Bachelorscriptie Pedagogische Wetenschappen
“De Relatie tussen Kinderarbeid en de Mentale Gezondheid van het Kind” Universiteit van Amsterdam
Lucinda Philip (10892451) Groep 2
Scriptiebegeleider: Ernst Mulder Aantal woorden: 4604
Inhoudsopgave
Abstract………...3
Inleiding………..4
Huishoudelijk Werk en Mentale Gezondheid……….8
Straathandel en Mentale Gezondheid………10
Werk in Loondienst en Mentale Gezondheid………13
Conclusies en Discussie………....15
Abstract
In dit literatuuroverzicht werd er onderzoek gedaan naar de mentale gezondheid van het kind in combinatie met drie verschillende vormen van kinderarbeid: huishoudelijk werk, straathandel en werk in loondienst. Er kwam naar voren dat huishoudelijk werk enkel zorgde voor emotionele problemen bij het kind. Ook werden er resultaten gevonden die tegen verwachting in waren. Huishoudelijk werk bleek in één studie voor meer emotionele problematiek te zorgen dan straathandel en werk in loondienst. Daarbij werd het verband tussen een slechte mentale gezondheid en straathandel niet altijd gevonden. Enkel het verband tussen een slechte mentale gezondheid en werk in loondienst werd in alle aangehaalde studies gevonden. Vervolgonderzoek wordt aangeraden om een duidelijke relatie tussen kinderarbeid en de mentale gezondheid van het kind te vinden.
De Relatie tussen Kinderarbeid en de Mentale Gezondheid van het Kind
Wereldwijd zijn er ongeveer 168 miljoen kinderen die arbeid verrichten waarbij zij in gevaarlijke situaties terecht komen of die interfereert met de educatie van het kind
(International Labour Organization, 2013). Kinderarbeid is een veelomvattend begrip. Er zijn grote verschillen tussen de verschillende werkzaamheden die kinderen verrichten
(International Labour Organization, 2012). Ook bestaan er verschillen tussen landen. Wat een Westers land omschrijft als kinderarbeid, kan voor een ontwikkelingsland als ‘normaal werk’ beschouwd worden. Kinderarbeid wordt door de International Labour Organization (ILO) (2016) omschreven als arbeid die het kind zijn jeugd, potentie en waardigheid ontneemt. Hierbij is de verrichte arbeid schadelijk voor de fysieke en mentale ontwikkeling van het kind. De voorgaande definitie van ILO duidt bijvoorbeeld niet op een bijbaan of werk waarbij het kind zijn ouders in het huis helpt. Deze zogenoemde “lichte” vormen van kinderarbeid hebben juist vaak een positieve invloed op de ontwikkeling van het kind. Ook bereiden deze vormen van arbeid het kind voor om in de toekomst een bijdrage te leveren aan de samenleving. (ILO, 2016). Wanneer er gesproken wordt over extreme vormen van kinderarbeid, werkt het kind bijvoorbeeld in een fabriek of op een jonge leeftijd op straat. Dit wordt ook kinderuitbuiting genoemd. In deze gevallen werkt het kind onder omstandigheden waar hij fysiek en mentaal belast wordt. Een kind kan bijvoorbeeld ondervoed raken door de mate van inspanning die zij voor deze vormen van arbeid moeten doen (Kuimi, Oppong-Nkrumah, Kaufman, Nazif-Munoz, & Nandi, 2018). De definiëring van kinderarbeid hangt af van de leeftijd van het kind, de duur en het type werk, de condities waaronder het werk wordt verricht en de normen binnen het desbetreffende land (ILO, 2016).
Uit onderzoek naar kinderarbeid komt naar voren dat kinderuitbuiting veel invloed kan hebben op de gezondheid van het kind. Het literatuuroverzicht met 78 studies van Batomen-Kuimi, Oppong-Nkrumah, Kaufman, Nazif-Munoz en Nandi (2018) onderzocht de relatie van
kinderuitbuiting met verwondingen, de lichaamsgesteldheid van het kind en een schadelijke omgeving. Hierbij kwam naar voren dat er tijdens kinderuitbuiting een hoge prevalentie was van verwondingen Ook waren de kinderen kleiner en hadden een lager gewicht. Verder kwamen deze kinderen vaker in een schadelijke omgeving terecht. Deze omgeving had een negatieve invloed op het gehoor of kon bij het kind een ijzertekort veroorzaken (Batomen-Kuimi et al., 2018).
