zelfstandig en verantwoord kiezen voor een gezonde en actieve levensstijl

3,93 3,99 0,363

h. LO werkt samen met andere leergebieden en instanties aan bijdragen aan gezondheid en een actieve levensstijl

3,41 3,47 0,350

i. leerlingen leren over gezondheid en een actieve levensstijl

3,72 3,78 0,518

j. lessen LO zijn gericht op gedragsbeïnvloeding naar bewegings- en sportstimulering

3,86 4,13 0,000

k. kinderen beleven LO als fijn en waardevol om te doen 3,94 4,24 0,000 l. door LO kunnen kinderen competenties, zoals

samenwerken en zichzelf ontdekken

3,82 4,07 0,001

m. samen bewegen en leren regelen dragen bij aan persoonlijke en sociale ontwikkeling

3,88 4,08 0,003

n. leerlingen leren in LO om hun grenzen te verleggen 3,74 4,04 0,000 o. kinderen ontdekken sterke en zwakke kanten van

zichzelf door het uitvoeren van verschillende rollen in LO

3,89 4,09 0,007

p. LO draagt bij aan waardeontwikkeling en het gebruiken van normen

(20)

Discussie

Het doel van dit onderzoek was om erachter te komen wat leerlingen en docenten in het VO belangrijke doelstellingen(gebieden) vinden voor het vak LO en of hier verschil in zit. Tevens is er onderzocht of voor dezelfde vraag een verschil blijkt tussen actieve -en minder actieve leerlingen. Uit resultaten is gebleken dat docenten ‘bijdragen aan persoonlijke en sociale vaardigheden’ het belangrijkste doelstellingengebied vinden en leerlingen ‘bijdragen aan gezondheid en een actieve levensstijl’ het belangrijkst vinden. Er is een verschil tussen beide groepen aangetoond bij de doelstellingengebieden ‘bijdragen aan persoonlijke en sociale vaardigheden’ (p=0,016) en ‘inleiden in sport en bewegingssituaties’ (p=0,043). ‘Bijdragen aan gezondheid en een actieve levensstijl’ (p=0,572) is het enige doelstellingengebied waarbij geen significant verschil is. Daarnaast is uit de resultaten gebleken dat actieve -en minder actieve leerlingen op het Copernicus SG dezelfde doelstellingengebieden belangrijk vinden, voor alle drie de doelstellingengebieden: ‘Inleiden in sport en bewegingssituaties’ (p=0,460), ‘bijdragen aan gezondheid en een actieve levensstijl’ (p=0,359) en ‘bijdragen aan persoonlijke en sociale ontwikkeling’ (p=0,991) is geen significant verschil gebleken.

Allereerst is uit deze studie gebleken dat docenten in het VO ‘bijdragen aan persoonlijke en sociale vaardigheden’ het belangrijkste doelstellingengebied vinden. Dit is deels in overeenstemming met de verwachting. Voor dit onderzoek werd verwacht dat ‘inleiden in sport en bewegingssituaties’ belangrijk geacht zou worden, maar ‘bijdragen aan persoonlijke en sociale vaardigheden’ het belangrijkst gevonden zou worden (Bax, 2010). In tegenstelling tot de verwachting scoorde de eerste juist het laagst bij zowel de docenten -als leerlingengroep. Het voornaamste verschil is dat bij het onderzoek van Bax enkel docenten LO de vragenlijst hebben ingevuld, terwijl bij het huidige onderzoek alle docenten van het Copernicus SG de vragenlijst hebben ingevuld. Twee van de vier doelstellingen die het Copernicus SG voor leerlingen op heeft gesteld hebben betrekking tot persoonlijke en sociale ontwikkeling, wat ervoor kan zorgen dat de school daar veel nadruk op legt in hun onderwijs. Docenten uit elk vakgebied zullen daarvan op de hoogte zijn en werken daar dan gericht mee. In het boek Spelinzicht (Weeldenburg et al., 2015) wordt vanuit het personalistische vakconcept gesproken over het gereedmaken voor de sportcultuur, wat aansluit op het inleiden in sport en bewegingssituaties, als een van de belangrijkste doelstellingen voor het vak lichamelijke opvoeding in het VO. Wellicht is dat een reden dat docenten LO in het onderzoek van Bax

(21)

(2010) ‘inleiden in sport en bewegingssituaties’ belangrijker vonden dan de docenten uit alle vakgebieden van het Copernicus SG.

