• No results found

Partijafsplitsingen: Een onderzoek naar de achterliggende motieven van partijafsplitsers tijdens het kabinet-Rutte II

N/A
N/A
Protected

Academic year: 2021

Share "Partijafsplitsingen: Een onderzoek naar de achterliggende motieven van partijafsplitsers tijdens het kabinet-Rutte II"

Copied!
28
0
0

Bezig met laden.... (Bekijk nu de volledige tekst)

Hele tekst

(1)

Partijafsplitsingen

Een onderzoek naar de achterliggende motieven van partijafsplitsers tijdens het

kabinet-Rutte II

Student

Docent

Sarah Erraja Dr. T.A. Mickler

S1390694 De Interne Organisatie van Nationale Parlementen

Bachelorscriptie

Universiteit Leiden

Woorden: 8294 Faculteit der Sociale Wetenschappen

18-06-2018 Politieke Wetenschap

(2)

Abstract

Politici behoren meestal hun gehele politieke carrière tot een bepaalde partij, maar het komt voor dat ze hun partij verlaten. Partijwisselingen komen in verschillende vormen en in verschillende mate voor in een groot aantal landen. In Nederland zijn partijafsplitsingen relatief zeldzaam, echter is er wel een stijging te zien in het aantal partijafsplitsingen. Met name tijdens het kabinet-Rutte II hebben partijafsplitsingen het politieke landschap deels bepaald. Het kabinet begon zijn periode met 11 fracties en eindigde in 2017 met maar liefst 17 fracties.

In deze bachelorscriptie worden de motieven die ten grondslag lagen aan de partijafsplitsingen die tijdens het kabinet-Rutte II hebben plaatsgevonden, bestudeerd. De wetenschappelijke literatuur stelt dat individuele, rationele politici een kosten-batenanalyse maken en daarop baseren of ze bij de huidige partij blijven of niet (Mershon, 2014). Door een partijwisseling zouden politici een grote variëteit aan voordelen kunnen verkrijgen. Wanneer deze analyse positief uitvalt, zullen de politici hun huidige partij verlaten zodat ze de voordelen kunnen verkrijgen.

Partijafsplitsingen in Nederland zijn vaak niet succesvol en het behalen van voordelen wordt in de meeste gevallen niet gerealiseerd. Toch besluiten politici zich af te splitsen van hun oorspronkelijke partij. Aan de hand van een case study wordt deze situatie bestudeerd. In deze bachelorscriptie wordt beargumenteerd dat met name principiële en ideologische tegenstellingen ten grondslag liggen aan het besluit van de politici die zich tijdens het kabinet-Rutte II hebben afgesplitst. De tegenstellingen zorgen ervoor dat de situatie voor de politici onhoudbaar wordt, waardoor ze genoodzaakt zijn zich af te splitsen van de partij.

(3)

Inhoud

1. Introductie ... 2 2. Theoretisch kader ... 3 2.1 Literatuur review ... 3 2.2 Gevalselectie ... 6 2.3 Verwachtingen ... 8 4. Methoden ... 10 4.1 Onderzoeksdesign ... 10 4.2 Onderzoeksmethode ... 11 5. Resultaten en discussie ... 12 6. Conclusie ... 17 7. Literatuurlijst ... 20 8. Bijlagen ... 25

(4)

1. Introductie

Politieke partijen vormen in veel parlementaire democratieën de basis voor het goed functioneren van het politieke systeem (Nielsen, Andersen & Pedersen, 2018). Het biedt politici een platform voor het winnen van stemmen, het behouden van hun positie binnen de politiek en het beïnvloeden van beleid (Mershon, 2014). De meeste politici behoren dan ook hun gehele politieke carrière tot een partij. Toch komt het voor dat zittende politici er voor kiezen om hun oorspronkelijk partij te verlaten (Mershon, 2014). Meestal zonder daarbij hun zetel op te geven (Nielsen et al., 2018). Dit fenomeen wordt in de wetenschappelijke literatuur party switching genoemd.

Het begrijpen van deze partijwisselingen is van belang, omdat het een aantal serieuze implicaties kan hebben voor een politiek systeem. Zo kan, wanneer een politicus wisselt van partij, de link tussen de kiezer en de politicus en zo ook de partij worden ondermijnd (Heller & Mershon, 2009). Het breekt het electorale contract tussen de kiezer en de partij (Nielsen et al., 2018). De democratische verantwoording kan zo in het geding komen, omdat de kiezer zijn volksvertegenwoordigers niet meer verantwoordelijk kan houden voor zijn daden (Heller & Mershon, 2005). Verder kan het fenomeen ervoor zorgen dat de beleidsonderhandelingen en de overheidscompositie veranderen (Heller & Mershon, 2009). Het kan invloed hebben op de politieke verhoudingen en verandert daardoor de balans in het parlement. Dit alles zonder dat daar verkiezingen aan vooraf zijn gegaan (Desposato, 2006). Ook kunnen, met name wanneer het veelvuldig voorkomt, implicaties optreden met betrekking tot de geloofwaardigheid van overheden en politici (Giannetti & Laver 2001; Giannetti & Benoit, 2009; Radean, 2013). De kiezer weet vaak niet welke factoren er ten grondslag liggen aan een partijwisseling van een politicus, waardoor er veel onbegrip heerst over het fenomeen (Waling, 2017). Dit kan een negatief effect hebben op het vertrouwen van de burger in de politiek. Tot slot kunnen partijwisselingen een politieke discussie op gang brengen. In veel gevallen veroordeelt de politiek partijwisselingen, omdat ze stelt dat de zetel niet toebehoort aan de politicus maar aan de partij. In een aantal landen is zelfs wetgeving ingevoerd waardoor partijwisselingen ontmoedigd worden of geheel verboden (Janda, 2009). De partijwisselaars rechtvaardigen hun actie echter door te stellen dat zij een vrij mandaat hebben en de zetel aan hen toebehoort (Franssen, 1993). Dit debat houdt al jaren de gemoederen in een groot aantal parlementen bezig.

Door deze serieuze implicaties voor het politieke systeem zijn partijwisselingen in een groot aantal studies aan bod gekomen. Met name de verklaringen van partijwisselingen zijn veelvuldig bestudeerd. De wetenschappelijke literatuur stelt dat individuele, rationele politici wisselen van partij, zodat ze hun policy, votes of office kunnen maximaliseren (Müller & Strøm, 1999). Deze verklaringen zijn in een groot aantal landen getoetst en geconstateerd (Heller & Mershon, 2005). Tot op heden zijn partijwisselingen echter vooral onderzocht in landen waar het fenomeen veelvuldig voorkomt en waarin de maximalisatie van deze voordelen door de meeste partijwisselaars wordt gerealiseerd. Het is

(5)

wetenschappelijk relevant en interessant om een situatie te onderzoeken waarbij deze stand van zaken anders is. Dit is het geval in de Nederlandse Tweede Kamer. Partijafsplitsingen zijn in de Tweede Kamer relatief zeldzaam en komen beduidend minder voor dan in de reeds onderzochte situaties. Ook zijn de afsplitsingen vaak niet succesvol, omdat politici die zich afgesplitst hebben meestal niet herkozen worden bij de eerst volgende verkiezingen (Lucardie, Marchand & Voerman, 2007; Bovend’Eert & Kummeling, 2010). Door deze verschillen is het mogelijk dat er andere redenen ten grondslag liggen aan het besluit van een partijafsplitser in de Tweede Kamer. Zo beargumenteren Lucardie, Marchand, Voerman (2007) en Waling (2017) dat aan Nederlandse partijafsplitsingen over het algemeen persoonlijke, principiële of ideologische tegenstellingen ten grondslag liggen.

Deze bachelorscriptie zal bijdragen aan het vergroten van het bereik en de kennis van het wetenschappelijke debat omtrent party switching door zich te richten op de Nederlandse situatie. De volgende onderzoeksvraag zal in deze scriptie centraal staan: Welke motieven lagen ten grondslag aan de vrijwillige partijafsplitsingen tijdens het kabinet-Rutte II in Nederland?. De voorspellingen van Lucardie, Marchand, Voerman en Waling zullen worden getoetst aan de hand van een kwalitatieve bestudering van mediastatements die gemaakt zijn door de politici die zich tijdens dit kabinet hebben afgesplitst.

2. Theoretisch kader

2.1 Literatuur review

In het wetenschappelijke debat omtrent partijwisselingen wordt op verschillende manieren naar het fenomeen verwezen. De definities van de termen komen echter sterk overeen. In deze bachelorscriptie zal de term party switching centraal staan. Party switching wordt door Heller, Mershon (2009) en Blunt (1964) gedefinieerd als elke geregistreerde verandering in partijaansluiting van een zittende politicus of een politicus die zich verkiesbaar heeft gesteld, voordat er nieuwe verkiezingen hebben plaatsgevonden. Party switching is in de laatste jaren in steeds meer studies aan bod gekomen. Het is niet alleen een bekend fenomeen in een groot aantal nationale parlementen (O’Brien & Shomer, 2013), maar het komt ook voor op lokaal (Alkemade, 2013) en Europees niveau (McElroy & Benoit, 2009). De bestudeerde gevallen verschillen met name in de mate waarin partijwisselingen (party switching) voorkomen (Aleyomi, 2013). In de meeste bestudeerde gevallen kwamen partijwisselingen veelvuldig voor. Daarnaast kan het fenomeen een aantal verschillende vormen aannemen. Heller en Mershon (2009) maken onderscheid tussen vier vormen. Allereerst kan een politicus zijn huidige partij inwisselen voor een andere bestaande partij. Dit wordt ook wel een wisseling genoemd en dit is in de reeds onderzochte situaties de vorm die het meest voorkomt. Ten tweede kan een splitsing optreden wanneer een bestaande

(6)

partij zich in twee of meer nieuwe partijen opsplitst. Ten derde is het mogelijk dat er een fusie optreedt. In deze situatie voegen twee of meer bestaande partijen zich samen tot één nieuwe partij. Tot slot kan een politicus die zich afsplitst een nieuwe partij oprichten. Dit wordt ook wel een start-up genoemd. O’Brien en Shomer (2013) voegen hier nog een vijfde vorm aan toe waarbij de afsplitser verder gaat als onafhankelijke politicus.

