• No results found

Lapilli

N/A
N/A
Protected

Academic year: 2021

Share "Lapilli"

Copied!
2
0
0

Bezig met laden.... (Bekijk nu de volledige tekst)

Hele tekst

(1)

59 AFZETTINGEN WTKG24 (3), 2003

Lapilli

Larsvanden Hoek+Ostende

Schitterend

fossiel,

maarnet geen

zoogdier

Detwee soorten

zoogdierachtig reptiel

die

hij

liet

zien,

zijn

dit

jaar

voor heteerstbeschreven

(lit. 1).

Zoogdier-achtige reptielen

warende overheersende landvertebraten

gedurende

het Permen een deelvan het Trias. Naeen

uitstervingsgolf

in hetmiddenvanhet

Trias,

werd hun rol overgenomen door dedinosauriërs.De laatste overleven-denvandegroepzouden echter evoluerentotde

zoogdie-ren,die ruim 150

miljoen jaar

later hetweerzouden over-nemen vande dinosauriërs. Die laatste overlevenden

zijn

de

zogenaamde

cynodonten.

Het

zijn vrij

kleine dieren

(denk

aandegroottevan een

hond),

die aleenaantal

dui-delijk zoogdierachtige

kenmerken vertonen. De twee nieuwesoorten, Brasilodon

quadrangularis

en

Brasili-therium

riograndensis,

nemenbinnen de

cynodonten

een

bijzondere positie

in. Ze

lijken

meerop

zoogdieren

dan welke ander

zoogdierachtig reptiel

dan ook. Metnamehet

gebit

is erg

zoogdierachtig.

Zozeer

zelfs,

dat het verder

geëvolueerd lijkt

te

zijn

dan datvan

Megazostrodon

en

Morganucodon,

die als detweeoudste

zoogdieren

teboek staan.

Opvallend

is dat de Braziliaansesoorten ook in grootte

vergelijkbaar zijn

met deeerste

zoogdieren,

for-maatje spitsmuis

dus. Over het

algemeen

werd aangeno-men, dat

cynodonten

altijd

noggroterwarendan hun

af-stammelingen.

Ook in

bepaalde schedelkenmerken,

zoals de bouw van het

gehemelte zijn

de

diertjes

al

duidelijk

zoogdierachtig.

Andere schedelkenmerkentonen echter aandat het wel

degelijk

nogsteeds

cynodonten

zijn.

En ook hebbenzenog niet het

kaakgewricht

van

zoogdieren,

hetgeen

voor veel

paleontologen

de

duidelijke

grens tus-sen

zoogdierachtige reptielen

en

zoogdieren

is. Nietvoor

iedereen,want in hetonderzoeknaarde vroege evolutie van

zoogdieren blijkt

steeds

duidelijker,

datverschillende

typische zoogdierkenmerken

opverschillendemomenten ontstaan

zijn,

en daterduseensoortmozaïek

is,

verge-lijkbaar

metde vroege evolutievande

vogels.

De nieuwe vondsten uit Brazilië

bevestigen

dat nogeens.Alsweniet vandieschitterendefossielen

gevonden hadden,

maar al-leen de

kiesjes,

waren de Braziliaanse soorten immers zondermeerals

zoogdieren geclassificeerd.

Draadje

In de

vorige Lapilli

vertelde ik alover

mijn

voorliefdevoor die fossielen die

daadwerke-lijk

eenmoment in

tijd vastleggen.

Voetspo-ren

bijvoorbeeld.

Eén groep fossielen heb ik

daarbij

ver-getente noemen: de in barnsteen

ingesloten

insecten.Ook hier is datenemoment

vastgelegd,

o zo

lang geleden,

dat het

diertje zijn doodstrijd leverde, vastgeplakt

in de

kle-verige

hars.Maar ik hou nietzovan

insecten,

dus

eigen-lijk

denk ik dan: “Net

goed”

zonder meteverwonderen over deze mooie

fossieltjes.

Toch

zijn

erook in barnsteenfossielen diemeraken. Zoals

degene

die door de Zwitser Zschokke beschreven werd in Nature

(lit. 2).

Een

draadje,

vier millimeter

lang

endrie micrometer

dik, eigenlijk

eenfossielvanniets. Maar 38 fossiele

lijmdruppeltjes

geven het

geheim

vanhet

draadje

prijs.

Zschokke beschreef ’s werelds oudste

spinnenweb.

Zo’n klein

draadje

is sneloverhet hoofd

gezien.

Het fos-siel

lag

dan ook aleenhele

tijd

in hetStaatlichesMuseum für Naturkunde in

Stuttgart

voordat het werd

opgemerkt.

Debarnsteenwaarin hetwasgevangen,wasverzameld in

1969 in de

omgeving

vanJezinne in Libanon. Voor men-sendie welvanbamsteenfossielen

houden,

is diteenhele

belangrijke plaats.

Hier vindenwede oudste

ingesloten

insecten. De

afzettingen

waarinze

gevonden

worden

zijn

rond de 130

miljoen jaar oud,

en

zijn tijdens

het

Vroeg Krijt

Paleontologen

hebbensoms een rare

houding

ten

opzichte

van fossielen. Beter

gezegd,

hun

houding

kan sterk verschillenvan fossieltot fossiel.

