• No results found

ZorgMagazine - augustus 2014

N/A
N/A
Protected

Academic year: 2021

Share "ZorgMagazine - augustus 2014"

Copied!
21
0
0

Bezig met laden.... (Bekijk nu de volledige tekst)

Hele tekst

(1)

Rudi Westendorp over de collectieve verantwoordelijkheid

voor gezondheid | Gepastere zorg bij artrose knie en heup |

Eenzaamheid tegengaan begint bij zelfkennis

Zorg

Magazine

Kwartaalblad van Zorginstituut Nederland | augustus 2014

Arts en patiënt

bespreken samen

welke zorg gepast is

(2)

6

Afvallen in of buiten de kliniek?

Bijna twintigduizend kinderen in Nederland hebben levensbedreigend overgewicht. Zorginstituut Nederland stelt dat een behandeling daarvan mét opname op de langere termijn niet bewezen effectief is.

8

Geriatrische revalidatie

De voorwaarden om voor geriatrische revalidatie in aanmerking te komen, moeten soepeler, adviseert Zorginstituut Nederlands.

10

Gezond oud worden

Hoogleraar ouderengeneeskunde Rudi Wes-tendorp wil meer aandacht voor preventie.

14

Elk kind met astma is weer anders

Sandra van Duijn is verpleegkundig specialist. Open blijven staan voor de ander, is haar belofte op Change Day.

16

Onnodige zorg knie en heup

Patiënten met artrose aan knie of heup krijgen vaker dan gedacht onnodige zorg.

20

21e eeuw is de eeuw van de patiënt

Geef patiënten meer kennis, zodat ze gelijk-waardiger kunnen overleggen met de arts over de zorg die ze krijgen. De kwaliteit van de zorg zal dan toenemen en de kosten zullen afnemen, zegt onderzoeker Gert Westert.

25

Begrippenkader gepast gebruik

Zorginstituut Nederland ontwikkelt samen met anderen een Begrippenkader gepast gebruik, dat artsen en patiënten onder steunt bij de afwegingen die ze samen maken.

29

Kwaliteit kankerzorg

Oncologisch chirurg Michel Wouters vertelt over nut en noodzaak van meten en registeren van uitkomsten in de zorg.

31

Bewuster kiezen

De Levenmetkanker-beweging is blij met de nieuwe kwaliteitsindicatoren voor darm- en borstkanker.

32

Meer zorg voor hetzelfde geld

Verplaatsing van medisch specialistische zorg naar de eerste lijn is vaak moeizaam. De regio Maastricht is daarop een uitzondering.

36

“Willen we alles wel weten?”

Diagnostisch onderzoek levert steeds meer nevenbevindingen op. Willen patiënten wel alles weten over hun lichaam?

14

Sandra van Duijn

Deed een belofte op Change Day.

4 Kort nieuws

23 Wat doet de…

Vernieuwer sport

en beweging?

26 “Eenzaamheid

tegengaan begint

bij zelfkennis”

In de rubriek

De Andere Blik

vertelt

Jeannette Rijks over

eenzaamheid en hoe

die tegen te gaan.

38 Aan je kinderen

vertel-len dat je kanker hebt

In de rubriek In de zorg

met…

deze keer: Esther

Smid. Ze schreef een

informatief kinderboek

over borstkanker.

Hoe behandel ik mijn dokter. Dit boek, dat gaat over pati-entenrechten in de praktijk, zag ik laatst liggen in een tweedehands boekwinkel. Een patiënt die doorvraagt - precies wil weten wat er aan de hand is – is geen zeurpiet, maar staat in zijn recht, stelt de schrijver ervan, journalist en jurist Jaap de Vries.

Het boek verscheen in 1998, hoe anders waait de wind nu in de zorg. De doorvragende patiënt lijkt zich niet lan-ger te hoeven verdedigen. De mogelijke zeurpiet wordt bijna zelfs de gedroomde partner in de zorg – een goed geïnformeerde patiënt die gelijkwaardig overleg verlangt. Want gezamenlijke besluitvorming zal leiden tot gepaster gebruik, dus tot betere op het individu toegespitste zorg en verlaging van kosten, is de nieuwe opvatting. De roep om gezamenlijke besluitvorming klinkt overal – ook in dit nummer van ZorgMagazine.

Allerlei initiatieven moeten daartoe leiden of aan

bij-dragen. De Nijmeegse medisch socioloog Gert Westert organiseert patiëntenacademies, waar patiënten kennis krijgen bijgebracht zodat ze in de‘bespreekkamer’, zoals hij die noemt, met de arts volwaardig kunnen praten over de meest verstandige keuze. Het Begrippenkader gepast gebruik, dat bij het Zorginstituut ontwikkeld wordt, geeft patiënt en arts houvast om tot die gezamenlijke keuze te komen. En de organisatie DICA, die de kwaliteit van de zorg – zoals darmkanker- en borstkankerzorg – meet en registreert, ‘smeekt’ om kritische patiënten.

De 20e eeuw was de eeuw van de dokter, deze eeuw wordt de eeuw van de patiënt, voorspelt Gert Westert in dit nummer. Volgens hem gaat de wittejassencultuur eindelijk verdwijnen.”

Annette van der Elst

aelst@zinl.nl

Zeurpiet

Volg Zorginstituut Nederland op twitter en blijf op de hoogte van het laatste nieuws: @ZiNL

Rubrieken

Red

Actioneel

Bijeenkomsten

Vergadering Adviescommissie Pakket

De openbare bijeenkomsten van de Adviescommissie Pakket in de komende maanden van 2014 zijn: 22 augustus, 19 september, 17 oktober, telkens op vrijdag.

Locatie: Zorginstituut Nederland in Diemen.

De agenda wordt een week voor de vergadering gepubliceerd op www.zorginstituutnederland.nl. Wilt u een vergadering bijwonen, dan kunt u zich daarvoor aanmelden bij de contactpersoon:

mw. drs. J. Zwaap jzwaap@zinl.nl 020 797 88 08.

Schriftelijke reacties kunnen tot uiterlijk acht dagen voor de vergadering worden ingediend en een verzoek om mondelinge inspraak tot uiterlijk vier dagen voor de vergadering. De voorzitter van de ACP beslist over deze verzoeken.

(3)

KoR

t nieUWS

Whatsappen

met

Zorg-instituut

Nederland

Zorginstituut Nederland is nu ook te bereiken via whatsapp, een programmaatje op de smartphone om berichten uit te wisselen. Voorlopig gaat het hier om een proefperiode van drie maanden, van juli tot en met september 2014.

Via deze whatsappmogelijkheid kunnen burgers eenvoudige, algemene vragen stellen over de burgerregelingen voor wan-betalers en voor onverzekerden. Zorginstituut Nederland pro-beert zo snel mogelijk en uiterlijk binnen 24 uur de vragen te be-antwoorden. Dat gebeurt tijdens de uren waarop het Zorginstituut

bereikbaar is, van maandag tot en met vrijdag tijdens kantoor-uren (9.00 tot 17.00 uur). Zorginstituut geeft geen infor-matie over individuele dossiers, zoals de hoogte van de schuld van verzekerden of aan- en afmeldingen van wanbetalers en onverzekerden.

Het telefoonnummer dat Zorginstituut Nederland voor de uitwisseling van whatsapp-berichten heeft ingesteld is: 06 55 71 26 27. Dit nummer kan niet worden gebruikt om sms-berichten te versturen of om naar te bellen.

De Adviescommissie Pakket (ACP) is uitgebreid met twee onafh ankelijke adviseurs: socioloog Romke van der Veen en econoom Marcel Canoy. De ACP is een commissie bij Zorginstituut Nederland, die voorgeno-men adviezen becomvoorgeno-mentarieert en beoordeelt op de maatschappelijke gevolgen ervan.

De Adviescommissie Pakket bestaat uit zes onafh ankelijke deskundigen en de drie leden van de Raad van Bestuur van het Zorginstituut. Romke van der Veen en Marcel Canoy zijn om hun expertise op het gebied van volks-gezondheid en beleid toegevoegd als adviseurs. Marcel Canoy is sinds 2008 als hoofdeconoom en senior partner werkzaam bij Ecorys, een van de oudste onder-zoeks- en adviesorganisaties in Europa. Dit bureau is gespecialiseerd in economische, ruimtelijke en sociale ontwikkeling.

Canoy werkte tot eind mei 2008 als economisch adviseur bij het Bureau of European Policy Advisers (BEPA), de denktank van de voorzitt er van de Europese

Grote deskundigheid

en een kritische blik

Marcel Canoy: “Er zijn landen waarin preventie in de opleiding tot arts meer aandacht krijgt en waar bijvoorbeeld een nationale koepel voor preventie is die onderzoek en kennisdeling stimuleert.”

Romke van der Veen: “ In een activerende verzorgingsstaat lopen vrouwen risico te worden uitgesloten of in armoede te vervallen.”

Commissie José Manuel Barroso. Ook was hij van 2008-2013 werkzaam als deeltijdhoogleraar economie en regulering van de zorg aan de Universiteit van Tilburg. Sinds april van dit jaar is Marcel Canoy universiteits-professor aan de Erasmus School voor Accounting en Assurance. Verder publiceert hij regelmatig in NRC Handelsblad, de Volkskrant, Trouw en Het Financieele Dagblad, waarin hij een wekelijkse column heeft .

Preventie

In een interview met CVZ Magazine (zomer 2010), voorlo-per van ZorgMagazine benadrukte hij de noodzaak voor meer aandacht voor preventie, ook om de betaalbaar-heid en de kwaliteit van de zorg te behouden: “Met het oog op de toekomst is hameren op preventie terecht. Artsen in Nederland zijn opgeleid om mensen te genezen, niet om te zorgen dat ze niet ziek worden. Dat betekent dat preventie in de mentaliteit van artsen geen hoge prioriteit heeft . Dat is overal lastig hoor, maar Nederland loopt hierin bepaald niet voorop. Er zijn landen waarin

preventie in de opleiding tot arts meer aandacht krijgt en waar bijvoorbeeld een nationale koepel voor preventie is, die onderzoek en kennisdeling stimuleert. En waar verzekeraars op dit punt veel actiever zijn.”

