• No results found

ZorgMagazine - april 2014

N/A
N/A
Protected

Academic year: 2021

Share "ZorgMagazine - april 2014"

Copied!
21
0
0

Bezig met laden.... (Bekijk nu de volledige tekst)

Hele tekst

(1)

Arnold Moerkamp over Zorginstituut Nederland | Wouter

Kusters over de betekenis van waanzin | Bert Boer over

solidariteit en gezond leven

Zorg

Magazine

Kwartaalblad van Zorginstituut Nederland | april 2014

Gezond eten

voorkomt eenderde

gevallen van kanker

Hoogleraar voeding en kanker Ellen Kampman

(2)

5

“We gaan aan de slag”

Bestuursvoorzitter Arnold Moerkamp over Zorginstituut Nederland.

8

Maatwerk is de standaard

Langdurige zorg moet maatwerk zijn. Maar dat wil niet zeggen dat voor deze zorg geen kwaliteitsstandaarden zijn op te stellen.

10

Eenderde kankergevallen te

voor-komen door gezond eten

De Wageningse hoogleraar Ellen Kampman bepleit voor meer aandacht voor de relatie tussen voeding en kanker.

16

Het gaat om kwaliteit van leven

Goede zorg vertaalt zich uiteindelijk in een betere kwaliteit van leven van cliënten.

18

Gehandicapten wegwijs maken

op internet

Toegang tot internet is een vastgelegd recht in het VN-verdrag voor de rechten van mensen met een beperking. De organisatie Link4All maakt mensen met een beperking wegwijs op internet.

24

Thuiszorgrobot geeft ouderen

autonomie

De robotdansleraar is een van de nieuwste projecten van hoogleraar robotica Pieter Jonker. Hij vertelt over deze robot, de butler-robot en de knuffelbutler-robot.

28

Gezonder leven is plezieriger leven

Bestuurslid Bert Boer vertelt over gezondheidsrisico´s en de verzekering, solidariteit, zijn eigen leefstijl, en de nood-zaak om te bewegen.

32

Stamceltherapie tegen blaarziekte

Tot voor kort was de ziekte ongeneeslijk. Stamceltherapie laat hoopvolle resultaten zien. Sinds kort behoort deze behandeling tot het basispakket.

34

Nieuwe regeling wanbetalers

Wanbetalers moeten meer mogelijkheden krijgen om met hun verzekeraars een regeling te treffen.

36

Snellere beoordeling medicijnen

Zorginstituut Nederland heeft de werkwijze voor de beoordeling van nieuwe medicijnen aangepast.

20

Wouter Kusters

“De psychose is pas voorbij als je weet waar

de angsten en extase betrekking op hadden”

4 Kort nieuws

15 Wat doet de…

Kwaliteitsverbeteraar in

het ziekenhuis?

20 “De psychose is een

verheviging van wat we

allemaal in ons dragen”

In de rubriek

De Andere Blik

vertelt

Wouter Kusters over

waanzin en zijn eigen

ervaringen daarmee.

38 “Alsof ik mijn moeder in

de steek liet”

In de rubriek In de zorg

met… deze keer: zorgadviseur

Nora Ouwehand

. Haar

de-menterende moeder was

patiënt bij de organisatie

waarvoor zij werkt.

Laat mensen en vooral kinderen, of prille geliefden, naar de drijvende wolken aan de lucht kijken en ze zien er figuren in, betekenissen. Mensen zijn betekeniszoekende en -scheppende wezens, vergeet dit niet wanneer je met psychotische mensen van doen hebt, zegt Wouter Kusters, auteur van het omvangrijke boek Waanzin, in dit nummer van Zorg Magazine – hij spreekt uit eigen erva-ring. Psychotische taal afdoen als zo maar wat associaties van op hol geslagen hersens is niet alleen onterecht, maar maakt ook eenzaam. Kusters werd in zijn psychoti-sche momenten het best geholpen door mensen die naar hem luisterden en betekenis hechtten aan zijn woorden. In de zorg is dit vermogen, om naar mensen te luisteren en de betekenis te vatten van wat ze zeggen, cruciaal en bepalend voor de kwaliteit van de zorg.

Kwaliteit van de zorg is een van de aandachtsgebieden van Zorginstituut Nederland, dat sinds 1 april officieel

bestaat. Dit eerste nummer van Zorg Magazine, opvolger van CVZ Magazine, besteedt daarom veel aandacht aan kwaliteit. Aan de kwaliteitsstandaarden die het Zorg-instituut formuleert, maar ook aan de kwaliteit van ons eten en onze leefstijl. Eenderde van de kankergevallen is te voorkomen, wanneer we meer groente en fruit en volkorenproducten eten. Zo simpel is het, zegt hoogle-raar voeding en kanker Ellen Kampman in dit nummer. Bert Boer, bestuurder van het Zorginstituut, drukt ons op het hart dat bewegen de kwaliteit van je leven vergroot. Mensen die veel bewegen, zijn optimistischer. En gezond leven is een plezieriger leven.

Annette van der Elst

aelst@zinl.nl

Kwaliteit

Volg Zorginstituut Nederland op twitter en blijf op de hoogte van het laatste nieuws: @ZiNL

Rubrieken

Bijeenkomsten

Vergadering Adviescommissie Pakket

De openbare bijeenkomsten van de Adviescommissie Pakket in de komende maanden van 2014 zijn: 25 april, 23 mei, 20 juni, telkens op vrijdag.

Locatie: Zorginstituut Nederland in Diemen.

De agenda wordt een week voor de vergadering gepubliceerd op

www.zorginstituutnederland.nl. Wilt u een vergadering bijwonen, dan kunt u zich daarvoor aanmelden bij de contactpersoon:

mw. drs. J. Zwaap jzwaap@zinl.nl 020 797 88 08.

Schriftelijke reacties kunnen tot uiterlijk acht dagen voor de vergadering worden ingediend en een verzoek om mondelinge inspraak tot uiterlijk vier dagen voor de vergadering. De voorzitter van de ACP beslist over deze verzoeken.

(3)

Per 1 april wordt CVZ Zorginstituut Nederland

Met ingang van 1 april 2014 zet het CVZ zijn

werkzaamheden voort onder een nieuwe naam: Zorginstituut Nederland.

De naamswijziging is het gevolg van een uitbreiding van de taken die de organisatie in opdracht van de minister van VWS uitvoert. Dit houdt in dat twee nieuwe taken verder worden uitgebouwd. De eerste is kwaliteits-verbeteringen in de zorg stimuleren, dit is een taak van het Kwaliteitsinstituut. De tweede nieuwe taak is adviseren over vernieuwingen in zorgberoepen- en opleidingen, een activiteit van het onderdeel Innovatie zorgberoepen en –opleidingen.

Daarnaast zet Zorginstituut Nederland de bestaande taken van het CVZ voort: adviseren over de samenstelling van het basispakket, uitvoeren van regelingen voor bijvoorbeeld wanbetalers en onverzeker-den, en uitvoeren van risicoverevening en fondsbeheer.

Verandering webadres en e-mailadressen

Ons webadres en onze e-mailadressen veranderen ook vanaf 1 april 2014: • Het internetadres wordt:

www.zorginstituutnederland.nl. • Van de e-mailadressen verandert alleen

het deel na “@” in zinl.nl, bijvoorbeeld ajansen@zinl.nl.

Zorginstituut Nederland blijft aan de Eekholt 4 in Diemen-Zuid gevestigd. Het bezoek-adres blijft dus hetzelfde, evenals het postadres (postbus 320, 1100 AH Diemen) én de telefoonnummers.

Dijkgraaf van de zorgpolder

Op 4 januari 1949 werd de Ziekenfondsraad

geïnstalleerd. Nu, ruim 65 jaar later, wordt zijn rechtsopvolger, het College voor Zorg-verzekeringen, omgedoopt in Zorginstituut Nederland.

De Raad van Bestuur van het CVZ (nu Zorg instituut Nederland) was nieuwsgierig of deze decennialange ontwikkeling een bestuurlijke logica kent. Onderzoek daar-naar toont aan dat er sprake is geweest van een geslaagde permanente aanpassing aan de veranderende vragen, omstandigheden en bestuurlijke inrichting. Maar ook dat er sprake is van een continuüm, een door-gaande lijn.

Deze continuïteit is vooral te vinden in het besef bij de naoorlogse politiek dat de zorg niet uitsluitend vanuit Den Haag is aan te sturen. Er is een permanente behoefte aan een zelfstandig bestuursorgaan, dat de verbinding moet leggen tussen enerzijds de partijen in de zorg – patiënten, zorgver-leners en zorgverzekeraars – en anderzijds het landsbestuur.

Aanpassing aan de veranderende omstandig-heden is terug te zien in de structuur van de Ziekenfondsraad, het CVZ en nu Zorginstituut Nederland. Zo is de Ziekenfondsraad, zeker in de eerste 25 jaar van haar bestaan, een typisch voorbeeld van corporatisme – een burgervergadering met wetgevende macht. Het College voor zorgverzekeringen was aan-vankelijk een college met een politieke

afspiegeling, waarin vertegenwoordigers van verschillende politieke partijen zetelden, en ontwikkelde zich naar een bestuurders-college. Het bestuurdersmodel wordt in Zorg instituut Nederland gehandhaafd, maar aangevuld met onafhankelijke advies-commissies. De instelling van deze commis-sies gebeurt mede vanuit het besef dat de zorg primair tot stand komt in de driehoek patiënt-zorgverlener-zorgverzekeraar.