Toch werken veel kinderen op een zeer jonge leeftijd. Vaak is armoede de oorzaak hiervan. De meeste kinderen werken om voor hun gezin en/of zichzelf te kunnen zorgen (Wahba, 2015). Hierbij blijkt uit onderzoek van de ILO (2013) dat twee derde van de
kinderen thuis arbeid verrichtten voor hun gezin. Werk in loondienst kwam in 21 procent van de gevallen voor. Verder kwam het in 5 procent van de gevallen voor dat de kinderen voor zichzelf werkten. In het verleden is er door middel van onderzoek overeenstemming ontstaan over het feit dat kinderen geen arbeid horen te verrichten die hen uitbuiten of schade kunnen aanrichten. Verder werden er vaak zorgen geuit over de invloed van kinderarbeid op de educatie van het kind (Wahba, 2015). Over de invloed van kinderarbeid op de mentale gezondheid van het kind is daarentegen nog weinig onderzoek aanwezig. Echter, de mentale gezondheid van het kind is van vrij groot belang. Deze heeft namelijk invloed op het kind in zijn of haar ontwikkeling. Als een kind op jonge leeftijd een slechte mentale gezondheid heeft, kan dit leiden tot psychopathologie. Dit houdt in dat het kind bijvoorbeeld depressieve symptomen kan ontwikkelen in zijn of haar toekomst (Fombonne, Wostear, & Cooper, 2001).
Een beschikbare studie over de invloed van kinderarbeid op de mentale gezondheid van het kind is het literatuuroverzicht van Sturrock en Hodes (2016). In dit literatuuroverzicht van 12 studies werd de relatie tussen kinderarbeid en de mentale gezondheid van het kind onderzocht. Onder kinderarbeid werd alle vormen van arbeid verricht door jeugdigen jonger dan 18 jaar oud, met uitzondering van huishoudelijke taken, verstaan. Er kwam uit het
literatuuroverzicht naar voren dat kinderarbeid een significant verband had met een slechtere mentale gezondheid. Mentale gezondheid werd door Sturrock en Hodes (2016) gedefinieerd aan de hand van internaliserende en externaliserende problemen. Tot internaliserende
problemen behoorden angststoornissen, stemmingsstoornissen, een negatief zelfbeeld en een overmatige angst bij de kinderen. Externaliserende problemen bevatten agressief en regel brekend gedrag van kinderen. Er was door Sturrock en Hodes (2016) een sterker verband gevonden tussen kinderarbeid en internaliserende problemen bij het kind. Over de invloed van kinderarbeid op externaliserende problemen was weinig onderzoek aanwezig. In het
literatuuroverzicht werden slechts drie onderzoeken gerapporteerd op gebied van
externaliserende problemen. Van de gevonden studies toonde het onderzoek van Fekadu, Alem en Hägglöf (2006) en van Bordin, Pires en Paula (2013) geen significant verband tussen kinderarbeid en externaliserende problemen.
Aangezien er uit het literatuuroverzicht van Sturrock en Hodes (2016) blijkt dat er vrijwel geen verband werd gevonden tussen kinderarbeid en externaliserend probleemgedrag bij het kind, wordt er in dit literatuuroverzicht enkel de relatie tussen kinderarbeid en
internaliserend probleemgedrag onderzocht. In dit literatuuroverzicht staat de hoofdvraag “Welke relatie heeft het verrichten van kinderarbeid met de mentale gezondheid van het kind?” centraal. Bij deze hoofdvraag worden drie deelvragen gevormd. (1) “Welke relatie heeft het verrichten van huishoudelijk werk met de mentale gezondheid van het kind?”. (2) “Welke relatie heeft het verrichten van werk op straat met de mentale gezondheid van het kind?” (3) “Welke relatie heeft het verrichten van arbeid in loondienst met de mentale gezondheid van het kind?” Onder mentale gezondheid wordt internaliserende problematiek zoals angst, depressie en emotionele problemen verstaan. Onder huishoudelijk werk wordt onder andere schoonmaken of koken voor een baas verstaan. Deze kinderen werken op basis van loon of voor onderdak. Verder wordt onder werk op straat straathandel verstaan. Dit is
mogelijk op eigen initiatief of op basis van loon verstrekt door een werkgever. Onder werk in loondienst wordt arbeid in bijvoorbeeld een winkel, fabriek of hotel verstaan, waarbij geld wordt verdient. Al deze vormen van kinderarbeid zijn in de vorm van kinderuitbuiting.
Er wordt verwacht dat huishoudelijk werk een minder sterke relatie heeft met een slechte mentale gezondheid, dan werk op straat en werk in loondienst. De reden hiervoor is dat deze kinderen vaker betere werkomstandigheden en kwalitatief een goed onderdak hebben. Ook wordt er vaker voor deze kinderen gezorgd en verdienen ze een inkomen voor zichzelf (Klocker ,2011). Dit in tegenstelling tot kinderen die arbeid in loondienst verrichten. Deze kinderen hebben vaak slechtere werkomstandigheden. Ze werken bijvoorbeeld veel uren op één dag. Ook hebben deze kinderen vaker slechtere werkomstandigheden, omdat ze
bijvoorbeeld blootgesteld worden aan gevaarlijke machines. Kinderen die op straat handelen, kunnen dit op eigen initiatief doen of onder de hoede van een familielid. Ook is het in deze vorm van kinderarbeid mogelijk dat het kind op basis van loon voor een werkgever werkt (Nguyen, 2017). Wanneer een kind op eigen initiatief of voor een familielid handelt op straat, zullen de werkomstandigheden logischerwijs beter zijn. Wanneer er voor een baas wordt gewerkt kunnen, vergelijkbaar met arbeid in loondienst, slechtere werkomstandigheden aanwezig zijn. Daarom wordt verwacht dat straathandel in mindere mate een relatie heeft met een slechte mentale gezondheid dan arbeid in loondienst. Met meer duidelijkheid over de relatie tussen verschillende vormen van kinderarbeid en de mentale gezondheid van het kind, kan dit dienen als aanvullend bewijs tegen kinderarbeid. Hiermee kunnen meer wetten gevormd worden om het verrichten van kinderarbeid in de toekomst te verminderen en voorkomen.