Romke van der Veen

Hoogleraar sociologie Romke van der Veen is geen onbekende bij Zorginstituut Nederland/CVZ. Eerder maakte hij deel uit van het college, dat in de periode 1999-2006 het bestuur vormde van het College van zorgverzekeringen. Na de bestuurlijke verandering (het college werd vervangen door een raad van bestuur), was hij lid van de toenmalige Adviesraad van het CVZ, dat op grotere bestuurlijke afstand stond. Ook schreef hij op verzoek van het CVZ de studie De toekomst van de Lang durige zorg, over redenen en risico’s van een kern-AWBZ.

Van der Veen doet als hoogleraar sociologie van arbeid en organisatie aan de Erasmus Universiteit onder meer onderzoek naar de werking van de arrangementen van de verzorgingsstaat. Naast De toekomst van de langdurige zorg (2011) schreef Van der Veen onder andere De herverdeelde samenleving. Ontwikkeling en herziening van de Nederlandse verzorgingsstaat (met Willem Trommel en Kees Schuyt, 2004) en The Transformation of Solidarity. Changing risks and the future of the welfare state (met Mara Yerkes en Peter Achterberg, 2012). Van der Veen is ook zeer actief buiten de academische wereld. Zo is hij voorzitt er van het Kennisplatform Werk en Inkomen, Kroonlid van de Sociaal-Economische Raad (SER) en voorzitt er van de SER-Commissie Sociale Zekerheid en Gezondheidszorg.

Vrouwen

Een terugkerende analyse in het werk van Van der Veen is dat er in een activerende verzorgingsstaat (of partici-patiestaat) mensen risico lopen uitgesloten te worden of in armoede te vervallen. Zo noemt hij in De toekomst van de langdurige zorg vrouwen potentiële ‘slachtoff ers’ van een meer activerende verzorgingsstaat. Naast werk en de zorg voor eventuele kinderen komt immers vaak een groot deel van de mantelzorg op hun schouders terecht. Daar oog voor hebben én op grond van dat besef goede randvoorwaarden formuleren zijn daarom volgens hem van groot belang, zei hij onlangs ook in CVZ magazine (najaar 2013) “In andere landen binnen Europa is man-telzorgverlof heel normaal. Daarover zou je afspraken kunnen maken in de cao. We hoeven niet steeds zelf het wiel uit te vinden in Nederland.”

Annett e van der Elst

Besparingen

IVF

- In 2013 is 18.5 miljoen euro minder uitgegeven aan

vruchtbaarheidsbehandelingen. Deze besparing is het resultaat van afspraken tussen gynaecologen (NVOG), verzekeraars, patiëntenorganisatie Freya en Zorginstituut Nederland (toen nog CVZ) over alternatieve maatregelen. Tot die maatregelen behoren: afwachtend beleid bij vrouwen met een goede prognose om spontaan zwanger te worden, terugplaatsing van één embryo in plaats van twee, en een leeft ijdsgrens van 43 jaar om een vruchtbaarheidsbehandeling vergoed te krijgen. Nog niet alle gegevens zijn bekend, mogelijk valt de besparing hoger uit, namelijk 25 miljoen euro.

gebitsprothese

- De kosten van de vergoeding van implantaat

gedragen gebitsprotheses zijn in tien jaar tijd vertienvoudigd. Op basis van onderzoek naar de praktijk van deze zorg adviseert Zorginstituut Nederland enkele maatregelen voor gepaster gebruik, zoals de ontwikkeling van een zorginhoudelijke richtlijn, aanscherping van de indicatiestelling en aanpassing van de eigen bijdrage: acht procent voor deze zorg in de bovenkaak (300 euro), tien procent voor die in de onderkaak (220 euro) en tien procent voor reparaties. Voorheen bedroeg de eigen bijdrage 125 euro per kaak. Deze maatregelen hebben voldoende draagvlak bij belanghebbende partijen en leveren een minimale besparing van 10 miljoen euro op. Zie ook www.zorginstituutnederland.nl.

(4)

Tekst: Annette van der Elst Beeld: Evelyne Jacq (HH)

Het aantal kinderen met ernstige, levens-bedreigende obesitas is de laatste decennia aanzienlijk toegenomen. Was dertig jaar geleden nog 0,08 procent van de kinderen tussen 2 en 18 jaar ernstig obees, momenteel is dat 0,56 procent, dat zijn 18.500 kinderen. Ernstige obesitas komt twee tot vier keer vaker voor bij kinderen van Turkse en Marokkaanse afkomst en bij kinderen

waar-van de ouders relatief laag zijn opgeleid. Het overgewicht van een ernstig obees kind is te vergelijken met dat van een volwassene met een Body Mass Index (BMI, de verhou-ding tussen gewicht en lengte) van 35 tot 40. Ter illustratie: een vrouw van 1.72 meter met een dergelijke BMI weegt tussen de 105 en 120 kilo, terwijl een gezond gewicht voor haar tussen de 56 en 74 kilo ligt. De gezondheids-risico’s, ook bij kinderen, zijn groot. Zo lopen ze een grotere kans op hart- en vaatziekten, diabetes mellitus type II en gewrichtsklachten.

Ook kunnen ze sociale en psychische proble-men krijgen vanwege hun dikte, bijvoorbeeld omdat ze gepest worden om hun uiterlijk.

gecombineerde leefstijlinterventie

De aangewezen behandeling bestaat uit een individueel zorgplan, dat uitgaat van getrapte zorg: beginnen met de minst in-grijpende en de minst kostbare behandeling (gegeven de ernst van de aandoening) en pas wanneer die geen resultaat geeft zwaardere zorg inzetten. Voor ernstig obese kinderen

Standpunt klinische opname te dikke kinderen

Afvallen in of

buiten de kliniek?

“Optimale ambulante

behandeling van ernstig

obese kinderen ontbreekt

op veel plaatsen in

Nederland”

Bijna twintigduizend kinderen in Nederland lijden aan ernstige obesitas.

Sommige van deze kinderen worden, om af te vallen, opgenomen in een

speciaal behandel centrum. Zorg instituut Nederland stelt in een standpunt dat

deze klinische behandeling op de langere termijn niet bewezen effectief is.

is de ambulante intensieve gecombineerde leefstijlinterventie de eerst aangewezen behandeling. Deze behandeling bestaat uit interventies die zijn gericht op vermindering van de calorieëninname en meer bewegen. Met cognitieve gedragstherapie krijgen ze een gezonder eetgedrag aangeleerd. Een team van zorgverleners moet deze kinderen – en hun familieleden, die bij de behandeling worden betrokken – bijstaan: een kinderarts, een diëtist, een psycholoog en een fysiothe-rapeut. Het doel is afvallen en een blijvende verbetering van de leefwijze. De intensieve behandelfase duurt 1 jaar, gevolgd door een onderhoudsfase van 1 jaar, om te voorkomen dat een kind terugvalt in het oude gedrag en weer in gewicht aankomt. Heeft een kind deze twee fasen succesvol doorlopen, zal het nog voor onbepaalde tijd begeleiding krijgen.

Heideheuvel en Adelante

Kinderen die er gedurende het eerste jaar niet in slagen om (voldoende) af te vallen, worden vaak opgenomen in een gespeciali-seerd behandelcentrum, zoals Heideheuvel in de bossen bij Hilversum en Adelante in het Limburgse Valkenburg. De kinderen volgen daar de intensieve gecombineerde leefstij-linterventie, en verblijven dag en nacht in het centrum. De behandeling behoort op dit moment niet tot de verzekerde zorg, maar is tot nu toe betaald uit het zorgvernieuwing-budget, uit onderzoeksgelden of een over-gangsfinanciering van VWS. Adelante is sinds 1 januari van dit jaar (tijdelijk) gestopt met opname van kinderen met ernstige obesitas door het ontbreken van financiering, Heide-heuvel heeft van VWS een overbruggingsfi-nanciering gehad voor nog een half jaar. Kan deze zorg opgenomen als verzekerde zorg? Toen deze vraag in 2005 werd gesteld, oordeelde het toenmalige CVZ dat er onvol-doende bewijs was dat opname effectief zou zijn en voorgesteld werd om de behande-ling van kinderen met ernstige obesitas te koppelen aan onderzoek, dat werd verricht bij Heideheuvel. Dit onderzoek is inmiddels afgerond en de resultaten zijn bekend, wat aanleiding was voor het uitbrengen van een nieuw standpunt.

Niet effectief op langere termijn

Het standpunt verwijst naar twee studies: de Obelix-studie, die ambulante behande-ling vergelijkt met een klinische behandebehande-ling, en de Helios-studie, die een opnameduur van zes maanden vergelijkt met die van

twee maanden. Uit de studies blijkt dat de behandeling op zichzelf effectief is: kinderen vallen af. Een opname van twee maanden blijkt daarbij kosteneffectiever te zijn dan een opname van zes maanden. Ook bij de kinderen die (eveneens in Heideheuvel) een poliklinische behandeling hebben gekregen, daalde het gewicht, terwijl poliklinische be-handeling eerder en van andere zorgverleners had gefaald. Na de opname nam het gewicht echter geleidelijk weer toe en na twee jaar zijn er geen relevante verschillen meer tussen ambulant behandelde kinderen en opgenomen kinderen.

Het Zorginstituut concludeert daarom dat er geen wetenschappelijk bewijs is gevon-den dat op de langere termijn de klinische opname effectiever is en de gewichtsvermin-dering groter dan bij de ambulante leefstijl-interventie. De behandeling met opname behoort dan ook niet tot de verzekerde zorg. Het Zorginstituut heeft de uitkomsten van het onderzoek besproken met de beroeps-groep van kinderartsen. Zij delen de conclusie dat er geen voldoende bewijs is voor de effectiviteit van de klinische lang-durige behandeling op langere termijn.