Op

een veldwerkwaar we botten opgroeven in eengrot in

eenJurassische kalk washet

bijvoorbeeld

eensportomte

proberen

met een

geologenhamer

een van de

talrijke

tweekleppigen

uit de kalk zo ver

mogelijk

weg teslaan. Voor

je

onderzoek

zijn

de fossielen

gebruiksvoorwerpen.

Ze worden

gekoesterd,

maar

tegelijkertijd

weet iedere

paleontoloog

dat doorkleine

ongelukjes

erwel eens

een-tje

sneuvelt.

Aanleiding

totveel

gevloek

ensterk verha-len in de

kroeg.

Maar ik zalnuniet

uitwijden

overde

col-lega

die

mij

boveneen

glas

bier verteldehoe

hij

per onge-lukeen

klipdasschedel oploste.

Ik wil het hebbenover de derde

categorie

fossielen:

degene

die

je nauwelijks

durft

aan teraken.

Toen de

Argentijnse dinosaurusspecialist

José

Bonaparte

opbezoekwasin Naturalisvoor het aftrekenvan de

ten-toonstelling

Dino

Argentino

had

hij

‘iets leuks’ meegeno-men.Datmoestenwe evenzien.

Hij legde

onder

mijn

mi-croscoop

vrijwel complete

kaken en schedels vanruim 200

miljoen jaar

oude

zoogdierachtige reptielen. Fragiele

fossieltjes

van

hooguit

eenpaarcentimeter.

“Kijk

maar even, dan kunnenwehet daar laterover

hebben”,

enmet een

vriendelijk

zwaaivan

zijn

armverliet

hij mijn kamer,

op wegnaarde dino’s. Voor hem behoorden deze fossie-len

duidelijk

totde tweede

categorie.

Voor

mij

hebben de fossielenvan onzemesozoïschevoorouders echter iets

ma-gisch.

Enom zedan in levende

lijve

te

aanschouwen,

is wel eenheel

bijzondere ervaring.

Trillende

handjes dus,

wantikweeteen

ongeluk

zit ineenklein

hoekje.

Entoen het

tijd

was om ze weer opte

ruimen,

liet ikzegewoon

liggen

totonze

gast

weeropde kamerwas,en ze onom-wondentussendewatten ineen

doosje propte.

(2)

AFZETTINGENWTKG24 (3), 2003 60

gevormd.

Het

zijn

vooral de

lijmdruppeltjes

diehet fossielzo

belang-rijk

maken. Dat

spinnen

al in het Devoon

zijde

konden

maken,

wasal bekend. Een

belangrijke

evolutionaire

ont-wikkeling

was echter het makenvan

plakkerige zijde,

waarmee insecten ineenweb gevangen kondenworden.

Het makenvan

dergelijke zijde

is voorbehoudenaande

superfamilie Araneoidea,

en

feitelijk

ook het

enige

ken-merk dat deze groepbindt. Wanneer deze

eigenschap

ont-staan

is,

wasniet bekend. De oudste bekende

spinnenweb-draadtotop hedenwas

gevonden

in Baltische barnsteen

enstamdeuit het Eoceen. Araneoideawaren al

beschre-ven aande handvan eenJurassischeenenkele

Vroeg Krijt

fossielen,

maarde

toewijzing

aandeze

superfamilie

ge-beurdeaande handvan

morfologische

kenmerken. Erwas

nog geen

bewijs

dat deze

diertjes daadwerkelijk

webben konden maken. Met de

beschrijving

van het

draadje

uit

Libanon,

isnu

duidelijk

dat in ieder

geval

al 130

miljoen

jaar geleden

insecten niet alleen vast kwamentezitten in

hars,

maarook gevangenwerden in

kleverige

webben.En

gezien mijn

aversietegeninsecten denk ik dan: “Net

goed!”

Literatuur

1

Bonaparte,

J.F., A.G.

Martinelli,

C.K. Schultz & R.

Robert,

2003. The sister group of Mammals:small

cynodonts

from the LateTriassicof Southern Brasil. Revista Brasileira de

Paleontologia 5,

pp5-27. 2

Zschokke,

S.,

2003.

Spider-web

silk from the

Early

Cretaceous. Nature

424,

pp.636-637.

*Lars W. vanden Hoek

Ostende,

Nationaal Natuur-historisch Museum

Naturalis,

Postbus9517, 2300 RA

Leiden,

e-mail:

Hoek@Naturalis.nl

Referenties

GERELATEERDE DOCUMENTEN

Dat betekent dat alle mensen die lid willen worden van de VGVZ, of binnen de gecombineerde vereniging van die sector niet institutioneel gezondenen, voor de bor- ging van

Although the majority judgement is at pains to point out that its approach must not be understood to amount to an incorporation of an international agreement (that position

The influence of ICT and the challenges and opportunities that it brings to the legal profession are such that a process of osmosis, in which students incidentally pick up ICT

Based on the success of optimally designing three incremental FTTH networks, as obtained from the three case studies conducted and used for verification and validation purposes, it

 USB needs to actively try to keep experienced mentors for continuity & learning of new mentors – e.g. experienced mentors can choose who they want to mentor

For the focus of this study in the induction of newly- appointed principals, it was essential to see how other related programmes of professional development of

A broad search was conducted in order to obtain all available studies that were pertaining to the research question. Thereafter, filtering was done in order to ensure that all

[r]