Advisering

Ook de politiek-bestuurlijke vragen naar advisering zijn verschoven. In de wederop-bouwperiode vlak na de Tweede Wereldoor-log ging advisering vooral over de besteding van de financiële middelen, in de jaren

tachtig en negentig van de vorige eeuw was beheersing van de kostengroei een belangrijk thema en de jaren tien van het begin van deze eeuw stonden in het teken van adviezen over de regulering van de marktwerking. Tot slot is er in de huidige tijd een hernieuwde aandacht voor de kwaliteit van de zorg onder het motto ‘bevordering van gepast gebruik van zorg.’ De vraag om advisering hierover is mede ingegeven vanuit de wens om de collectieve zorgkosten voor een breed zorgpakket betaalbaar te houden. Vanaf 2 april 2014 zijn op de site van het Zorginstituut (www.zorginstituutnederland.nl) pdf-bestanden beschikbaar van de Neder-landse versie De Dijkgraaf van de Zorgpolder en van de Engelse vertaling daarvan The

Dike-Reeve of the health care polder. De uitgave is ook in papieren vorm te verkrijgen.

Dijkgraaf van de Zorgpolder. Een bestuurskundige analyse van de totstandkoming van Zorginstituut Nederland tegen de achtergrond van een veran-derende beleidsagenda en veranveran-derende politiek-bestuurlijke en maatschappelijke verhoudingen. Auteurs van het werk zijn Sandra van Thiel, hoogleraar bestuurskunde, Jan-Kees Hel-derman, universitair hoofddocent bestuurs-kunde, Johan de Kruijf, universitair docent bestuurskunde en Jesper Verheij, student-assistent van Sandra van Thiel. Alle auteurs zijn verbonden aan de Radboud Universiteit Nijmegen bij het instituut voor manage-mentonderzoek.

Tekst: Annette van der Elst Beeld: Ron Zwagemaker

Hij heeft het vaker gezegd en hij zegt het – ruim een week voor 1 april, de dag waarop het College voor zorgverzekering officieel Zorginstituut Nederland wordt – nog een keer. “Met de het Kwaliteitsinstituut gaan we de verbetering van de kwaliteit in de zorg stimuleren. Maar wij bedenken niet vanach-ter een bureau wat goede zorg is. Partijen in de praktijk moeten zelf aan de slag om af te spreken wat goede zorg is en dat ook toepas-sen. Wij zorgen ervoor dat iedere burger weet wat goede zorg is en waar hij deze kan vinden.”

Het Kwaliteitsinstituut is een van de nieuwe taken van Zorginstituut Nederland. Een andere nieuwe taak is advisering over vernieuwing in de beroepen en opleidingen in de zorg. Verder zal het Zorginstituut de ‘oude’ CVZ-taken blijven uitvoeren: pakket-beheer, dat gaat over de vraag of bepaalde zorg al dan niet tot het basispakket in de zorg behoort, en de uitvoering van de bijzondere regelingen in de verzekering (zie kader). Het zijn verschillende soorten ‘producten’, zal Moerkamp in de loop van het gesprek zeg-gen. “Maar ergens komen ze ook samen. En dan zal blijken dat de bundeling van de verschillende taken nieuwe mogelijkheden geeft voor betere zorg en een adequater pak-ketbeheer.”

Zorginstituut Nederland bestaat vanaf 1 april officieel. Wat verandert er?

“We kunnen dan eindelijk echt publiekelijk gaan met de nieuwe taken. We waren na-tuurlijk al geruime tijd actief op die gebieden, maar we opereerden onder de radar zolang de oprichting van Zorginstituut Nederland wet-telijk nog niet geregeld was. Het wachten was op behandeling van het wetsvoorstel voor de oprichting van Zorginstituut Nederland in eerst de Tweede en later de Eerste Kamer. Dat heeft langer geduurd dan ons lief was. Inmiddels hebben we de organisatie zelf helemaal op orde gekregen. Zo zijn de

verschillende partijen waaruit het Kwaliteits-instituut en het ZorgKwaliteits-instituut is ontstaan nu volledig geïntegreerd. En we hebben hard gewerkt aan de ontwikkeling van allerlei instrumenten die nodig zijn om de kwali-teit van de zorg te stimuleren. We hebben onder meer een kader opgezet dat beschrijft

waaraan afspraken over goede kwaliteit – de kwaliteitsstandaarden- moeten voldoen. Overigens betekenen kwaliteitstandaarden zeker niet dat iedereen daarmee op dezelfde manier behandeld wordt. De individuele toe-passing is altijd maatwerk. Deze kwaliteits-standaarden beschrijven hoe het beste in een zorgbehoefte kan worden voorzien. De eer-ste standaarden zijn aangeboden, namelijk voor de aandoeningen voor COPD, diabetes, dwarslaesies en dementie en voor stoma-zorg. Die standaarden krijgen een plaats in het Register dat we hebben opgezet, zodat burgers en professionals kunnen kennisne-men waaraan goede zorg moet voldoen. Het onderdeel Innovatie zorgberoepen en – opleidingen heeft een inventarisatie gemaakt van welke beroepen en opleidingen er in de zorg zijn, wat in 2030 de meest voorkomende aandoeningen en gezondheidsrisico’s zijn en welke beroepen dan nodig zijn, rekening houdend met nieuwe technologische ont-wikkelingen en wat de omgeving kan doen.”

U noemde het zojuist al. Patiënten moeten kunnen weten wat goede zorg is, waar deze aan moet voldoen en waar deze te krijgen is. Is voorlichting aan patiënten een belang-rijke taak van het Kwaliteitsinstituut?

“Ja, het Kwaliteitsinstituut zorgt ervoor dat de patiënt weet wat goede zorg is, inzicht krijgt in waar hij of zij het beste terecht kan voor zorg of een bepaalde behandeling. Dat

Bestuursvoorzitter Arnold Moerkamp over Zorginstituut Nederland

Afspreken wat

goede zorg is

Het is zover: het CVZ heet vanaf nu Zorginstituut Nederland. Een

belangrijke nieuwe taak van dit instituut is bevorderen van de

kwaliteit van de zorg. Bestuursvoorzitter Arnold Moerkamp vertelt

over wat goede zorg is, de plaats van het Zorginstituut in de hele

keten van zorg, en hoe pakketbeheer en kwaliteitsbevordering

elkaar raken.

“Wij betreuren het zeer

dat de rol van het Zorg­

instituut ontbreekt in de

Wet maatschappelijke

ondersteuning”

(4)

Maar dat wil niet zeggen dat we in onze beschrijvingen dan op voorhand zullen zeg-gen ‘de zorg vanuit de gemeenten betrekken we er niet meer bij’. Als bij de zorg een deel Wmo-zorg zit, zullen we die toch meenemen in de beschrijving van de zorg. De Vereniging van Nederlandse Gemeenten (VNG) heeft zelf ook een kwaliteitsinstituut (KING) die zich bezig gaat houden met de kwaliteitsnormen voor de zorg die gemeenten gaat leveren. Wij zullen daarmee de samenwerking zoeken. Het besluit van de staatssecretaris van VWS (Martin van Rijn, red) is overigens van vrij recente datum. Heel lang is het wel de bedoeling geweest dat het Zorginstituut een rol zou spelen bij de formulering waaraan goede Wmo-zorg moet voldoen. We zullen in de praktijk moeten ondervinden wat het betekent dat het nu anders geregeld wordt – waarschijnlijk, want het parlement moet hierover nog een besluit nemen.”

We hebben het nog niet gehad over pakketbeheer, de oude taak van het CVZ. Hoe verhoudt die taak zich tot de nieuwe kwaliteitstaken?

“De pakketbeslissingen die we nemen of ad-viseren aan de minister van VWS zijn van een heel andere aard dan onze kwaliteitsbevor-derende activiteiten. Die beslissingen gaan over de vraag of bepaalde zorg al dan niet verzekerd is, in het basispakket thuishoort. De kwaliteitstaken zijn we veel eerder een intermediair tussen de praktijkpartijen en het zorgbeleid. Het kwaliteitsbeleid is van de praktijk. Daarbij hebben we een stimuleren-de rol, tenzij er echt niets van terecht komt, terwijl in het geval van de pakket beslissingen we veel meer een publiekrechtelijke rol hebben.”

En nooit zullen de twee elkaar ontmoeten?

“Toch wel. En dat geeft heel nieuwe mo-gelijkheden, zowel voor pakketbeheer als voor de kwaliteitsbevordering. We gaan de komende jaren het hele pakket systematisch doorlichten en ons daarbij afvragen is hier sprake van zinnige zorg. Soms zal blijken dat dit niet het geval is. In dat geval zouden we kunnen beslissen dat deze vorm van zorg bij deze bepaalde indicatie niet zinnig is en daarom niet in het pakket thuishoort.