Uitzonderingen

Voor een zeer beperkt aantal ernstig obese kinderen maakt het Zorginstituut een uitzondering. Het kan bijvoorbeeld om medisch urgente redenen – zoals lever-falen – nodig zijn redom een te dik kind op te nemen of voor observatie en diagnostiek, om duidelijk te krijgen waarom ambulante behandeling maar niet aanslaat.

De indicaties voor dergelijk medisch nood-zakelijk verblijf worden met de beroepsgroep nader uitgewerkt.

Verder blijkt uit de onderzoeken dat optimale ambulante behandeling op veel plaatsen in Nederland ontbreekt. Verzekeraars en gemeenten zullen daarom samen aan de slag moeten gaan om de ambulante preventie en behandeling van overgewicht en obesitas bij kinderen te organiseren. Tot slot beveelt het Zorginstituut aan dat preventie van ernstige obesitas onverminderd hoog op de maat-schappelijke agenda moet blijven staan. Het standpunt Klinische opname voor kinderen met ernstige obesitas is te lezen en te downloaden op www.zorginstituutnederland.nl onder Rapporten en standpunten.

In behandelcentrum Heideheuvel in Hilversum krijgen dikke kinderen intensieve begeleiding om af te vallen, eventueel worden ze er opgenomen.

(5)

Tekst: Corina de Feijter | Beeld: David Rozing (HH) Geriatrische revalidatiezorg (GRZ) is kortdu-rende, multidisciplinaire en op herstel ge-richte zorg voor kwetsbare, oudere patiënten die na een ziekenhuisopname voor revalida-tiebehandeling in een verpleeghuis worden opgenomen. Doel van deze zorg is dat deze patiënten na de revalidatie weer goed thuis kunnen functioneren. Sinds januari 2013 valt GRZ niet langer onder de langdurige zorg (AWBZ) maar onder de Zorgverzekeringswet (Zvw). Daarin is opgenomen dat mensen al-leen recht hebben op deze zorg als deze aan-sluit op een ziekenhuisopname. “Deze regel is strikt geïnterpreteerd”, zegt adviseur van het Zorginstituut Marij van Eijndhoven. Samen

met haar collega Johan de Wit heeft zij het adviesrapport geschreven voor verbetering van het selectiecriterium om voor GRZ in aanmerking te komen, zodat oudere patiën-ten ook zonder voorafgaande ziekenhuisop-name in bepaalde gevallen deze zorg kunnen krijgen. Een klinisch geriater of internist ouderengeneeskunde moet dan wel eerst een geriatrisch onderzoek hebben verricht.

Motie Tweede Kamer

Ouderen die geen voorafgaande ziekenhuis-opname hebben gehad maar wel geriatri-sche revalidatiezorg nodig hebben, kunnen deze volgens de huidige regels niet krijgen. Soms worden ouderen zelfs onnodig in een ziekenhuis opgenomen, alleen maar om in aanmerking te komen voor GRZ. Om deze onwenselijke situaties te voorkomen, dienden de Tweede Kamerleden Renske Leijten (SP) en Hanke Bruins Slot (CDA) eind 2013 een motie in, waarin gevraagd werd uit te zoeken of de huisarts, eventueel met tussenkomst van een geriatrisch

specia-list, direct kan doorverwijzen naar de GRZ. Verantwoordelijk minister Edith Schippers vroeg vervolgens aan het Zorginstituut (toen nog CVZ) om de voorwaarden om geriatri-sche revalidatie te krijgen te bezien en haar daarover te adviseren. Het Zorginstituut heeft zich daarbij gebaseerd op de analyse van de toegankelijkheid die de Nederlandse Vereniging voor Klinische Geriatrie (NVKG), de vereniging van specialisten in ouderen-geneeskunde en sociaal geriaters Verenso, het Nederlandse Huisartsen Genootschap (NHG) en de Landelijke Huisartsen Vereniging (LHV) hebben gedaan.

Acute aandoening

Zorginstituut Nederland adviseert GRZ voor een specifieke patiëntengroep ook toegan-kelijk te maken zonder voorafgaand zieken-huisverblijf. Het gaat om een groep patiënten waarbij sprake is van een acuut opgetreden aandoening die ertoe leidt dat deze mensen niet meer goed kunnen lopen bijvoorbeeld of niet meer voor zichzelf kunnen zorgen, licht Marij van Eijndhoven toe. In veel geval-len hebben deze patiënten meerdere aandoe-ningen, de zoge heten multimorbiditeit. “We adviseren dat bij patiënten met bijvoor-beeld een bekken fractuur of een fractuur van de schouder, waarvoor een operatie en dus opname niet nodig is, een geriatrisch onderzoek plaatsvindt. Dat moet een klinisch geriater of een internist ouderengenees-kunde, of allebei, direct op de eerste hulp of via een spoedconsult op een geriatrische polikliniek doen.”

Alle aspecten komen in dat onderzoek aan bod: hoe functioneert iemand, zijn er andere medische problemen en als de fractuur door een val kwam: hoe en waarom is de patiënt gevallen? Dit multidisciplinaire team kan goed in beeld brengen wat er met de patiënt op alle domeinen aan de hand is, een behandelplan opstellen en beoordelen of geriatrische revalidatiezorg nodig is. Van Eijndhoven benadrukt dat dit onderzoek specifieke deskundigheid vereist. “Het is volgens ons bij uitstek het werkterrein van deze specialisten. Wij hebben in ons advies de rol van de klinisch geriater en de internist ouderengeneeskunde vanuit zorginhoudelijk perspectief beschreven, omdat we het van groot belang vinden dat deze patiënten de juiste zorg op de juiste plaats krijgt.” 24 uur per dag

Johan de Wit, eveneens adviseur bij het Zorginstituut, benadrukt dat goede passende zorg en het belang van de patiënt uitgangspunten zijn geweest bij het advies. “Misschien dat een geriatrisch onderzoek

in de toekomst door de eerste lijn kan worden uitgevoerd, maar nu nog niet. Deze expertise is op dit moment nog onvoldoende geborgd. Een richtlijn hiervoor ontbreekt bijvoorbeeld nog.”

Van Eijndhoven noemt, om het advies ook in de praktijk uitvoerbaar te laten zijn, het van groot belang dat zorgverzekeraars en beroepsgroepen concrete afspraken maken over de (continue) beschikbaarheid van geri-atrische expertise in het ziekenhuis, in dit ge-val: de spoedeisende hulp of de geriatrische spoedkliniek. “Ook moeten zorgverzekeraars en zorgaanbieders concrete afspraken maken over de toegankelijkheid van deze geriatri-sche revalidatiezorg: 24 uur per dag.” Het rapport Geriatrische revalidatiezorg is te vinden op www.zorginstituut.nl onder Rapporten en standpunten

Zorginstituut adviseert over revalidatiezorg voor ouderen

“Geriatrische

revalidatie ook

zonder ziekenhuis­

opname”

Bepaalde oudere patiënten

zouden ook zonder

vooraf-gaande ziekenhuis opname

toegang moeten krijgen tot

geriatrische revalidatiezorg

(GRZ), zodat deze patiënten

op een passende manier

adequate zorg krijgen.

Dit adviseert Zorginstituut

Nederland aan minister

Schippers van VWS.

Zorginstituut Nederland adviseert dat een multi­ disciplinair team moet beoordelen of een patiënt na een acuut opgetreden aandoening geriatrische revalidatie nodig heeft, ook als er geen ziekenhuis­ opname aan voorafgaat. Op de foto: een oudere man op de spoedeisende hulp van een Rotterdams ziekenhuis. Hij is gevallen en heeft een hoofdwond.

Geriatrische

revalidatiezorg

Geriatrische revalidatiezorg (GRZ) is zorg voor kwetsbare ouderen die in het ziekenhuis een medisch­ specialistische behandeling hebben ondergaan, bijvoorbeeld als gevolg van een beroerte, of een botbreuk. deze oudere cliënten hebben behoefte aan een multidisciplinaire revalidatiebehandeling die aan hun individuele mogelijkheden om te herstellen en aan hun eigen tempo om te trainen is aangepast en reke­ ning houdt met eventuele andere aandoeningen deze zorg helpt om terug te keren naar de oude woon­ situatie en te blijven deelnemen aan het maatschappelijk leven. GRZ wordt momenteel vrijwel uitsluitend intramuraal geleverd door verpleeghuizen of andere instellingen in de sector verpleging en verzorging.

“Soms worden ouderen

onnodig in een ziekenhuis

opgenomen, alleen maar

om in aanmerking te

komen voor geriatrische

revalidatiezorg”

(6)

Tekst: Jos Leijen | Beeld: Ron Zwagemaker De uitnodiging ‘gaat u zitten’ blijft achter-wege. Het gesprek met Rudi Westendorp vindt staande plaats in een van de kamers van Leyden Academy on Vitality and Ageing in het fraaie historische Poortgebouw van het Leids Universitair Medisch Centrum. “We zitten veel te veel”, licht Westendorp (55) toe. “Staan is gezonder. Het geeft je de mogelijk-heid om te bewegen, het leidt tot interessan-tere gesprekken en je komt eerder to the point. In het CVZ Magazine van najaar 2012 betoogde Westendorp dat ouderen uit de ‘pleegzus-terstand’ moeten om vitaal te blijven en uit het leven te halen wat erin zit. Dat vraagt een omslag in het denken van de ouderen zelf, maar ook van beleidsmakers en zorgprofes-sionals. Begin dit jaar verscheen zijn boek Oud worden zonder het te zijn. Over vitaliteit en veroudering, waarin hij verder gaat op dat pad. Hij legt onder meer de vinger op de zere plek waar het de zorgsector aangaat. “Ouderen zijn meer dan een bak rammelende orga-nen”, zegt hij halverwege het gesprek. “Ou-derdomskwalen zouden meer in samenhang beoordeeld en behandeld moeten worden.”

Van uw boek zijn inmiddels meer dan 40.000 exemplaren verkocht. Heeft u dat verrast?