De verklarende factoren van partijwisselingen kunnen volgens Heller en Mershon (2009) worden onderverdeeld in een tweetal velden. Allereerst het institutionele veld. Hierbij zou de context, bijvoorbeeld het politieke systeem of de politieke partij, waarin de partijwisseling plaatsvindt een bepaald effect kunnen hebben op het besluit van een politicus om van partij te wisselen (Mershon, 2014). De context kan invloed hebben op de mate van onzekerheid van een bepaalde situatie waarin een politicus zich bevindt. Die onzekerheid zou het besluit van een politicus om te wisselen kunnen beïnvloeden. Ten tweede het strategische veld, waarbij individuele, rationele politici beslissen om bij de huidige partij te blijven of niet (Mershon, 2014). Politici zouden een kosten-batenanalyse maken en daarop hun besluit baseren. Aan dit besluit ligt vaak een bepaalde mate van ambitie ten grondslag, omdat politici door een partijwissel een grote variëteit aan voordelen kunnen verkrijgen (Heller & Mershon, 2005; Heller en Mershon, 2009).

Binnen het institutionele veld zijn een aantal factoren te onderscheiden die een verklaring kunnen geven voor het voorkomen van partijwisselingen (Heller & Mershon, 2009). In een aantal studies wordt gesteld dat de grootte en de dominantie van een partij een bepaalde mate van invloed kan hebben op de partijwissel (Laver & Benoit, 2003; Heller & Mershon, 2005; Thames, 2007; McLaughlin, 2011; Mershon, 2014). Ook de zittingsduur van een partij zou de mate waarin partijwisselingen voorkomen, kunnen beïnvloeden (Bovend’Eert en Kummeling, 2010). Wanneer een politicus lid is van een kleine, niet dominante, kort zittende partij, dan bevindt de politicus zich in een onzekere situatie en is de kans dat hij wisselt van partij groter. Daarnaast zouden oppositiepartijen vaker te maken krijgen met partijwisselingen dan regeringspartijen (Mejía Acosta, 2004; Desposato, 2006; Thames, 2007; Heller & Mershon, 2008). Echter, O’Brien en Shomer (2013) zien dit verband in hun onderzoek niet terug. Verder zou er een verband zijn tussen de mate van discipline binnen een partij en de kans op partijwisselingen (Heller & Mershon, 2008; Bovend’Eert & Kummeling, 2010). Partijen die een grote mate van discipline eisen van hun leden, zouden vaker te maken krijgen met wisselingen. Ook partijen met weinig ideologische cohesie of eenheid zouden vaker te maken kunnen krijgen met partijwisselingen volgens een aantal studies (Desposato, 2006; Lucardie et al., 2007; Bovend’Eert & Kummeling, 2010). Tot slot stelt Fell (2014) in zijn onderzoek dat de verandering van leiderschap ervoor kan zorgen dat politici eerder wisselen van partij.

Veruit de meeste verklaringen vinden echter hun oorsprong in het strategische veld. Müller en Strøm (1999) bundelen de factoren die een rol spelen in het strategische veld in drie overkoepelende aspecten.

(7)

Allereerst zouden politici wisselen van partij om hun zogenaamde policy te maximaliseren (Müller & Strøm, 1999). Politici wisselen van partij omdat ze hun politieke of beleidsdoelen en politieke of ideologische preferenties bij een andere partij beter zouden kunnen realiseren (Reed & Sheiner, 2003; Heller & Mershon, 2005; Heller & Mershon, 2009; Aleyomi, 2013). Mann (2000) en Radean (2013) beargumenteren echter dat ideologie niet altijd invloed heeft op het besluit van een politicus om te wisselen van partij. Ten tweede wisselen politici van partij om hun votes te maximaliseren (Müller & Strøm, 1999). Zo wordt in een groot aantal studies gesteld dat politici van partij wisselen om hun electoraal gewin te maximaliseren (Mann, 2000; Reed & Sheiner, 2003; Thames, 2007; Chang, 2009; Evans & Hadley, 2010; Radean, 2013; Mershon, 2014; Gherghina, 2016; Nielsen et al., 2018). Volksvertegenwoordigers verlaten een partij waarbij de kans om herkozen te worden klein is en sluiten zich aan bij een partij waarbij de kans op gewin groter is. Tot slot kan een politicus van partij wisselen om zijn office te maximaliseren (Müller & Strøm, 1999). Een politicus zou zich afsplitsen van een partij om zogenaamde office perks, zoals betere posities of materiële baten, te verkrijgen (Castle & Fett, 2000; Janda, 2009; Aleyomi, 2013; Radean, 2013). Het verband tussen het verkrijgen van office perks en het besluit om te wisselen van partij wordt echter door Mejía Acosta (2004) en Desposato (2006) in hun onderzoek niet teruggevonden.

Verder zijn er factoren gevonden in een aantal andere studies die ook binnen het strategische veld een verklaring kunnen zijn voor partijwisselingen, maar die buiten de driedeling van Müller en Strøm vallen. Zo zou er een verband zijn tussen senioriteit en de mate waarin partijwisselingen plaatsvinden. Mejía Acosta (2004) stelt dat hoe meer ervaren een politicus is, hoe eerder hij zal wisselen van partij. Echter, dit verband is niet in elke studie eenduidig. McElroy en Benoit (2009) vinden het tegenovergestelde verband. Senioriteit zou er juist aan bijdragen dat een politicus niet van partij wisselt. In een groot aantal studies wordt echter geen verband gevonden tussen senioriteit en de kans op een partijwissel (Castle & Fett, 2002; Heller & Mershon, 2005; Deposato, 2006; McMenamin & Gwiazda, 2010). Het is niet duidelijk waarom deze resultaten zo van elkaar verschillen. Daarnaast zouden politici met leiderschapsposities minder snel wisselen van partij volgens een aantal studies (Castle & Fett, 2000; Desposato, 2006; McElroy & Benoit, 2009; Nielsen et al., 2018). Politici met leiderschapsposities zouden verlies lijden wanneer zij van partij zouden wisselen, omdat zij in de nieuwe partij niet vanzelfsprekend een zelfde soort rol toegewezen krijgen. Politici met leiderschapsposities hebben daarnaast meer invloed op de koers van een partij. Hierdoor ontstaat er minder snel een intern conflict en zal de politicus de partij niet snel verlaten. Volgens Nielsen, Andersen en Pedersen (2018) wisselen politici met veel voorkeurstemmen eerder van partij. Het besluit van een politicus om van partij te wisselen hangt af van de waarschijnlijkheid om zijn zetel terug te winnen (Gherghina, 2014). Populaire politici, met veel voorkeurstemmen, zouden ook door hun achterban gesteund worden wanneer zij lid zouden zijn van een andere partij. Deze onafhankelijke positie maakt dat zij eerder geneigd zijn tot wisselen. Uit de kwalitatieve analyse van Nielsen, Andersen en Pedersen blijkt echter dat de

(8)

partijwisselaars zelf dit motief niet vaak aanhalen als verklaring voor hun afsplitsing. Tot slot beargumenteren Lucardie, Marchand, Voerman (2007) en Waling (2017) in hun onderzoeken dat veelal persoonlijke, principiële of ideologische tegenstellingen ten grondslag liggen aan het besluit van een politicus om zich af te splitsen. Deze bevindingen hebben zij echter niet empirisch onderzocht en worden in weinig andere studies aangehaald als verklaring.

Het wetenschappelijke debat omtrent party switching kan in het bredere structure-agency-debat geplaatst worden. Binnen de agency benadering staan de daden en acties van individuen centraal (Giddens, 1993; Aston, 2000). Het individu is autonoom en bepaalt zelf of en hoe hij op bepaalde gebeurtenissen in de wereld reageert. De structuralisten binnen dit debat ontkennen de rol van het individu als autonome actor en focussen zich op de sociale structuur waarin de actor zich bevindt (Aston, 2000). Gedrag zou niet vrij zijn, maar een product van structurele factoren en de context waarin het plaatsvindt. Binnen het debat omtrent partijwisselingen valt het institutionele veld onder de structure benadering en het strategische veld onder de agency benadering. Echter, Giddens (1993) stelt dat structure en agency verstrikt zijn met elkaar en niet los van elkaar gezien kunnen worden. Dit is ook in een bepaalde mate het geval bij de theorieën omtrent partijwisselingen. Zo zouden politici volgens Müller & Strøm (1999) wisselen van partij, omdat zij hun policy, votes of office zouden kunnen maximaliseren bij een andere partij. Hier kan de context een rol spelen, omdat de nieuwe partij de mogelijkheden biedt voor het maximaliseren van de policy, votes of office. Binnen deze scriptie zullen de twee velden als afzonderlijke theorieën worden beschouwd die elk een verklaring bieden voor het fenomeen partijwisselingen, ondanks dat de velden ook in zekere mate met elkaar verbonden zijn.

2.2 Gevalselectie

In de parlementen die reeds aan bod zijn gekomen in de studies naar partijwisselingen, zijn de politici die wisselen van partij veelal succesvol. Hiermee wordt bedoeld dat de voordelen die een politicus beoogde te behalen met zijn partijwissel, in de meeste gevallen ook behaald worden. Bovendien komen partijwisselingen in de parlementen die reeds bestudeerd zijn veelvuldig voor. De genoemde verklaringen zijn daarom mogelijk vooral van toepassing op situaties waarin partijwisselingen zowel succesvol als veelvoorkomend zijn. Tot op heden is relatief weinig empirisch onderzoek gedaan naar situaties waarin het tegenovergestelde het geval was. Mogelijk liggen er andere verklaringen ten grondslag aan het besluit van een partijwisseling in deze situaties. In deze bachelorscriptie zal daarom de Nederlandse situatie worden bestudeerd. Hieronder zal deze situatie worden geschetst.