Ten tweede werd verwacht dat leerlingen ‘bijdragen aan persoonlijke en sociale vaardigheden’ het belangrijkst zouden vinden, maar uit het huidige onderzoek blijkt dat leerlingen ‘bijdragen aan gezondheid en een actieve levensstijl’ belangrijker vinden. De verwachting is gebaseerd op de resultaten uit het onderzoek van Bax (2010) door te kijken naar toekomstig ALO studenten, deze zouden het meest overeen komen met de bovenbouw (en BSM) leerlingen van het Copernicus SG, maar het grootste aantal deelnemers in de leerlingengroep is onder klas 4. Hierdoor zijn de resultaten niet in overeenstemming met de verwachtingen op basis van het onderzoek van Bax. Een reden voor dit verschil zou kunnen voortkomen uit de pijlers van het Copernicus SG, waar gezondheid een belangrijke van is. De school bezit het vignet ‘gezonde school’, wat aangeeft hoeveel waarde de school hieraan hecht. Er worden op de school ook veel evenementen georganiseerd rondom het thema ‘gezondheid’, zoals sporttoernooien, gezond ontbijt en de 30 dagen gezond challenge. Dit kan invloed hebben gehad op de belangen van de leerlingen. Daarnaast zou de invloed van sociale media op het zelfbeeld van leerlingen meegespeeld kunnen hebben in de resultaten van dit onderzoek. In het onderzoek van (Gallagher, 2017) over “The influence of social media on teens’ self-esteem” wordt gesproken over een drang om een gezonde en actieve levensstijl te leiden, om de verlangens van de sociale druk te bevredigen. De huidige druk om er uit te zien als het perfecte plaatje speelt volgens het onderzoek een grote rol in het zelfbeeld van tieners, mogelijk speelt dit ook bij leerlingen van het Copernicus SG, waardoor het doelstellingengebied ‘bijdragen aan gezondheid en een actieve levensstijl’ als belangrijk gezien wordt.

Als derde is in het huidige onderzoek een significant verschil (p=0,016) gebleken voor het doelstellingengebied ‘bijdragen aan persoonlijke en sociale vaardigheden’, tussen de leerlingengroep en de docentengroep. De docentengroep vind deze belangrijker dan de leerlingengroep. In het boek ‘Het prachtige risico van het onderwijs´ geschreven door pedagoog en filosoof Bistra (2015), worden de doeldomeinen kwalificeren, socialiseren en persoonsvorming beschreven voor het onderwijs. In het boek wordt beschreven dat er gestreefd zou moeten worden naar een maatschappij en onderwijssector dat constant de dialoog blijft voeren over de inhoud, balans en belang van de drie doelgebieden. De doelgebieden

(22)

een reden dat docenten, vanwege hun expertise, bewuster bezig zijn met de doelstellingen zoals Bistra (2015) deze beschrijft, dan leerlingen zonder deze kennis. De leerlingen die de vragenlijst in hebben gevuld worden volgens Erikson (1968) geclassificeerd als adolescenten en bevinden zich tussen de 12-18 jaar. In deze periode staat het belang van identiteitsvorming centraal. Jongeren in deze leeftijdscategorie doormaken een geestelijke en lichamelijke verandering die veel invloed in hun gedrag. Vaak zoeken jongere van deze leeftijdsgroep aansluiting bij elkaar (Erikson, 1968). Zoals in de bovenstaande alinea gespeculeerd is hebben veel leerlingen in deze leeftijdscategorie een bepaalde druk om een gezonde levensstijl te hebben (Gallagher, 2017). De combinatie van deze twee factoren zou ervoor kunnen zorgen dat leerlingen ‘bijdragen aan gezondheid en een actieve levensstijl’ belangrijker vinden dan ‘bijdragen aan persoonlijke en sociale vaardigheden’.

Ten vierde is voor het doelstellingengebied ‘inleiden in sport en bewegingssituaties’ ook een significant verschil (p=0,043) gevonden, ondanks dat beide groepen deze als minst belangrijk scoorden, is af te lezen uit resultaten dat de leerlingengroep deze belangijker vind dan de docentengroep. Uit het onderzoek van Evans & Roberts (1987) is gebleken leerlingen die motorisch sterk en meervoudig bewegingsbekwaam zijn, populairder zijn dan kinderen die motorisch minder vaardig zijn. Dit kan een reden zijn waardoor leerlingen dit doelstellingengebied belangrijker vinden dan docenten, waarbij de behoefte om populair te zijn minder groot is.

Als voorlaatste is er een overeenkomst gevonden in resultaat over het doelstellingengebied ‘bijdragen aan gezondheid en een actieve levensstijl’. Mogelijkerwijs komt dit voort uit de pijlers van de school over gezondheid. Hier wordt veel aandacht aan besteedt en blijkt een belangrijk thema in veel projecten binnen de school. Beide groepen zijn hier actief mee bezig en daardoor kan het zijn dat beide groepen dit doelstellingengebied als even belangrijk scoren.