“Je droomt ervan, maar de redacteuren van de uitgeverij zorgen wel dat je verwachtingen niet te hoog zijn. Er verschijnen de laatste tijd meer boeken over veroudering. Ik ben blij dat veel mensen kennis nemen van wat ik te vertellen heb. “

U schetst een hoopvol beeld van ouder worden.

Ik breng inderdaad een vrolijke boodschap: ouder worden is geen kommer en kwel, het leven kan ook leuk zijn als je oud bent. Ik kom de laatste maanden regelmatig in boekhandels vanwege mijn boek. Ik hoor daar dat de manier waarop ik ouderen portretteer herkenbaar is, dat ik begrijp hoe ouderen in elkaar zitten. Dat spreekt mensen aan.

Maar ouder worden is toch niet altijd ‘leuk’. Mensen hebben ook veel meer zorg nodig.

Hoe je ouder worden ervaart, hangt ook erg van je eigen instelling af. Ik sprak laatst een 83-jarige die klaagde over zijn gezondheid. ‘Maar wat wilt u? U bent 83.’ Iedereen wil

oud worden in gezondheid, maar dat gaat niet. Het is wel goed om je lichaam in een goede conditie te houden, daar is veel mee gewonnen. Maar de biologische machine krijgt onherroepelijk gebreken. Dat wil echter niet zeggen dat je er niet iets moois van kunt maken. Het glas is altijd halfvol.

Dat is gemakkelijk gezegd.

Het blijkt dat veel ouderen er zelf ook zo over denken. Gemiddeld geven ouderen het leven een acht, sommigen zelfs een tien, ook al hebben ze gebreken. Door te accepteren dat het lichaam minder wordt, zich aan te passen, hulp te vragen en door met een goede strategie te leven, valt er nog heel veel ple-zier te beleven. Tegelijk zijn er ook ouderen die het leven een twee geven. Die zouden moeten leren van ouderen die er nog wel lol in hebben en het maximale uit hun lijf halen.

Dan helpt het wel als dat lijf in goede conditie is.

Dan kom je op de preventie. Op dat vlak gebeurt veel te weinig. Voor het begin van het leven is veel aandacht. Zodra je zwanger bent, krijg je te horen dat je niet mag roken en niet mag drinken. Je krijgt foliumzuur

Hoogleraar ouderengeneeskunde Rudi Westendorp over ouder worden

“ een mens is

een geheel, niet

een bak organen”

Rudi Westendorp is hoogleraar ouderengeneeskunde in Leiden en directeur

van Leyden Academy on Vitality and Ageing. Gezonder ouder worden is

mogelijk, maar dat is niet alleen een zaak van jezelf, betoogt hij. Het

zorg-stelsel moet veranderen, met meer aandacht en geld voor preventie. En zet

de hele mens centraal.

“Gemiddeld geven ouderen

het leven een acht, sommigen

zelfs een tien, ook al hebben

ze gebreken”

(7)

te slikken en je gaat geregeld bij de verlos-kundige langs. Vervolgens besteden we de eerste jaren nog aandacht aan het kind in de consultatiebureaus en daarna laten we het lopen. Van een collectieve verantwoordelijk-heid wordt de gezondverantwoordelijk-heid opeens een eigen verantwoordelijkheid.

Dat is niet goed? Is gezondheid dan geen eigen verantwoordelijkheid, volgens u?

Nee. Veel mensen zijn niet goed toegerust om die verantwoordelijkheid te dragen. Tegelijk worden ze van alle kanten gebom-bardeerd met prikkels om ongezond te leven.

Als ik door de Leidse binnenstad loop, pas-seer ik om de tien meter een fastfoodrestau-rant. Dat is de kat op het spek binden. In de Verenigde Staten is het kinderen verboden om op de fiets naar school te gaan, want dat is te gevaarlijk. Hoe hou je dan je conditie op peil? Hier in Nederland zie je een explosie van roltrappen. Waarom is dat?

Moeten we preventie veel collectiever regelen?

Ja, preventie is niet alleen een zaak van jezelf, we hebben ook een publieke verantwoor-delijkheid. Er moeten meer programma’s

oud worden

zonder het te zijn

in Oud worden zonder het te zijn beschrijft Rudi Westendorp vele facetten van het (steeds) ouder worden. Hij gaat in op de oorzaken van veroudering en legt uit hoe het komt dat iedere volgende generatie langer leeft dan de vorige. Hij be­ schrijft onderzoek naar veroudering bij dieren en mensen, neemt en passant een kijkje in het seksleven van fruitvliegen en voert de lezer mee naar ouderen in Ghana. ouder worden schuift op en in dit boek gaat hij in op de maatschap­ pelijke gevolgen en hoe we als samenleving daarmee kunnen omgaan. dankzij gezonder eten, schoon water, uitbanning van infectieziekten, vermijden van oorlogen en betere medische voor­ zieningen worden we (in het Wes­ ten) steeds ouder. de samenleving heeft deze ontwikkeling echter niet kunnen bijbenen. de pensioenleef­ tijd zou volgens Westendrop sneller omhoog moeten dan nu gebeurt en de zorgsector moet werken aan een meer integrale benadering van ge­ zondheid en ouderdomsklachten. ouderen zelf moeten wennen aan het idee dat er na hun pensionering nog een heel leven voor hen ligt. Ze kunnen zelf meer doen om actief en gezond oud te worden. ook al leven we langer en al blijven we langer fit, de laatste jaren (de ‘rafelrand’ van het leven) worden we geplaagd door gebreken. dat zal volgens Westendorp ook niet veranderen. opmerkelijk is dat er soms een groot verschil is tussen de objectieve gezondheid van ouderen en de waardering die zij hebben voor het leven. de meeste ouderen kunnen goed omgaan met tegen­ slag, ziekte en gebrek en proberen er gewoon het beste van te maken. Goede sociale contacten zijn hierbij van grote waarde. Maar ouderen worden te weinig aangemoedigd om sociaal te blijven functioneren, stelt de auteur.

komen om gezond leven en preventie te be-vorderen. Hoe kun je kinderen toestaan om vanaf hun 15e te roken, zich tot hun 30e klem

te zuipen en vol te vreten zonder voldoende te bewegen en dan daarna de vinger te wijzen en te roepen dat het hun eigen schuld is? Dat is pervers!

Hoe kunnen we preventie collectief regelen?

Een van de problemen is dat er voor preven-tie geen betaaltitel is. Er gebeurt alleen iets als er vergoedingen zijn. En die zijn er niet voor preventie. We moeten het stelsel zo veranderen dat er wél betaald wordt voor preventie. Zo ingewikkeld is dat niet. Als we miljoenen vrij kunnen maken voor de strijd tegen kanker, moet dat toch ook kunnen voor de strijd tegen obesitas? Als je weet dat 40 procent van de kinderen rookt, kun je als doel 5 procent stellen. Of neem iets eenvou-digs als hoge bloeddruk. We weten dat een hoge bloeddruk een drie keer hoger risico geeft op dementie. Toch wordt maar één op de vier mensen met een hoge bloeddruk goed behandeld. Drie op de vier niet. Er zou een programma moeten komen om hoge bloeddruk op te sporen en te behandelen. Maar dat gebeurt niet.

Tegelijkertijd schrijft u in uw boek geen voorstander te zijn van screening.

Dat hangt ervan af. Als je bij vrouwen van 75 jaar gaat screenen op borstkanker, dan levert dat meer nevenwerkingen op dan gezond-heidswinst. Als we onderzoek doen naar iets dat zinvol is, ben ik daar meteen voor. Zoals screenen op coloncarcinoom (darmkanker, red.) of hoge bloeddruk, obesitas en alcohol-gebruik. Dat zet zoden aan de dijk. Daar mo-gen ze gerust programma’s op zetten. Maar pleiten voor een MRI van het hele lichaam is onzin. Dat veroorzaakt alleen maar onrust. Maar daar zit een verdienmodel achter. Het is te gek voor woorden dat we daardoor diag-nostisch onderzoek stimuleren dat er niet toe doet, terwijl belangrijke zaken die wel effect hebben, blijven liggen.

U schrijft ook dat de zorg niet is toegerust op ouderen.

Ouderen hebben vaak te kampen met meerdere kwalen. Multimorbiditeit noemen we dat. Maar dokters denken niet in meer-dere kwalen. Die hebben ieder hun eigen specialisme. Daardoor worden ouderen van het kastje naar de muur gestuurd. Er zou een integrale verantwoordelijkheid moeten ko-men voor de gezondheid van ouderen. Maar ook hier geldt: daar is geen betaaltitel voor. Als een man een prostaatprobleem heeft, wil de dokter dat probleem oplossen. Maar hij moet die meneer met dat prostaatprobleem helpen. Een mens is een geheel, niet een bak rammelende organen. Er zijn wel huisartsen die het proberen, en zelfs specialisten, maar alle prikkels staan de andere kant op.

Hoe moeten we de zorg dan organiseren?

Ook hier is de oplossing niet zo heel inge-wikkeld. De mens moet centraal worden gezet. Zorgverleners moeten meer als een geolied team opereren. Dokters dienen zich te realiseren dat ze onderdeel zijn van dat team. Als er een patiënt komt met hartklach-ten, moeten die klachten bezien worden in het totaal van de kwalen die deze patiënt heeft. Er moet meer gekeken worden hoe die patiënt het beste geholpen is. Daar moeten dokters op worden afgerekend; integraliteit moet ook een betaaltitel worden. Dat levert een gezondere oudere op. En ook zinniger zorg. Klachten in samenhang bekijken, in plaats van eilandjes zonder totaalbeeld in ogenschouw te nemen.

Dat we ouder worden, heeft ook een econo-mische kant. In het CVZ Magazine van najaar 2012 zei u dat de pensioenleeftijd eigenlijk al op 70 gesteld zou moeten worden.

Dat klopt. Elke week krijgen we er twee dagen bij. Willem Drees zei bij de invoering van de AOW al dat de grens zou moeten worden aangepast aan de levensverwach-ting. Maar dat is nooit gebeurd. Daardoor is het systeem nu te duur. Mensen moeten

langer werken. Tegelijk stelt dat de samen-leving voor de opdracht om te zorgen dat mensen de kans krijgen om voor zichzelf te kunnen zorgen. Als je nu boven de vijftig bent en je raakt je baan kwijt, dan kun je het wel vergeten. Dat vind ik onverteerbaar. We hebben een collectieve verantwoordelijkheid om daar iets aan te doen.

