• No results found

Massaal aanspoelen van levende kokkels Cerastoderma edule (L.) gebruikt als tafonomie experiment

N/A
N/A
Protected

Academic year: 2021

Share "Massaal aanspoelen van levende kokkels Cerastoderma edule (L.) gebruikt als tafonomie experiment"

Copied!
5
0
0

Bezig met laden.... (Bekijk nu de volledige tekst)

Hele tekst

(1)

AFZETTINGEN WTKG 34(3),JUBILEUMJAAR2013 74

Massaal

aanspoelen

van

levende kokkels Cerastoderma edule

(L.)

gebruikt

als tafonomie

experiment

Gerhard+C. Cadée

¹

Inleiding

Massaal

aanspoelen

Op

3 mei 2013 ontdekte ik dat enkele duizenden

tweejarige

kokkels levend

aangespoeld

warenop het

strandje nabij

de NIOZ haven op Texel

(fig.

1). Op

deeerste

meidagen

van

dit

jaar

heersteeensterke oostenwind dieeen

aanmerke-lijke verlaging

vande waterstandtotwaardenvan-110en

-120 cm NAPtot

gevolg

had

(continue

metingen

afd.

fy-sische

oceanografie NIOZ). Op

het wad

aangrenzend

aanhet

strandje

dat

geëxponeerd ligt

vooroostenwindwaren hier-door veel kokkels los

gespoeld

en

opgehoopt

open

nabij

het

NIOZ

strandje.

Dit boodeen

goede

kansomte

kijken

wat

ermetdeze kokkelszou

gebeuren.

Ze

spoelden

levend aan, maarhun lot leek

mij bezegeld.

Voor zoveelwat

aanspoelt

is het strandeenkerkhof. Erwasgeenruimtevooralle kokkels

omzich hier integraven. Eenenkele lukte het wel maar

zij

kwamen niet ergver in hetzeer

schelprijke strandje (fig. 2).

Bovendien zittenzedaarte

hoog

in de

getijdezone

om

lang

genoegvoedsel uit het watertekunnen filtreren

(Dankers

&Beukema, 1981;Beukema &Dekker,

2009).

Zouer een

kans

zijn

datzemetwestenwindweerterug

gespoeld

wor-den? Omdat ik hier

bijna dagelijks langs

fiets een

aardig

studieobject:

hoe komen deze kokkelsaanhun eindenwat

gebeurt

ermet de

schelpen

zelf? Het lot van

schelpdieren,

hoe

gaan

zij

doodenwat

gebeurt

erdaarnametde

schelp,

iseen

onderwerp

dat

mij

al tientallen

jaren

interesseert

(Ca-dée,

1968;Cadée &

Wesselingh, 2009).

Hier had iknu een tafonomie

experiment

dat denatuurzelfvoor

mij

uitvoerde!

2. Halfingegravenkokkelsophet NIOZstrandje. Ons strand is voor veel

zeeorganismen

eenkerkhof

(van

Regteren Altena, 1959).

Het

duidelijkst

is datnaherfst-en

winterstormen. Kristensen

(1959) geeft

een

aannemelijke

verklaring

voorhet in koude winters

aanspoelen

vannog levende mollusken op ons strand: eenmaal

tijdens

storm los

gespoeld zijn zij

- als

koudbloedigen

- door de

lage

temperatuurniet in staatzich snel genoegweerinte

gra-ven. Veel van waterin de kustzone

doodgaat

komt

uit-eindelijk

op het strand terecht. Leenhouts

(1947)

rappor-teertovermassaal

aanspoelen

vanCardium

edule,

Mactra

corallina, Mya

arenaria, Petricola

pholadiformis,

Ensis

siliqua, Spisula

solidaen

Sp.

subtruncata

bij

Schevenin-gen en

Noordwijk

na destrengewintervan ’47. Meest

soorten dienunietmeerin zulkegroteaantallen inonze

kustzone leven

(de Bruyne

et

al., 2013).