In dit literatuuroverzicht worden eerst studies aangehaald over de relatie van huishoudelijk werk met de mentale gezondheid van het kind. Vervolgens worden studies weergegeven over de relatie van straatwerk met de mentale gezondheid van het kind. Daarna
worden studies weergegeven over de relatie van werk in loondienst met de mentale gezondheid van het kind. Ten slotte wordt, aan de hand van deze studies, een oordeel gevormd over de relatie tussen verschillende vormen van kinderarbeid en de mentale gezondheid van het kind.
Huishoudelijk Werk en Mentale Gezondheid
De eerste vorm van kinderarbeid, huishoudelijk werk, wordt vaak uitgevoerd door kinderen in ruil voor loon en/of onderdak. Voorts hebben deze kinderen vaker betere leef- en werkomstandigheden dan kinderen werkzaam op straat of in loondienst (Nguyen, 2017). Om deze reden zullen deze kinderen mogelijk een betere mentale gezondheid hebben dan
kinderen die aan straathandel doen of kinderen die in loondienst zijn.
Onderzoek van Hesketh, Gamlin, Ong en Camacho (2012) bekeek de relatie tussen het verrichten van huishoudelijk werk en het psychologische welzijn van het kind. Het cross-sectionele onderzoek werd uitgevoerd in India en de Filipijnen onder 1400 kinderen. Hierbij werden 700 kinderen die huishoudelijk werk verrichtten vergeleken met 700 kinderen die naar school gingen. Onder huishoudelijk werk werd koken, schoonmaken en zorg voor kinderen of ouderen verstaan. De kinderen binnen dit onderzoek waren in loondienst op basis van
huishoudelijk werk en waren negen tot achttien jaar oud. Om het psychologische welzijn van beide groepen kinderen te bepalen, werd een vragenlijst van 20 items geconstrueerd op basis van kwalitatief onderzoek door de Anti Slavery International (ASI). Deze
liefdadigheidsorganisatie zet zich in tegen slavernijpraktijken. De vragenlijst mat onder andere emotionele problemen bij het kind in de vorm van stresssymptomen en een laag zelfvertrouwen. Uit het onderzoek kwam naar voren dat de kinderen in India vaker een laag zelfvertrouwen hadden en stresssymptomen vertoonden. Deze kinderen begonnen vaak jong met huishoudelijk werk, woonden thuis, hadden vaker te maken met fysiek geweld en gingen zelden naar school. Het psychologische welzijn van de kinderen in de Filipijnen was
daarentegen juist goed. Deze kinderen hadden een hoger zelfvertrouwen en vertoonden minder vaak stresssymptomen. Dit werd verklaard door een goede relatie met de werkgever, huisvesting bij de werkgever en het kunnen combineren van werk en school. Ook waren deze kinderen trots op hun werk.
Een soortgelijk cross-sectioneel onderzoek werd uitgevoerd door Gamlin, Camacho, Ong en Hesketh (2015). Tijdens dit onderzoek werd er data afgenomen in zes landen in Azië, Afrika en Zuid-Amerika. Deze landen waren India, de Filipijnen, Togo, Tanzania, Peru en Costa Rica. Er werden 1465 kinderen die huishoudelijk werk verrichtten vergeleken met een controlegroep van 1597 kinderen in hetzelfde gebied die geen huishoudelijk werk deden. De kinderen waren zes tot achttien jaar oud. Ook dit onderzoek bekeek het psychologisch welzijn van de participerende kinderen. Er werd een vragenlijst ontwikkeld van 100 items om dit construct te meten. Ook deze vragenlijst was gebaseerd op kwalitatief onderzoek van de ASI. Echter, tijdens het onderzoek is de vragenlijst niet volledig valide verklaard. Onder het construct psychologisch welzijn werd op gelijke wijze als voorgaand onderzoek van Hesketh en collega’s (2012) emotionele problematiek bij de kinderen gemeten. Ook in deze studie werden er bij kinderen met slechte leef- en werkomstandigheden vaker stresssymptomen en een lager zelfvertrouwen gevonden. Daarbij bleken emotionele problemen in het algemeen vaker voor te komen bij de kinderen die huishoudelijk werk verrichtten dan bij de
controlegroep in deze studie.