Bijvoorbeeld: we kunnen dan concluderen dat een bepaald medicijn dat wordt voor-geschreven aan kinderen met concentratie-problemen helemaal niet geschikt is voor kinderen en ook helemaal niet zo’n positief effect heeft. Maar het zou ook kunnen dat afbakenen van het indicatiegebied niet zo evident is; dat gebruik van het middel bij de meeste kinderen niet zinvol is maar bij bepaalde kinderen met bepaalde eigen-schappen het wel baat kan hebben. Dan kunnen we met de beroepsgroep afspreken om dit in de richtlijnen op te nemen, de indicatiestelling daarin aan te scherpen. Dan zijn we van pakketbeheer overgegaan naar kwaliteitsbevordering. En andersom kunnen we meer nu ook – vanuit de nieuwe taken – naar de praktijk kijken en daarmee ook naar de uitwerking van pakketbeslissingen. Kijk, dat zijn grote voordelen van de samenvoe-ging van de verschillende taken. Ik heb het al vaker gezegd: “‘Als je in een systeem van marktwerking de kwaliteit, toegankelijkheid en prijs van de zorg wilt bewaken, dan heb je een instituut als dit absoluut nodig.” is heel belangrijk. Een ziekenhuis kan in het

algemeen een bepaalde score hebben, maar je wilt natuurlijk weten hoe het presteert voor de zorg die je op dat moment nodig hebt. En tot slot wil het Kwaliteitsinstituut ervoor zorgen dat de arts of een andere pro-fessional en de patiënt in dialoog de juiste zorg kiezen.”

De focus ligt sterk op de ontwikkeling van professionele standaarden. Zijn die zo bepalend voor de kwaliteit van de zorg? En ontbreekt het aan die standaarden?

“Er zijn wel veel richtlijnen in de curatieve zorg, maar zijn vaak maar op een stukje van de zorg gericht. Wij willen graag uitgaan van de cliënt of de patiënt als een ondeelbaar geheel. Een professionele standaard is meer dan een richtlijn en beschrijft vanuit het perspectief van de patiënt waar goede zorg aan moet voldoen. Dat gaat dan over de inhoudelijke zorg, maar ook over de organi-satie van de zorg en de ondersteuning van zelfmanagement – wat de patiënt zelf moet en kan doen voor zijn genezing of vermin-dering van zijn klachten. Een zorgstandaard is dus een hulpmiddel voor zorgverlener, verzekeraar én – we hebben het er al over gehad – de patiënt. Een standaard behandelt dus preventie, de indicatie, het zorgpad, be-handelrichtlijnen, normen, indicatoren en de verwachte uitkomsten van een behandeling. Ze worden opgesteld door cliënten of patiën-ten, professionals die bij de behandeling van de aandoening betrokken zijn, verzekeraars en eventueel onafhankelijke deskundigen.”

Het Kwaliteitsinstituut wil de ontwikkeling en het gebruik van professionele standaar-den ook stimuleren in de langdurige zorg, zoals ouderenzorg of zorg aan gehandi-capten. Dat wordt soms met argusogen bekeken. De vrees bestaat dat het Kwali-teitsinstituut strakke standaarden gaat opleggen in deze sector, terwijl die zorg daar helemaal niet geschikt voor is.

“Bij aanvang begreep ik die angst wel. Maar ik vind het jammer dat dit beeld maar blijft bestaan, ondanks onze herhaaldelijke bood-schap dat we geen strakke normen gaan op-leggen welke zorg en hoe die geleverd moet worden. Ik zei daarnet al dat

kwaliteitstan-daarden zeker niet betekenen dat iedereen op dezelfde manier behandeld wordt. De individuele toepassing is altijd maatwerk. In de langdurige zorg kun je misschien zelfs zeggen dat maatwerk de standaard is. We kunnen op dat gebied juist veel van de langdurige zorg leren omdat de integraliteit waarmee cliënten benaderd worden daar al zo vanzelfsprekend is.

Toch kun je ook in de langdurige zorg een kwaliteitscyclus op gang brengen. Het gaat vooral om de kwaliteit van leven waar een interventie op gericht moet zijn; terwijl in de curatieve zorg een interventie duidelijker gericht is op genezing van een klacht. Dat betekent echter niet dat je daar niet kunt beschrijven wat goede zorg is, en hoe je die kunt meten. Je zult andere methodes gebruiken, zoals de narratieve methode, maar de methodes zijn er.”

Het doel van het Kwaliteitsinstituut is de kwaliteit van de zorg bevorderen. U zegt dat dit vooral een ondersteunende taak naar partijen in de praktijk is. Tegelijkertijd heeft het Zorginstituut zogeheten doorzettings-macht: het kan praktijkpartijen dwingen kwaliteitsstandaarden te maken, of die activiteit zelfs overnemen?

“Ja, dat kunnen we doen, hoewel ik niet denk dat het er ooit op aan zal komen. Wel kunnen we helpen om knopen door te hakken. Maar we hopen en gaan ervan uit dat parijen de ontwikkeling van de kwaliteitstandaarden zelf ter hand nemen.”

Opvallend is dat de rol van het Zorginsti-tuut ontbreekt in de Wet maatschappelijke ondersteuning (Wmo), die gaat over de zorg die de gemeenten uitvoeren. Is dat geen gemiste kans, zeker nu grote delen van de zorg naar de gemeenten gaan?

“Wij betreuren dit zeer. Ik heb ook een ongeruste brief van de Adviescommissie kwaliteit onder voorzitterschap van Jan Kimpen gehad. Ik snap die ongerustheid, juist ook omdat we vanuit de cliënt als geheel willen vertrekken om te formuleren waaruit goede zorg moet bestaan. Dat gaat over de verschillende domeinen heen. Als onze bevoegdheid en inbreng dan bij een bepaald domein ophoudt, is dat heel lastig.

Zorginstituut

Nederland

Zorginstituut Nederland heeft twee nieuwe taken op het gebied van bevordering van de kwaliteit van de zorg. Zorginstituut Innovatie Zorg­ beroepen & Opleidingen bevordert de vernieuwing en verbetering van beroepen en opleidingen in de zorg. De taak van het Kwaliteits­ instituut is het stimuleren van de verbetering van de gezondheids­ zorg in Nederland. Het instituut probeert te bereiken dat iedereen toegang heeft tot begrijpelijke en betrouwbare informatie over zorg. Dat gebeurt onder andere door samen met (organisaties van) zorg­ verleners en patiënten kwaliteits­ standaarden te formuleren. Zo’n standaard laat zien wat patiënten, zorgverleners en zorgverzekeraars hebben afgesproken over wat goede zorg is voor een bepaald ziektebeeld.

Daarnaast blijft Zorginstituut Nederland de oude CVZ­taken uitvoeren. De advisering over het basispakket van verzekerde zorg vindt voortaan plaats onder de naam Zorginstituut Pakket. De uit­ voering van de burgerregelingen in het kader van de Zorgverzekerings­ wet (voor bijvoorbeeld wanbetalers en onverzekerden) en van de risico­ verevening gebeurt voortaan onder de naam Zorginstituut Verzekering.

“We leggen niet op,

we bemiddelen, zodat

praktijkpartijen zo veel

mogelijk zelf aan de gang

gaan met kwaliteits­

verbetering”

Arnold Moerkamp: “We kunnen nu echt publiekelijk gaan met de nieuwe taken.”

“We gaan ervan uit dat parijen de ontwikkeling van

(5)

Gemeenten zijn vanaf 2015 verantwoordelijk voor alle vormen van

onder-steuning en begeleiding. Ze kunnen zelf bepalen aan welke kwaliteitsnormen

deze diensten moeten voldoen. Zorginstituut Nederland heeft daarin geen

rol. NPCF, de federatie van cliënten en patiënten, vindt dit ongewenst en

bepleit samen hangende kwaliteitsnormen voor de hele zorg. Actiz, vereniging

van zorgaanbieders, denkt juist dat landelijke kwaliteitsstandaarden

gemeenten belemmeren hun werk goed te doen.

Tekst: Noël Houben | Beeld: Ron Zwagemaker Dat gemeenten hun eigen kwaliteitsbeleid mogen formuleren, past bij de centrale gedachte achter de Wet maatschappelijke ondersteuning (Wmo). Ze moeten de ruimte krijgen om maatwerk te bieden en in te spe-len op lokale omstandigheden, is de rede-nering. Tegelijkertijd wil staatsecretaris van VWS, Martin van Rijn, individuele gemeenten niet helemaal de vrije hand geven. Hij vindt dat er nieuwe, landelijke kwaliteitsstandaar-den voor de maatschappelijke ondersteuning moeten komen. Deze Wmo-standaarden zijn echter minder omvattend dan de kwaliteits-standaarden die het Kwaliteitsinstituut formuleert. De Wmo-kwaliteitsstandaarden beschrijven aan welke minimumvoorwaar-den de dienstverlening moet voldoen. Afzonderlijke gemeenten kunnen vervolgens aanvullende kwaliteitseisen formuleren. De landelijke Wmo-kwaliteitsstandaarden zullen onder meer afspraken bevatten over de veiligheid en bejegening van cliënten. Kwaliteitsinstituut gemeenten

De gemeenten moeten samen met vertegen-woordigers van cliënten en zorgorganisaties deze standaarden gaan ontwikkelen. Het eigen kwaliteitsinstituut van de gemeen-ten, KING, kan hen hierbij ondersteunen. Daarmee wijkt het wetsvoorstel dat nu bij

de Tweede Kamer ligt af van de versie die in november 2013 naar de Raad van State ging. Hierin speelde het Kwaliteitsinstituut nog een centrale rol in het kwaliteitsbeleid voor de Wmo.