Strandbezoekers

vande laatste decennia kennen wel het ingroteaantallen

aanspoelen

vande nieuwkomer Ensis

directus,

de

Ameri-kaansezwaardschede,die in winteren

voorjaar nogal

eens

massaal het

loodje legt. Vanwege

de stank die dat

veroor-zaakt willen

strandexploitanten

ze dan ook

graagzosnel

mogelijk

zien

afgevoerd.

Niet iedereen realiseert zich dat watinen

ophet strand leeft

grotendeels

isaangewezen op deze voedselstroom vanuitzee

(Cadée, 2013a).

Het

mas-saal

aanspoelen

van duizenden levende kokkels vlak

bij

huis,

opeen

plek

die

doorgaans ongemoeid

wordt

gelaten,

geeft mij

de kans hun lotte

volgen.

(2)

Voervoor

vogels

Het bleek dat

vogels langs

de

dijk

al

spoedig

deze

rijke

ta-fel hadden ontdekt. Scholeksters deden zichte

goed

aande

kokkels, daarbij zorgvuldig

die

exemplaren

uitzoekend die

enigszins openstonden

zodatzehun snaveler

makkelijk

tus-senkonden

krijgen

enniethun

energie

hoefdente

verspillen

aanhet

openbreken

vande

schelpen. Steenlopers

kwamen ook

langs

enzochten

openstaande

kokkels op, dus vooral die kokkels dienetgegetenwarendoor

scholekster,

omte

kij-ken ofernogwatvleesresten achter

gebleven

waren

(fig.

5

en

Cadée, 2013b).

Deze maniervanconsumerenmaakte dus dat de doubletten die achter bleven open stondenmaarwel intact blevenmet de

kleppen bijeengehouden

door de

slot-band. Dit betrof de kokkels die niet alte

hoog

op het strand

lagen

endus afentoe

overspeeld

werden doorzeewateren zo

toch hun leven haddenweten terekken.

Terwijl

ik dit

stukje

schrijf

eind

juni zijn

ertussen de

hoog-

en

laagwaterlijn

nog steeds veel levendemaarniet

ingegraven

kokkels

aanwezig.

Drijvende

doubletten

Een deelvande kokkels wasechterte

hoog

ophet strand of de

dijk terechtgekomen

enkwam nietmeerin contact met zeewater.

Opvallend

wasdat deze kokkels dicht

ble-venook nadatzedoodwaren

(fig. 3).

Het is tekstboek ken-nis dat

tijdens

hun leven de

sluitspieren

van

tweekleppi-gen de

schelp

dicht houdenendat slotbandenresilium de 3. Na hundood dichtgeblevenkokkeldoubletten boven de

hoog-waterlijn aangespoeld.

4. Onder invloedvangotfwerkinginelkaargeschoven kokkel-doubletten.

(3)

76 AFZETTINGEN WTKG 34(3),JUBILEUMJAAR 2013

schelpkleppen

van elkaar duwen als de

sluitspieren

ont-spannen

(Barnes,

1994;

Wyse Jackson, 2010). Bij

dood-gaan houden de

sluitspieren

optefunctionerenenzorgen slotbandenresiliumer ‘automatisch’voor dat de

schelp

opengaat,maarde

kleppen blijven

nog welaanelkaar ge-hecht. We

krijgen

wat Watkins

(1974)

zo

aardig

“butter-fly

shells”noemt.Dat bleek hier dus niet het

geval.

Eerder

suggereerde

ik dat

bij uitdrogen

vanlevend

aangespoelde

tweekleppigen

de

kleppen

aanelkaar bleven kleven door het

indrogen

vanhet

schelpvlees (Cadée, 2002).

Inmiddels had ik dat

begin

2013

aangetoond

voorenkele kokkels die ik levend had verzameld

op het wad enthuis liet

uitdro-gen. Nu echter had ikeen

grootschalig experiment

waar-bij

denatuurzelf liet zien dat het ook buiten kon

gebeuren.

Naarmate de

tijd

verstreek nam echter het aantal

open-geklapte ‘butterfly’

doubletten toch toe.In de

getijdezone

kan dit het

aardige verschijnsel opleveren

vanin elkaar

ge-schoven doubletten

(‘schelpennesten’)

(fig.

4,zie pag.

75).