Bandeali en collega’s (2008) bekeken, net als voorgaande onderzoeken, eventuele emotionele problematiek bij kinderarbeiders. Naast emotionele problematiek, werden ook gedragsproblemen bij de kinderen onderzocht. Daarbij deden de kinderen binnen het onderzoek naast huishoudelijk werk, ook arbeid op basis van loon in winkels, garages en fabrieken. Er werd een cross-sectioneel onderzoek uitgevoerd onder 225 Pakistaanse kinderen van elf tot zestien jaar oud. Om emotionele- en gedragsproblemen te meten werd er gebruik
gemaakt van de ‘Strenghts and Difficulties Questionnaire’ (SDQ). Deze vragenlijst werd door de kinderen zelf ingevuld en bestond uit vijf aspecten om emotionele- en gedragsproblemen te meten. Deze aspecten waren emotionele problemen, gedragsproblemen, hyperactiviteit, problemen met leeftijdsgenoten en prosociaal gedrag. Hiernaast werd een zelf-geconstrueerde vragenlijst van twaalf vragen afgenomen om eventuele risicofactoren op gebied van de arbeid te bepalen. Deze vragen hadden bijvoorbeeld betrekking op de werksfeer, de
werkomstandigheden en het maandelijkse salaris van het kind. Deze risicofactoren bleken geen direct verband te hebben met emotionele problemen bij de kinderen werkzaam in huishoudens. Uit de studie kwam enkel naar voren dat emotionele problemen significant vaker voor kwamen bij kinderen die huishoudelijk werk verrichten dan bij kinderen die werkzaam waren in winkels, garages of fabrieken.
Aan de hand van voorgaande studies blijkt enkel onderzoek die de relatie tussen emotionele problematiek en huishoudelijk werk aanwezig te zijn. Een relatie tussen
depressieve symptomen, angstsymptomen en huishoudelijk werk is namelijk niet gevonden. De onderzoeken van Hesketh en collega’s (2012) en Gamlin en collega’s (2015) toonden echter dat emotionele problematiek bij kinderen die huishoudelijk werk verrichtten af hing van leef- en werkomstandigheden. Bij betere leef- en werkomstandigheden was er minder sprake van emotionele problematiek. Het onderzoek van Bandeali en collega’s (2008) vond dit verband niet. Zij toonden juist, tegen verwachting in, dat kinderen in huishoudelijk werk vaker emotionele problemen hadden dan kinderen werkzaam in de overige sectoren binnen dit literatuuroverzicht.
Straathandel en Mentale Gezondheid
De tweede vorm van kinderarbeid, straathandel of werk verrichten op straat, kan in twee situaties voorkomen. De kinderen verdienen geld op eigen initiatief of ontvangen voor hun werk op straat loon van een werkgever. Wanneer een kind op eigen initiatief op straat
handelt, wordt er verwacht dat er in mindere mate mentale gezondheidsproblematiek zal zijn dan kinderen die straatwerk verrichten in loondienst. Maar de kinderen die werken op straat zullen, naar verwachting, in mindere mate een slechte mentale gezondheid vertonen dan de derde vorm van kinderarbeid: arbeid in loondienst. (Nguyen, 2017).
De studie van Thabet, Matar, Carpintero, Bankart en Vostanis (2011) vond echter een tegengestelde uitkomst. Dit onderzoek toonde namelijk dat kinderen die aan straathandel deden vaker last hadden van angstsymptomen dan kinderen werkzaam in loondienst. Het cross-sectionele onderzoek werd afgenomen bij 780 kinderen van negen tot achttien jaar oud wonend in de Gazastrook. Deze kinderen deden aan verschillende vormen van arbeid op basis van loon. Ze waren werkzaam in winkels, op boerderijen en in fabrieken. 220 kinderen deden aan straathandel voor een werkgever. De mentale gezondheid van de kinderen werd gemeten aan de hand van de SDQ, Spence Children’s Anxiety Scale en Depression Self-Rating Scale for Children. Onder andere emotionele problemen, angstsymptomen en depressieve
symptomen werden hiermee gemeten. Hieruit kwam naar voren dat kinderen die aan
straathandel deden significant hoger scoorden op de totale SDQ en vooral vaker last hadden van gegeneraliseerde angstsymptomen en verlatingsangst dan kinderen werkzaam in winkels, op boerderijen of in fabrieken.
Het onderzoek van Maciel en collega’s (2013) toonde daarbij dat een slechtere
mentale gezondheid, naast het verrichten van werk op straat, ook deels verklaard kon worden door een ander aspect: fysieke straf. Deze cross-sectionele studie werd uitgevoerd in Brazilië onder 191 kinderen van zeven tot veertien jaar oud. 126 van deze kinderen werkten op straat en zij werden vergeleken met een controlegroep van 65 broers of zussen die niet aan
straatwerk deden. Onder straatwerk werd onder andere het verkopen van producten, het verzamelen van recyclemateriaal en het schoonmaken van voorruiten verstaan. Dit werd door de kinderen op eigen initiatief gedaan en dus niet voor een werkgever. Om mentale
gezondheidsproblemen te meten werd de SDQ afgenomen. Verder werden vragenlijsten afgenomen om gezinskenmerken en eventuele traumata binnen het gezin van het kind te meten. Mentale gezondheidsproblemen werden vervolgens gediagnosticeerd aan de hand van DSM-IV. Er werd onder de kinderen die aan straatwerk deden vaker mentale
gezondheidsproblemen als depressieve symptomen en emotionele problemen gevonden dan onder hun zusjes of broertjes. Echter, dit verschil werd niet alleen verklaard door het
verrichten van straatwerk. De kinderen die aan straatwerk deden, kregen namelijk zwaardere fysieke straffen van hun ouders dan hun broers en zussen. Een slechtere mentale gezondheid bij de kinderen die aan straatwerk deden kan hier ook door verklaard worden.