Partijafsplitsingen zijn in Nederland een relatief zeldzaam fenomeen. Echter, na 1966 is er een stijging te zien in het aantal partijafsplitsingen (Bovend’Eert & Kummeling, 2010). Dit zou volgens Lucardie, Marchand en Voerman (2007) in verband staan met de afname in partijbinding, die na de ontzuiling op

(9)

gang is gekomen. Tijdens de verzuiling was er binnen partijen sprake van een sterk gevoel van saamhorigheid, maar er was ook ruimte voor het uiten van afwijkende standpunten. Dit zorgde ervoor dat partijafsplitsingen weinig voorkwamen (Lucardie et al., 2007).

Ondanks de stijging komen partijafsplitsingen in Nederland in vergelijking met de reeds onderzochte situaties zeer zelden voor. Ook zijn de afsplitsingen vaak niet succesvol, in tegenstellingen tot de partijwisselingen die zich voordoen in de bestudeerde parlementen (Bovend’Eert & Kummeling, 2010). In Nederland loont afsplitsen als electorale strategie namelijk vaak niet. Dit omdat het een uitdaging is om herkozen te worden bij de volgende verkiezingen (Lucardie et al., 2007). Op termijn verdwijnen de meeste partijafsplitsers zelfs geheel uit de (nationale) politiek.

In totaal hebben zich in de Tweede Kamer 58 partijafsplitsingen voorgedaan (Waling, 2017). Zoals te zien in Grafiek 1 hebben 23 van die 58 afsplitsingen na 2002 plaatsgevonden. Een groot deel van die afsplitsingen heeft plaatsgevonden tijdens het kabinet-Rutte II. De Kamer bestond aan het begin van die kabinetsperiode in 2012 uit 11 fracties en eindigde in 2017 met 17 fracties. Nog nooit eerder kende de Tweede Kamer zoveel fracties.

Grafiek 1

Grafische weergave van partijafsplitsingen in de Tweede Kamer

Noot. Aangepast van “Zetelroof”, door Waling, G., 2017, p. 170, Nijmegen, Nederland: Uitgeverij Vantilt.

In deze bachelorscriptie zullen de motieven van vrijwillige partijafsplitsers in de Tweede Kamer ten tijde van het kabinet-Rutte II worden bestudeerd. Het kabinet-Rutte II trad op 5 november 2012 aan en werd op 26 oktober 2017 opgevolgd door het kabinet-Rutte III. Het is interessant om partijafsplitsingen die plaatsgevonden hebben tijdens een bepaalde afgebakende periode te bestuderen. Reed en Sheiner (2003) stellen dat veel case studies die reeds uitgevoerd zijn de tendentie hebben om hun resultaten te generaliseren. De achterliggende motieven van een partijwisselaar zijn echter niet constant en kunnen per periode in hun carrière variëren. Een onderzoek die een grote set aan politici onderzoekt zal dan ook niet de echte motieven kunnen onderscheiden. Het is daarom interessant om dieper in te gaan op de achterliggende motieven van de afsplitsers tijdens een bepaalde periode in hun politieke carrière, bijvoorbeeld het kabinet-Rutte II.

(10)

Tijdens het kabinet-Rutte II hebben zich in totaal acht politici afgesplitst. Echter, dit onderzoek richt zich op politici die zich vrijwillig hebben afgesplitst van de partij. Johan Houwers, Tweede Kamerlid van de Volkspartij voor Vrijheid en Democratie ten tijde van het kabinet-Rutte II, werd op 19 maart 2015 uit de fractie gezet. Hij behield zijn zetel, maar heeft zich niet vrijwillig van de partij afgesplitst en zal daarom buiten beschouwing worden gelaten. Een partijafsplitsing komt in de Nederlandse context slechts in twee van de eerder gestelde vijf vormen voor. In Nederland kiezen politici er voor om zich af te splitsen van hun huidige partij en een nieuwe partij op te richten of ze splitsen zich af van hun huidige partij en gaan verder als onafhankelijk Kamerlid. De partijafsplitsers behouden in elk geval hun zetel. De politici die zich tijdens het kabinet-Rutte II vrijwillig hebben afgesplitst zijn in Tabel 1 schematisch weergegeven.

Tabel 1

Schematische weergave van partijafsplitsers tijdens het kabinet-Rutte II

Politicus Oorspronkelijke partij Datum van afsplitsing Nieuwe partij Louis Bontes Partij voor de Vrijheid 29 oktober 2013 Lid-Bontes (later

Groep Bontes/Van Klaveren, later VoorNederland)

Roland van Vliet Partij voor de Vrijheid 21 maart 2014 Onafhankelijk Kamerlid

Joram van Klaveren

Partij voor de Vrijheid 21 maart 2014 GroepBontes/Van

Klaveren (later VoorNederland)

Norbert Klein 50 PLUS 3 juni 2014 Vrijzinnige Partij

Selçuk Öztürk Partij van de Arbeid 14 november 2014 DENK

Tunahan Kuzu Partij van de Arbeid 14 november 2014 DENK

Jacques Monasch Partij van de Arbeid 07 november 2016 Nieuwe Wegen

Noot: Gegevens afkomstig van Parlement & Politiek (z.j.)

2.3 Verwachtingen

Door middel van deze bachelorscriptie zullen de motieven van de politici die zich tijdens het kabinet-Rutte II hebben afgesplitst, worden bestudeerd. De Nederlandse situatie is tot op heden beperkt onderzocht, maar aan de hand van het grote aantal bevindingen in de wetenschappelijke literatuur over het fenomeen party switching konden een aantal verwachtingen worden opgesteld. De verklaringen vanuit het strategische veld zullen centraal staan, omdat de focus in dit onderzoek ligt op individuele motieven. Zoals gesteld in de literatuur review is het strategische veld onderdeel van de agency benadering en ligt de nadruk in dit veld op individueel, rationeel gedrag. Het institutionele veld, dat zich

(11)

richt op de context waarin een partijwisseling voorkomt, zal buiten beschouwing worden gelaten, omdat hier ten eerste de focus niet op ligt. Bovendien wordt in dit onderzoek een kabinetsperiode bestudeerd. De politici die zich tijdens deze kabinetsperiode hebben afgesplitst zijn afkomstig uit een beperkt aantal partijen. Om die reden kunnen er in dit onderzoek geen gegronde uitspraken worden gedaan over de factoren uit het institutionele veld.

Een aantal factoren vanuit het strategische veld kunnen vooraf buiten beschouwing worden gelaten, omdat deze geen verklaring kunnen zijn voor de partijafsplitsingen in de Nederlandse situatie. In de literatuur review is gesteld dat het maximaliseren van policy, votes of office ten grondslag kan liggen aan het besluit van politici om te wisselen van partij. In Nederland is een partijafsplitsing echter vaak niet succesvol. Dit houdt in dat een politicus door middel van zijn afsplitsing zijn policy, votes of office niet kan maximaliseren. Veelal is zelfs het tegenovergestelde het geval. Politici verliezen hun invloed op beleid, ze verliezen een groot aantal stemmen en ze verdwijnen op termijn vaak geheel uit de politiek (Waling, 2017). Deze motieven zullen de politici die zich hebben afgesplitst in de Tweede Kamer tijdens het kabinet-Rutte II daarom niet aanhalen als verklaring voor hun handeling. Ook senioriteit zal in deze kabinetsperiode geen verklaring kunnen zijn voor de partijafsplitsingen. Senioriteit wordt in de meeste onderzoeken gemeten aan de hand van het aantal jaren waarin politici zitting hebben gehad in een parlement (Mejía Acosta, 2004; Deposato, 2006). De politici die zich tijdens het kabinet-Rutte II hebben afgesplitst hebben maximaal twee kabinetsperiodes in de Tweede Kamer gezeten (Parlement & Politiek, z.j.). Deze mate van senioriteit is gering. Over de invloed van senioriteit op het besluit van een politicus om zich af te splitsen, kunnen daarom geen gegronde uitspraken worden gedaan in dit onderzoek. Verder kan de invloed van het bekleden van een leiderschapspositie op het besluit van een politicus om zich af te splitsen, in dit onderzoek niet vastgesteld worden. Geen van de politici die zich hebben afgesplitst tijdens het kabinet-Rutte II bekleedde namelijk een leiderschapspositie. Tot slot zal ook de hoogte van de behaalde voorkeurstemmen in verband met de kans op een partijafsplitsing buiten beschouwing worden gelaten. Uit het onderzoek van Nielsen, Andersen en Pedersen (2018) bleek al dat politici dit motief niet aandragen als reden voor hun afsplitsing. De hoogte van de behaalde voorkeurstemmen zou ervoor kunnen zorgen dat de politicus de afsplitsing zekerder ondergaat, omdat politici met veel voorkeurstemmen ook door hun achterban gesteund worden wanneer zij niet meer lid zijn van de oorspronkelijke partij. Het is echter op zichzelf geen motief voor de partijafsplitsing.

Lucardie, Marchand, Voerman (2007) en Waling (2017) beargumenteren, zoals gesteld in de literatuur review, dat persoonlijke, principiële of ideologische tegenstellingen aan het besluit van een politicus om af te splitsen ten grondslag liggen. Ze hebben in hun studies geen individuele politici bestudeerd, maar uitspraken gedaan over partijafsplitsingen in Nederland in het algemeen. Deze verklaringen zijn onderdeel van het strategische veld en deze tegenstellingen hebben mogelijk ook een rol gespeeld bij de partijafsplitsingen tijdens het kabinet-Rutte II. De volgende verwachtingen kunnen op basis van de uitspraken van Lucardie, Marchand, Voerman en Waling worden gedaan.