Ten slotte werd in de hypothese voor de deelvraag verwacht dat zowel de actieve -als de minder actieve leerlingen ‘persoonlijke en sociale ontwikkeling’ het belangrijkst zouden scoren, vanwege de resultaten uit het onderzoeksrapport ‘sportklassen in onderbouw vo’ (SLO, 2016). Uit de resultaten van onderzoek is een verschil in resultaten gebleken. Wat wel overeenkomt met de verwachting is dat zowel de actieve -als minder actieve leerlingengroep dezelfde doelstellingengebied belangrijk vinden, maar de volgorde van belangrijkheid tussen verwachting en resultaat verschilt. Verwacht werd was dat ‘bijdragen aan persoonlijke en

(23)

sociale vaardigheden’ het belangrijkst gevonden zou worden, maar uit de resultaten bleek dat dit voor beide groepen ‘bijdragen aan gezondheid en een actieve levensstijl’ is. De hypothese is opgesteld uit gevonden resultaten uit het onderzoek over sportklasleerlingen (SLO, 2016), wat betrekking heeft op leerlingen uit de onderbouw. In het huidige onderzoek hebben leerlingen uit klas 1-5 geparticipeerd, waardoor de gevonden resultaten moeilijk kunnen worden vergeleken met de verwachting. Rond het 15e levensjaar (begin bovenbouw) wordt het zelfbewuste stadium ontwikkeld (Crone, 2018). En zoals in de bovenstaande alinea’s beschreven is de invloed van sociale media op het zelfbeeld van tieners groot in de huidige maatschappij (Gallagher, 2017). De combinatie van deze twee bevindingen zou ertoe hebben kunnen leiden dat zowel actieve -als minder actieve leerlingen van het Copernicus SG ‘bijdragen aan gezondheid en een actieve levensstijl’ belangrijker vinden dan beide andere doelstellingengebieden.

In het huidige onderzoek zijn een aantal punten die bekritiseerd kunnen worden. De docenten en leerlingen hebben deelgenomen aan dit onderzoek door middel van het invullen van een vragenlijst. Deze vragenlijst is in verschillende omstandigheden ingevuld, aangezien deze in eigen tijd kon worden gemaakt. Vanwege de huidige situatie rondom het COVID-19 virus kon de vragenlijst namelijk niet fysiek afgenomen worden. Daarnaast heeft, vanwege het virus, het schoolbestuur geen toestemming gegeven om de vragenlijst door te sturen naar examenleerlingen, om ervoor te zorgen dat zij zich volledig konden focussen op het behalen van hun diploma. Door in een vervolgonderzoek de leerlingen onder dezelfde omstandigheden, bij voorkeur in een klaslokaal, de vragenlijst te laten invullen, wordt de betrouwbaarheid vergroot. De manier van afname verschilt per omgeving en de omgeving kan veel invloed hebben op de concentratie van leerlingen Wanneer de vragenlijst wordt afgenomen in een gestructureerde en rustige omgeving wordt de concentratie verhoogd (Das-Smaal, 1985). Door prikkels als, ouders die ruzie maken, kinderen die buiten spelen of een blaffende hond, kan de aandacht van de leerling van de taak afgehouden worden (Behets, 2011).

Alle leerlingen hebben dezelfde schriftelijke toelichting gehad, echter kan het altijd zijn dat er onduidelijkheden waren over een woordkeuze of een vraag uit de vragenlijst. Door middel van een pilot is geprobeerd alle onduidelijkheden uit de vragenlijst weg te halen, waarin de leerlingen en docenten werd gevraagd of de vragenlijst werd begrepen. Hieruit werd duidelijk

(24)

nog waren, uit de vragenlijst gehaald door middel van verduidelijking van een willekeurig persoon. Aangezien de docenten en leerlingen in de eigen tijd de vragenlijst hebben ingevuld, met andere mensen in verschillende omgevingen, heeft niet één persoon de vragen verduidelijkt voor alle deelnemers. Antwoorden van deelnemers kunnen hierdoor beïnvloed worden wanneer een vraag wordt verduidelijk door een ander persoon (Philips, 1972). Door het taalgebruik van de vragenlijst op het zelfde niveau te maken als de doelgroep wordt de vragenlijst betrouwbaarder. Hierdoor worden onduidelijkheden verminderd, worden de vragen beter begrepen en zal het stellen van vragen zo veel mogelijk worden vermeden (Jansen, 2005).

Tevens had de pilot bij meer personen moeten worden afgenomen, om de kans op onduidelijkheden bij de groep te verkleinen. Hoewel de leerlingengroep (N=480) groot genoeg is, is de docentengroep (N=44) wat aan de kleine kant. Om een onderzoek betrouwbaarder te maken moeten er meer mensen deelnemen (Giacomini & Cook, 2000). Hierdoor wordt de kans op ‘toevalligheden’ kleiner. Wanneer een docent nu, in vergelijking tot de groep, hele andere antwoorden heeft ingevuld, kan dit veel sneller consequenties hebben op de resultaten van het onderzoek. De variabiliteit van de gemiddelden wordt verlaagd bij een grote groep deelnemers (Baldi & Moore, 2014).