Dit is al

lang

bekendenonderandere beschreven door enkele Duitse onderzoekers

bij

diverse

tweekleppigen (Wasmund,

1926; Schafer,

1962; Federolf,

2009).

Het komt ook

regel-matig

voor

bij

massaal

aangespoelde

Ensis

directus,

waar-bij

de

schelpen

bovendien ook

keurig parallel

enloodrecht op de

kustlijn achterblijven (de

Wolf &

Cadée, 1994).

Dit

leverteenrelatief stabiele

positie

vandeze doublettenin de

aanspoelselzone

op.Ook fossiele voorbeelden

zijn

bekend

en menheeft

gedacht

dat diteen

aanwijzing

zou

zijn

voor

afzettingen

in de

getijdezone.

Wasmund

(1926)

toonde ech-teraandat het ook zonder

getijden

kan

optreden; hij

vond het ook in meren.

Zijn

conclusie is dat

golven

enstromen

uiteindelijk schelpen

achterlaten in hunmeeststabiele

posi-tie. In elkaar schuivenvandoubletten treedt vooral op alser

veel

samengespoeld zijn.

Allen

(1990)

noemt

golfwerking

op

grote schelpconcentraties

als

belangrijkste

oorzaakvanhet

dicht in elkaar schuivenenvaak ook

rechtop

gaanstaanvan

tweekleppigen. Golfwerking lijkt

ook

ophet NIOZ

strandje

de

belangrijkste

factor.

Beschadigingen

Predatie door scholeksters liet

nauwelijks

sporenna,soms eenenkele licht

beschadigde

onderrandvan eendoublet

(fig. 6).

Al bleven demeeste doubletten dus

intact,

al of niet

openstaand,

eenaantal

schelpen

vertoonde wel

bescha-digingen,

meest

nabij

de umbovanéén of beide

kleppen

(fig. 7).

De beste

verklaring

hiervoor

lijkt

mehet rollenover

de bodem. Zo rollendwarenzehier

opgehoopt,

maarook

roldenze

nogheenenweer

bij hoog

water, vooral als er

enige golfslag optrad

zoals ik kon constaterenen

vastleg-gen opeen

filmpje.

De bolle

zijde,

ookvannoghele

dou-bletten,

vertoont

regelmatig enige afslijping

endegaten

zit-tendan ook in door

afslijting

dun

geworden

delenvan de

schelp.

Een deelvan de kokkels werd

vastgehouden

door de mossels die hier in de

getijdezone

levenen zich vast-hechtenmethun

byssusdraden.

Hierin

‘vingen’ zij

ookeen enkele kokkel

(fig. 8).

Deze kokkels zullen dus nietmeer

heenen weer

rollen,

maar

zijn

wel

gedwongen,

netals de mossels

zelf,

niet

ingegraven

verderteleven.

Discussie

Datstormenlevende volwassen kokkels kunnen loswerken uit de wadbodembeschreef

Kreger (1940)

al.

Hij

deed

zijn

kokkelonderzoek vóór de

oorlog

vanuit het

Zoölogisch

Sta-tion in den Helder. Kokkelvissers vertelden hem dat hele kokkelbanken doorstormkonden

verdwijnen,

waarnade

kokkels

-nogsteeds levend- terechtkwamen in de kreek of

hoger langs

de randvanhet wad. Schafer

(1980: fig. 58)

geeft

een

afbeelding

van een

ophoping

vanlevend

getrans-porteerde

en

samengespoelde

kokkels.

Zij

gaandood

om-datzealseen dicht

pakket zijn afgezet

enzich nietmeer

kunnen

ingraven.

Enige jaren

terugschreef

mijn

broer Martinoverdoubletten kokkels die

hij

verzameld had ineen

bij

Heemskerk in de duinen

aanwezige stormvloedafzetting

uit 1775/’76

(M.C.

Cadée, 2010). Hij

ontdekte dat de doubletten intactwaren

envanbinnen niet

opgevuld

metzand.

Hij

concludeerde 6. Door scholeksterconsumptiebeschadigdeonderrandvan

kokkeldoublet.