(12)

Lucardie, Marchand en Voerman (2007) beschrijven in hun onderzoek dat persoonlijke tegenstellingen met name onwerkbare verhoudingen zijn tussen de afsplitser en één of meer personen binnen de partij. Deze tegenstellingen zouden invloed kunnen hebben op het besluit van een politicus om zich af te splitsen. Het volgende wordt daarom verwacht:

V1 Persoonlijke tegenstellingen liggen ten grondslag aan het besluit van een politicus om zich af te splitsen.

Principiële tegenstellingen worden volgens Waling (2017) veroorzaakt door onvrede over de fractiediscipline en de mate waarin een politicus zijn vrij mandaat kan gebruiken. Deze tegenstellingen kunnen een rol spelen bij de partijafsplitsing. Daarom wordt het volgende verwacht:

V2 Principiële tegenstellingen liggen ten grondslag aan het besluit van een politicus om zich af te splitsen.

In de studies van Lucardie, Marchand, Voerman (2007) en Waling (2017) wordt beargumenteerd dat ideologische tegenstellingen een reden kunnen zijn voor een politicus om zich af te splitsen. Dit zou met name tot uiting komen in meningsverschillen over de politieke koers. Vandaar de volgende verwachting:

V3 Ideologische tegenstellingen liggen ten grondslag aan het besluit van een politicus om zich af te splitsen.

4. Methoden

4.1 Onderzoeksdesign

Het doel van dit onderzoek is om een holistische omschrijving te gegeven van de motieven die ten grondslag lagen aan de partijafsplitsingen tijdens het kabinet-Rutte II. Deze motieven zijn bestudeerd aan de hand van een case study. Dit is een kwalitatieve methode die het mogelijk maakt om de achterliggende motieven diepgaand te bestuderen. Een voordeel van een kwalitatief onderzoek is de grote mate van flexibiliteit (Bryman, 2012). Echter, de mogelijkheid is er dat het onderzoek daardoor ongestructureerd wordt. Dit is verholpen door gebruik te maken van een codeerschema. Het codeerschema brengt structuur aan in het onderzoek en geeft duidelijkheid over de manier waarop de data zijn verzameld en geanalyseerd. Het codeerschema waarmee het onderzoek gestart is, is weergegeven in Tabel 2.

Door middel van een case study kan de focus worden gelegd op een land en in deze studie ook op een kabinetsperiode. Zo kan het fenomeen intensief worden bestudeerd en kan er een gedetailleerde en diepgaande beschrijving worden gegeven van de motieven die ten grondslag lagen aan het besluit van de individuele partijafsplitsers.

(13)

4.2 Onderzoeksmethode

Door middel van een inhoudsanalyse van secundair materiaal is de data verzameld en geanalyseerd. In het theoretisch kader zijn een drietal verwachtingen geformuleerd. Idealiter zouden deze verwachtingen worden bestudeerd aan de hand van eigen afgenomen interviews. Er is echter voor gekozen om de statements van de partijafsplitsers die zij reeds in de media hebben gemaakt, te bestuderen. De keuze om bestaand materiaal te gebruiken voor dit onderzoek hangt samen met een tweetal redenen. Ten eerste stellen Nielsen, Andersen en Pedersen (2018) dat later afgenomen interviews een retrospectieve beschrijving zijn van de situatie. Het is daarom passender om de situatie van toendertijd te bestuderen door middel van interviews die in de periode waarin de partijafsplitsing heeft plaatsgevonden, zijn afgenomen. Ten tweede zijn nationale politici een moeilijk te bereiken groep en daarom is het in het kader van de bachelorscriptie niet haalbaar om interviews bij deze groep af te nemen (Bryman, 2012). De interviews zijn verzameld door gebruik te maken van de kranten- en tijdschriftendatabank LexisNexis en de databanken van een groot aantal Nederlandse kranten. Als zoekterm werden de namen van de zeven politici gebruikt en de interviews werden alleen uit Nederlandse kranten verzameld. De interviews konden zowel door lokale kranten als door nationale kranten uitgegeven zijn, omdat sommige politici lokaal een grote achterban hebben en daarom met name door lokale media zijn geïnterviewd. De interviews mochten enige tijd voor en enige tijd na de afsplitsing afgenomen zijn bij de politici. In sommige gevallen hebben de politici namelijk al een verklaring afgegeven in de media voor de officiële datum van de afsplitsing. Echter, in een aantal gevallen blikken de politici ook terug op hun afsplitsing en dit kan geruime tijd na die afsplitsing zijn. Uit de interviews zijn de mediastatements die de zeven politici gemaakt hebben, verzameld en gecodeerd door middel van een codeerschema. Het is mogelijk dat de zeven partijafsplitsers meerdere motieven aanhalen in een bepaald interview of in meerdere interviews. Deze zijn alle gecodeerd, omdat het mogelijk is dat meerdere factoren de afsplitsing hebben beïnvloed. Het codeerschema dat na het verzamelen van de data gegeneerd is, heeft ten grondslag gelegen aan de data-analyse. Het codeerschema waarmee het onderzoek gestart is, is in Tabel 2 weergegeven.

Tabel 2

Start codeerschema

Codes Sub-Codes Definitie Frequentie Partijafsplitser Persoonlijke

tegenstellingen

Onwerkbare verhoudingen

tussen de afsplitser en één of meer personen van de oorspronkelijke partij of met het bestuur Principiële tegenstellingen Onvrede over de fractiediscipline van de oorspronkelijke partij en de mogelijkheid om het vrij mandaat te gebruiken

(14)

Ideologische tegenstellingen

Onenigheid over de politieke koers van de oorspronkelijke partij

De categorieën in dit schema zijn opgesteld aan de hand van de eerder gestelde drie verwachtingen. Onder de categorie Persoonlijke tegenstellingen vallen de statements die betrekking hebben op onwerkbare verhoudingen tussen de afsplitser en één of meer personen van de partij of met het bestuur. Onder de categorie Principiële tegenstellingen vallen de statements die betrekking hebben op onvrede over de fractiediscipline en de mogelijkheid om het vrij mandaat te gebruiken. Tot slot valt onder de categorie Ideologische tegenstellingen de statements die betrekkingen hebben op onenigheid over de politieke koers.

Een groot voordeel van het gebruik van een inhoudsanalyse is de hoge mate van transparantie (Bryman, 2012). Door het gebruik van een codeerschema zijn de gemaakte stappen helder en is het mogelijk dit onderzoek te repliceren of eventueel te gebruiken voor vervolgonderzoek. Bovendien zorgt het schema ervoor dat de mate van objectiviteit wordt vergroot. Een nadeel van een inhoudsanalyse is de afhankelijkheid van de kwaliteit van de gebruikte bronnen (Bryman, 2012). Dit zal deels voorkomen worden door de statements vooral te verzamelen uit hoogstaande nationale kranten. Echter, een aantal politici zijn met name door lokale kranten geïnterviewd. Een ander nadeel dat met name in dit onderzoek een grote rol zal spelen, is de mogelijkheid dat de statements van de partijafsplitsers enigszins bevooroordeeld zijn. Ze bespreken in hun statements hun kijk op de werkelijkheid en dit hoeft niet overeen te komen met de werkelijke stand van zaken. Mogelijk zouden andere betrokkenen bij de partijafsplitsing de situatie anders ervaren hebben. Bovendien is het mogelijk dat de statements van de politici versterkt zijn in de media, omdat er veel commotie gepaard kan gaan met een partijafsplitsing. Dit kan een vertekend beeld geven. Hier is in de analyse en in de conclusie rekening mee gehouden.

5. Resultaten en discussie

Door het verzamelen, analyseren en coderen van de gemaakte mediastatements van de partijafsplitsers kunnen het codeerschema en de resultaten in Tabel 3 worden weergegeven. De bronnen waaruit de statements zijn verzameld zijn gepresenteerd in Bijlage A.

(15)

Tabel 3

Schematische weergave van codeerschema en resultaten

Codes Sub-Codes Definitie Frequentie Partijafsplitser Persoonlijke

tegenstellingen

Onwerkbare

verhoudingen tussen de afsplitser en één of meer personen van de oorspronkelijke partij of met het bestuur

2 Norbert Klein

Jacques Monasch

Principiële tegenstellingen

Fractiediscipline Onvrede over de fractiediscipline van de oorspronkelijke partij en de mogelijkheid om het vrij mandaat te gebruiken 2 Selçuk Öztürk Tunahan Kuzu

Democratie Onvrede over het

democratische gehalte van de oorspronkelijke partij

3 Louis Bontes

Roland van Vliet Jacques Monasch

Ideologische tegenstellingen

Onenigheid over de politieke koers van de oorspronkelijke partij

5 Roland van Vliet

Joram van Klaveren Selçuk Öztürk Tunahan Kuzu Jacques Monasch

De resultaten zullen op basis van de genoemde verwachtingen worden besproken. Zoals gesteld werd verwacht dat persoonlijke tegenstellingen ten grondslag zouden liggen aan het besluit van een politicus om zich af te splitsen (V1). De gevonden data ondersteunen deze verwachting. Zoals te zien in Tabel 2 spelen in twee van de zeven gevallen de onwerkbare verhoudingen een rol bij het besluit van een politicus om zich af te splitsen van zijn oorspronkelijk partij. Deze onwerkbare verhoudingen bleken met name plaats te vinden tussen de afsplitser en de partijleider, hoogstaande politici of leden van het bestuur van de partij en kwamen veelal tot uiting in kritiek jegens elkaar. Zo vertelde Norbert Klein in een interview met het Parool: “Baay en Nagel waren twee handen op één buik. Ze hadden maar één strategie: hoe kunnen we Krol zo snel mogelijk terugkrijgen?" (Jongejan & Van Soest, 2014). Martine Baay en Jan Nagel zouden vooral kritiek geuit hebben op Norbert Klein zodat voormalig fractievoorzitter Henk Krol weer zijn plaats kon innemen als fractievoorzitter. Het was een bewuste strategie en het heeft uiteindelijk ook tot de afsplitsing van Norbert Klein geleid. Ook bij Jacques Monasch speelden persoonlijke tegenstellingen een rol, maar deze tegenstellingen werden vooral geuit door Jacques Monasch zelf. De kritiek kwam vooral van zijn eigen kant en hij richtte zich op de fractievoorzitter, de partijvoorzitter en een aantal ministers (“PvdA Jacques Monasch vertrekt uit de Kamer”, 2016). Op basis van bovengenoemde resultaten kan er gesteld worden dat persoonlijke tegenstellingen vooral tot uiting komen in kritiek jegens elkaar. Deze kritiek kan afkomstig zijn van het partijbestuur of partijleden of juist van de potentiële partijafsplitser. Op termijn zorgen deze

(16)

tegenstellingen ervoor dat de verhoudingen tussen de politicus en de partij of het bestuur onhoudbaar worden.