Tenslotte is de deelvraag van het onderzoek na het ontvangen van de resultaten aangepast, vanwege ontbrekende data hiervoor. Na het handmatig toevoegen van de extra vraag in de vragenlijst, bleek dat Questback de resultaten voor deze vraag niet correct kon verwerken en deze verloren gingen. De originele deelvraag maakte in de leerlingengroep onderscheid tussen sportstroom leerlingen (sportklas, BSM en LO2) en niet-sportstroom leerlingen. De originele deelvraag luidde dan ook: ‘Is er binnen de leerlingengroep nog verschil tussen sportstroom leerlingen en leerlingen uit reguliere klassen, wat betreft doelstellingen voor het vak lichamelijke opvoeding?’, waarna deze is aangepast naar de huidige deelvraag. Verder heeft dit geen invloed gehad op het onderzoek.

Voor een vervolgonderzoek zou gesuggereerd worden om de vragenlijst bij alle deelnemers in éénzelfde omgeving af te nemen om de ruis te doen afnemen (Das-Smaal, 1985) en de kans op beïnvloeding van buitenaf weg te nemen (Philips, 1972). Ook zou de deelnemersgroep groter moeten zijn om het onderzoek betrouwbaarder te maken (Giacomini & Cook 2000).

Een aanbeveling voor docenten Lichamelijke Opvoeding is om leerlingen bewust te maken van de doelstellingen, zodat zij weten wat er van hen verwacht wordt. De docenten zijn de experts

(25)

en blijven de doelstellingen opstellen en verantwoorden, waarna deze gecommuniceerd worden aan de leerlingen. Op deze manier functioneren beide partijen zo veel mogelijk op één lijn (Redelius et al., 2015). Tevens hoeft er geen onderscheid gemaakt te worden in wat actieve -en minder actieve leerlingen belangrijke doelstellingen vinden voor het vak LO.

Conclusie

Aan de hand van de resultaten kan de conclusie getrokken worden dat de doelstellinggebieden ‘bijdragen aan persoonlijke en sociale vaardigheden’ en ‘bijdragen aan gezondheid en een actieve levensstijl’ de belangrijkste zijn voor leerlingen en docenten in het VO voor het vak LO. Wel kan er geconcludeerd worden dat er een verschil is tussen docenten en leerlingen, welke van beide het belangrijkst wordt geacht. Daarnaast kan geconcludeerd worden dat er geen verschil is in rangschikking van doelstellingengebieden voor actieve -en minder actieve leerlingen. Docenten LO van het Copernicus SG zouden in de toekomst, gezien de resultaten, leerlingen meer mee mogen nemen in het proces van het nastreven van de doelen, om zoveel mogelijk op dezelfde lijn te zitten met elkaar (Redelius et al.. 2015).

(26)

Literatuurlijst

Adamakis, M. (2018). Physical education students’ beliefs in four important curricular outcomes: Results from three greek faculties. Journal of Physical Education and Sport, 18(2), 1001-1007.

Bailey, R. (2006). Physical education and sport in schools: A review of benefits and outcomes. Journal of School Health, 76(8), 397-401.

Baldi, B., & Moore, D. S. (2014). The practice of statistics in the life sciences (3rd ed.). New York, NY: W.H. Freeman and Co.

Bax, H. (2010). De samenleving over de kwaliteit van bewegen & sport op school, een spiegel voor de vakwereld, Zeist, Jan Luiting Fonds.

Bax, H., & Schaper, N. (2018). Bewegen, sport en maatschappij in de bovenbouw, een intrinsieke keuze. Unpublished manuscript.

Biggs, J., & Tang, C. (2011). Teaching for quality learning at university. maidenhead, UK: Open university press.

Crone, E. (2018). Het puberende brein: Over de ontwikkeling van de hersenen in de unieke periode van de adolescentie Prometheus.

Das-Smaal, E. A. (1985). Aandacht in de klas. Didactief (pp. 16-18)

Deci, E. L., & Ryan, R. M. (2000). The "what" and "why" of goal pursuits: Human needs and the self-determination of behavior. Psychological Inquiry, 11(4), 227-268.

https://doi.org/10.1207/S15327965PLI1104_01

Doran, G. T. (1981). There’s a S.M.A.R.T. way to write management’s goals and objectives . Managament Review, 70, 35-36.

Erikson, E. (1968). Identity, youth and crisis. New York: W. W. Norton Company, 14(2), 154-159. Retrieved from https://doi.org/10.1002/bs.3830140209

Faber, R. J. (1989). Compulsive buying: A phenomenological exploration. Journal of Consumer Research, 16(2), 147-157. Retrieved from https://doi.org/10.1086/209204

(27)

Gallagher, Shannon Murphy (2017) "The influence of social media on teens' self-esteem". Theses and Dissertations. 2438.

https://rdw.rowan.edu/etd/2438

Giacomini MK, Cook DJ. (2000) Users's guides to the medical literature: XXIII. Qualitative research in health care A. Are the results of the study valid? Evidence-Based Medicine

Working Group. JAMA; 284(4), 357-2.

