Maak je niet dik: verdunnen met monsters. (deel 2)
In de vorige aflevering heb je kunnen leren hoe je een verdunningsreeks kunt berekenen. Met de verdunningsfactor reken je voor elke maatkolf de massaconcentratie uit.
De kwaliteit van de handelingen kun je terugzien in de kalibratielijn. Hoe dichter depunten bij de lijne des te beter gedaan !
Maar nu het monster:
Stel je hebt een onderzoek naar ruuds Ranja, een felgekleurd rood goedje waarvan je de massaconcentratie wilt bepalen. De berekeningen werken net de andere kant op !?
Het monster is zo geconctreerd dat je eerst een verdunning moet toepassen om de uiteindelijke meting binnen de kalibratielijn te krijgen. (bijvoorbeeld halverwege)
Neem aan dat we 5 mL monster pipetteren in een 100 mL maatkolf en aanvullen.
Na meting van de extinctie (uitdoving) lees je de y-waarde € af door de lijn naar de x-as door te trekken.
Je leest af en komt bijvoorbeeld op 1,10 mg/L kleurstof.
De meetoplossing bevat dan 1,10 mg/L maar het oorspronkelijke Ruud’s Ranja was veel geconcentreerder.
De verdunningsfactor is 20 (vmk/Vpip = 100 mL/5 mL = 20)
De massaconcentratie in de ranja was dus 20x zo hoog: 20x1,10 mg/L = 22,0 mg/L Als je een literfles ranja had, dan zat daar 22,0 mg kleurstof in.
Afgewogen monster ?
Vaak gebruik je een vaste stof als monster.
De rekening verloopt het zelfde, echter met een laatste stap extra. Stel je had 500,4 mg kleurzout afgewogen in een 100 mL maatkolf..
Via de verdunning 20x en aflezen in de kalivratie kwamen we uit op 22,0 mg/L Nu is de monstermaatkolf maar 100 mL, dus zit daar 2,20 mg kleurstof in.
Hoe kwam die kleurstof daarin ? via de afweeg. Daarom nu omrekenen naar die maatkolf hoeveel daar in zat !
De massa% is daarom ( 2,20 mg/ 500,4 mg )x 100% = 0,44 m% kleurstof
Dus de extra stap zit in het omrekenen van massaconcentratie naar de werkelijke monstermaatkolf.
Oefening:
Men weegt 345,6 mg monster af in een 250 mL maatkolf en vult aan. Hieruit wordt 10 mL gepipetteerd in een 100 mL maatkolf en aangevuld.
Uit de berekening met de kalibratie bleek de afgelezen concentratie van de meetoplossing 30,01 mg/L te zijn.
=============================================================== Uitwerking:
Het monster is 10x verdund dus de werkelijke concentratie was 10x 30,01 = 300,1 mg/L Nu was de monstermaatkolf 250 mL dus er zit ¼ in.
¼ x30,01 mg = 75,025 mg in de monstermaatkolf.
Hoe is het daar ingekomen ? door oplossen van het monster
Dee/geheel x 100% = 75,025/345,6 x 100% = 21,71 m% (afronden afhankelijk van de standaarddeviatie (sigma)
Tip: als je op de rekenmachine of in excel de juiste standaarddeviatie van een steekproef zoekt, kun je dat controleren.
Als je van drie getallen 7 8 en 9 het gemiddelde laat berekenen kom je op 8 uit. De standaarddeviatie (soms Sx of sn-1 genoemd) dan moet er 1 uitkomen.
Tip2
In excel vul je 7 8 en 9 in en eronder =standdaardeviatie(celbegin - celeind) dan moet er natuurlijk ook 1 als sd uitkomen.
Als na berekening de sd = 0,1 dan rond je het gemiddelde ook op 1 decimaal af,( 8,0) Als de sd op 0,05 uitkomt dan afronden op 2 decimalen. 8,00