De tweede verwachting had betrekking op de principiële tegenstellingen die ten grondslag liggen aan het besluit van een politicus om zich af te splitsen (V2). Ook deze verwachting wordt ondersteund door de verzamelde data. Tabel 2 geeft aan dat in vijf afzonderlijke gevallen principiële tegenstellingen invloed hebben gehad op het besluit van een partijafsplitser. Waling (2017) gaf aan dat dit motief betrekking zou hebben op de mate van fractiediscipline en de mogelijkheid om het vrij mandaat te gebruiken. Dit bleek bij twee politici, Selçuk Öztürk en Tunahan Kuzu, ook het geval te zijn. Beide politici hebben zich steeds tezamen geuit in de media over hun afsplitsing. Tunahan Kuzu stelde in een interview met de Volkskrant “Öztürk zei dat hij zich niet herkende in de resultaten van het onderzoek en dat wilde hij publiekelijk zeggen. Maar dat mocht hij niet” (Meijer & Hoedeman, 2014). Het niet publiekelijk mogen uitspreken van hun persoonlijke standpunten, gaf voor hen de aanzet tot hun afsplitsing.

Zoals te zien in Tabel 3 is binnen de hoofdcategorie Principiële tegenstellingen een tweede subcategorie toegevoegd. In een drietal gevallen speelden niet zozeer de onvrede omtrent de fractiediscipline een rol, maar de onvrede omtrent het democratische gehalte van de partij. Dit uitte zich vooral in onvrede over de mate van invloed die de politici hadden op de koers van hun voormalige partij. Zo zouden Louis Bontes en Roland van Vliet zich hebben afgesplitst, omdat zij geen invloed konden uitoefenen op de koers van hun partij. Beide politici waren oorspronkelijk lid van de Partij voor de Vrijheid waarvan Geert Wilders de fractievoorzitter is. Louis Bontes vertelde in een interview:

Ik vind het principieel onjuist dat één man de totale macht heeft. Over wezenlijke dingen wordt bij ons nooit gesproken. Hoe zien we de toekomst, hoe besluiten we dingen? Geert doet mededelingen. Over strategische vraagstukken is geen discussie mogelijk. Als je wat zegt, word je bedankt voor je input. En dat is het dan. … Over inhoudelijke besluiten die de fractie aangaan - welke moties dienen we in, aan welke voorstellen van andere partijen werken we mee - kunnen we meepraten. Maar uiteindelijk beslist Geert over álles: moties, Kamervragen, tv-optredens, echt alles. (Stokmans, 2013)

Louis Bontes gaf daarnaast aan dat de onvrede werd versterkt door de angstcultuur die er heerste binnen de partij. Partijleden zouden hun mening niet durven uiten, omdat zij bang zouden zijn om bij de volgende verkiezingen niet of laag op de kieslijst te komen (Stokmans, 2013). Ook Jacques Monasch heeft kritiek geuit op het democratische gehalte van zijn oorspronkelijke partij. De partij had in zijn geheel besloten om de uitslag van het Oekraïne-referendum te respecteren. Nadat het referendum had plaatsgevonden besloot de partij zich toch niet bij de uitslag neer te leggen. Het zich niet houden aan de gemaakte afspraak was voor Jacques Monasch doorslaggevend om zich af te splitsen van zijn partij (Van Houten, 2016).

(17)

Tot slot werd verwacht dat ideologische tegenstellingen ten grondslag zouden liggen aan het besluit van een politicus om zich af te splitsen (V3). De verzamelde data is ook in overeenstemming met deze verwachting. In Tabel 2 is te zien dat in vijf van de zeven gevallen ideologische tegenstellingen ten grondslag lagen aan het besluit van de afsplitser. Veel van deze politici gaven na hun afsplitsing aan dat zij al langere tijd problemen hadden met de politieke koers van de partij, maar dat er zich iets voordeed wat de druppel was en de politicus heeft doen afsplitsen. Dit was bijvoorbeeld het geval bij Roland van Vliet. Hij stelde na zijn afsplitsing dat hij al langere tijd moeite had met de koers, maar dat hij dit geheim had gehouden. De uitspraak “minder, minder, minder Marokkanen” van partijleider Geert Wilders zorgde ervoor dat Roland van Vliet het besluit nam of zich af te splitsen. Zo sprak hij: “Eerst ging het over islamitische uitwassen, toen ging het over criminelen en nu gaat het over de hele groep" (Duin & Hendrickx, 2014). Ook Jacques Monasch gaf aan dat het voor hem al sinds 2012 in toenemende mate duidelijk is geworden dat hij fundamenteel anders denkt over de te volgen koers van de partij (“PvdA Jacques Monasch vertrekt uit de Kamer”, 2016). Echter, hij vertelde in de Trouw dat het niet respecteren van de uitspraak van het Oekraïne-referendum doorslaggevend was in zijn afweging om af te splitsen van partij:

Dat is doorslaggevend. … De PvdA heeft gezegd de uitslag van het referendum te respecteren. Afspraak is afspraak, dat moet je nakomen. En nu gaat de fractie toch akkoord met de aanvulling die het kabinet op het verdrag maakt. (Houten, 2016)

In een aantal andere gevallen heeft de partijafsplitsing echter plotseling plaatsgevonden. Dit had dan veelal te maken met een bepaalde gebeurtenis die plaatsvond of een bepaalde uitspraak die gedaan werd. Dit maakte opeens duidelijk hoe anders een politicus over de koers van de partij denkt en kon ervoor zorgen dat hij zich afsplitste. Zo zou bij Joram van Klaveren de uitspraak “minder, minder, minder Marokkanen” van partijleider Geert Wilders ervoor gezorgd hebben dat hij zich afsplitste van de partij. Zelfs de zeer loyale politicus Joram van Klaveren heeft door zo een uitspraak de partij verlaten. Hij werd gezien als een van de meest trouwe leden van de Partij voor de Vrijheid, maar ook hij splitste zich af van deze partij na de uitspraak van Geert Wilders (Meijer, 2014). Hij vertelde aan de Volkskrant hoe hij zijn onvrede had geuit naar fractievoorzitter Geert Wilders: “Geert, ik weet niet of ik nog kan leven met dat 'minder, minder, minder Marokkanen” (Meijer, 2014). Aan het conflict tussen Selçuk Öztürk en Tunahan Kuzu en hun partij zou het uitbrengen van een onderzoek over de Turkse jeugd ten grondslag hebben gelegen (Meijer & Hoedeman, 2014). Beide politici waren het niet eens met de resultaten van dit onderzoek. De partij wilde dit onderzoek echter naar buiten brengen om haar kijk op het integratiebeleid te ondersteunen.

Een mediastatement die niet binnen een van de gestelde verwachtingen geplaats kan worden is de volgende statement van Norbert Klein. Hij hoopte door de partij te verlaten “het voortduren van de beschadiging van 50Plus te voorkomen” (Duin, 2014). Het gaat hier niet om een bepaalde tegenstelling,

(18)

maar het lijkt meer een uiting van loyaliteit te zijn naar de partij. Na zijn afsplitsing is hij ook de fractie 50PLUS/Klein begonnen met voor een groot deel dezelfde standpunten (“Tweede Kamer telt nu twee 50Plus-fracties”, 2014). Deze uitspraak is verder in het onderzoek buiten beschouwing gelaten. Op basis van de resultaten van dit onderzoek kunnen een aantal constateringen worden gemaakt. Zo kan worden gesteld dat in de meeste gevallen ideologische of principiële tegenstellingen ten grondslag liggen aan het besluit van een Nederlandse politicus om zich af te splitsen. Persoonlijke tegenstellingen zijn in mindere mate aangehaald als verklaring voor een afsplitsing. Echter, dit onderzoek is gebaseerd op mediastatements die door de politici zelf zijn gemaakt. Politici zijn mogelijk eerder geneigd in de media te spreken over ideologische of principiële tegenstellingen dan over persoonlijke tegenstellingen. Politici zijn mediagetrainde professionals die niet snel in de media zullen uitweiden over interne onrust of ruzies. Dit kan namelijk hun verdere politieke carrière schaden.