Jansen, J. (2005). Onderzoek naar de betrouwbaarheid van de vragenlijst competenties eTutor. (No. 5)

John Evans & Glyn C. Roberts (1987) Physical Competence and the Development of Children's Peer Relations, Quest, 39:1, 23-35, DOI: 10.1080/00336297.1987.10483854 Karin Redelius, Mikael Quennerstedt & Marie Öhman (2015) Communicating aims and

learning goals in physical education: part of a subject for learning? Sport, Education and

Society, 20:5, 641-655, DOI: 10.1080/13573322.2014.987745

Latham, G. P., & Locke, E. A. (2006). Enhancing the benefits and overcoming the pitfalls of goal setting. Organisational Dynamics, 35, 332-340. Retrieved

from https://doi.org/10.1016/j.orgdyn.2006.08.008

Philips, D. L. (1972) ‘Some cautionary notes on sociological research with special attention to survey studies’, Mens en maatschappij, 47.

Scherler, K. (1997). Die instrumentalisierungdebatte des schulsports. Sportpedagogik, 20(2), 5-10.

Stegeman, H. (2000). Belang van bewegingsonderwijs, over legitimatie en algemene doelstellingen van het schoolvak lichamelijke opvoeding. Zeist: Jan Luitings fonds

Stegeman, H., Bax, H., Hoekman, R., & Slotboom, M. (2007). Aspecten van de kwaliteit van lichamelijke opvoeding. In: H. Stegeman (red.), Naar beter bewegingsonderwijs. Over de kwaliteit van sport en bewegen op school. ’s-Hertogenbosch/ Nieuwegein: W.J.H. Mulier Instituut/Arko Sports Media.

Tavakol, M., & Dennick, R. (2011). Making sense of cronbach's alpha. Int J Med Educ, 2011(2), 53-55.

(28)

Nulmeting lichamelijke opvoeding in het voortgezet onderwijs: Onderzoek naar de organisatie van lichamelijke opvoeding en sport in het voortgezet onderwijs. Utrecht. Mulier Instituut/Arko Sports Media BV.

Weeldenburg, G., Zondag, E., & Kok de, F. (2015). Spelinzicht [een speler en spelgecentreerde didactiek van spelsporten] (1st ed.) Arko Sports Media BV.

(29)

Bijlagen

(30)
(31)
(32)
(33)
(34)
(35)

Bijlage 3: SPSS outputs

Hoofdvraag:

Geslacht leerlingengroep

Frequency Percent Valid Percent

Cumulative Percent Valid 1. Jongen 173 36,0 36,0 36,0 2. Meisje 307 64,0 64,0 100,0 Total 480 100,0 100,0 Geslacht docentgroep

Frequency Percent Valid Percent

Cumulative Percent Valid 1. Man 24 54,5 54,5 54,5 2. Vrouw 20 45,5 45,5 100,0 Total 44 100,0 100,0 Betrouwbaarheidstest leerlingvragenlijst Cronbach's Alpha Cronbach's Alpha Based on Standardized Items N of Items ,872 ,878 20

Rangschikking doelstellingengebieden van docenten -en leerlingengroep Missende data leerlingengroep Geslacht? N Valid 480 Missing 0 Missende data docentengroep Geslacht? N Valid 44 Missing 0 Betrouwbaarheidstest docentenvragenlijst Cronbach's Alpha Cronbach's Alpha Based on Standardized Items N of Items ,825 ,832 19

(36)

Leerlingen/Docenten Zet de volgende drie doelstellingenge bieden voor LO in volgorde van belangrijkheid. Het belangrijkste gebied svp waarderen met een 1.: Inleiden in sport en bewegingssituati es Zet de volgende drie doelstellingenge bieden voor LO in volgorde van belangrijkheid. Het belangrijkste gebied svp waarderen met een 1.: Bijdragen aan gezondheid en een actieve levensstijl Zet de volgende drie doelstellingenge bieden voor LO in volgorde van belangrijkheid. Het belangrijkste gebied svp waarderen met een 1.: Bijdragen aan persoonlijke en sociale ontwikkeling Leerlingen N Valid 451 449 446 Missing 29 31 34 Mean 2,31 1,80 1,89 Std. Deviation ,809 ,789 ,759 Docenten N Valid 42 42 42 Missing 2 2 2 Mean 2,55 1,86 1,60 Std. Deviation ,772 ,751 ,627

Zet de volgende drie doelstellingengebieden voor LO in volgorde van belangrijkheid. Het belangrijkste gebied svp waarderen met een 1.: Inleiden

in sport en bewegingssituaties

Leerlingen/Docenten Frequency Percent Valid Percent

Cumulative Percent Leerlingen Valid 1 99 20,6 22,0 22,0 2 114 23,8 25,3 47,2 3 238 49,6 52,8 100,0 Total 451 94,0 100,0 Missing System 29 6,0 Total 480 100,0 Docenten Valid 1 7 15,9 16,7 16,7 2 5 11,4 11,9 28,6 3 30 68,2 71,4 100,0 Total 42 95,5 100,0 Missing System 2 4,5

