• No results found

Een bijzondere fosforietconcretie uit Miste

N/A
N/A
Protected

Academic year: 2021

Share "Een bijzondere fosforietconcretie uit Miste"

Copied!
2
0
0

Bezig met laden.... (Bekijk nu de volledige tekst)

Hele tekst

(1)

114 afzettingen wtkg 36 (4), 2015

Een bijzondere fosforietconcretie uit Miste

Jaap van der Voort 1

De Miste-actie van 2013 heeft nogal wat losgemaakt, en via de Facebook Mistegroep is al het nodige aan nieuwe soorten en andere opvallende zaken gemeld. Helaas kon ik door afwe-zigheid in het buitenland niet deelnemen. Maar juist Facebook heeft bij mij geleid tot het weer eens uit de kast(en) halen van mijn Mistecollectie, grotendeels verzameld in 1988 en 1990. De laatste keer dat ik het genoegen had bij een Miste ‘hap-pening’ aanwezig te kunnen zijn was in september 2004. Voor zover ik mij kan herinneren, was het geen al te goed materiaal en veel mollusken waren al min of meer ontkalkt. Natuurlijk zijn er ook toen fraaie dingen gevonden, maar duidelijk minder dan gehoopt en verwacht. De Miste-ex-cursie was oorspronkelijk gepland voor twee dagen, 18 en 19 september, maar aan het einde van dag één was het uit-gegraven materiaal al bijna volledig doorgespit en gespoeld in een extra gegraven geul met water. Ik heb mijn mate-riaal indertijd weliswaar één keer gewassen, maar daarna niet meer doorgekeken en in twee vuilniszakken gevuld die uiteindelijk via Londen terecht zijn gekomen bij een Ame-rikaanse (eocene) mollusken specialist in Austin (Texas), Christopher Garvie. Chris heeft vroeger in zijn ‘Duitse tijd’ onder andere ook verzameld in Twistringen en had mij ooit gevraagd om vergelijkingsmateriaal uit Miste.

Echter één opvallende vondst uit 2004 heb ik bewaard om-dat ik iets dergelijks nooit eerder had gezien: een grote con-cretie met honderden exemplaren van Aporrhais

dingden-ensis Marquet, Grigis & Landau, 2002 (fig. 1 en 2). Het

blok is circa 25 cm lang en 15 cm hoog en breed, en weegt maar liefst 4,4 kilo. Dat is relatief zwaar, en duidt erop dat de kern een massieve fosforietknol is, hoewel de buitenkant met de daarop zichtbare Aporrhais wat kruimelig is. Op één enkel exemplaar van Streptochetus sexcostatus,

Trigonos-toma barnardi (juv.) en wat andere brokstukjes na dus

uit-sluitend Aporrhais. Fosforietconcreties komen in het bo-venste, deels ontkalkte profiel van Miste relatief veelvul-dig voor, maar zijn meestal kleiner, bevatten of helemaal geen fossielen, of alleen afdrukken, of als er al mollusken in zitten, over het algemeen een variëteit aan soorten. Een dergelijke concentratie van één enkele soort roept vragen op. Aporrhais is geen zeldzame verschijning in Miste, maar zo veel op een kluitje, nou ja, grote kluit? Hoe komt dat? Van diverse kanten werden suggesties aangedragen. Een daar-van was, dat het zou gaan om een actieve rol daar-van Aporrhais, namelijk massaal optredend en zich voedend met organisch detritus, in het bijzonder overblijfselen van een of meerdere vissen. Dit lijkt mij echter onwaarschijnlijk, omdat bijvoor-beeld vergelijkbare recente Aporrhais soorten 100 procent herbivoor zijn. Zie hiervoor C.M.Yonge’s (1937) publicatie “The biology of Aporrhais pes-pelecani (L.) and A.

serresia-na (Mich.)”. Daarin wordt uitvoerig uitgelegd dat in elk geval

deze recente soorten hoogst gespecialiseerde planten en algen-detritus eters zijn, ja zelfs ‘op de vlucht slaan’ als men ze

pro-beert te voeden met fijngemalen dierlijke resten. (p. 694-695). Yonge weerlegt de foutieve interpretatie van vroegere auteurs (vooral Woodward, 1868, p. 275) dat deze slakken carnivoor, dus vleeseters zouden zijn.

Een tweede mogelijkheid zou zijn, dat een vis behorend tot de familie Sparidae of Branchiostegidae deze lege slakkenhuizen op een zogenaamde rustplaats heeft achtergelaten na de inhoud geconsumeerd te hebben. Van vissen van genoemde families is bekend, dat ze zich met mollusken voeden, en zich daarbij concentreren op frequent voorkomende soorten. Ze bijten de mollusken stuk, voeden zich met de inhoud, en scheiden de res-tanten uit. Het is dus mogelijk, dat enkele exemplaren dit tra-ject door de ingewanden van een vis intact hebben overleefd. Maar twijfels met betrekking tot deze optie blijven bestaan. Een derde suggestie (met dank aan Frank Wesselingh!) was dat het de opvulling van een graafgang van een krab zou kun-nen zijn. Dat zou dan een crustaceënsoort zijn geweest, die zich op Aporrhais als voedingsbron gespecialiseerd zou heb-ben. Op zich een mogelijkheid als we kijken hoe en vooral waar zich fosforietconcreties hebben gevormd. Daartoe be-horen onder andere graafgangen. Zie het artikel uit 1987 van

1. Fosforiet met Aporrhais dingdenensis Marquet, Grigis & Landau 2002. Miste, Mioceen (Hemmoor), Formatie van Breda. Coll. Jaap van der Voort. Ca. 15 x 25 cm.