Het onderzoek van Famodu, Adebayo en Adebayo (2018) vond daarentegen helemaal geen relatie tussen straathandel en mentale gezondheid. Deze cross-sectionele studie bekeek de relatie tussen verschillende vormen van kinderarbeid en de mentale gezondheid van het kind. Eén van deze vormen was handel op straat. Het onderzoek werd afgenomen in Nigeria onder 630 adolescenten tot achttien jaar oud. Van deze groep verrichtten 150 kinderen arbeid. Slechts 15 van deze kinderen deed aan straathandel. Om de mentale gezondheid van de kinderen te beoordelen werd er gebruik gemaakt van de SDQ. Over de gehele groep
participanten bleek 19,9 procent mentale internaliserende gezondheidsproblemen te hebben. De meest voorkomende problemen waren problemen met leeftijdsgenoten, emotionele problemen, gedragsproblemen en hyperactiviteit. Een significant verband tussen alle vormen van kinderarbeid en de mentale gezondheid van het kind werd in dit onderzoek in zijn geheel niet gevonden.
Aan de hand van voorgaande studies, kan er gesproken worden over onverwachte en onduidelijke resultaten met betrekking tot de relatie tussen straathandel en de mentale gezondheid van het kind. De studie van Thabet en collega’s (2011) toonde bijvoorbeeld dat kinderen die op basis van loondienst op straat werkten, meer angstsymptomen vertoonden dan
kinderen werkend in loondienst (in fabrieken, hotels of op boerderijen). Dit was tegen de verwachting in aan de hand van onderzoek van Nguyen (2017). Daarbij kwam ook uit het onderzoek van Maciel en collega’s (2013) naar voren dat het hebben van depressieve
symptomen en emotionele problemen niet alleen verklaard werd door het verrichten van werk op straat, maar ook door het krijgen van fysieke straffen van ouders. Het onderzoek van Famodu en collega’s (2018) vond zelfs geen significant verband tussen kinderarbeid en de mentale gezondheid van het kind. Hieruit kan geconcludeerd worden dat er ook geen significant verband is tussen straathandel en de mentale gezondheid van het kind.
Werk in Loondienst en Mentale Gezondheid
De derde vorm van kinderarbeid, werk in loondienst, duidt op kinderen die bijvoorbeeld werkzaam zijn in fabrieken, winkels of hotels. Binnen deze groep
kinderarbeiders wordt verwacht dat ze het vaakst een slechtere mentale gezondheid zullen vertonen in vergelijking met kinderen die huishoudelijk werk verrichten en kinderen die aan straathandel doen. Deze kinderen hebben namelijk het vaakst slechte werkomstandigheden als lange werkdagen en blootstelling aan gevaarlijke machines (Nguyen, 2017).
De studie van Bordin en collega’s (2013) vond, naar verwachting, een significant verband tussen angst- en depressiesymptomen en arbeid in loondienst. Echter, bestond deze cross-sectionele studie uit een hele kleine steekproef. Tijdens dit onderzoek werd data
verzameld van 212 kinderen van negen tot dertien jaar oud in Brazilië. Van deze groep deden slechts 17 kinderen aan arbeid in loondienst. Tijdens deze studie werden onder alle kinderen internaliserende problemen gemeten zoals angst- en depressiesymptomen. Ook
externaliserende problemen zoals agressief gedrag of het breken van regels werden gemeten. Deze mentale gezondheidsproblemen werden bepaald aan de hand van de Child Behavior Checklist (CBCL). De checklist werd ingevuld door de moeders van de kinderen werkend in loondienst. Vormen van arbeid in loondienst waren bijvoorbeeld werken in een winkel of op
de markt. Van de 17 kinderen werkend in loondienst, bleek bijna de helft last te hadden van internaliserende gezondheidsproblemen. Op kleine schaal werd een significant verband tussen angst- en depressiesymptomen en arbeid in loondienst werd gevonden.