In de meeste gevallen dragen de politici meerdere motieven aan als reden voor hun afsplitsing. Bij de afsplitsing van Jacques Monasch speelden bijvoorbeeld zowel ideologische, principiële als persoonlijke tegenstellingen een rol in zijn besluit. Daarnaast zijn er een aantal verbanden te zien tussen de verschillende motieven. Zo ontstaat een conflict tussen de potentiële afsplitser en de partij of het bestuur vaak door onenigheid over de koers van de partij. Dit was bijvoorbeeld het geval bij Jacques Monasch. Jacques Monasch was het al langere tijd oneens met de koers van zijn partij. Later ging hij echter ook kritiek uiten op onder andere de fractievoorzitter en de partijvoorzitter (“PvdA Jacques Monasch vertrekt uit de Kamer”, 2016). Er is hier sprake van een verband tussen ideologische tegenstellingen en persoonlijke tegenstellingen. Principiële tegenstellingen ontstaan vaak door het gebrek aan invloed op de politieke koers of door het niet kunnen gebruiken van het vrij mandaat. De koers gaat op termijn dan afwijken van de standpunten van de potentiële afsplitser en dit kan aanzetten tot een afsplitsing. Hier is mogelijk sprake van geweest bij Selçuk Öztürk en Tunahan Kuzu. Zij hadden niet de mogelijkheid om hun vrij mandaat te gebruiken en daardoor gingen hun standpunten verschillen met die van de partij op het gebied van integratie (Meijer & Hoedeman, 2014). Hier is een verband te zien tussen principiële en ideologische tegenstellingen aan de basis kunnen liggen van het besluit. Tot slot is het mogelijk dat door een gebrek aan democratie of door een hoge mate aan fractiediscipline binnen de partij er een conflict optreedt. Zo staan principiële en persoonlijke tegenstellingen ook in verband met elkaar. In dit onderzoek is deze situatie niet expliciet voorgekomen. Gesteld kan worden dat persoonlijke, principiële en persoonlijke tegenstellingen vrijwel niet los van elkaar gezien kunnen worden.

Verder kan gesteld worden dat een persoonlijke factor een grote rol kan spelen in de motivering van de politicus om zich af te splitsen. Heller en Mershon (2005) stellen ook dat de redenen van een politicus om zich af te splitsen mogelijk zo verschillend zijn als politici zelf. Hetgeen ook in de resultaten van dit onderzoek naar voren komt. In deze studie was bijvoorbeeld bij Louis Bontes te zien dat zijn positie als penningmeester van de partij grote invloed heeft gehad op zijn afsplitsing. Hij kon het niet langer

(19)

verdragen dat er gefraudeerd werd met de uitgaven van de partij en dat dit bovendien gebeurde terwijl hij hier verantwoordelijk voor was (Meijer, 2013). Ook bij Selçuk Öztürk en Tunahan Kuzu heeft een persoonlijke factor mogelijk een rol gespeeld bij hun partijafsplitsing. Hun afkomst en deels hun geloof lijkt invloed te hebben gehad op hun standpunten over het integratiebeleid.

Tot slot kan er op basis van resultaten van dit onderzoek gesteld worden dat de verschillende tegenstellingen die een rol kunnen spelen bij een afsplitsing van een politicus een onhoudbare situatie veroorzaken, waardoor de politicus deels genoodzaakt is de partij te verlaten. Dit lijkt heel anders te zijn dan in de reeds onderzochte situaties. In die parlementen wisselen politici van partij, omdat ze streven naar het maximaliseren van policy, votes of office.

6. Conclusie

Party switching is een kritieke gebeurtenis in door partijen gedomineerde systemen (Nielsen et al., 2018). Het fenomeen kan serieuze implicaties hebben voor een politiek systeem. In het Nederlandse parlement komen partijafsplitsing relatief weinig voor en zijn ze over het algemeen niet succesvol. Dit in tegenstelling tot de reeds bestudeerde parlementen. De volgende onderzoeksvraag stond daarom tijdens dit onderzoek centraal: Welke motieven lagen ten grondslag aan de vrijwillige partijafsplitsingen tijdens het kabinet-Rutte II in Nederland?. Verwacht werd dat in Nederland persoonlijke, principiële of ideologische tegenstellingen ten grondslag lagen aan het besluit van de politici om zich af te splitsen. De motieven van de partijafsplitsers zijn bestudeerd aan de hand van een case study. Door middel van een inhoudsanalyse zijn gemaakte mediastatements van de zeven politici die zich tijdens dit kabinet hebben afgesplitst, gecodeerd en geanalyseerd.

Binnen het debat omtrent partijwisselingen proberen een tweetal velden het fenomeen te verklaren. Het eerste veld is het institutionele veld. In dit veld heeft de context en de mate van onzekerheid van die context invloed op het besluit van een politicus om te wisselen van partij. Ten tweede het strategische veld, waarbij de focus ligt op individuele, rationele politici die beslissen of ze bij de huidige partij blijven of niet. Ambitie ligt veelal ten grondslag aan deze keuze, omdat een partijwisseling ervoor kan zorgen dat een politicus een grote variëteit aan voordelen kan verkrijgen. Deze twee velden kunnen binnen het bredere structure-agency-debat geplaatst worden. Net als in dit debat zouden het strategische en institutionele veld niet los van elkaar gezien kunnen worden. Er is sprake van een constante wisselwerking tussen de politicus en zijn omgeving, bijvoorbeeld de partij. In dit onderzoek is er voor gekozen om de focus te leggen op het strategische veld en de agency benadering, omdat de motieven van partijafsplitsers in Nederland centraal stonden.

De gevonden resultaten passen grotendeels binnen de strategische benadering, omdat Nederlandse politici een afsplitsing ondernemen op basis van een individuele rationele keuze. Persoonlijke,

(20)

principiële als ideologische tegenstellingen lagen namelijk ten grondslag aan het besluit van de politici om zich af te splitsen van hun partij. Principiële en ideologische tegenstellingen waren in veruit de meeste gevallen aan de orde. Vooraf werd verwacht dat principiële tegenstellingen betrekking zouden hebben op onvrede over de mate van fractiediscipline en de mogelijkheid om het vrij mandaat te gebruiken. Uit dit onderzoek bleek echter dat er in de meeste gevallen sprake is van onvrede over het democratische gehalte van de partij en daarmee de mate van invloed die de politicus kan uitoefenen op de politieke koers. Ideologische tegenstellingen bleken het besluit van een politicus om af te splitsen van de partij in grote mate te beïnvloeden. Deze tegenstellingen konden al langere tijd spelen en uiteindelijk te veel worden, waardoor de politicus zich zelf afsplitste of er kon sprake zijn van een heel plotse afsplitsing doordat een bepaalde gebeurtenis of uitspraak de tegenstellingen opeens duidelijk maakte. Persoonlijke tegenstellingen kwamen vooral tot uiting in kritiek jegens het partijbestuur, de partijleden of de potentiële afsplitser. In weinig gevallen lagen deze tegenstellingen ten grondslag aan het besluit van de politicus om zich af te splitsen. Mogelijk zijn politici eerder geneigd in de media te spreken over ideologische en principiële tegenstellingen, dan over persoonlijke tegenstellingen. Dit omdat politici mediagetraind zijn en het uitweiden over interne onrust en ruzies de verdere politieke carrière van een politicus kan schaden.

Echter, de verklaringen van de Nederlandse partijafsplitsers verschillen ook op een aantal gebieden van de verklaringen van het strategische veld. Zoals gesteld ziet het strategische veld partijwisselingen als een rationele keuze gebaseerd op een kosten-batenanalyse. De wisseling wordt pas ondergaan wanneer deze analyse positief is. In de meeste gevallen is een partijwisselingen dan ook succesvol en bezorgt het de politicus voordelen zoals meer policy, votes of office. Mogelijk komen partijwisselingen daarom in een groot aantal parlementen veelvuldig voor. In de Nederlandse situatie bleek dit niet het geval te zijn. Politici die zich mogelijk gaan afsplitsen, baseren deze keuze waarschijnlijk niet op een kosten-batenanalyse. Wanneer zij deze analyse zouden maken, zou er namelijk een negatief resultaat uitkomen. Dit omdat partijafsplitsingen in Nederland vaak niet succesvol zijn, omdat er geen voordelen worden behaald en op termijn zijn de afgesplitste politici vaak geheel verdwenen uit de politiek. Vaak hebben de persoonlijke, principiële en ideologische tegenstellingen invloed op de situatie van de politicus, waardoor de politicus deels genoodzaakt is de partij te verlaten. De tegenstellingen kunnen de situatie onhoudbaar maken, waardoor de politicus zich afsplitst van zijn oorspronkelijke partij. Mogelijk komen partijafsplitsingen in Nederland daarom relatief gezien minder vaak voor dan in andere parlementen. Wanneer er teruggekeken wordt op dit onderzoek kunnen de volgende relativeringen worden gedaan. Door in dit onderzoek te focussen op het kabinet-Rutte II kunnen de bevindingen van dit onderzoek niet worden gegeneraliseerd. Er kunnen alleen uitspraken worden gedaan over de motieven die ten grondslag lagen aan de partijafsplitsingen die plaatsvonden tijdens dit kabinet. Verder dienen de resultaten van dit onderzoek vanuit het perspectief van de partijafsplitsers gezien te worden. Binnen dit onderzoek is er voor gekozen om de focus te leggen op verklaringen vanuit het strategische veld en dus de partij buiten

(21)

beschouwing gelaten. Echter, de politicus is in werkelijkheid niet los te zien van zijn partij. Bovendien is er een mogelijkheid dat de resultaten bevooroordeeld zijn door de focus op de statements die deze politici in de media hebben geuit. Ook kunnen de statements door de media zijn uitvergroot en aangedikt. Het is relevant om meer onderzoek te doen naar vergelijkbare situaties waarin partijwisselingen niet succesvol en zeldzaam zijn. Zo kan er beoordeeld worden of de tegenstellingen ook in die situaties aan de orde zijn. Verder zouden vervolgonderzoeken zich onder meer kunnen richten op hoe andere betrokkenen bij de partijafsplitsing, zoals partijleden, de afsplitsing ervaren hebben. Mogelijk ervaren zij de partijafsplitsing anders en stellen ze dat er andere redenen ten grondslag liggen aan de afsplitsing. Deze verschillende motiveringen kunnen met elkaar vergeleken worden om de validiteit van het onderzoek te vergroten. Ook zou er een langere periode bestudeerd kunnen worden, waarin meer politici zich afgesplitst hebben. Met dergelijke resultaten zouden generaliserende uitspraken kunnen worden gedaan.