(2)

115 afzettingen wtkg 36 (4), 2015

2. Detail-aanzicht met gebroken en intacte exemplaren van Aporrhais dingdenensis Marquet, Grigis & Landau 2002. Miste, Mioceen (Hemmoor), Formatie van Breda. Coll. Jaap van der Voort.

P. Balson “Authigenic phosphorite concretions in the Tertiary of the southern North Sea Basin: an event stratigraphy”. Hij schrijft daarin op pagina 82: “The concretions commonly ap-pear to have formed around organic-rich nucleiwhich include vertebrate remains such as bone or teeth,

crusta-cean carapaces, molluscs or burrows. [....]

Crustace-ans are invertebrates with a relatively high phosphate con-tent. [....] Mollusc and burrow nuclei represent sites of organic concentration”. (De concreties lijken over het algemeen te zijn ontstaan rond kernen die rijk aan organisch materiaal zijn, met inbegrip van overblijfselen van gewer-velde dieren zoals botten en tanden, schilden van crustace-en, mollusken of graafgangen. Crustaceën zijn ongewervel-de dieren met een relatief hoog fosfaatgehalte. Mollusken en opvullingen van graafgangen zijn omgevingen met een concentratie van organisch materiaal). Wat eventueel tegen deze krabbenpredatie spreekt is het feit, dat er op deze fos-forietknol allerlei intacte exemplaren van Aporrhais te zien zijn. Maar al met al lijkt dit vooralsnog de meest accepta-bele verklaring voor het ontstaan van dit interessante stuk.

L i t e r a t u u r

Balson, P., 1987. Authigenic phosphorite concretions in the Tertiary of the southern North Sea Basin: an event stra-tigraphy. – Mededelingen Werkgroep Tertiaire en Kwar-taire Geologie 24: 79-94.

Burger, A.W., 1987. Heavy-mineral assemblages in neo-gene marine and near-coastal deposits of the south-east-ern Netherlands. – Mededelingen Werkgroep Tertiaire en Kwartaire Geologie 24: 15-30.

Janssen, A.W., 1984. Mollusken uit het Mioceen van Win-terswijk-Miste. Een inventarisatie, met beschrijvingen en afbeeldingen van alle aangetroffen soorten. Amsterdam (K.N.N.V., N.G.V. & R.G.M.).

Lippe, J., 1999. Vondstmelding uit Bemmel: een vis-otoliet en andere fossielen in fosforietknollen. – Grondboor & Hamer 53: 33-40.

Marquet, R., M. Grigis & B. Landau, 2002. Aporrhais

dingdenensis, a new species from the Miocene of the

North Sea Basin (Gastropoda, Caenogastropoda, Apor-rhaidae). – Basteria 66: 149-161.

Woodward S.P., 1868. A manual of the Mollusca, a treatise on recent and fossil shells. 2nd edition, Virtue & Co., London. Yonge, C.M., 1937. The biology of Aporrhais pes-pelecani

(L.) and A. serresiana (Mich.). – Journal of the Marine Bio logical Association of the United Kingdom 21: 687-703.

1

Jaap van der Voort, Lutterdamm 19, 49179 Ostercappeln-Venne, Duitsland, e-mail: vennermoor@aol.com

Referenties

GERELATEERDE DOCUMENTEN

Die ideaal wat deur die Gesangkommissie gestel is, is dat elke lied sover moontlik ’n tematiese eenheid moet vorm en dat dit as ’n eenheid ge- sing moet kan word — vergelyk Dick

Een nieuw recensie artikel gepubliceerd in het tijdschrift Expert Review of Proteomics brengt 85 rapporten van organische resten in fossielen.[1] Sommige rapporten beschrijven

Stel dat kopers meer (of minder) voor paarden over hebben naarmate ze rijker zijn (ook wel: inkomenseffecten). Dan kunnen de vraag- en aanbodcurve niet worden getekend zonder dat

bouwkunst die alleen op verstandelijkheid is gebaseerd, de naam bouwkunst niet verdient. Huizen hebben bewoners. Wie waren dat en zijn dat nog steeds dezelfde soort

hmer~, met de aanname dat wij koper inderdaad gerelateerd is aan de biologische beschikbaarheid en -effecten, is de (wij-koper) concentratie waarbij bij 50 % van

De zorginstellingen laten zien zich voor te bereiden op deze toekomst door meer eigen vermogen op te bouwen en ‘potjes’ te vormen.. Dit doen de zorginstellingen omdat zij risico’s

Het doorgaan met gooien heeft echter ook een risico: als bij een worp één big op zijn linkerzij valt én de andere big op zijn rechterzij, moet de speler stoppen en is hij alle

In figuur 1 is een staafdiagram getekend van het aantal heupbreuken per jaar, zowel per 1000 mannen als per 1000 vrouwen voor