Ook het onderzoek van De Baessa (2008) vond mentale internaliserende problemen bij kinderen werkend in loondienst. Deze studie had een grotere steekproef dan het onderzoek van Bordin en collega’s (2013) Echter, betrof dit onderzoek een proefstudie waarbij gebruik gemaakt werd van ‘convenience sampling’. Depressieve symptomen en emotionele
problemen bij kinderen die arbeid verrichtten in loondienst werden bekeken. Aan het
onderzoek deden 43 kinderen van elf tot zestien jaar oud mee. De groep kinderen werkend in loondienst werden vergeleken met een controlegroep van 43 kinderen die niet werkten. De kinderen werkend in loondienst waren werkzaam op de markt of in reparatiebedrijven in Guatemala. De mentale gezondheid van het kind werd gemeten aan de hand van depressieve symptomen en het zelfvertrouwen van het kind. Wanneer het kind in hoge mate emotionele problemen vertoonde, werd dit gezien als een laag zelfvertrouwen. Om depressie te meten werd er gebruik gemaakt van de Child Depression Inventory (CDI). Om het zelfvertrouwen te meten werd er gebruik gemaakt van de Coopersmith Self-esteem Inventory (CSI). Uit de proefstudie kwam naar voren dat de kinderen werkend in loondienst in hogere mate
depressieve symptomen vertoonden dan de controlegroep. Ook hadden zij meer emotionele problemen en dus een lager zelfvertrouwen dan de controlegroep.
Ook het onderzoek van Al-Gamal, Hamdan-Mansour, Matrouk en Al Nawaiseh (2013) vond mentale internaliserende problematiek onder kinderen werkend in loondienst. In deze cross-sectionele studie werd de invloed van kinderarbeid op het hebben van emotionele problemen, gedragsproblemen en psychiatrische problemen bij het kind werd gemeten. Het onderzoek werd in Jordanië gehouden onder 4008 kinderen van zes tot zestien jaar oud. Deze kinderen werden verdeeld in drie groepen. De eerste groep bestond uit 896 kinderen die
arbeid verrichtten en naar school gingen. De tweede groep bestond uit 2093 kinderen die alleen naar school gingen. De derde groep bestond uit 1019 kinderen die enkel arbeid verrichtten. Van deze kinderen waren 465 kinderen werkzaam in loondienst. Vormen van loondienst waren het repareren van voertuigen, werk in de dienstensector of werk in de
landbouw. Om emotionele-, gedrags-, en psychiatrische problemen te meten, werd de SDQ en de Coping Efficacy Scale for Children afgenomen. Er werd een significant verband gevonden tussen arbeid in loondienst en het hebben van emotionele-, gedrags- en psychiatrische
problemen.
In alle gerapporteerde studies over de relatie tussen werk in loondienst en de mentale gezondheid van het kind werd mentale internaliserende problematiek gevonden. De studie van Bordin en collega’s (2013) vond een significant verband tussen angst- en
depressiesymptomen en arbeid in loondienst. Echter, had deze studie een zeer kleine
steekproef, waardoor dit resultaat betwijfeld kan worden. Ook het onderzoek van De Baessa (2008) vond mentale problematiek, namelijk emotionele problemen en depressieve
symptomen. Dit onderzoek was een proefstudie die gebruik maakte van ‘convenience sampling’, waardoor er betwijfeld kan worden of de resultaten representatief zijn. De enige gevonden studie met sterk bewijs is de studie van Al-Gamal en collega’s (2013). Deze studie toonde een grote cross-sectionele steekproef met een verband tussen het hebben van
emotionele problemen en werk in loondienst.
Conclusies en Discussie
In dit literatuuroverzicht werd aan de hand van verschillende studies bekeken welke relatie er is tussen kinderarbeid en de mentale gezondheid van het kind. Dit werd onderzocht aan de hand van drie verschillende vormen van kinderarbeid. Deze vormen waren
huishoudelijk werk, straathandel en werk in loondienst. Onder mentale gezondheid werden depressieve symptomen, angstsymptomen en emotionele problemen verstaan. In de relatie
tussen huishoudelijk werk en de mentale gezondheid van het kind is enkel onderzoek op gebied van emotionele problemen gevonden. Hier werden uiteenlopende resultaten gevonden. Emotionele problematiek bij kinderen die huishoudelijk werk verrichtten bleek af te hangen van werk- en leefomstandigheden. Bij betere leef- en werkomstandigheden was er minder sprak van emotionele problemen bij het kind (Hesketh et al., 2012; Gamlin et al., 2015). Ander onderzoek vond juist, tegen verwachting in, meer emotionele problematiek bij kinderen die huishoudelijk werk verrichtten dan bij kinderen die aan straathandel deden of werkten in loondienst.
De relatie tussen straathandel of werk op straat en de mentale gezondheid van het kind toonde aan de hand van de gevonden studies uiteenlopende resultaten. Het onderzoek van Thabet en collega’s (2011) vond enkel een relatie tussen angstsymptomen en werk op straat. Hierbij was deze relatie tegen verwachting in. Er werden vaker angstsymptomen gevonden bij kinderen werkend op straat dan bij kinderen die aan arbeid deden in loondienst. Ook bleek uit het onderzoek van Maciel en collega’s (2013) dat de mentale gezondheid van het kind niet alleen verklaard kon worden door het verrichtten van werk op straat. Zij vonden depressieve symptomen en emotionele problemen bij kinderen die werkten op straat. Deze mentale problematiek bleek echter ook in verband te staan met de fysieke straffen die deze kinderen ontvingen. De laatste gevonden studie over de relatie tussen werk op straat en de mentale gezondheid van het kind toonde zelfs helemaal geen verband (Famodu et al., 2018).