7. Doorrollend transport(vanlevendekokkels) beschadigdeumbo’svan

(4)

dat de

kokkels,

nate

zijn losgewerkt

uit dezeebodem, le-vend

aanspoelden

enin de

stormafzetting

verboven de

zee-spiegel

terechtkwamen. Daar stierven

zij,

waarnade weke

delen verdwenen. Datzelfde proces

lijkt

zich hier op het NIOZ

strandje

afte

spelen,

al komen de kokkels nietzo

hoog

boven de

hoogwaterlijn

terechtenraken

zij

ook niet

begraven

ondereen

laag

sediment. Kidwell

(1991)

classi-ficeerde zulke

stormafeettingen,

waarbij

vaak

tweeklep-pigen

als doublet

opgehoopt raken,

als ‘event-concentra-tions’ in haar overzichtvande diverse ontstaansmethoden

van

schelplagen

in

afzettingen.

Zelf

publiceerde

ik eerderoverhet

drijvend

vermogenvan

lege

maar

gesloten

doublettenvan

Spisula subtruncata,

naar

aanleiding

vanvondsten op de Hors op Texelvan

lege

ge-sloten doublettenvandezesoortin

aanspoelsellijnen hoog

op het strand. Een

drijfproef

met 40

Spisula'

s uit dat

aan-spoelsel

had als resultaat dat 50%

langer

dan 20

dagen

bleef

drijven

enéén doublet zelfs

langer

dan 6 maanden. Ik vond ook dichte doublettenvanandere

tweekleppigen

waaronder ook kokkelsende driehoeksmossel Dreissena

polymorpha.

Deze

drijfproef,

maar vooral deze

zoetwatermossel,

was een

aanwijzing

voor

mij

dat de doubletten

drijvend

kon-den

aanspoelen.

De

waarnemingen

nutonenaandat de

ma-rienesoortenook levend kunnen

aanspoelen

eneventueel

na

uitdroging

op het strand later nogweer

hoger afgezet.

Het

bijna dagelijkse fietstochtje

langs

de

waddendijk

op Texel levertzo

regelmatig aardige waarnemingen

en

idee-en voor

eenvoudig

onderzoekop.

Aanvankelijk

dacht ik dat de kokkels netals

aangespoelde tweekleppigen

op het Noordzeestrand wel snel hier hun eind zouden vinden. Dat

blijkt

dus niet zo, reden genoeg om deze

populatie

nog

evente

volgen!

Literatuur

Allen,J.R.L. 1990.

Shells, Transport

-

Hydrodynamics.

p. 227-230.- in: D.E.G.

Briggs

& P.R. Crowther

(eds).

Palaeobiology

a

Synthesis.

Blackwell,Oxford.

Beukema,J.J. & R.

Dekker,

2009. The intertidal

zoning

of cockles

(

Cerastoderma

edule)

in the WaddenSea,

or

why

cockle

fishery

disturbedareas of

relatively

high biodiversity.

Helgoland

Marine Research 63: 287-291.

Bames, R.D., 1994. Invertebrate

Zoology. (6th ed.).

-

Saun-ders, Philadelphia.

Bruyne,

R.

de,

S.vanLeeuwen,A.

Gmelig Meyling

& R. Daan

(red.),

2013.

Schelpdieren

van het Nederlandse

Noordzeegebied.

-Tirion & St. Anemoon.

Cadée,

G.C., 1968. Molluscan biocoenoses and

thanato-coenoses in the Ria deArosa,

Galicia, Spain.

Zoologi-sche.-

Verhandelingen Rijksmuseum Natuurlijke

Histo-rieLeiden 95: 1-121.

Cadée, G.C., 2002.

Floating

articulated

bivalves, Texel,

North Sea. -

Palaeogeography,

Palaeoclimatology,

Palaeoecology

183: 355-359.

Cadée,

G.C.,

2013a. Vloedmerken

soortenrijke

minimilieus op het strand.-

Entomologische

Berichten 73: 18-27.

Cadée, G.C.,2013b.

Tafeltje dekje

voor Scholeksters en

Steenlopers.

—De Skor

32(3):

21.

Cadée,G.C. & F.P.

Wesselingh,

2009. Van levend

schelp-diernaar fossiele

schelp:

tafonomievan Nederlandse

strandschelpen.