Gevolg van de gemaakte keuzes is dat er

een ‘knip’ komt tussen de AWBZ en de Zorgverzekeringswet enerzijds en de Wmo anderzijds. Bij de eerste twee speelt het Kwa-liteitsinstituut een rol bij de totstandkoming van kwaliteitsstandaarden, bij de Wmo niet.

Verdeeldheid over rol Zorginstituut in Wmo

Wie gaat over kwaliteit

zorg van gemeenten?

Samenhangend kwaliteitskader

Dit onderscheid in kwaliteitsstandaarden is ongewenst, vindt directeur Wilna Wind van patiëntenfederatie NPCF. “Zoals de staats-secretaris zelf zegt: het moet om de mensen gaan, niet om de systemen. Veel cliënten krij-gen zorg en ondersteuning vanuit verschillen-de regelingen. Het is dan belangrijk dat er een duidelijk en samenhangend kwaliteitskader is voor de hele zorg en ondersteuning. Anders weten mensen niet waar ze aan toe zijn.” De NPCF beschouwt het Kwaliteitsinstituut als de aangewezen partij om te zorgen dat dit samenhangende kwaliteitskader er ook echt komt. Daarom moet de rol van het instituut worden verankerd in de nieuwe wet die de maatschappelijke ondersteuning van gemeenten gaat regelen.

Belangenorganisatie voor mensen met een beperking of chronische ziekte Ieder(in) ziet ook een taak voor het Kwaliteitsinstituut

in de Wmo. Maar dan wel in nauwe samen-werking met de gemeentelijke tegenhanger KING, maakt directeur Gert Rebergen duidelijk. “Wij hebben er begrip voor dat gemeenten vanwege hun verantwoordelijk-heden binnen de Wmo de kwaliteitsstan-daarden mede willen bepalen.”

Tureluurs

Wat geldt voor cliënten, gaat ook op voor zorgaanbieders. Ook zij krijgen straks te maken met andere kwaliteitsregimes als ze cliënten bijvoorbeeld dagbesteding bieden (Wmo) of verpleegkundige hulp aan huis (Zvw). Veel zorgaan bieders zijn bovendien in meerdere gemeenten actief, die allemaal afwijkende eisen aan de kwaliteit kunnen stellen. Worden de ondernemers straks niet tureluurs van alle verschillende kwaliteits-kaders waarmee ze te maken krijgen? Edith van der Bent van organisatie van zorgon-dernemers ActiZ erkent dat het lastig kan zijn voor aanbieders om met verschillende, onderling afwijkende kwaliteitseisen om te gaan. De Wmo geeft volgens haar echter ook ruimte aan ondernemerschap. “Je ziet nu al

dat zorgaanbieders mogelijkheden zien om aan te sluiten bij de lokale ondersteunings-behoefte. Over de kwaliteit maken ze zelf afspraken met gemeenten.”

Alles overziend, vindt Van der Bent dat het kwaliteitsregime dat Van Rijn nu voorstelt, aansluit bij het karakter van de nieuwe Wmo. “Bij de nieuwe Wmo gaat het om wat cliënten zelf nog kunnen, al dan niet met ondersteuning van hun naasten. Pas waar dit niet toereikend is, komt de professionele zorg van zorgaanbieders in beeld. Cliënten en professionals maken dan afspraken over de noodzakelijke ondersteuning en begeleiding. Het draait dus om individueel maatwerk. Daarbij passen geen strakke, landelijke kwaliteitsstandaarden.” De medische zorg is wat dit betreft duidelijk anders, stelt ActiZ. Hierin kun je prima werken volgens vaste protocollen die horen bij bepaalde ziekte-beelden.

Compromis

Van der Bent, van Actiz, ziet bij het vaststel-len van de landelijke kwaliteitseisen voor de Wmo dan ook geen hoofdrol voor het Kwa-liteitsinstituut. Het instituut zou de direct betrokken partijen wel kunnen ondersteunen met zijn kennis en ervaring op het gebied van kwaliteit, meent ze. De VNG sluit zich hierbij aan. “We zullen bij de uitwerking van de landelijke kwaliteitseisen voor de Wmo rekening houden met bestaande kwaliteits-standaarden”, zegt VNG-woordvoerder Frotina Zuidema. “Denk bijvoorbeeld aan de standaarden voor huishoudelijke hulp en maatschappelijke opvang. Daarover zal afstemming plaatsvinden met het Kwaliteits-instituut.”

De NPCF legt zich niet neer bij het huidige wetsvoorstel. De cliëntenvertegenwoordiger lobbyt intensief in de Tweede Kamer om het Kwaliteitsinstituut alsnog een prominentere rol te geven in de Wmo. Wind: “Ik verwacht dat het wetsvoorstel nog wel in de door ons gewenste richting wordt bijgesteld.” Rebergen denkt dat een compromis in de lucht hangt. “VWS zal waarschijnlijk zeggen: ‘Cliëntenorganisaties, zorgaanbieders, VNG, KING en Kwaliteitsinstituut, ga met elkaar in gesprek en maak heldere afspraken over hoe we de kwaliteit binnen de Wmo gaan regelen.’ Dat past bij de stijl van deze staats-secretaris.”

Tweede Kamer nog

niet overtuigd

De Tweede Kamer is kritisch over de wijze waarop het huidige wetsvoor­ stel de kwaliteit van de maatschap­ pelijke ondersteuning regelt. Dat bleek tijdens de vergadering van de vaste VWS­commissie op 26 februari 2014. De PvdA wil onder andere weten hoe gezorgd kan worden dat bestaande standaarden die bewezen effectief zijn van toepassing blijven binnen de maatschappelijke on­ dersteuning. Als voorbeeld noemt de kamerfractie de Zorgstandaard Dementie.

De SP heeft weinig vertrouwen in het vermogen van gemeenten om een goed kwaliteitsbeleid vorm te geven. Hebben de gemeenten hier wel voldoende kennis voor in huis?, vraagt de oppositiepartij zich af. Gemeenten zijn bij aanbestedingen bovendien geneigd om eerst naar de prijs te kijken en dan pas naar de kwaliteit, aldus de SP.

Het CDA maakt zich net als de PvdA zorgen over stijgende administra­ tieve lasten voor zorgaanbieders als gevolg van de verschillende kwaliteitsregimes in zorg en onder­ steuning.

De SGP is de enige partij die expli­ ciet spreekt over een rol voor het Kwaliteitsinstituut/Zorginstituut Nederland bij het ontwikkelen van landelijke kwaliteitsstandaarden voor de Wmo. Het Zorginstituut heeft immers veel meer ervaring met het ontwikkelen van kwaliteitsstan­ daarden dan de VNG, aldus de SGP. De behandeling van de Wmo 2015 door de Tweede Kamer vindt waar­ schijnlijk medio april plaats.

Verkiezingen voor de gemeenteraden op 19 maart 2014. De zorg, en hoe gemeenten die gaan uitvoeren, was één van de belangrijkste thema’s.

“Het draait om individueel

maatwerk. Daarbij passen

geen strakke, landelijke

kwaliteitsstandaarden”

(6)

Ellen Kampman over de relatie voeding en kanker

Gezonder leven

voorkomt eenderde

kankergevallen

Eenderde van de meest voorkomende vormen van kanker is te voor komen

door een gezond gewicht, voldoende bewegen, matig alcohol drinken

en evenwichtig eten. Het is hoog tijd dat de zorg zich op preventie richt,

zegt Ellen Kampman, hoogleraar voeding en kanker in Wageningen. Maar

gedrags verandering is moeilijk.

(7)

de Wageningse campus klopt ze met vlakke hand op een lijvig boek, dat op tafel ligt: Food,

Nutrition, Physical Activity and the Prevention of Cancer: a Global Perspective. Dat rapport is in 2007 uitgebracht door het Fonds voor We-reldkankeronderzoek (World Cancer Research Fund) in samenwerking met het American Institute for Cancer Research. Tweehonderd gerenommeerde wetenschappers beschrijven daarin al het wereldwijd verrichte onderzoek naar voeding en kanker en vatten dat samen. Een belangrijke conclusie: eenderde van de meest voorkomende vormen van kanker is te wijten aan voeding en voedingsgerelateerde zaken, zoals overgewicht.

“Dit is mijn Bijbel”, zegt de hoogleraar.