Onder alle studies die betrekking hadden op de relatie tussen arbeid in loondienst en de mentale gezondheid van het kind werden mentale gezondheidsproblemen gevonden. Wel kan er getwijfeld worden over de betrouwbaarheid van twee gevonden studies. De studie van Bordin en collega’s (2013) vond een significant verband tussen angstsymptomen, depressieve symptomen en arbeid in loondienst. Deze studie maakte echter gebruik van een zeer kleine steekproef. Het onderzoek van De Baessa (2008) vond depressieve symptomen en emotionele
problemen in hun steekproef. Dit onderzoek was echter een proefstudie met gebruik van ‘convenience sampling’. Mogelijk is deze studie daardoor niet representatief voor de werkelijkheid. Alleen de studie van Al-Gamal et al. (2013) had een grote en representatieve steekproef om de relatie tussen arbeid in loondienst en de mentale gezondheid van het kind te meten. Zij vonden alleen een verband tussen emotionele problemen en arbeid in loondienst.
Dit literatuuroverzicht heeft echter enkele beperkingen. Allereerst doen alle studies binnen dit literatuuroverzicht cross-sectioneel onderzoek om de relatie tussen kinderarbeid en de mentale gezondheid van het kind te bepalen. Cross-sectioneel onderzoek meet de mentale gezondheid van het kind op één meetmoment. Longitudinaal onderzoek geeft meer inzicht over de relatie tussen het verrichten van kinderarbeid en de mentale gezondheid van het kind over een langere periode. Met deze informatie zouden er interventies gevormd kunnen worden om de mentale gezondheid van de kinderen in hun toekomst te verbeteren.
Een tweede beperking van dit literatuuroverzicht is het feit dat niet ieder aspect van de mentale gezondheid terug kwam in de gevonden studies over huishoudelijk werk. Mentale gezondheid werd in dit literatuuroverzicht aan de hand van depressieve symptomen,
angstsymptomen en emotionele problemen gedefinieerd. Onder studies over de relatie tussen huishoudelijk werk en de mentale gezondheid van het kind werden enkel studies gevonden die emotionele problemen bij het kind onderzochten. Onderzoek op het gebied van huishoudelijk werk in combinatie met angstsymptomen en depressieve symptomen bij het kind werd niet gevonden.
De derde beperking van dit literatuuroverzicht is de kwaliteit van de gevonden studies over de relatie tussen werk in loondienst en de mentale gezondheid van het kind. Twee van de drie aangehaalde studies op dit gebied bleken niet sterk. De studie van Bordin en collega’s (2013) had een hele kleine steekproef (N=17), waardoor er betwijfeld kan worden of de gevonden resultaten betrouwbaar zijn. Daarbij maakte de studie van De Baessa (2008)
gebruik van ‘convenience sampling’, waardoor er getwijfeld kan worden aan de
representativiteit van hun steekproef. Werk in loondienst toonde over de gevonden studies een verband met depressieve symptomen, angstsymptomen en emotionele problemen. Of dit gevonden verband sterk is aan de hand van de gevonden studies, kan echter in twijfel getrokken worden.
Aan de hand van de voorgenoemde beperkingen worden er meerdere suggesties gedaan voor vervolgonderzoek naar de relatie tussen kinderarbeid en de mentale gezondheid van het kind. Er dient allereerst longitudinaal onderzoek verricht te worden naar de relatie tussen kinderarbeid en de mentale gezondheid van het kind. Door middel van longitudinaal onderzoek kunnen er interventies gevormd worden om mentale gezondheidsproblemen bij kinderarbeiders in de toekomst te verminderen.
Daarbij is er weinig onderzoek beschikbaar op dit gebied. Om deze reden is er binnen dit onderzoek niet altijd gebruik gemaakt van kwalitatief sterk onderzoek. Over de relatie tussen kinderarbeid en de fysieke gezondheid van het kind is echter voldoende onderzoek aanwezig. Er wordt dan ook aangeraden om meer studies te verrichten die de relatie tussen kinderarbeid en de mentale gezondheid van het kind bekijken. Een slechte mentale
gezondheid kan bij een kind namelijk invloed hebben op hun latere leven. Vaak vertonen deze kinderen psychopathologie in hun latere leven (Fombonne et al., 2001). Ten slotte wordt er aangeraden om in vervolgonderzoek naast internaliserende problematiek, ook
externaliserende problematiek te bestuderen. Op deze manier kan er een meer uitgebreid beeld gevormd worden over de relatie tussen de mentale gezondheid van het kind in combinatie met het verrichten van arbeid.
De bevindingen binnen dit literatuuroverzicht kunnen een beeld vormen van de
invloed van verschillende vormen van kinderarbeid (huishoudelijk werk, straathandel en werk in loondienst) op de mentale gezondheid van het kind. De gevonden resultaten kunnen in het
algemeen gebruikt worden als aanvullend bewijs om kinderarbeid te verminderen en mogelijk in de toekomst geheel af te schaffen.