Er moeten op beleidsniveau een aantal dingen geregeld worden. Moet er een minister voor ouderen komen?

Nee, niet een minister voor ouderen. Dat wordt al snel sektarisch en creëert een tegen-stelling tussen generaties. Een departement voor de levensloopbestendige inrichting van Nederland, daar zie ik wel iets in. De dingen zo organiseren, dat mensen een mooie levensloop kunnen doormaken. De col-lectieve verantwoordelijkheden benoemen en de maatschappij zo inrichten dat zo veel mogelijk mensen hun individuele rechten en plichten kunnen waarmaken. Integraal, jong en oud, ziek en gezond.

En wat kunnen mensen tot die tijd doen?

(Glimlachend) Mijn boek lezen. En jezelf af-vragen hoe de rest van je leven eruitziet. Wat ga je doen als je kinderen het huis uit zijn? En oppassen dat je niet in de pensioenval trapt en je niets meer doet na je pensionering. Actief blijven, je sociale netwerk onder-houden, plannen maken, dat is wat mensen vitaal houdt.

Rudi Westendorp, Oud worden zonder het te zijn, Uitgeverij Atlas Contact, 19,95 euro. Westendorp: “Als ik door de Leidse binnenstad loop, passeer ik om de tien meter een fastfoodrestaurant. Dat is de kat op het spek binden.”

“Van een collectieve verantwoordelijkheid wordt de

gezondheid opeens een eigen verantwoordelijkheid.

Dat is niet goed”

(8)

Tekst: Corina de Feijter | Beeld: Ron Zwagemaker ‘Ik zal me altijd blijven inzetten om het ver-haal van de ander te horen en als uitgangs-punt te gebruiken voor de zorg, zodat we samen kunnen beslissen welk pad we het beste kunnen bewandelen.’ Met deze belofte staat Sandra van Duijn op de site van Change Day, die vorige maand in ons land voor de eerste keer werd gehouden. Op Change Day doen werkers in de gezondheidszorg en het zorgbeleid een belofte om elkaar te inspire-ren goede zorg te leveinspire-ren. Van Duijn: “Ik vind het een mooie gelegenheid om te laten zien wat ik kan betekenen in de zorg, zeker nu de zorg vaak gerelateerd wordt aan ‘het moet anders’ en ‘bezuinigen’. Change Day heb ik opgevat als een ijkpunt: werken in de zorg is voor mij een bewuste keuze, maar waarom deed ik dat ook alweer? Het is mijn passie en daarom sta ik stil bij waar ik mijn werk voor doe.”

Begonnen als huishoudelijke hulp

Sandra van Duijn begon ruim twintig jaar geleden in de zorg als huishoudelijke hulp. Ze volgde achtereenvolgens de opleiding tot verzorgende en verpleegkundige, werkte als gespecialiseerd wijkverpleegkundige

en kwam terecht op de kinderpoli van het Diaconessenhuis in Leiden. Ze deed een aan-vullende opleiding voor de behandeling van longaandoeningen en ontdekte dat ze prima op haar plaats was in de zorg voor kinderen met astma. “Maar in essentie is er voor mij niets veranderd. Of je nu met ouderen werkt, zoals ik deed als huishoudelijke hulp, of met deze kinderen: ik probeer te achterhalen wie de patiënt, die ander, is. Wat hebben ze meegemaakt en doorleefd? Daarop baseer ik mijn zorg. Bij kinderen met astma probeer ik erachter te komen wat ze moeilijk vinden en wat hen gelukt is. Ik kijk ook naar het verhaal van het gezin. Hoe past de aandoening van het kind daarin? Welke behandeling sluit aan? We doen het samen. In al die jaren heb ik dat principe niet losgelaten. Ik heb er wel meer van en over geleerd.”

Kunst

En dan gebeurt er soms iets wat je beoogt met je zorg, vertelt ze. “Ik had een jongen op mijn spreekuur die naar het vervolgon-derwijs gaat. Hij heeft zijn astma goed onder controle en ik stelde voor minder medicatie te nemen. Hij wilde dat niet. ‘Waarom zou ik dat doen? Dan zit ik op een nieuwe school en ben ik bang dat ik een astma-aanval krijg’,

zei hij. Hij had er zelf over nagedacht. Dat is de kunst: zorgen dat de patiënt voldoende weet over zijn aandoening en de effecten van de behandeling in een specifieke situatie. Samen keken we hoe hij deze kennis kon toepassen in zijn leven, zodat hij uiteindelijk de juiste keuze kon maken.”

Natuurlijk zijn er valkuilen als je op deze intensieve en persoonlijke manier zorg verleent, beaamt Van Duijn. “Je bent ook een mens. Soms zitten kinderen in benauwde po-sities, als er sprake is van een vechtscheiding bijvoorbeeld, van alcoholmisbruik of huiselijk geweld in het gezin. Dan kan ik de emotie letterlijk voelen. Ik probeer dan voor ogen

te houden wat mijn taak is. De zorg voor het kind is leidend.”

Kinderastmacarrousel

Van Duijn stond aan de wieg van de kinder-astmacarrousel, een multidisciplinaire interventie. Kinderen met astma komen een keer in de twee jaar in deze carrousel. Dan zien medewerkers van alle disciplines van het team voor behandeling van kinderastma deze kinderen en na het multidisciplinaire overleg krijgt elk kind, en zijn gezin, een advies op maat. “We zijn zes jaar geleden begonnen met 128 kinderen en nu hebben we circa 900 kinderen in zorg. Ik heb de

op-“Zorg is maatwerk.

elk kind met astma is

weer anders”

Verpleegkundige over belofte Change Day

Sandra van Duijn is verpleegkundig specialist in het

Diaconessenhuis in Leiden. Ze laat graag zien wat ze doet

voor goede zorg en werkte daarom mee aan Change Day.

Voor kinderen met astma heeft ze de zogeheten

kinder-astmacarrousel ontwikkeld, een multidisciplinaire

interventie waarmee elk kind, en zijn gezin, een advies

op maat krijgt.

“We doen het samen.

In al die jaren heb ik dat

principe niet losgelaten”

change day

nederland

Met change day nederland inspireren werknemers in de zorg elkaar door een persoonlijke belofte te doen voor verbetering van de zorg. change day is een begrip in engeland, waar deze speciale dag begon, en wordt de afgelopen jaren ook in Austra­ lië, canada, Zweden en ierland gehouden. Zorginstituut nederland heeft voor de invoering van deze actie het voortouw genomen. de eerste change day in nederland vond plaats op donderdag 26 juni, waarop ook staatssecretaris Martin van Rijn zijn inzet kenbaar maakte met de belofte: “ik zorg dat de zorg weer dichter bij de mensen komt.” op www.changedaynederland.nl zijn alle beloften verzameld.

dracht van de directie gekregen om te kijken wat in deze interventie wel en niet werkt en op basis van welke visie we deze zorg verle-nen. De bedoeling is de carrousel te evalue-ren en wetenschappelijk te onderbouwen. De uitkomsten hiervan gaan we gebruiken als basis voor een expertisecentrum.” De carrousel is niet gemaakt als instrument voor onderzoek, maar Van Duijn heeft er gevalideerde meetinstrumenten aan gekop-peld. “We meten bijvoorbeeld de longfunc-tie, de therapietrouw en de kwaliteit van leven. Naast de informatie die ik daaruit krijg, wil ik meer zicht krijgen op wat de kinderen nou feitelijk van ons krijgen. Het is meer dan alleen een technisch verhaal met veel informatie of mijn coachende rol. Ik ga dus evalueren wat er precies gebeurt en wat het effect is waarop.“

Maatwerk

Van Duijn kijkt kritisch naar de kwaliteits-indicatoren, richtlijnen en de zorgstandaard astma. “De voorzitter van de Long Alliantie, Guusje ter Horst, kwam hier op werkbezoek en vroeg wat ik van de zorgstandaard en de richtlijn vond. Ik volg de richtlijn, maar voor mij geldt dat de patiënt leidend is. Je moet ervan durven afwijken als dat het kind ten goede komt. Ik snap goed dat je de kwaliteit van zorg wilt meten en wilt vastleggen in richtlijnen, protocollen en standaarden. Maar deze zijn gemaakt om het zorgproces te on-dersteunen en zijn niet een doel op zich. Het is fijn als het lukt om samen met het kind en het gezin de astma onder controle te krijgen. Richtlijnen en zorgstandaard helpen daarbij, maar het blijft maatwerk, omdat elk kind en elk gezin weer anders is.”

Verpleegkundige Sandra van Duijn beloofde op Change Day zich “altijd te blijven inzetten om het verhaal van de patiënt te horen en als uitgangspunt te gebruiken voor de zorg”.

(9)

Kijk ook naar

alternatieven

voor nieuwe

knie of heup

Betere afstemming met patiënt

Patiënten met artrose aan knie of heup krijgen vaker

dan gedacht onnodige zorg. Ze worden onnodig belast

met diagnostiek of behandeling. Daardoor worden ook

onnodige kosten gemaakt. Dat blijkt uit een systematische

analyse van Zorginstituut Nederland naar zorg rond

artrose van knie en heup. Deze analyse is onderdeel van

het eerste rapport van het programma Zinnige Zorg.

Tekst: Annette van der Elst Beeld: Flip Franssen (HH)

Bij goede en zinnige zorg, niet meer dan nodig en niet minder dan noodzakelijk, zijn zowel de kwaliteit als de betaalbaarheid van de zorg gediend. Met het programma Zinnige Zorg wil Zorginstituut Nederland aan zinnige zorg van goede kwaliteit een bijdrage leveren. Het programma omvat een systematische analyse van zorg die vanuit het verzekerde basispakket wordt vergoed. De behandeling als zodanig maar ook de uitvoering van de zorg worden daarbij onder de loep gehouden. Per aandoeningsgebied beoordeelt het Zorginstituut de werkzaam-heid van medische interventies en de manier waarop deze zorg in de praktijk wordt toegepast. “Aan de hand van de analyse die we maken, kunnen we heel concreet de zorg verbeteren en de kosten van de zorg beter beheersen. Belangrijk is ook dat we dit doen vanuit het perspectief van de individuele patiënt en de burger als premiebetaler.