Drie dingen

“Drie dingen zijn belangrijk”, zegt Kamp-man, die ook nog een aanstelling heeft als epidemioloog in het Radboudumc. “Éen: overgewicht. De helft van de Nederlanders is te zwaar. Te veel vet in de buik rondom de organen kan chronische ontstekingsreacties veroorzaken. Die stimuleren uiteindelijk het ontstaan van veelvoorkomende kwaadaar-dige tumoren als borstkanker (na de meno-pauze) en dikkedarmkanker. Buikvet geeft bovendien vrouwelijke hormonen af, die eveneens het risico op borstkanker verhogen. Twee: alcohol is echt kankerverwekkend. Veel mensen die gezellig hun dagelijkse wijntjes drinken, maken zich druk over wat anderen Ellen Kampman: “De meeste oncologen doen niets met de rol die voeding heeft bij het ontstaan van kanker.”

in hun voeding zouden stoppen: aspartaam, groeihormonen. Mijn antwoord daarop is: maak je liever bezorgd over wat je zelf doet en beperk je drankgebruik tot een (voor vrouwen) of twee (voor mannen) glazen per dag. Drie: eet voldoende fruit, groente en volkerenproducten en beperk je consumptie van varkens-, rund-, en lamsvlees ofwel rood vlees. Rood vlees bevat een natuurlijke kleur-stof, heemijzer, die bij frequente blootstel-ling irritatie van de wand van de dikkedarm oproept en zo het risico op tumorvorming verhoogt. Eet wekelijks eenmaal kip, een-maal vis en eeneen-maal vegetarisch en je bent er al. Zodra je meer groente en fruit eet, krijg je niet alleen voedingsvezels en andere nuttige stoffen binnen, maar ook minder calorieën, doordat je wat eerder gevuld bent. Dan zul je makkelijker minder vlees eten. Zó simpel is het.”

Martijn Katan, hoogleraar voedingsleer aan de Vrije Universiteit Amsterdam, stelt dat nooit bewezen is dat groenten eten kanker kan voorkomen. En dat valt volgens hem ook niet te bewijzen…

“Katan is gespecialiseerd in voeding en hart- en vaatziekten, maar inderdaad: de effecten van het eten van groente en fruit zijn moeilijk te onderzoeken.”

Kampman wijst op de methodologische problemen, en geeft een aantal voorbeelden. Zo komen de antwoorden die de ‘proefper-sonen’ op voedingsvragenlijsten geven niet altijd overeen met wat zij werkelijk eten. Onderzoeken waarbij deze proefpersonen groente en fruit in bepaalde hoeveelheid ‘voorgeschreven’ krijgen – zodat vergeleken kan worden tussen groepen mensen die meer of minder groente en fruit nuttigen – niet eenvoudig uit te voeren. Zo is het voorgekomen dat de groep met mensen die jarenlang veel groente en fruit moesten eten dat steeds minder goed volhielden, terwijl de mensen uit de controlegroep voor de zeker-heid meer groente en fruit gingen eten. En dan kun je geen verschillen tussen de groe-pen meer aantonen. Een geïsoleerde stof uit groente of fruit geven via een supplement heeft dit nadeel minder, maar kan na jaren toch nog onverwacht uitpakken. Kampman: “Een Finse studie naar bètacaroteen, een antioxidant waarvan vermoed werd dat het longkanker bij rokers helpt te voorkomen, onderzocht het effect door de helft van een enorm grote onderzoeksgroep van zware rokers een hoge dosis ervan te laten slikken,

terwijl de andere helft een placebo kreeg. Na jaren bleek die groep die bètacaroteen kreeg juist vaker longkanker te krijgen!”

Wat weten we dan wel over de effecten van groente en fruit?

“Groente en fruit eten helpt niet alle vormen van kanker te voorkomen, het effect is voor-namelijk gunstig voor rokengerelateerde vor-men, zoals maag- slokdarm- en longkanker. Met voldoende groente en fruit eten kun je borstkanker waarschijnlijk niet voorkomen, tenzij dit helpt om de inname van caloriën te verminderen. Want overgewicht na de menopauze is een van de belangrijkste risico factoren bij het ontwikkelen van borstkanker.”

Vindt u dat oncologen voldoende aandacht hebben voor de rol die voeding speelt bij het ontstaan van kanker?

“Nee, de meeste oncologen doen er niets mee. In de studie hebben ze er ook niet of nauwelijks over gehoord. Bovendien zijn zij de andere kant op gericht: die van behan-delen. Kijk, zonder chirurgie, chemotherapie en bestraling genees je geen kanker. Maar ook dán is het belangrijk te zorgen voor een optimale conditie; probeer af te vallen als je te zwaar bent, let goed op dat je gezond eet, beweeg minstens een half uur per dag als het gaat en ga naar buiten. Dergelijke adviezen zitten niet in het curriculum van artsen, verpleegkundigen en de meeste diëtisten. Daarom is de landelijke werkgroep diëtis-ten oncologie (LWDO) bijscholingen en een post-HBO-opleiding gestart voor diëtisten. Verder is de zorg voor de kankerpatiënt nog voornamelijk op voorkomen van afvallen en ondergewicht gericht. We moeten zien te bereiken dat overgewicht ook als een serieus probleem wordt gezien. Wij hebben als Wa-geningen Universiteit een onderzoekssamen-werking met Ziekenhuis De Gelderse Vallei in Ede (ZVG), de zogenoemde Alliantie Voeding Gelderse Vallei. Samen met oncologen, fysio-therapeuten, verpleegkundigen en diëtisten doen we onderzoek bij kankerpatiënten. Daar leeft het wel! Een van de oncologen in ZVG zat het bijvoorbeeld dwars dat borst-kankerpatiënten tijdens chemotherapie vaak zo aankomen. We doen nu een studie met meerdere ziekenhuizen om te achterhalen waarom dat is en hoe we met voeding en bijvoorbeeld lichamelijke activiteit kunnen interveniëren.”

“Je kunt met gezond

gewicht kanker

voorkomen”

Tekst: Angela Rijnen | Beeld: Ron Zwagemaker Kanker is niet meer per definitie een doodvonnis. Vijftig tot zestig procent van de kankerpatiënten in ons land wordt met succes behandeld. Maar dat succes heeft ook een keerzijde: kankerbehandelingen zijn zeer kostbaar en mensen die overleven blijven nogal eens patiënt. Gezien de economische en demografische ontwikkelingen zet kanker de zorgbudgetten in de toekomst zeker onder druk. Het Wereld Kanker Rapport becijfert dat wereldwijd momenteel jaarlijks 14 miljoen mensen kanker krijgen. Over 20 jaar zal dat aantal naar verwachting met zestig procent gestegen zijn tot 22 miljoen. Het Internationale Agentschap voor Kanker onderzoek (International Agency for Research on Cancer, IARC) van de Wereld Gezondheidsorganisatie WHO presenteerde dit rapport op 4 februari jongstleden. “We kunnen kanker niet alleen met behandelingen oplossen”, constateerde Christopher Wild, de directeur van de IARC op de persconferentie over het rapport. Hij voegde toe dat effectieve preventieve maatregelen nu meer dan ooit nodig zijn in de strijd tegen kanker: naast vaccinatie-programma’s, screening en vroege

herkenning, ook aandacht voor leefstijl. Want het risico op een aanzienlijk aantal soorten kanker zoals dikkedarm-, nier-, alvlees klier-, slokdarm-, borst- en baarmoederkanker neemt toe onder invloed van die andere onstuitbare epidemie: obesitas.

Verwarrend

Er zijn oncologen en kankeronderzoekers die het verband tussen voeding en kanker betwijfelen, ontkennen of er liever niet op ingaan. Misschien niet heel erg verbazing-wekkend, want over voeding en gezond-heid zijn talloze mythes in omloop. Ook uit wetenschappelijk onderzoek komen soms tegenstrijdige conclusies. Zo zijn er al lang aanwijzingen dat antioxidanten uit groenten en fruit kanker kunnen voorkomen. Maar ook is gebleken dat supplementen met antioxidanten beginnende kankercellen – in het geval van longkanker bij rokers – juist tot groei aanzetten. Berichtgeving over der-gelijke uitkomsten schept verwarring. Ellen Kampman, hoogleraar humane voeding aan de Wageningen Universiteit en de Vrije Universiteit Amsterdam, scheidt nuchter en beslist het kaf van het koren. Op haar werkkamer in het Agrotechnion-gebouw op

(8)

Wat moet er in de zorg veranderen?

“Je kunt door maatregelen in het basispakket op te nemen heel wat doen, zoals mensen over voeding voorlichten en ze stimuleren een gezonde leefstijl te kiezen en te be-houden. Bijvoorbeeld met behulp van een leefstijlcoach of een diëtist.”

Om deze interventies in het verzekerde basispakket op te nemen, moeten ze bewezen effectief zijn.

“De bewijzen zijn er. Het rapport Food,

Nutrition, Physical Activity and the Prevention of Cancer: a Global Perspective doet aanbevelingen om met gezonde voeding en meer beweging kanker te voorkomen. Mensen die zich aan die aanbevelingen houden, hebben aantoon-baar minder risico op kanker. Daarnaast is re-cent vastgesteld dat bij kankerpatiënten die na de behandeling dezelfde aanbevelingen opvolgen de kanker minder vaak terugkomt. Preventie moet je vooral inzetten op de dis-balans tussen wat mensen innemen en ver-bruiken: te veel calorieën. Dat voorkomt ook een groot deel van hart- en vaatziekten en diabetes. Een op de drie Nederlanders krijgt kanker; het is op dit moment doodsoorzaak nummer één. Het is daarom belangrijk meer diëtisten en coaches in te zetten in de strijd tegen kanker en daarnaast een lobby richting bedrijfsleven en politiek te voeren. Want het ligt niet alleen bij de mensen zelf. Ook de infrastructuur is belangrijk: kunnen we genoeg fietsen, krijgen kinderen vol-doende sport op school, verkopen school- en bedrijfskantines gezonde voeding? Voor een individu is het moeilijk om slank te blijven en af te vallen; het hangt ook samen met keuzes die in de politiek en het bedrijfsleven gemaakt worden.”