Literatuur
Al-Gamal, E., Hamdan-Mansour, A. M., Matrouk, R., & Al Nawaiseh, M. (2013). The psychosocial impact of child labour in Jordan: A national study. International Journal of Psychology, 48, 1156-1164. doi:10.1080/00207594.2013.780657
Bandeali, S., Jawad, A., Azmatullah, A., Liaquat, H. B., Aqeel, I., Afzal, A., . . . Israr, S. M. (2008). Prevalence of behavioral and psychological problems in working children. J Pak Med. Association, 58, 345-349. Opgehaald van https://ecommons.aku.edu/cgi/ viewcontent.cgi?article=1026&context=pakistan_fhs_mc_chs_chs
Batomen Kuimi, B., Oppong-Nkrumah, O., Kaufman, J., Nazif-Munoz, J., & Nandi, A. (2018). Child labour and health: A systematic review. International Journal of Public Health, 63, 663-672. doi:10.1007/s00038-018-1075-9
Bordin, I. A., Pires, I. H., & Paula, C. S. (2013). Lifetime paid work and mental health problems among poor urban 9-to-13-year-old children in Brazil. The Scientific World Journal, 2013, 1-7. doi:10.1155/2013/815218
De Baessa, Y. (2008). Child labor in Guatemalan children: An international pilot study of the emotional effects and consequences. Journal of Emotional Abuse, 8, 325-333.
doi:10.1080/10926790802313359
Famodu, O. O., Adebayo, A. M., & Adebayo, B. E. (2018). Child labor and mental health status of in-school adolescents in a municipal local government area of Lagos state, Nigera. International Journal of Adolescent Medicine and Health, 20180075, 1-11. doi:10.1515/ijamh-2018-0075
Fombonne, E., Wostear, G., & Cooper, V. (2001). The Maudsley long-term follow-up of child and adolescent depression: Psychiatric outcomes in adulthood. The British Journal of Psychiatry, 179, 210-217. doi:10.1192/bjp.179.3.210
Gamlin, J., Camacho, A. Z. V., Ong, M., & Hesketh, T. M. (2012). Is domestic work a worst form of child labour? The findings of a six-country study of the psychosocial effects of child domestic work. Children’s Geographies, 13, 212-225.
doi:10.1080/14733285.2013.829660
Hesketh, T. M., Gamlin, J., Ong, M., & Camacho, A. Z. V. (2012). The psychosocial impact of child domestic work: A study from India and the Philippines. Archives of Disease in Childhood, 97, 773-778. doi:10.1136/archdischild-2012-301816
International Labour Organization. (2003). Combating child labour through education. ILO. Geneva: Zwitserland.
International Labour Organization. (2013). Global Child Labor Trends 2008 to 2012L International programme on the elimination of child labor (IPEC). Opgehaald van https://www.ilo.org/ipec/Informationresources/WCMS_IPEC_PUB_23015/lang--en/index.htm
International Labour Organization. (2013). Marking progress against child labour: Global estimates and trends 2000-2012. Opgehaald van https://www.ilo.org/wcmsp5/groups/ public/---ed_norm/---ipec/documents/publication/wcms_221513.pdf
International Labour Organization. (2016). What is child labour? Opgehaald van https://www.ilo.org/ipec/facts/lang--en/index.htm
Klocker, N. (2011). Negotiating change: Working with children and their employers to transform child domestic work in Iringa, Tanzania. Children’s Geographies, 9, 205- 220. doi:10.1080/14733285.2011.562381
Kuimi, B. L. B., Oppong-Nkrumah, O., Kaufman, J., Nazif-Munoz, J. I., & Nandi, A. (2018). Child labour and health: A systematic review. International Journal of Public Health, 63, 663-672. doi:10.1007/s00038-018-1075-9
Maciel, M., Mello, A., Fossaluza, V., Nobrega, L., Cividanes, G., Mari, J., & Mello, M. (2013). Children working on the streets in Brazil: Predictors of mental health problems. European Child & Adolescent Psychiatry, 22, 165-175.
doi:10.1007/s00787-012-0335-0
Nguyen, C. (2017). Made by children: The exploitation of child labour in agriculture, industry and the service sector in mainland China. Brawijaya Law Journal, 4, 237-254.
doi:10.21776/ub.blj.2017.004.02.06
Sturrock, S., & Hodes, M. (2016). Child labour in low- and middle-income countries and its consequences for mental health: A systematic literature review of epidemiologic studies. Europian Child and Adolescent Psychiatry, 25, 1273-1286.
doi:10.1007/s00787-016-0864-z
Thabet, A. A., Matar, S., Carpintero, A., Bankart, J., & Vostanis, P. (2011). Mental health problems among labour children in the Gaza strip. Child: Care, Health and
Development, 37, 89-95. doi:10.1111/j.1365-2214.2010.01122.x
Wahba, J. (2015). Child Labour. International Encylopedia of the Social and Behavioral Sciences, 2, 405-409. doi:10.1016/B978-0-08-097086-8.94013-3