(37)

Total 44 100,0

Zet de volgende drie doelstellingengebieden voor LO in volgorde van belangrijkheid. Het belangrijkste gebied svp waarderen met een 1.:

Bijdragen aan gezondheid en een actieve levensstijl

Leerlingen/Docenten Frequency Percent Valid Percent

Cumulative Percent Leerlingen Valid 1 194 40,4 43,2 43,2 2 152 31,7 33,9 77,1 3 103 21,5 22,9 100,0 Total 449 93,5 100,0 Missing System 31 6,5 Total 480 100,0 Docenten Valid 1 15 34,1 35,7 35,7 2 18 40,9 42,9 78,6 3 9 20,5 21,4 100,0 Total 42 95,5 100,0 Missing System 2 4,5 Total 44 100,0

Zet de volgende drie doelstellingengebieden voor LO in volgorde van belangrijkheid. Het belangrijkste gebied svp waarderen met een 1.:

Bijdragen aan persoonlijke en sociale ontwikkeling

Leerlingen/Docenten Frequency Percent Valid Percent

Cumulative Percent Leerlingen Valid 1 154 32,1 34,5 34,5 2 185 38,5 41,5 76,0 3 107 22,3 24,0 100,0 Total 446 92,9 100,0 Missing System 34 7,1 Total 480 100,0 Docenten Valid 1 20 45,5 47,6 47,6 2 19 43,2 45,2 92,9 3 3 6,8 7,1 100,0 Total 42 95,5 100,0 Missing System 2 4,5 Total 44 100,0

(38)

Mann-Whitney U test resultaten doelstellingengebieden leerlingen en docentengroep Zet de volgende drie doelstellingenge bieden voor LO in volgorde van belangrijkheid. Het belangrijkste gebied svp waarderen met een 1.: Inleiden in sport en bewegingssituati es Zet de volgende drie doelstellingenge bieden voor LO in volgorde van belangrijkheid. Het belangrijkste gebied svp waarderen met een 1.: Bijdragen aan gezondheid en een actieve levensstijl Zet de volgende drie doelstellingenge bieden voor LO in volgorde van belangrijkheid. Het belangrijkste gebied svp waarderen met een 1.: Bijdragen aan persoonlijke en sociale ontwikkeling Mann-Whitney U 7855,500 8965,500 7401,000 Wilcoxon W 109781,500 109990,500 8304,000 Z -2,026 -,565 -2,411

Asymp. Sig. (2-tailed) ,043 ,572 ,016

a. Grouping Variable: Leerlingen/Docenten

Resultaten doelstellingengebieden leerlingen en docentengroep

Leerlingen/Docenten N Mean Rank Sum of Ranks Zet de volgende drie

doelstellingengebieden voor LO in volgorde van

belangrijkheid. Het belangrijkste gebied svp waarderen met een 1.: Inleiden in sport en bewegingssituaties

Leerlingen 451 243,42 109781,50

Docenten 42 285,46 11989,50

Total 493

Zet de volgende drie doelstellingengebieden voor LO in volgorde van

belangrijkheid. Het belangrijkste gebied svp waarderen met een 1.: Bijdragen aan gezondheid en een actieve levensstijl

Leerlingen 449 244,97 109990,50

Docenten 42 257,04 10795,50

Total 491

(39)

Zet de volgende drie doelstellingengebieden voor LO in volgorde van

belangrijkheid. Het belangrijkste gebied svp waarderen met een 1.: Bijdragen aan persoonlijke en sociale ontwikkeling

Docenten 42 197,71 8304,00

Total 488

Mann-Whitney U resultaten losse vragen docentengroep en leerlingengroep

Test Statisticsa Doelstellingen lichamelijke opvoeding, hoe belangrijk?: a. leerlingen leren beter bewegen Doelstellingen lichamelijke opvoeding, hoe belangrijk?: b. leerlingen kunnen verschillende rollen vervullen in bewegings- en sportsituaties Doelstellingen lichamelijke opvoeding, hoe belangrijk?: c. lessen LO sluiten aan bij de mogelijkheden en de belevingswereld

van alle leerlingen

Doelstellingen lichamelijke opvoeding, hoe belangrijk?: d. leerlingen introduceren in bewegingssituaties vanuit verschillende motieven Doelstellingen lichamelijke opvoeding, hoe belangrijk?: e. leerlingen kunnen op grond van hun bewegings- en sportervaringen verantwoord keuzes

maken voor sport en bewegen buiten de school Doelstellingen lichamelijke opvoeding, hoe belangrijk?: f. een leraar LO geeft het

goede voorbeeld, leeft gezond en heeft een actieve

levensstijl Doelstellingen lichamelijke opvoeding, hoe belangrijk?: g. leerlingen kunnen zelfstandig en verantwoord kiezen