Maakt het uit als we weten dat we door gezond eten en een goed gewicht kanker kunnen voorkomen? Het is al jaren bekend dat overgewicht diabetes en hart- en vaatziekten veroorzaakt, toch neemt de obesitas epidemie verder toe.

“Mogelijk spreekt het nog wat meer aan als mensen weten dat je ook kanker kunt voor-komen met een gezond gewicht. Het is waar: voedingsadviezen spreken soms de verkeer-de mensen aan – veelal hen die toch al veel sporten, gezond eten, biologische produc-ten kopen, alleen dat wijntje te veel is dan jammer. Maar het is net als met roken; de meeste rokers willen stoppen, alleen lukt het ze niet. Toch is het aantal rokende mannen

“Eet voldoende fruit, groente en volkorenproducten en beperk de consumptie van rood vlees, zo simpel is het.”

“Vijftig tot zestig procent

van de kankerpatiënten in

ons land wordt met succes

behandeld”

Wie is Ellen Kampman?

Ellen Kampman heeft aan verschillende universiteiten en onderzoeksinstituten gewerkt, waaronder Harvard

University in Boston en University of Washington in Seattle en onderzoeks-instituut TNO in Zeist. In 2006 werd ze hoogleraar humane voeding in Wageningen. Daarnaast heeft ze een aanstelling als hoogleraar kanker en voeding aan de Vrije Universiteit Amsterdam en is ze senior onderzoeker epidemiologie aan de Radboud Universiteit in Nijmegen.

Waarom deze opleiding? “Er zijn problemen met de kwaliteit en de veiligheid in de gezondheidszorg. Onderzoek toonde in 2008 aan dat er jaarlijks 1745 patiënten onno-dig overlijden in ziekenhuizen. En patiënten krijgen niet altijd de zorg waaraan ze behoefte hebben; er vinden onnodige zorghandelingen plaats, met alle kosten van dien. Verder ont-breekt het vaak aan coördinatie en overzicht.”

Hoe moet deze opleiding dit verbeteren?

“De studenten zijn talentvolle medisch specialisten, verpleeg-kundigen en paramedici op universitair en HBO-niveau. We vergroten hun kennis en kunde op het gebied van kwaliteit en veiligheid. Maar minstens zo belangrijk is dat we hen opleiden tot leiders en vernieuwers van kwalitatief goede en patiëntge-richte zorg. De opgedane kennis en vaardigheden kunnen ze zo binnen de eigen organisatie verspreiden.

Het is trouwens de bedoeling dat elementen uit de opleiding ook een plek gaan krijgen in de reguliere opleidingen voor artsen

en verpleegkundigen. Daarbij helpt het dat deze studie valt on-der de paraplu van de NFU, een samenwerkingsverband van acht universitaire ziekenhuizen.” Wat levert deze studie de deelnemers op?

“Als zorgprofessional lever je de best mogelijke zorg aan de men-sen die je behandelt. Deze oplei-ding geeft je een groter bereik. Je krijgt instrumenten in handen om de kwaliteit van de zorg van een hele afdeling of zelfs van een compleet ziekenhuis te verbeteren. Dat je na voltooiing van de studie over aantoonbare leiderschapskwaliteiten en veel kennis en kunde over kwaliteit en veiligheid beschikt, is ook niet slecht voor je carrière. Ziekenhui-zen hebben veel behoefte aan dit soort mensen, tot aan de raden van bestuur toe. Maar ook als je bijvoorbeeld politieke ambities hebt, komen deze kwaliteiten van pas.”

De master is een tweejarige deeltijdopleiding. Hoe is de studie opgebouwd? “Het eerste jaar bestaat uit negen inhoudelijke modules, waarin alle aspecten van

kwali-teit en veiligheid aan de orde komen. Ieder universitair medisch centrum neemt een onderdeel voor zijn rekening. Daarnaast is er een doorlopend traject om het leiderschap van de deelnemers te ontwikkelen. Hiertoe behoren de uitvoering van een eigen idee om de zorg te verbeteren, met een leider-schapsvoorbeeld uit de directe werkomgeving, intervisiegroep-jes en coaching. In het tweede jaar voeren de deelnemers een project in hun eigen werk uit. Het collegegeld is fors. Werpt dit geen drempels op? “Medisch specialisten kunnen deze 15.000 euro meestal goed betalen uit hun opleidings-budget. De deelnemende ziekenhuizen betalen het collegegeld van de verplegers en paramedici.”

Loopt de opleiding storm? “We willen in september starten met een eerste lichting van dertig deelnemers, aangedragen door de deelnemende univer-sitaire centra. Op dit moment hebben we twintig inschrijvingen ontvangen. Er zijn dus nog plaat-sen beschikbaar.”

Meer informatie: www.nfukwaliteit.nl

Welke beroepen en opleidingen hebben we in de toekomst nodig in de gezondheidszorg? Daarover adviseert Zorginstituut Nederland de minister van VWS. Reden voor Zorg Magazine

om (innovatieve) beroepen en opleidingen onder de loep te nemen.

De nieuwe masteropleiding kwaliteit en

veiligheid in de patiëntenzorg leidt artsen

en verpleegkundigen op tot

‘kwaliteitsver-beteraar’. Internist en universitair

hoofd-docent Hub Wollersheim is initiatiefnemer

van deze studie, die wordt aangeboden

door de Nederlandse Federatie Universitaire

Medische Centra (NFU).

W

AT

DO

eT

D

e…

Verbeteraar

van kwaliteit

in vijftig jaar van tachtig procent afgenomen naar twintig procent – maatregelen lonen dus wel. Je kunt kanker beter voorkomen dan genezen; met preventie is de meeste winst te behalen. Dat de leeftijdsgrens voor verkoop van alcohol nu verhoogd is, is ook een goed begin, al valt het niet mee daarmee gedrag daadwerkelijk te veranderen. Drinken is een sociaal iets, net als eten.”

Maar gedragsverandering blijft moeilijk...

“Methoden ontwikkelen die kunnen aanzet-ten tot gedragsverandering zijn daarom belangrijk. Ik lobby daarvoor bij KWF Kan-kerbestrijding, en zij lobbyen bij de politiek. In april gaat de website voedingenkankerinfo.nl in de lucht, ondersteund door fietsactie Alpe D’HuZes – waarvoor vrijwilligers fietsend geld inzamelen in de strijd tegen kanker – en een samenwerking tussen de Landelijke Werk-groep Diëtisten Oncologie, het Integraal Kan-ker Centrum Nederland en de Wageningen Universiteit. Deze website geeft informatie ter preventie, bij behandeling en na behande-ling van kanker. En mensen kunnen er vragen stellen. Want het is voor ons knokken tegen alternatieven, die vaak adviezen geven die niet evidencebased zijn, maar die enorm aan-spreken. Weet je wat ik zo graag zou willen? Dat een bekende Nederlander onze voedings-adviezen zou willen promoten, daar een lans voor zou willen breken.”

(9)

Tekst: Noël Houben | Beeld: Bart Eijgenhuijsen (HH) Het project ‘Good Practices in de langdurige zorg’ omvat drie onderdelen: onderzoek, erkenning van succesvolle interventies en veel belovende behandelingen in de lang-durige zorg, en tot slot de uitwisseling met (praktijk)deskundigen.

Bij het erkenningstraject van de Good Practices zijn de grootste slagen gemaakt. Organisaties in de gehandicaptenzorg, ouderenzorg en de zorg voor chronisch zieken kunnen hun succesvolle interventies sinds 1 januari 2014 aanmelden bij Vilans, kenniscentrum voor de langdurige zorg. Organisaties in de langdurige geestelijke gezondheidszorg kunnen hiervoor terecht bij het Trimbos-instituut. Deze kenniscentra voeren het erkenning straject uit voor het Kwaliteitsinstituut.

Vilans en het Trimbos-instituut begeleiden de indieners bij de nadere uitwerking van de interventie. Bij een positief oordeel van een commissie van onafhankelijke deskundigen komt de behandeling in de digi-tale Kwaliteitsbibliotheek van het Kwaliteits-instituut. Andere organisaties in de langduri-ge zorg, maar bijvoorbeeld ook verzekeraars en patiënten, kunnen zo kennisnemen van deze veelbelovende praktijkvoorbeelden.

Proberen en missen

Met de opname van goede interventies in de Kwaliteitsbibliotheek is de zaak voor het

Kwaliteitsinstituut niet afgedaan, vertelt projectleider Angelie van der Aalst. “We willen niet afwachten of partijen binnen de langdurige zorg uit eigen initiatief aan de slag gaan met zo’n goed voorbeeld. We gaan daarom de invoering van deze interventies actief bevorderen. Hoe precies? Daar denken we nog over na.”