-

Informatieblad

Nederlandse

Mala-cologische

Vereniging

13: 1-20.

Cadée, M.C.,

2010. Mollusken uit de

stormvloedafzetting

bij

Heemskerk.-

Afzettingen 31(4);

81-83.

Dankers,

N. & J.J.

Beukema,

1983. Distributional pat-ternsof macrozoobenthic

species

in relation to some

environmental factors.- In: W.J. Wolff

(ed.) Ecology

of

the Wadden Sea 1:69-103.

Federolf, 2009. Hochkantschille: Bivalven-Akku-mulationen im Wattenmeer. Dissertation Univ.

Tübin-gen.

Kidwell,

S.M., 1991. The

stratigraphy

of shell concentra-tions.

p. 211-290.- In: P.A. Allison & D.E.G.

Briggs

(eds) Taphonomy: Releasing

the data locked in the fos-sil record.Plenum, New York.

Kreger,

D., 1940. On the

ecology

of Cardium edule L. -Archives néerlandaises de

Zoologie

4:157-200.

Kristensen,

I., 1959. The coastalwatersof the Netherlands

as anenvironment of molluscan life.- Basteria23

(sup-plement):

18-55.

Leenhouts, P.,

1947.

HetC.S.-Feuilleton(III).-HetZee-paard 7(4/5):

7-12.

Regteren Altena,

C.O.van, 1959. The Netherlands beachas a cemeteryfor Mollusca.- Basteria 23

(supplement):

18-55.

Schafer,

W., 1962.

Aktuo-Palaontologie

nach Studiën in de Nordsee.- W. Kramer,FrankfurtamMain.

Schafer, W., 1980.

Fossilien,

Bilder und Gedankenzur

palaontologischen

Wissenschaft.- W. Kramer Frank-furtam Main.

8. Mossels verhinderendat de kokkels zichingraven (zehouden

(5)

78 AFZETTINGEN WTKG 34(3),JUBILEUMJAAR2013

Wasmund,

E.,

1926. Biocoenose und Thanatocoenose.— Archiv

für Hydrobiologie

17: 1-116.

Watkins,

R. 1974.

Palaeobiology

ofanoffshore molluscan fau-nafrom the Californian

Oligocene.

-

Palaeogeography,

Palaeoclimatology,

Palaeoecology

15:245-266.

Wolf,

P. de & G.C.

Cadée,

1994. Shells of Ensis directuson

the beaches of Texel.- Annual

Report

Netk Inst. Sea Res. 1994:74-75.

Wyse Jackson,

P.N.,2010.

Introducing Palaeontology.

A

guide

toancient life.

-Dunedin, Edinburgh.

Referenties

GERELATEERDE DOCUMENTEN

Derhalven ick oock aenhielt aen den Commissarisen dat sulckx gheschreven soude worden in henluyden verhael, midtsgaders mijne voorder verklaringe doe daer ghedaen, namentlijck dat

46 Levende Talen Magazine 2018|7 47 Levende Talen Magazine 2018 |7 Het sectiebestuur Frans van Levende Talen is op zoek naar nieuwe bestuursleden.. Als lid van het bestuur

For comparison purposes columns 7 to 9 of Table 4.3.5 also shows the MLE's, standard errors and t- statistics of the AR(\) model fits to each of the nine default series of

'n tweede ordonnansie na die Vryheidsoorlog gevolg waarin staatsbeheer oor sekere skole ingestel is, en die vir die Afrikaanse kerk so onbeillike bepaling

Additionally, in the zoomed-in map, the locations of large pyrometallurgical smelters in the wBC, the Johannesburg-Pretoria megacity (greyscale area in the zoomed-in map) and

It has been expected that the value of a firm and certain capital structures are strongly correlated, but this study on industrial companies has indicated that the debt to

Daar is ’n moontlikheid dat water vanaf die Katsedam sekere algsoorte (soos Asterionella, Coccomonas en Ceratium spesies) deur middel van oordrag in die Vaalrivier kon

experimenteren met opgaven waarin de complexiteit geordend wordt binnen de hoofdthema's van Agenda Stad: groei, innovatie en leefbaarheid.