voor een gezonde en actieve levensstijl Doelstellingen lichamelijke opvoeding, hoe belangrijk?: h. LO

werkt samen met andere vakken aan gezondheid en een actieve levensstijl van leerlingen Doelstellingen lichamelijke opvoeding, hoe belangrijk?: i. leerlingen leren over gezondheid en een actieve levensstijl Doelstellingen lichamelijke opvoeding, hoe belangrijk?: j. lessen LO zijn gericht op bewegings- en sportstimulering Doelstellingen lichamelijke opvoeding, hoe belangrijk?: k. leerlingen beleven LO als fijn en waardevol om te doen Doelstellingen lichamelijke opvoeding, hoe belangrijk?: l. door LO kunnen leerlingen leren samenwerken en zichzelf ontdekken Doelstellingen lichamelijke opvoeding, hoe belangrijk?: m. samen bewegen en leren regelen dragen bij aan persoonlijke en sociale ontwikkeling Doelstellingen lichamelijke opvoeding, hoe belangrijk?: n. leerlingen leren in LO om hun grenzen te verleggen Doelstellingen lichamelijke opvoeding, hoe belangrijk?: o. kinderen ontdekken sterke en zwakke kanten van zichzelf

door het uitvoeren van verschillende rollen in LO Doelstellingen lichamelijke opvoeding, hoe belangrijk?: p. LO

draagt bij aan waardeontwikkeling en het gebruiken van normen Mann-Whitney U 9255,500 8969,000 9990,500 9731,000 10191,000 9326,000 9236,500 8182,000 7488,500 9430,500 9667,000 6443,000 7361,000 9306,500 10257,000 7610,000 Wilcoxon W 124695,500 124409,000 125430,500 10721,000 125631,000 124766,000 124676,500 123622,000 122928,500 10420,500 125107,000 121883,000 122801,000 124746,500 125697,000 123050,000 Z -1,605 -1,839 -,640 -,968 -,427 -1,387 -1,516 -2,660 -3,459 -1,309 -1,004 -4,634 -3,647 -1,400 -,343 -3,318

Asymp. Sig. (2-tailed) ,109 ,066 ,522 ,333 ,670 ,166 ,130 ,008 ,001 ,190 ,315 ,000 ,000 ,161 ,732 ,001

a. Grouping Variable: Leerlingen/Docenten

Losse vragen docentengroep en leerlingengroep

Leerlingen/Docenten N Mean Rank Sum of Ranks Doelstellingen lichamelijke

opvoeding, hoe belangrijk?: a. leerlingen leren beter bewegen

Leerlingen 480 259,78 124695,50

Docenten 44 292,15 12854,50

Total 524

Doelstellingen lichamelijke opvoeding, hoe belangrijk?: b. leerlingen kunnen

verschillende rollen vervullen in bewegings- en

sportsituaties

Leerlingen 480 259,19 124409,00

Docenten 44 298,66 13141,00

(40)

Doelstellingen lichamelijke opvoeding, hoe belangrijk?: c. lessen LO sluiten aan bij de mogelijkheden en de belevingswereld van alle leerlingen

Docenten 44 275,44 12119,50

Total 524

Doelstellingen lichamelijke opvoeding, hoe belangrijk?: d. leerlingen introduceren in bewegingssituaties vanuit verschillende motieven Leerlingen 480 264,23 126829,00 Docenten 44 243,66 10721,00 Total 524 Doelstellingen lichamelijke opvoeding, hoe belangrijk?: e. leerlingen kunnen op grond van hun bewegings- en sportervaringen

verantwoord keuzes maken voor sport en bewegen buiten de school

Leerlingen 480 261,73 125631,00

Docenten 44 270,89 11919,00

Total 524

Doelstellingen lichamelijke opvoeding, hoe belangrijk?: f. een leraar LO geeft het goede voorbeeld, leeft gezond en heeft een actieve levensstijl

Leerlingen 480 259,93 124766,00

Docenten 44 290,55 12784,00

Total 524

Doelstellingen lichamelijke opvoeding, hoe belangrijk?: g. leerlingen kunnen zelfstandig en verantwoord kiezen voor een gezonde en actieve levensstijl

Leerlingen 480 259,74 124676,50

Docenten 44 292,58 12873,50

Total 524

Doelstellingen lichamelijke opvoeding, hoe belangrijk?: h. LO werkt samen met andere vakken aan gezondheid en een actieve levensstijl van leerlingen

Leerlingen 480 257,55 123622,00

Docenten 44 316,55 13928,00

Total 524

Doelstellingen lichamelijke opvoeding, hoe belangrijk?: i. leerlingen leren over gezondheid en een actieve levensstijl

Leerlingen 480 256,10 122928,50

Docenten 44 332,31 14621,50

Total 524

(41)