Het Kwaliteitsinstituut wil verder stimuleren dat interventies die daar geschikt voor zijn door zorgpartijen en cliëntenorganisaties worden doorontwikkeld tot kwaliteits-standaarden. Deze kwaliteitsstandaarden moeten dan gelden voor de hele of grote delen van de langdurige zorg. Van der Aalst: “Het is niet eenvoudig om een breed gelden-de standaard te gelden-destilleren uit een praktijk-voorbeeld. Het zal een proces van ‘proberen en missen’, van trial and error, worden.”

onderzoek naar kwaliteit van leven

Onderzoek, het andere deel van het project Good Practices in de langdurige zorg, is een zaak van de lange adem. In dit onderdeel staat de kwaliteit van leven centraal. Bevor-dering van de kwaliteit van leven van cliënten is het hoofddoel van organisaties binnen de langdurige zorg. Binnen het ZonMw-pro-gramma Kwaliteit van Zorg is onderzoek uit-gezet naar welke methoden er in de praktijk van de langdurige zorg worden gebruikt om in beeld te brengen hoe de kwaliteit van leven van clienten is. Het gaat in de langdurige zorg immers om de persoonlijke beleving van de

kwaliteit van leven. Kwaliteit van leven moet dan ook gemeten worden op het niveau van het individu. Uit een in 2012 gehouden enquête blijkt dat men het hier binnen de langdurige zorg over eens is. Het onderzoek, dat voor de zomer klaar zal zijn, moet ook duidelijk maken wat de kwaliteit en toepas-baarheid van deze methoden is. Vervolgens staat een onderzoek op de rol naar het verband tussen de kwaliteit van leven en de kwaliteit van de zorg. Het Kwaliteits instituut is ook betrokken bij een programma van wetenschapsfinancier NWO, de Nederlandse organisatie voor wetenschappelijk onderzoek. Dit programma moet eveneens leiden tot meer inzicht in de relatie tussen de kwaliteit van leven en de kwaliteit van de zorg.

Liefdevolle menselijke verhoudingen

Tot slot de uitwisseling van kennis en erva-ringen met (praktijk)deskundigen uit de

lang-durige zorg. Het meest in het oog springend binnen dit onderdeel zijn de kwaliteitsfora die het Kwaliteitsinstituut organiseert. Dat zijn bijeenkomsten voor alle organisaties die zich bezighouden met de langdurige zorg. Het eerste kwaliteitsforum, dat werd gehouden in mei 2013, leidde ertoe dat relatiegerichte zorg, waarvoor onder andere de Tilburgse professor Andries Baart met zijn presentietheorie pleit, meer op het netvlies kwam te staan. Kenmerkend in de presentie-theorie en de daarbij aansluitende praktijken, is de gerichtheid op het scheppen van rechtvaardige en liefdevolle menselijke verhoudingen, met name waar mensen onaanzienlijk, arm, of doodziek zijn, of het stempel sociaal overbodig of hopeloos hebben.

Dit jaar start de ontwikkeling van een standaard die beschrijft waaraan een goede relatie tussen cliënt en zorgverlener moet

voldoen. Deze relatie is immers belangrijk voor de kwaliteit van leven.

Veel interesse

Een volgend kwaliteitsforum, in december vorig jaar, ging over het erkenningstraject voor goede interventies. Van der Aalst: “Toen presenteerden 28 goede voorbeelden zich aan 140 deelnemers uit de langdurige zorg. Ook hebben we uitgelegd wat er voor erkenning moet gebeuren. Verschillende organisaties hebben naar aanleiding van de bijeenkomst interesse getoond om dit traject te doorlopen.”

Eén van deze organisaties – Link4all, die zich inspant om de digitale wereld te ontsluiten voor verstandelijk gehandicapten – komt op pagina 18 en 19 van dit Zorg Magazine aan het woord.

Meer informatie over het project ‘Good Practices in de langdurige zorg’ is te vinden op de website van

Zorginstituut Nederland, onder Kwaliteits instituut. Houd ook de LinkedIn-groep van het Kwaliteits-instituut in de gaten voor actuele informatie.

Succesvolle interventies in de langdurige zorg

“ Het gaat

om kwaliteit

van leven”

Goede interventies in de langdurige zorg bevorderen en

werken volgens kwaliteitsstandaarden stimuleren. Dat is

het doel van het project Good Practices van het

Kwaliteits-instituut. Goede zorg leidt tot een betere kwaliteit van leven

van cliënten, is het uitgangspunt.

De zorg moet gericht zijn op het scheppen van rechtvaar-dige en liefdevolle menselijke verhoudingen. Dat bepleit de presentietheorie.

“Wat is de relatie tussen de kwaliteit van leven en de

kwaliteit van de zorg? Dat gaan we onderzoeken”

Goede praktijk­

voorbeelden

Goede zorg vertaalt zich uiteindelijk in een betere kwaliteit van leven van de cliënten. Of dat inderdaad zo is, laat het Kwaliteitsinstituut onderzoeken in het project ‘Good Practices in de langdurige zorg’. Tegelijk wil het Kwaliteitsinstituut in kaart brengen welke succesvolle, kwalitatief goede interventies er in de langdurige zorg zijn. Het project helpt bij de ontwikkeling van instrumenten voor vaststellen, toepassen, evalueren en verder verspreiden van deze succesvolle interventies.

De volgende bijeenkomst van het project Good Practices in de langdurige zorg wordt gehouden op donderdag 16 oktober 2014. Iedereen die betrokken is bij het verbeteren van de zorg in Nederland is van harte welkom.

(10)

Succesvolle interventies langdurige zorg

“Gehandicapten wegwijs

maken op internet is

gewoon goede zorg”

Tekst: Noël Houben | Beeld: Frank Muller (HH) De bossen van de Utrechtse Heuvelrug zijn gevoelsmatig mijlenver verwijderd van de digitale snelweg. Maar het is het bij Doorn gelegen woonzorgcomplex ’t Sand waar zorgorganisatie Bartiméus zes jaar gele-den voor het eerst experimenteerde met een digitale agenda voor mensen met een beperking. Al snel zocht deze instelling voor blinden en slechtzienden samenwerking met andere organisaties om nieuwe digitale diensten te ontwikkelen. Op 1 oktober 2011 volgde de oprichting van Link4All. Binnen deze stichting werken elf landelijk opererende zorgorganisaties samen. Zij wisselen onder-ling kennis, ervaringen en digitale toepassin-gen uit. Link4All maakt voor het ontwikkelen van applicaties gebruik van de expertise van verschillende universiteiten en hogescholen. Knoppen in hoofdsteun

Het vlaggenschip van Link4All is

Ikbenonline.com. Dit internetplatform staat open voor cliënten van de zorgorganisaties die deelnemen aan Link4All. Maar ook men-sen die geen klant zijn van deze instellingen kunnen een abonnement nemen op de web-site. Via Ikbenonline.com kunnen mensen met beperkingen gebruikmaken van allerlei nuttige en leuke applicaties.

Een enthousiaste Joost Hartveldt demon-streert in het Doornse Bartiméus FabLab, een afkorting voor Fabrication Laboratory, wat er allemaal mogelijk is. Cliënten kunnen op Ikbenonline.com onder andere een fotoboek bijhouden, e-mailen, videochatten, muziek beluisteren, aan e-learning doen en een digitaal levensboek samenstellen.

De applicaties zijn geschikt gemaakt voor mensen met uiteenlopende beperkingen. Zo worden alle toepassingen op de site voorge-lezen. Ontvangen mensen met een visuele beperking een e-mail? Met een druk op de knop kunnen zij het bericht beluisteren. De interactieve leeractiviteit TARA is speciaal in-gericht voor cliënten met een verstandelijke beperking. Zij leren hier in woord en beeld bepaalde vaardigheden, bijvoorbeeld hoe je met iemand kennismaakt of hoe je tanden-poetst. Mensen die niet kunnen lezen en dus geen toetsenbord kunnen gebruiken, kunnen met behulp van slechts twee knoppen toch surfen op Ikbenonline.com. “Hier

in het FabLab bedenken mijn collega’s Marjolein Smit, Dick Lunenborg en ik waar nodig een maatwerkoplossing”, vertelt Hartveldt. “Kan een cliënt bijvoorbeeld alleen zijn hoofd gebruiken? Dan bouwen we de knoppen gewoon in op de hoofdsteun.” grenzen bewaken

Ikbenonline.com is een besloten platform: iemand moet eerst inloggen, voordat hij of zij ervan gebruik kan maken. Wil een gebruiker iemand aan zijn netwerk toevoegen, zodat hij met deze persoon kan videochatten? Dan vindt hierover vooraf overleg plaats met de begeleider van de cliënt. “We willen mensen een veilige omgeving bieden”, legt Hartveldt uit. “Sommige cliënten zijn vanwege een ver-standelijke beperking niet zo goed in staat om hun grenzen te bewaken. Dat kan hen in de problemen brengen op het gewone internet.” Waarom is het zo belangrijk dat mensen met een beperking gebruik kunnen maken van digitale toepassingen? “Het is een recht, dat is vastgelegd in het VN-verdrag voor rechten

van mensen met een beperking”, reageert Hartveldt. “We hebben verder in Europees verband afgesproken dat mensen met een beperking volwaardig moeten kunnen deelnemen aan de maatschappij. Het is voor mij trouwens gewoon een kwestie van goede zorg. De cliënten waar wij als zorginstellingen verantwoordelijk voor zijn, moeten zo veel mogelijk toegang hebben tot de middelen die wij zelf ook gebruiken. Daar horen digita-le toepassingen zeker bij. Deze toepassingen helpen mensen bovendien om zo zelfstandig mogelijk te functioneren.”