Kortom, deze bachelorscriptie heeft een eerste stap gezet in het bestuderen van de motieven die ten grondslag hebben gelegen aan partijafsplitsingen in de Nederlandse Tweede Kamer. Dit onderzoek draagt bij aan de bestaande literatuur over party switching. Door een nieuwe situatie te bestuderen waarin partijafsplitsingen niet succesvol en zeldzaam zijn, is het bereik en de kennis van het wetenschappelijk debat omtrent dit fenomeen vergroot. Tijdens het kabinet-Rutte II bleken vooral principiële en ideologische tegenstellingen ten grondslag te liggen aan het besluit van de politici die zich tijdens dit kabinet hebben afgesplitst. Nederlandse politici baseren hun afsplitsing wel op een individuele, rationele keuze, maar beoordelen de situatie niet op basis van een kosten-batenanalyse. De analyse zou namelijk negatief uitvallen, omdat partijafsplitsingen in Nederland over het algemeen niet succesvol zijn. De tegenstellingen kunnen ervoor zorgen dat de situatie voor een politicus onhoudbaar wordt en dit kan resulteren in een genoodzaakte partijafsplitsing. Mogelijk zijn partijafsplitsingen in de Nederlandse Tweede Kamer daarom een zeldzaam fenomeen.

(22)

7. Literatuurlijst

Aleyomi, M.B. (2013). Election and Politics of Party Defection in Nigeria: A Clue from Kogi State.

Covenant Journal of Politics and International Affairs, 1(1), 82-94. Opgevraagd van

https://pdfs.semanticscholar.org/b7e5/020fd767ccbefaaf89ab8cedbb18fd4ef049.pdf

Alkemade, M.P. (2013). Fractieafsplitsingen in de lokale politiek. De relatie tussen partij- en

gemeentekenmerken, en de kans op fractieafsplitsingen (masterscriptie Universiteit Leiden).

Leiden: Instituut Politieke Wetenschap

Aston, B. (2000). What is structure and agency? How does this framework help us in political analysis? Approaches to Political Analysis. Geraadpleegd van

http://benaston.com/downloads/politics/What%20is%20structure%20and%20agency%20Ho %20does%20this%20framework%20help%20us%20in%20political%20analysis.doc

Blunt, M.E. (1964). ‘Carpet-Crossing’. Parliamentary Affairs. 1(1), pp. 82-91.

doi:10.1093/oxfordjournals.pa.a053807

Bovend’Eert, P.P.T. & Kummeling, H.R.B.M. (2010). Het Nederlandse Parlement (11e druk). Deventer, Nederland: Kluwer.

Bryman, A. (2012). Social Research Methods (4e druk). New York, Verenigde Staten: Oxford University Press Inc.

Castle, D. & Fett, P. J., (2000). Member Goals and Party Switching in the US Congress. In W. T. Bianco (red.). Congress on Display, Congress at Work (pp. 231–41), Ann Arbor, University of Michigan Press

Chang, A.C.H. (2009). Reelection Incentives and Defection: Party Switching in the Japanese Liberal

Democratic Party. (Working Paper). Opgevraagd van

https://www.koryu.or.jp/Portals/0/resources/business/exchange/fellowship/2009/zhangchu anxian2.pdf

Desposato, S.W. (2006). Parties for Rent? Ambition, Ideology, and Party Switching in Brazil’s Chamber of Deputies. American Journal of Political Science, 1(50), 62-80.

doi:10.1111/j.1540-5907.2006.00170.x

Duin, R.J. (2014, 12 juni). Klein verlaat 50Plus, maar houdt wel zijn Kamerzetel. Algemeen Dagblad. Geraadpleegd van http://academic.lexisnexis.nl.ezproxy.leidenuniv.nl:2048/

Duin, R.J. & Hendrickx, F. (2014, 21 maart). ‘Dit is niet goed te praten’. Algemeen Dagblad. Geraadpleegd van http://academic.lexisnexis.nl.ezproxy.leidenuniv.nl:2048/

(23)

Evans, K.A. & Hadley, N. (2010, maart). Party Switching and the Goals of Members in the U.S. Congress: The Cases of Arlen Specter, Olympia Snowe, and Susan Collins. Paper gepresenteerd op de Western Political Science Association 2010 Annual Meeting.

https://papers.ssrn.com/sol3/papers.cfm?abstract_id=1581139

Fell, D. (2014) Should I Stay or Should I Go? Patterns of Party Switching in Multiparty Taiwan.

Journal of East Asian Studies, 14, 31-52. doi:10.1017/S1598240800009577

Franssen, H.M. (1993). De leden stemmen zonder last of ruggespraak. In E.C.M. Jurgens & J.A. van Schagen (red.), Tweede Kamer op orde. Beschouwingen over het herziene Reglement van

orde (pp. 27-32). Den Haag: Sdu.

Gherghina, S. (2014). Rewarding the ‘traitors’? Legislative defection and re-election in Romania.

Party Politics, 4(22), 490-500. doi:10.1177/1354068814550434

Giannetti, D. & Benoit, K. (2009). Intra-party politics and coalition governments in parliamentary democracies. In D. Gianetti & K. Benoit (red.), Intra Politics and Coalition Governments (pp. 3-25). New York: Routledge.

Giannetti, D. & Laver, M. (2001). Party system dynamics and the making and breaking of the Italian governments. Electoral Studies, 20, 529-553. doi:10.1016/S0261-3794(00)00048-2

Giddens, A. (1993). New Rules of Sociological Method. A Positive Critique of Interpretative

Sociologies. (2e druk). Geraadpleegd van https://books.google.nl/books?hl=nl&lr=&id=k

muBgAAQBAJ&oi=fnd&pg=PP1&dq=%EF%82%A7%09Giddens,+A.+1976.+New+rules+ f+sociological+method.+London:+Hutchinson.+p.75&ots=VaEpEZdl23&sig=3W89LPK7C 2cMh0dEdznTVDIIEw#v=onepage&q=%EF%82%A7%09Giddens%2C%20A.%201976.% New%20rules%20of%20sociological%20method.%20London%3A%20Hutchinson.%20p.7 &f=false

Heller, B.W. & Mershon, C. (2005). Party Switching in the Italian Chamber of Deputies, 1996-2001.

The Journal of Politics, 2(67), 536-559. Opgevraagd van

http://www.jstor.org.ezproxy.leidenuniv.nl:2048/stable/pdf/10.1111/j.14682508.2005.003

8.x.pdf?refreqid=search:cd8c25b90428bbd9a67e5bb681db70e7

Heller, B.W. & Mershon, C. (2008). Dealing in Discipline: Party Switching and Legislative Voting in the Italian Chamber of Deputies, 1988-2000. American Journal Of Political Science, 4(52), 910-925. doi:10.1111/j.1540-5907.2008.00350.x

Heller, B.W. & Mershon, C. (2009). Introduction: Legislative Party Switching, Parties, and Part Systems. In B.W. Heller & C. Mershon (red.), Political Parties and Legislative Party

(24)

Houten, M. van (2016, 8 november). Monasch: ‘Ik ben sociaal-democraat en dat blijf ik’. Trouw. Geraadpleegd van https://www.trouw.nl/democratie/monasch-ik-ben-sociaal-democraat-en

dat-blijf-ik~ad6b5ad3/

Janda, K. (2009, juli). Laws against party switching, defecting, or floor-crossing in national

Parliaments. Working Paper gepresenteerd op de 2009 World Congress of the International

Political Science Association. Opgevraagd van

http://www.partylaw.leidenuniv.nl/uploads/wp0209.pdf

Jongejan, D. & Soest, H. van (2014, 30 mei). Baay of Klein: wie is echte 50Plus. Het Parool. Geraadpleegd van http://academic.lexisnexis.nl.ezproxy.leidenuniv.nl:2048/

Laver, M. & Benoit, K. (2003). The Evolution of Party Systems between Elections. American Journal

of Political Science, 2(47), 215-233. Opgevraagd van

https://pdfs.semanticscholar.org/f68e/a89f225ad8a34c20ab379770079df6549b8f.pdf

Lucardie, P., Marchand, A. & Voerman, G. (2007). Frictie in de Fractie. Den Haag: Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties.

Mann, C.G. (2000, maart). Patronage Distribution, Party Switching, and Electoral Manipulation By Panamanian Legislators: The Electoral Connection. Paper gepresenteerd voor de 2000

Meeting of the Latin American Studies Association. Opgevraagd op

http://lasa.international.pitt.edu/Lasa2000/GuevaraMann.PDF

McElroy, G. & Benoit, K. (2009). Party Group Switching in the European Parliament. In W.B. Heller & C. Mershon (red.), Political Parties and Legislative Party Switching (pp. 147-172).

doi:10.1057/97802306225556

McLaughlin, E. (2011). Electoral regimes and party-switching: Floor-crossing in South Africa’s local legislatures. Party Politics, 18(4), 563-579. doi:10.1177/1354068810389610

McMenamin, I. & Gwiazda, A. (2010) Three roads to Institutionalization: Vote-, office-, and policy-seeking explanations of party switching in Poland. European Journal of Political Research, 6(50), 838–866. doi:10.1111/j.1475-6765.2010.01985

Meijer, R. (2013, 30 oktober). ‘Wilders kan beter bij zichzelf te rade gaan’. De Volkskrant. Geraadpleegd van http://academic.lexisnexis.nl.ezproxy.leidenuniv.nl:2048/

Meijer, R. (2014, 15 april). ‘Geen inhoud meer, louter slogans. De PVV loopt zo vast’. De Volkskrant. Geraadpleegd van https://www.volkskrant.nl/nieuws-achtergrond/-geen-inhoud-meer-louter

(25)

Meijer, R. & Hoedeman, J. (2014, 22 november). ‘De top van de PvdA heeft Turken van ons gemaakt’.