Dat is immers onze publieke taak”, licht adviseur Hans Paalvast van Zorginstituut Nederland toe.

Lange adem

Zinnige Zorg is een programma van lange adem. Paalvast: “Gedurende een jaar houden we twee aandoeningsgebieden tegen het licht. We doen dat samen met relevante betrokken partijen: patiëntenorganisaties, instellingen, wetenschappelijke verenigin-gen, artsen, verzekeraars. Vervolgens kiezen we een aantal onderwerpen waarvan we denken dat er ruimte is om gepast gebruik te bevorderen. Die onderwerpen gaan we dan het jaar daarop verder uitdiepen.”

Het doel van het programma is om ongepast gebruik van zorg op te sporen, de analyse met alle betrokken partijen te bespreken en dat vervolgens met gerichte acties aan te pakken. En, benadrukt Hans Paalvast met klem, de analyse en de daaropvolgende verbetering zijn zeker niet louter een bezuinigingsoperatie. “We zijn niet bang

(10)

zijn. Derksen legt uit dat na de diagnose artrose er eigenlijk sprake zou moeten zijn van getrapte zorg, stepped care, waarbij pijnstilling, educatie en aanpassing van de leefstijl de eerste aangewezen stap in de behandeling is, vervolgens oefentherapie, ontstekingsremmers en eventueel een diëtist om af te vallen en tot slot chirurgie of ook pijnstillende en ontstekingsremmende in-jecties in de knie of heup. Maar ruim tachtig procent van de patiënten die zijn doorver-wezen naar een orthopeed, zo blijkt uit de analyse, hebben deze zorg niet voldoende of helemaal niet aangeboden gekregen. En nog geen dertig procent van de patiënten die staan ingepland voor een totale

heuppro-these heeft in het verleden een doorwijzing voor fysiotherapie gekregen.

Aanpassing richtlijnen

Ongepaste diagnostiek – te snel en te vaak overgaan tot aanvullende beeldvormende diagnostiek – gebeurt dus in weerwil van de richtlijnen, die ook adviseren spaarzaam te zijn met foto’s. Ook volstaan de richtlijnen zelf niet helemaal, zeggen Paalvast en Derk-sen. Goede voorlichting, gedeelde besluit-vorming en getrapte zorg zijn in de richtlijnen voor artrose van knie en heup nog onvol-doende uitgewerkt. Zo werken de richtlijnen niet stapsgewijs uit hoe het zorgproces moet verlopen, wie er wel of niet in aanmerking om het thema kosten op tafel te leggen,

maar onze voorwaarde is altijd dat we de kwaliteit van de zorg willen vergroten én de kosten verlagen door onnodige uitgaven te vermijden.”

Zorg knie en heup

Samen met onder anderen zijn collega Joke Derksen heeft Hans Paalvast de eerste systematische analyse gedaan naar de zorg rond artrose van knie en heup, waar in Nederland momenteel bijna 1,2 miljoen mensen aan lijden - anderhalf keer zo veel vrouwen als mannen. Artrose aan de knie komt het meeste voor.

Artrose is gewrichtspijn als gevolg van verlies van kraakbeen, vervorming en ontsteking van botten en kan leiden tot beperkingen in lopen en bewegen. Artrose is geen specifieke ou-derdomsziekte, maar komt wel vaker voor bij ouderen: bij mensen boven de 75 is vrijwel al-tijd verlies aan kraakbeen en vervorming van botten waar te nemen, wat niet wil zeggen dat ze ook allemaal pijn ervaren of problemen met bewegen hebben. Verder kan artrose het gevolg zijn van overgewicht, overbelasting, weinig beweging of blessures. De kosten voor behandeling bedroegen in 2011 één miljard

euro, waarvan 52 procent voor specialistische zorg, 34 procent voor ouderenzorg. Tot 2030 wordt een forse toename van de kosten verwacht. Want naar verwachting zal het aantal mensen met artrose de komende jaren sterk stijgen, als gevolg van de verandering in bevolkingssamenstelling (vergrijzing), toename van overgewicht en obesitas. En ook de vraag naar behandeling zal toenemen, vanwege de actievere levensstijl van ouderen, maar ook door de vooruitgang van (operatie) technieken.

onnodige diagnostiek

Al met al is artrose van knie en heup een belangrijk en groot aandoeningsgebied, zegt Derksen, en zeker reden voor een analyse. De zorg is goed, maar kan nog verder verbe-teren, zo blijkt uit de analyse. Een opvallende uitkomst daaruit is dat er onnodige kosten worden gemaakt en patiënten onnodige

zorg krijgen, dus onnodig belast worden met diagnostiek of behandeling. Artsen gaan bijvoorbeeld veel sneller dan ze zelf denken over tot het maken van röntgenfoto’s, MRI- of CT-scans en dergelijke om de diagnose artrose te stellen, vertelt Derksen. Terwijl het in veel gevallen niet nodig is om beeldvormend onderzoek te doen om een diagnose te kunnen stellen. Dit is ook wat de richtlijnen voor de verschillende betrokken beroepsgroepen formuleren. De diagnose artrose is namelijk in veel gevallen te baseren op wat de patiënt vertelt over zijn klachten – zoals pijn bij bewegen, die niet verdwijnt door beweging – en lichamelijk onderzoek. Bovendien zeggen rontgenfoto’s niet altijd iets over de ernst van de symptomen. Kleine veranderingen op de foto kunnen gepaard gaan met veel pijn en omgekeerd.

getrapte zorg

Een ander opvallend resultaat uit de analyse is volgens Paalvast en Derksen dat vaak te snel wordt overgegaan tot plaatsing van een prothese – de ‘nieuwe’ knie of heup. Patiënten veronderstellen dat een nieuwe knie of heup in ieder geval gaat helpen, maar ze beseffen vaak niet dat er alternatieven

Programma Zinnige Zorg

Het doel van het Programma Zinnige Zorg is om gepast gebruik in de zorg te bevorderen door middel van een systematische analyse van zorg die uit het verzekerde basispakket wordt vergoed. daarbij wordt niet alleen naar de behandeling als zodanig gekeken, maar vooral ook naar de toepassing ervan in de alledaagse praktijk van de zorg. deze en de volgende stappen worden in nauwe samenwerking met de betrokken partijen uitgevoerd.

in een 5­jarige cyclus worden alle icd10­gebieden doorlopen. icd10 staat voor International Statistical

Clas-sification of Diseases and Related Health Problems, de nieuwste versie van het

internationaal gestandaardiseerde classificatie systeem van diagnosen. Zwangerschap, bevalling, kraambed is bijvoorbeeld zo’n icd10­gebied en ook bot, spier, en gewrichts

aandoeningen of ziekten voor oncologie. Per icd10­gebied voert het Zorginstituut dan een brede systematische analyse uit om even­ tuele aandachtspunten daarbinnen vanuit het perspectief van goede en zinnige zorg vast te stellen. Gekeken wordt dan wat er zoal speelt in dit specifieke domein en worden vormen van zorg benoemd waar ruimte is om gepaste zorg te bevorderen. daarna volgt nader verdiepend onderzoek van deze aandachtspunten. de analyse en verdiepende analyse van zorg rond artrose van heup en knie is het eerste onderzoek in dit kader.

Oncologie

Als tweede en derde onderzoek gaat het Zorginstituut het domein van ziekten voor oncologie en hart­ en vaatziekten onder de loep nemen. Allereerst wordt gezocht naar onderwerpen waar ruimte voor

gepast gebruik waarschijnlijk is. Voor oncologie is er al een voor­ selectie gemaakt naar vijf vormen van kanker op grond van vooral ziektelast en volumina: kanker van borst, prostaat, longen, huid en darmen. Speciale aandacht binnen deze vijf gebieden heeft de follow­ up, de periode na de primaire behandelingen. dit onderzoek vormt daarmee een aanvulling op de vele initiatieven die vooral de primaire behandelingen van kanker als onderwerp hebben.

Meer informatie over het Programma Zinnige Zorg is te vinden op www.zorginstituut.nl onder pakket/lopende dossiers/ programma zinnige zorg. daar is ook het Verbetersignalement zorg bij

artrose van knie en heup te lezen en te

downloaden.

komt voor een prothese. Bovendien zijn de richtlijnen voor huisartsen, specialisten en fysiotherapeuten niet op elkaar afgestemd. En om te komen tot gedeelde besluitvorming tussen arts en patiënt moet er meer werk worden gemaakt van voorlichting aan die patiënt. Vervolgens kunnen arts en patiënt het principe van getrapte zorg toepassen, dat wil zeggen: beginnen met de lichtst mogelijke interventie en pas wanneer die geen effect heeft zwaardere zorg inzetten. De patiënt heeft daar absoluut baat bij, verzekeren Paalvast en Derksen. “Bedenk dat er aan deze operaties ook nadelen en risico’s kleven: bloedingen, infecties van de prothese, wondinfectie, trombose, zenuw-beschadiging, of loslating van de prothese, om enkele belangrijke nadelen te noemen.”