Doelstellingen lichamelijke opvoeding, hoe belangrijk?: j. lessen LO zijn gericht op bewegings- en

sportstimulering

Docenten 44 236,83 10420,50

Total 524

Doelstellingen lichamelijke opvoeding, hoe belangrijk?: k. leerlingen beleven LO als fijn en waardevol om te doen

Leerlingen 480 260,64 125107,00

Docenten 44 282,80 12443,00

Total 524

Doelstellingen lichamelijke opvoeding, hoe belangrijk?: l. door LO kunnen leerlingen leren samenwerken en zichzelf ontdekken Leerlingen 480 253,92 121883,00 Docenten 44 356,07 15667,00 Total 524 Doelstellingen lichamelijke opvoeding, hoe belangrijk?: m. samen bewegen en leren regelen dragen bij aan persoonlijke en sociale ontwikkeling Leerlingen 480 255,84 122801,00 Docenten 44 335,20 14749,00 Total 524 Doelstellingen lichamelijke opvoeding, hoe belangrijk?: n. leerlingen leren in LO om hun grenzen te verleggen

Leerlingen 480 259,89 124746,50

Docenten 44 290,99 12803,50

Total 524

Doelstellingen lichamelijke opvoeding, hoe belangrijk?: o. kinderen ontdekken sterke en zwakke kanten van zichzelf door het uitvoeren van verschillende rollen in LO

Leerlingen 480 261,87 125697,00

Docenten 44 269,39 11853,00

Total 524

Doelstellingen lichamelijke opvoeding, hoe belangrijk?: p. LO draagt bij aan waardeontwikkeling en het gebruiken van normen

Leerlingen 480 256,35 123050,00

Docenten 44 329,55 14500,00

(42)

Deelvraag:

Frequentie actieve -en minder actieve leerlingengroep

Frequency Percent Valid Percent

Cumulative Percent Valid Gemiddeld minder dan drie

uur in de week sport

176 36,7 36,7 36,7

Gemiddeld meer dan drie uur in de week sport

304 63,3 63,3 100,0

Total 480 100,0 100,0

Resultaten doelstellingengebieden actieve -en minder actieve leerlingengroep

activiteit Zet de volgende drie doelstellingenge bieden voor LO in volgorde van belangrijkheid. Het belangrijkste gebied svp waarderen met een 1.: Inleiden in sport en bewegingssituati es Zet de volgende drie doelstellingenge bieden voor LO in volgorde van belangrijkheid. Het belangrijkste gebied svp waarderen met een 1.: Bijdragen aan gezondheid en een actieve levensstijl Zet de volgende drie doelstellingenge bieden voor LO in volgorde van belangrijkheid. Het belangrijkste gebied svp waarderen met een 1.: Bijdragen aan persoonlijke en sociale ontwikkeling Gemiddeld minder dan drie

uur in de week sport

N Valid 165 164 164

Missing 11 12 12

Mean 2,35 1,75 1,90

Gemiddeld meer dan drie uur in de week sport

N Valid 286 285 282

Missing 18 19 22

Mean 2,28 1,82 1,89

Zet de volgende drie doelstellingengebieden voor LO in volgorde van belangrijkheid. Het belangrijkste gebied svp waarderen met een 1.: Inleiden in sport en bewegingssituaties

activiteit Frequency Percent Valid Percent

Cumulative Percent Gemiddeld minder dan drie

uur in de week sport

Valid 1 31 17,6 18,8 18,8 2 45 25,6 27,3 46,1 3 89 50,6 53,9 100,0 Total 165 93,8 100,0 Missing System 11 6,3 Total 176 100,0

Referenties

GERELATEERDE DOCUMENTEN

Figuur E20: Sector Onderwijs: gestapeld percentage studenten in bekostigde voltijd eerstegraads- lerarenopleiding kunst/ lichamelijke opvoeding dat gedurende vijf jaar na de start

BELANGRIJK: Indien u zoon/dochter door overmacht niet kan deelnemen aan deze stage gelieve dit onmiddellijk VIA MAIL (polsport@hotmail.com) te laten weten aan. Mr Keyngnaert zodat

[r]

Sport als uitlaatklep voor ‘hypernerveuzen’, als compensatie voor te veel zitonderwijs, of als een laatste uitweg voor een clausulering, zijn geen valabele redenen om voor

Psychomotorische dimensie: Een vaardigheid uitvoeren na instructie of uit het geheugen: de meest essentiële elementen van de beweging/handeling zijn aanwezig, maar nog niet

tenslotte is er gelegenheid tot het plaatsen van opmerkingen en wordt gevraagd om de drie gebieden, ‘inleiden in sport en bewegingssituaties’, ‘bijdragen aan gezondheid en

De onderzoeksvraag, zijn leerlingen uit de sportstroom (sportklassen, LO2 en BSM) ook buiten school actiever met bewegen en sporten dan leerlingen uit de andere klassen, is met

kiezen, als h:^t kan dan echter wel zodanig, dat deze uitgangspunten zijn torurjqehincht tot m 'door een zin- volle di:cu:,',ic mogelijk