Netwerk

Naar dit laatste onderwerp wil Link4All nader onderzoek laten doen, maakt Hart-veldt duidelijk. “We hebben een speciale enquêtemodule ontwikkeld. Hiermee kun-nen ook cliënten met ernstige beperkingen zelfstandig vragenlijsten invullen. Deze mo-dule willen we, in samenwerking met de Vrije Universiteit Amsterdam en de Technische Universiteit Twente, gaan gebruiken voor een klantonderzoek. Dit onderzoek moet duidelijk maken wat gebruikers vinden van Ikbenonline.com, maar ook wat de impact van de site is op hun netwerk. Stabiliseert dit netwerk zich door het platform, breidt het zich juist uit? Deze vraag is zeker relevant in

een periode waarin mensen steeds meer een beroep moeten doen op hun omgeving.” Het is ook een tijd waarin de middelen voor de langdurige zorg steeds schaarser worden. Zal dit er uiteindelijk toe leiden dat de stek-ker uit Link4All gaat? Hartveldt denkt van niet. “We hebben de tijdgeest mee. Digitale toepassingen zijn niet meer weg te denken uit het leven van mensen. Het draagvlak voor Link4All is dus groot. De bestuurders van de aangesloten zorginstellingen hebben zich bovendien persoonlijk gecommitteerd aan Link4All. Daardoor komt er ook eerder formatie vrij om aan onze programma’s te werken.”

Erkenningstraject

Link4All wil graag het erkenningstraject gaan doorlopen, zegt Hartveldt. “Ikbenonline.com heeft nu drieduizend gebruikers. Als we een plek krijgen in de kwaliteitsbibliotheek van het Zorginstituut hopen we veel meer orga-nisaties en mensen te bereiken. Er zijn alleen al 350.000 mensen met een verstandelijke beperking in Nederland. En dan heb ik het nog niet over cliënten met andere beperkin-gen. De potentiële doelgroep is dus enorm.”

Meer weten? link4all.nl

erkenningstraject

In de langdurende zorg is het lastig om in algemene termen te duiden wat effectieve interventies zijn en hoe zorgverlenende organisaties deze kunnen toepassen om de kwaliteit van de zorg te verbeteren. Om deze kennis op een eenduidige manier zichtbaar te maken voor professionals toetst een commissie onder regie van het Kwaliteitsin­ stituut interventies op onder meer effectiviteit en toepasbaarheid in de praktijk: het zogeheten erkennings­ traject. De beoordelingsmethodiek wordt momenteel ontwikkeld bij het Trimbosinstituut en bij Vilans, kenniscentrum voor de langdurige zorg. Hierbij wordt aangesloten bij de pakketcriteria voor verze­ kerde zorg – (kosten)effectiviteit, toepasbaarheid, noodzakelijk te verzekeren – het toetsingskader en bestaande beoordelingscriteria voor effectieve interventies. Interventies die het erkennings­ traject goed doorlopen hebben, krijgen een plaats in de Kwaliteits­ bibliotheek van het Zorginstituut.

Via Ikbenonline.com kunnen mensen met beperkingen gebruikmaken van allerlei nuttige en leuke digitale toepassingen.

“Toegang tot internet is

een vastgelegd recht in

het VN­verdrag voor de

rechten van mensen met

een beperking”

Is de digitale wereld voor

mensen zonder beperking

soms al lastig, voor

verstan-delijk gehandicapten kan het

een brug te ver zijn. Link4All

helpt mensen met een

beperking deel te kunnen

nemen aan die digitale

wereld. Om de

mogelijk-heden onder de aandacht

te brengen bij meer

zorg-organisaties en gebruikers

wil Link4All het

erkennings-traject ‘Good Practices’ van

het Kwaliteitsinstituut

door lopen.

(11)

Wouter Kusters had twee keer een

psychose, twee keer werd niet naar

hem geluisterd door artsen en

ver-pleegkundigen. Een grote fout, zegt

Kusters, want de mens blijft een

betekenisscheppend wezen, ook als

hij een psychose heeft. Tegen het

advies van zijn artsen in, stopte hij

met de medicatie. Toch verliet hij

beide keren de instelling. Kusters

publiceerde net zijn derde boek

over waanzin, een doorwrochte

filosofische studie.

Tekst: Florentijn van Rootselaar | Beeld: Ron Zwagemaker “Twee keer had ik een psychose, in 1987 en in 2007. Twee keer werd ik opgenomen. Ik kijk, zeg ik voorzich-tig, met gemengde gevoelens terug op het verblijf in de psychiatrische inrichting. Artsen, maar ook verpleegkun-digen, hadden wel goede bedoelingen, maar ze hielden te star vast aan protocollen en ideeën over wat hoorde. Ondanks de ontwikkelingen die de psychiatrie had door-gemaakt in de periode tussen de twee psychoses, was er een grote overeenkomst tussen de twee opnamen: naar mijn verhaal werd niet geluisterd. Mensen met een psy-chose, vooral op de acute afdeling van een psychiatrisch ziekenhuis, worden behandeld als zieken: het gedrag dat ze vertonen en de taal die ze bezigen, zijn voor de artsen en verpleegkundigen slechts symptomen van een ziekte. Wat de behandelaars niet zien, is dat die taal betekenis heeft; de inhoud van wat we zeggen wordt niet opge-merkt. Terwijl die taal – of andere expressieve uitingen zoals kunst en dans – nu juist het fundament zijn van

de mens. Je bent niet iemand die als een gedachtenloze automaat symptomen uitstraalt – zelfs niet als je een psychose hebt – maar je bent en blijft voor alles een bewust betekenisscheppend wezen.

Psychotische uitingen zijn beter te beschouwen als een vorm van instantpoëzie, van mystiek ook. Je voert een innerlijke symbolische strijd, vol van betekenis. Je associeert niet, zoals artsen zeggen, zomaar wat bij elkaar. Kenmerkend voor een psychose is verder dat alles wat je ziet niet meer verwijst naar iets anders, ook niet naar het verleden. De dingen verschijnen op zichzelf, zonder enige relatie, dat maakt de ervaringen zo intens. Afgesloten van het verleden, leef je in een intens heden.

Je mensbeeld wordt hierdoor wel breder. Tijdens de psychose maak je dingen mee die iedereen in minder intense vorm kan ervaren. De associaties van de dichter, bijvoorbeeld, verschillen niet zoveel van de associaties tijdens de psychose; de creativiteit van de kunstenaar is goed vergelijkbaar met de creativiteit tijdens de psychose. Wat dat betreft is een psychose geen uitzonderings-toestand, een periode van ziekte in een verder gezond leven, maar eerder een verheviging van iets wat we allemaal in ons dragen, maar uitgeleefd op een te extreme manier en op het verkeerde moment. Juist wat zo fundamenteel is voor de mens, wordt in de inrichting onderdrukt. De taal is er niet meer dan een indicatie voor medicatie, wat ze het ongezonde deel noemen willen ze eronder krijgen, zodat er meer ruimte is voor het zogenaamde gezonde deel. Je wordt

D

e

AND

ere

Bl

IK

“De psychose is pas voorbij als je

weet waar de angsten en extase

betrekking op hadden”

“Ik pleit er niet voor dat mensen met een psychose helemaal geen zorg moeten krijgen”

“een verheviging van

wat we allemaal in

ons dragen”

Referenties

GERELATEERDE DOCUMENTEN

Voor zover de aanvragen voor een omgevingsvergunning betrekking hebben op een bouwactiviteit, kunnen deze worden voorgelegd aan de commissie Stedelijk Schoon Velsen.

Burgemeester en Wethouders van Velsen maken met inachtneming van artikel 139 Gemeentewet bekend dat de raad van Velsen in zijn vergadering van 9 september 2010 heeft besloten:. -

En geld is nu eenmaal nodig voor een Stadsschouwburg, die niet alleen een goed gerund be- drijf dient te zijn maar tevens dienst moet doen als culture-. le tempel en

De Koninklijke Nederlandse Bil- jart Bond (KNBB), vereniging Carambole, zoals dat met in- gang van 1 januari officieel heet, heeft besloten om voor het eerst met deze

Burgemeester en Wethouders van Velsen maken met inachtneming van artikel 139 Gemeentewet bekend dat de raad van Velsen in zijn vergadering van 9 september 2010 heeft besloten:. -

Gemotiveerde bezwaarschriften kunnen gedurende 6 weken na de dag van verzending van de vergunning worden ingediend bij het college van Burgemeester en Wethouders van Velsen

Het gaat er ge- animeerd toe, die woensdag- namiddag 30 april, wanneer jon- geren in het Vlaams Parlement naar voren brengen wat voor hen de uitdagingen voor de toekomst

Ik heb het raadswerk met veel plezier (en af en toe een frustratie :-) gedaan, maar ik heb het te druk met o.a.. de projecten vanuit mijn bedrijf, het is niet meer