Samen

Partijen zijn al met veel goede initiatieven aan de slag. Het Verbetersignalement, waar de analyse onderdeel van is, brengt deze initiatieven bij elkaar, vult deze aan en intensiveert de samenwerking, zegt Paalvast. “We noemen ons onderzoek een verbeter-signalement, omdat we er concrete punten ter verbetering en acties in benoemen, zoals aanpassing van de richtlijnen met meer aandacht voor getrapte zorg, voorlichting aan patiënten en gedeelde besluitvorming. Ook door een scherpere indicatiestelling voor de plaatsing van een prothese kan worden voor-komen dat patiënten er met een nieuwe heup of knie op achteruitgaan. De invoering van de verbeteringen is aan de zorgpartijen, zoals orthopeden, huisartsen en fysiotherapeuten. Maar wij kunnen daarbij wel ondersteunen en faciliteren, bijvoorbeeld door de verschillende partijen bij elkaar te brengen, zodat ze hun richtlijnen onderling kunnen afstemmen.” Over de uiteindelijke resultaten van het pro-ject, dus concrete verbeteringen in de zorg tegen lagere lasten, zijn Derksen en Paalvast optimistisch. “De betrokken beroepsgroepen zijn coöperatief en ook in meerderheid over-tuigd van de noodzaak. Ze willen zeker wel werken aan een beter gepast gebruik van de zorg rond artrose van knie en heup. Nu komt het aan op de uitvoering.”

“Het is vaak niet nodig om

foto’s te maken om een

diagnose te stellen”

“Patiënten, en soms ook behandelaren, veronderstellen

dat een nieuwe knie of heup in ieder geval gaat helpen.

Dat is niet altijd terecht”

Bij gewrichtsklachten is oefentherapie één van de eerste stappen in de behandeling

(11)

Internationaal

huisartsenonderzoek

De onderzoeksgroep van Westert heeft een paar jaar geleden meegedaan met een internationaal vergelijkend onderzoek onder ruim achtduizend huis artsen in twaalf landen, waaronder ruim vijfhonderd Nederlandse huis-artsen. Aan de huisartsen werd gevraagd of hun patiënten te veel of te weinig zorg krijgen? Het antwoord van zestig procent van de Nederlandse huisart-sen was: ‘Ja, het is eigenlijk iets te veel of gewoon te veel.’ In Nieuw-Zeeland vond de meerderheid van de huisartsen dat burgers juist te weinig zorg kre-gen. Vervolgens is aan de deelnemers gevraagd naar de motivatie van hun antwoord. Het bleek dat huisartsen het heel erg lastig vinden om nee te zeggen tegen een patiënt die vasthoudend is om een bepaald onderzoek te krijgen. In tachtig tot negentig procent stuurt de huisarts de patiënt dan door naar het ziekenhuis. Westert: “De poort naar die zorg staat wagenwijd open. Ben je als patiënt eenmaal binnen, dan zijn alle remmen los, want ziekenhuizen worden betaald voor productie en niet voor het resultaat. En dan krijg je al heel gauw onnodige diagnostiek, onnodige zorg en onnodig snijden. Willen de patiënten dit eigenlijk wel?”

Zorgpakket

Westert schat dat tussen de twintig en dertig procent van de zorg in het zorg-pakket niet echt effectief is en niet vol-doet aan zinnige zorg. “Misschien werkt die zorg wel, maar de effectiviteit ervan is niet onderzocht. Volgens een strak regiem worden geneesmiddelen toe-gelaten tot het zorgpakket. Zo’n strak regiem gericht op effectiviteit ontbreekt bij veel chirurgische handelingen en in wat mindere mate voor behandelingen van internisten. Iedere professional kan er gewoon mee beginnen. Dus ik denk dat er in het pakket allerlei zaken zitten die in feite niet zo heel veel toevoegen aan de gezondheid van mensen.” Tekst: Dik Binnendijk

Beeld: Ron Zwagemaker, Marco Okhuizen (HH) “Een van de grote problemen bij onnodige zorg is dat we daarvoor ook betalen! Wil je de kosten van het zorgsysteem in de hand houden dan is de beste strategie te stop-pen met die onnodige zorg en te snijden in het budget. Dat is altijd beter dan onnodig snijden in mensen.” Dat snijden in patiënten zal Gert Westert nooit zelf doen, want hij is medisch socioloog. Als hoogleraar gezond-heidsonderzoek is hij verbonden aan de Rad-boud Universiteit Nijmegen, waar hij, met zijn onderzoeksgroep, de kwaliteit van de zorg onderzoekt. “Ik voel me een soort dok-ter van het zorgsysteem. Ik werk met mensen die zieke mensen proberen beter te maken in een systeem dat zelf een beetje ziek is.” Het zorgsysteem is te sterk gespecialiseerd en daardoor gefragmenteerd, wat leidt tot een gebrek aan coördinatie en continuïteit. Ook betalen we volgens Westert nu niet voor kwaliteit maar voor productie, dus voor kwantiteit. “Ik ben een groot voorstander om daarmee te stoppen, dus met onnodige diag-nostiek, onnodige zorg en onnodig snijden.”

Zichtbare zorg

Om te kunnen stoppen met onnodige zorg, moet wel eerst het gebruik en de toepas-sing van de zorg zichtbaar worden. Maar met die zichtbaarheid van de zorg is het, zegt Westert, nog maar droevig gesteld. “We weten natuurlijk al wel wat, maar voor bijna het gehele veld is nog niet in kaart gebracht wie welke zorg waar en waarom in ons land gebruikt of toepast. Die zichtbaarheid in kaart brengen is noodzakelijk wil je zinnige van onzinnige zorg scheiden.”

In opdracht van de Nederlandse Patiënten Consumenten Federatie (NPCF) ontwikkelen Westert en enkele collega’s van zijn onder-zoeksgroep een landelijke zorgatlas waarin zorggebruik, kwaliteit en kosten inzichtelijk

zijn gemaakt. We werken bewust samen met de NPCF, zegt Westert, “omdat patiënten in dit geval je beste partners zijn.” Behandelaars en ziekenhuizen werken minder goed mee, constateert hij. “We krijgen moeizaam toe-gang tot allerlei gegevens. Waar dat nu echt aan ligt, weet ik niet. Hebben ze die getallen niet, of willen ze geen inzicht geven uit angst voor de gevolgen van transparantie?” Westert wijst in dit verband op de grote kwa-liteitsverschillen tussen regio’s, ziekenhuizen en behandelaars, en dat ook deze verschillen nauwelijks goed in kaart zijn gebracht. Recent heeft hij onderzoek gedaan onder zestig Nederlandse ziekenhuizen naar het voorko-men van onverwachte lange ligduur (de helft langer dan verwacht). Het blijkt dat er een grote variatie is. Westert: “Waarom varieert die onverwacht lange ligduur zo sterk en wat zou je eraan kunnen doen? Zo kun je ook kwaliteitsverschillen zichtbaar maken. Want misschien is die onverwachte lange ligduur een indicator voor het zich voordoen van complicaties.”

geen wetenschappelijk bewijslast

De Nederlandse arts Ben Willem Mol (sinds kort hoogleraar Obstetrie en Gynaecologie aan de Universiteit van Adelaide in Australië) schat dat in onze ziekenhuizen de helft van de zorg niet effectief is. Westert denkt dat tussen de 20 en 30 procent van de zorg niet bewezen werkzaam is, maar ook die schat-ting is niet hard. “In ieder geval weten we van een flink deel van de zorg niet of het werkt. Het kan best werken, maar we hebben

Hoogleraar gezondheidsonderzoek over zinnige zorg

“Beter snijden in

onnodige zorg,

dan onnodig snijden

in mensen”

Geef patiënten meer macht en kennis, zodat zij

gelijk-waardiger met de arts kunnen overleggen over de zorg

die zij krijgen, zegt gezondheidsonderzoeker Gert Westert.

Daarmee zal de kwaliteit van de zorg toenemen en zullen

de kosten afnemen. “De 20

e

eeuw was de eeuw van de

dokter en deze eeuw wordt die van de patiënt.”

dat wetenschappelijk niet onderzocht.” Niet alleen de zorg zelf maar ook uitspraken over zorg zijn niet altijd zo goed onderbouwd als gedacht. Westert verwijst naar een recente (literatuur)studie, die zijn onder-zoeksgroep deed naar de opvatting ‘als een arts een handeling of operatie veel doet, dan wordt hij (of zij) er steeds beter in’.

Het overheidsbeleid en de zorgverzekeraars zetten vanuit die opvatting in op concen-tratie van specifieke medische ingrepen in enkele ziekenhuizen. Westert: “Het is ons opgevallen dat er vrij kritiekloos wordt aangenomen dat een hoger volume leidt tot betere uitkomsten voor patiënten. De litera-tuur ondersteunt dat soms wel, maar in die-zelfde literatuur is bijna niets te vinden over welk mechanisme daar nu achter schuilgaat: Ligt het aan de excellente dokter, een prima team of is er sprake van gunstige omstandig-heden? We hebben vervolgens ook gekeken naar het beleidsadvies van Zorgverzekeraars Nederland waarin zij onderzoek hebben gedaan naar de gunstige effecten van die volumenormen en daar literatuur bij hebben

gezocht. Onze conclusie is dat ZN selectief gebruik heeft gemaakt van de literatuur. Dit onderzoek hebben we onlangs aangeboden aan het Nederlands Tijdschrift voor Geneeskunde.”

onderwijs

Westert bepleit dat in de universitaire opleiding bij elke arts een goede basis moet worden gelegd voor het onderscheid tussen zinnige en minder zinnige of onnodige zorg. In het huidige onderwijs is dat volgens hem volstrekt onvoldoende. “Studenten willen graag zo snel mogelijk het beroep van arts uitoefenen: diagnose stellen, behandelen, medicijnen geven, snijden enzovoorts. Ze vergeten vaak dat het ook een behoorlijk praatvak is, waarbij ze met patiënten moeten beslissen over wat wijs en niet wijs is om te doen. Volgens mij zou het heel goed zijn als ze van het begin af aan ook ontnuchterende colleges krijgen met thema’s als zinnige en onnodige zorg, overbodige medicalisering. En ook dat ze leren dat medisch onderzoek vaak op veel onderdelen, waaronder effecti-viteit, boterzacht is.”

Gert Westert: “Ik werk met mensen die zieke mensen beter proberen te maken in een systeem dat zelf een beetje ziek is.”

“Onderschat niet hoe

lang we geïnvesteerd

hebben in het dom

houden van patiënten”

(12)

Waarom is innovatie in sport en bewegen nodig?