De Volkskrant. Geraadpleegd van https://www.volkskrant.nl/nieuws-achtergrond/-de-top-van

de-pvda-heeft-turken-van-ons-gemaakt-~b28c8086/

Mejía Acosta, A. (2004). Ghost Coalitions: Economic Reforms, Fragmented Legislatures and

Informal Institutions in Ecuador (1979-2002) (doctoraalscriptie University of Notre Dame).

Indiana, University of Notre Dame.

Mershon, C. (2014). Legislative Party Switching. In S. Martin, T. Saalfeld & K.W. Strøm (red.), The

Oxford Handbook of Legislative Studies (pp. 1-22). doi:10.1093/9780199653010.013.0015

Müller, W.C. & Strøm, K. (1999). Policy, Office or Votes? How Political Parties in Western Europe

Make Hard Decisions (1e druk). Geraadpleegd van

https://books.google.nl/books?id=f9mXKeVMuEC&printsec=frontcover&hl=nl&source=gbs_ e_summary_r&cad=0#v=oneqpage&&f=false

Nielsen, M.K., Andersen, A.M. & Pedersen, H.H. (2018). Balancing Costs of Legislative Party Switching in the Danish Parliament 1953-2015. Parliamentary Affairs, 0, 1-17.

doi:10.1093/pa/gsx078

O’Brien, D.Z. & Shomer, Y. (2013). A Cross-National Analysis of Party Switching. Legislative

Studies Quarterly, 1(38), 111-141. doi: 2443/10.1111/lsq.12005

Parlement & Politiek. (z.d.). Afsplitsingen fracties Tweede Kamer. Geraadpleegd van

https://www.parlement.com/id/vh8lnhrpmxvk/afsplitsingen_fracties_tweede_kamer

PvdA Jacques Monasch vertrekt uit de Kamer. (2016, 1 april). NRC Next. Geraadpleegd van

https://www.nrc.nl/nieuws/2016/11/07/jacques-monasch-stapt-uit-pvda-fractie-a1530615

Radean, M. (2013). Party Politics and Legislative Party Switching (proefschrift The Florida State University College of Social Sciences and Public Policy). Ann Arbor: ProQuest.

Reed, S.R. & Sheiner, E. (2003). Electoral Incentives and Policy Preferences: Mixed Motives Behind Party Defections in Japan. Cambridge University Press, 33, 469-490.

doi:10.1017/S0007123403000206

Stokmans, D. (2013, 24 oktober). Er is geen partij. Dat is het probleem. NRC Next. Geraadpleegd van

https://www.nrc.nl/nieuws/2013/10/24/er-is-geen-partij-dat-is-het-probleem-1306035

a1074555

Thames, F.C. (2007). Searching for the Electoral Connection: Parliamentary Party Switching in the Ukrainian Rada, 1998-2002. Legislative Studies Quarterly, 2(32), 223-256.

(26)

Tweede Kamer telt nu twee 50Plus-fracties. (2014, 3 juni). Trouw. Geraadpleegd van

https://www.trouw.nl/home/tweede-kamer-telt-nu-twee-50plus-fracties~a54617f6/

Waling, G. (2017). Zetelroof. Fractiediscipline en afsplitsing in de Tweede Kamer 1917-2017 (1e druk). Nijmegen, Nederland: Uitgeverij Vantilt.

(27)

8. Bijlagen

Bijlage A: Statements en artikelen per politicus

Louis Bontes

Beem, M. van & Hendrickx, F. (2013, 30 oktober). Bontes moet het in z’n uppie rooien. Algemeen

Dagblad. Geraadpleegd van http://academic.lexisnexis.nl.ezproxy.leidenuniv.nl:2048/ Meijer, R. (2013, 30 oktober). ‘Wilders kan beter bij zichzelf te rade gaan’. De Volkskrant.

Geraadpleegd van http://academic.lexisnexis.nl.ezproxy.leidenuniv.nl:2048/

Stokmans, D. (2013, 24 oktober). Er is geen partij. Dat is het probleem. NRC Next. Geraadpleegd van

https://www.nrc.nl/nieuws/2013/10/24/er-is-geen-partij-dat-is-het-probleem-1306035

a1074555

Roland van Vliet

Duin, R.J. & Hendrickx, F. (2014, 21 maart). ‘Dit is niet goed te praten’. Algemeen Dagblad. Geraadpleegd van http://academic.lexisnexis.nl.ezproxy.leidenuniv.nl:2048/

Kamerlid Roland van Vliet stapt uit PVV wegens uitspraken Wilders. (2014, 20 maart). Algemeen

Dagblad. Geraadpleegd van https://www.ad.nl/binnenland/kamerlid-roland-van-vliet-stapt-uit

pvv-wegens-uitspraken-wilders~a90e97b1/

Voor PVV’er van Vliet is de grens bereikt. (2014, 21 maart). Trouw. Geraadpleegd van

https://www.trouw.nl/home/voor-pvv-er-van-vliet-is-grens-bereikt~a6dc8775/

Joram van Klaveren

Abels, R. (2015, 7 april). Joram van KLaveren: ‘De PVV is veel te links’. Trouw. Geraadpleegd van

https://www.trouw.nl/home/joram-van-klaveren-de-pvv-is-veel-te-links-~a217639b/

Beverdam, G. & Bergh, F. van den (2014, 22 maart). Zat van ‘confrontatie-politiek’ weg uit PVV-fractie. Nederlands Dagblad. Geraadpleegd van

http://academic.lexisnexis.nl.ezproxy.leidenuniv.nl:2048/

Meijer, R. (2014, 15 april). ‘Geen inhoud meer, louter slogans. De PVV loopt zo vast’. De Volkskrant. Geraadpleegd van https://www.volkskrant.nl/nieuws-achtergrond/-geen-inhoud-meer-louter

(28)

Norbert Klein

Duin, R.J. (2014, 12 juni). Klein verlaat 50Plus, maar houdt wel zijn Kamerzetel. Algemeen Dagblad. Geraadpleegd van http://academic.lexisnexis.nl.ezproxy.leidenuniv.nl:2048/

Groenendijk, P. (2014, 12 december). ‘Ik ben niet boos. Zelfs niet op Henk Krol. Algemeen Dagblad. Geraadpleegd van http://academic.lexisnexis.nl.ezproxy.leidenuniv.nl:2048/

Jongejan, D. & Soest, H. van (2014, 30 mei). Baay of Klein: wie is echte 50Plus. Het Parool. Geraadpleegd van http://academic.lexisnexis.nl.ezproxy.leidenuniv.nl:2048/

Machtsstrijd 50Plus duurt nog wel even. (2014, 2 juni). Algemeen Dagblad. Geraadpleegd van

http://academic.lexisnexis.nl.ezproxy.leidenuniv.nl:2048/

Tweede Kamer telt nu twee 50Plus-fracties. (2014, 3 juni). Trouw. Geraadpleegd van

https://www.trouw.nl/home/tweede-kamer-telt-nu-twee-50plus-fracties~a54617f6/

Selçuk Öztürk & Tunahan Kuzu

Jongejan, D. (2014, 19 november). Turkse ex-PvdA’ers: ‘Ze willen ons beiden monddood maken’.

Algemeen Dagblad. Geraadpleegd van

http://academic.lexisnexis.nl.ezproxy.leidenuniv.nl:2048/

Meijer, R. & Hoedeman, J. (2014, 22 november). ‘De top van de PvdA heeft Turken van ons gemaakt’. De Volkskrant. Geraadpleegd van https://www.volkskrant.nl/nieuws-achtergrond/

de-top-vande-pvda-heeft-turken-van-ons-gemaakt-~b28c8086/

Jacques Monasch

Houten, M. van (2016, 8 november). Monasch: ‘Ik ben sociaal-democraat en dat blijf ik’. Trouw. Geraadpleegd van https://www.trouw.nl/democratie/monasch-ik-ben-sociaal-democraat-en

dat-blijf-ik~ad6b5ad3/

PvdA Jacques Monasch vertrekt uit de Kamer. (2016, 1 april). NRC Next. Geraadpleegd van

Referenties

GERELATEERDE DOCUMENTEN

Het onderwijs, ten slotte, is gebaat bij goede leraren en bij een opvatting over het beroep die recht doet aan het complexe karakter ervan, dus ook de persoon achter de leraar.

Subsidie - Het eenige Radmiddel voor heel Zuid-Afrika. ~ Die ontstaan, ontwikkeling en bete- kenis van die Gereformeerde Kerk op die Witwatersrand. De Geschiedenis

Voorbeeld van de resultaten van een globale gevoeligheidsanalyse, waaruit de rangschikking van de para- meters wordt afgeleid: de relatie tussen de parameter T5 en de

Sinds 2019 werken vijf gemeenten, Rijkspartijen en ngo?s in de pilot LVV samen om duurzame oplossingen te vinden voor vreemdelingen zonder recht op verblijf en opvang..

KennisKamer om in gesprek te gaan over de gevolgen van de coronacrisis en bijbehorende maatregelen voor de zichtbaarheid en de aanpak van ouderenmishandeling.

Algemene Zaken - Vz MR, RMR, onderraden en ministeriële commissies - Lid ER, Koninklijk Huis Buitenlandse Zaken - Buitenlands beleid.. - Europa (o.a. mensensmokkel) en

Internal auditors van woningcorporaties zijn een samenwerking gestart in het netwerk Audit & Interne beheersingS. Welke motieven liggen ten grondslag aan deze unieke

The propagation of thin-film guided, in-plane unguided plane optical waves, and their partial or total reflection at transitions between regions with different film thickness,