“We beseffen steeds beter hoe belangrijk sport en bewegen zijn bij de aanpak van gezond-heidsvraagstukken. Voor te dikke kinderen, ouderen of mensen met een chronische aandoening is sporten en bewegen niet van-zelfsprekend. We leiden binnen onze tweejarige masterstudie studenten op tot veelzijdige pro-fessionals die voor dit probleem oplossingen bedenken en in de praktijk brengen.”

Voor wie is de opleiding bestemd?

“Onder de studenten zijn docenten lichamelijke op-voeding, sportconsulenten, fitness experts, ICT’ers, fysio-therapeuten en revalidatie-deskundigen. Die diversiteit pakt goed uit. De basis voor vernieuwing is niet een uniek idee, maar juist de combinatie van verschillende, bestaande ideeën en invalshoeken. Dit gebeurt bij deze opleiding vanzelf.”

Wat leren de studenten?

“Tijdens het eerste deel van de opleiding ligt de nadruk op

stimuleren van creativiteit en ondernemingszin. Vervolgens brengen we de studenten onder-zoeksvaardigheden bij die hen helpen om hun ideeën te toetsen en te onderbouwen. Ten slotte is er aandacht voor de toepas-sing van deze ideeën. Want hoe realiseer je de bedachte en onderzochte vernieuwingen ook daadwerkelijk in de praktijk? Dit is misschien nog wel de moei-lijkste stap. Vaardigheden op het gebied van verandermanage-ment zijn dan cruciaal. Studen-ten doorlopen deze drie fasen van het innovatieproces aan de hand van colleges, excursies en opdrachten. Voor hun master-thesis passen ze wat ze geleerd hebben toe op een vraagstuk bij hun eigen organisatie.”

De opleiding is tamelijk prijzig: bijna 16.000 euro. Werpt dit bedrag geen drempel op?

“Werkgevers moeten vaak wel even slikken als ze horen dat de opleiding bijna 16.000 euro kost en de studenten er twintig uur per week mee bezig zijn. Daar staat tegenover dat de deel-nemers een groot deel van die tijd werken aan een belangrijk project op de eigen werkvloer.

Na afronding van de opleiding heeft de organisatie bovendien een professional in huis die ook in staat is om andere vraagstuk-ken op een innovatieve wijze op te lossen. Voor de studenten zelf is het bevredigend dat ze hun ideeën dankzij de opleiding echt in de praktijk kunnen brengen.”

Zijn er al aansprekende resultaten geboekt?

“De resultaten zijn net zo verschil-lend als onze deelnemers. Ze va-riëren van een app om kinderen met een autistische stoornis te laten sporten tot een plan om de sportopleidingen te verbeteren. Een student zet op dit moment een handbikecentrum op bij de revalidatiekliniek waar hij werkt. Daarmee wil hij mensen met een dwarslaesie of een andere fysieke beperking structureel aan het sporten krijgen.”

Loopt de opleiding storm?

“We wilden in vijf jaar groeien naar twintig studenten per jaargang. Dat doel hebben we in het derde jaar al bereikt. Daar zijn we zeer tevreden mee. Dit zal altijd een exclusieve opleiding blijven. Je moet toch een soort schaap met vijf poten zijn om een professional in sport- en beweeg innovatie te worden.” Meer informatie: www.han.nl. Welke beroepen en opleidingen heb­ ben we in de toekomst nodig in de gezondheidszorg? Daarover adviseert Zorginstituut Nederland de minister van VWS. Reden voor ZorgMagazine om (innovatieve) beroepen en opleidingen onder de loep te nemen.

W

At doet de…

Vernieuwer sport

en beweging

Te dikke kinderen, mensen met een

chronische aandoening of ouderen. Hoe

krijgen we deze groepen aan het bewegen?

De master sport- en beweeginnovatie leidt

studenten op om ideeën te bedenken en in

de praktijk te brengen, vertelt

opleidings-coördinator Kasper Bakker van de

Hoge-school van Arnhem en Nijmegen.

“Kritiekloos wordt

aangenomen dat een

hoger volume leidt tot

betere uitkomsten voor

patiënten, maar bewijs

ontbreekt”

Wie is gert Westert?

Vanaf 2011 is Gert Westert hoogleraar gezondheidszorgonderzoek en kwaliteit van zorg, en hoofd van het Scientific Institute voor Quality of Healthcare (IQ Healthcare) van het Radboud universi-tair medisch centrum in Nijmegen. Hij promoveerde – in 1991, in Groningen – op onderzoek naar regionale verschil-len in het gebruik van ziekenhuisvoor-zieningen en medisch handelen. Aan dat thema, praktijkvariatie, is hij blijven vasthouden op de vijf plekken waar hij gewerkt heeft: de universiteiten van Groningen, Enschede, en Utrecht, het Rijksinstituut voor Volksgezondheid (RIVM) in Bilthoven, de universiteit Til-burg en nu in Nijmegen. De laatste drie jaar is zijn onderzoek opgeschoven in de richting van doelmatigheid in de zorg. Onder het motto Waar is de patiënt in de zorg? houdt IQ healthcare op 10 oktober het congres Nothing about me, without me, in de Vereeniging in Nijmegen. Meer informa­ tie: www.iqhealthcare.nl

Volgens Gert Westert is de wittenjassencultuur nu pas echt aan het schuiven. Stoer

Een goed teken vindt Westert het dat steeds meer partijen in de zorg bezig zijn met zinnige gepaste zorg, zoals de Nederlandse Federatie van Universitair Medische Centra (NFU) en de Orde van Medisch Specialisten (OMS). Westert was een van de tien leden van de NFU-denktank over gepaste zorg. Het resultaat van hun denkwerk is de brochure Zichtbare zinnige en zuinige zorg met aanbevelingen.

De universitaire ziekenhuizen (umc’s) hebben het thema zinnig en zuinige zorg te lang laten liggen, zegt hij. “Op dat thema monitoren ze hun zorg en onderzoek nog veel te weinig. En als ze het al doen, dan koppelen ze resulta-ten daarvan onvoldoende terug naar intern beleid, zorg, onderzoek en onderwijs. Ik vind het stoer dat ze zich nu openlijk afvragen of ze wel goed bezig zijn geweest en dat ze met voorstellen voor verandering komen.” De NFU wil een beter-niet-doen-lijst ontwik-kelen van medische behandelingen die niet effectief zijn. Westert noemt de campagne ‘Verstandig Kiezen’ van de Orde daar de vrolijke variant van. “De twee organisaties werken overigens stevig samen. Daarnaast komen er nog meer initiatieven van andere zorgorganisaties. Dat is natuurlijk geen toeval, want we staan werkelijk met de rug tegen de muur: het geld is gewoon op.”

Patiëntenacademie

De NFU beveelt ook aan dat de spreekkamer van de arts een bespreekkamer moet wor-den, waarin arts en patiënt samen beslissen over welke zorg geboden moet worden.

“De 20e eeuw was de eeuw van de dokter en

deze eeuw wordt die van de patiënt”, licht Westert toe. “Patiënten moeten meer macht krijgen, empowered worden. En de dokter moet ‘ontpowered’ worden en opnieuw gaan ontdekken dat het niet om de dokter gaat, maar vooral om de patiënt. Een arts heeft een dienend vak. Hij moet beseffen dat hij even te gast is in iemands leven.”

Om deze cultuuromslag mogelijk te maken, zal de patiënt moeten worden opgeleid om de achterstand in informatie – wat de dominantie van de dokter legitimeert – in te lopen. Naar Amerikaans voorbeeld is in het Radboudumc onlangs het idee ontstaan om voor patiënten die een grote ingreep zullen ondergaan, zoals een knieoperatie, een ‘opleiding’ te geven. Westert: “Die patiën-ten willen we gaan trainen. Een dagdeel lang spreken ze met lotgenoten en profes-sionals, die vertellen wat de opties zijn en de langetermijneffecten. Ze bespreken de voor- en nadelen van een operatie. We geven deze patiënten, tussen diagnostiek en behandeling, een opleiding, waardoor ze hun eigen aandoening en de oplossingen daarvoor beter kunnen beoordelen. Ik denk dat dit een goede methode is om patiënten voldoende kennis bij te brengen zodat ze in de bespreekkamer met de arts volwaardig kunnen praten over de meest verstandige keuze. Onderschat niet hoe lang we geïn-vesteerd hebben in het dom houden van patiënten: een eeuwenlange ontwikkeling van de wittejassencultuur. Die is nu pas aan het schuiven.”

Referenties

GERELATEERDE DOCUMENTEN

Als voorzitter van de vakgroep Verpleging en Verzorging dank ik de meer dan 40 medewerkers voor hun vertrouwen en enthousiasme waarop men vaak door jarenlange arbeid bijdraagt aan

Hiertoe behoren twee aspecten van Bereikbaarheid/toegankelijkheid die in 2005 (nog) niet of nauwelijks gangbaar waren (zonder verwijzing bij de fysiotherapeut terechtkunnen

Het meeste onderzoek onder nabestaanden is kwalitatief van aard en bestaat voornamelijk uit een beperkt aantal interviews. Om deze reden is het onderzoek vaak moeilijk

Deel III: De immateriële problematiek 2 106 slachtoffers van geweld (lichamelijk letsel waar medische hulp bij nodig was) en 253 slachtoffers van vermogensdelicten

Samenvattend kunnen we concluderen dat voor de casestudies geldt dat de fusie effect heeft gehad op proces- en structuurkenmerken die relevant zijn voor de kwaliteit van zorg. 2

De minister geeft aan dat ze waar mogelijk de randvoorwaarden voor transparantie in de geleverde kwaliteit van zorg schept, zoals een stimulerende rol vanuit het

De kwaliteit van de geleverde zorg moet transparant zijn voor patiënten en zorgverzekeraars om hen in staat te stellen te kiezen voor kwalitatief goede zorg en deze in te kopen..

Niet door men- sen te pas en te onpas van discriminatie te beschuldigen, maar door te berichten over de vele initiatieven waar autochtonen en allochto- nen wél met elkaar het