• No results found

Het gehalte aan in water oplosbare koolhydraten van lijnzaad

N/A
N/A
Protected

Academic year: 2021

Share "Het gehalte aan in water oplosbare koolhydraten van lijnzaad"

Copied!
6
0
0

Bezig met laden.... (Bekijk nu de volledige tekst)

Hele tekst

(1)

RIJKSLANDBOUWPROEFSTATION WAGENINGEN.

Het gehalte aan in water oplosbare koolhydraten

van lijnzaad,

DOOE

G. B VAN KAMPEN.

Bij het onderzoek van een monster lijnkoek werd eenigen tijd

geleden aan het Rijkslandbouwproefstation Wageningen door mij de

eenigszins verrassende ervaring opgedaan, dat hierin 4 pet. suiker,

berekend als saccharose, bleek aanwezig te zijn ').

Daar tot heden de aanwezigheid van eene dergelijke, betrekkelijk

groote hoeveelheid van

FEHLING'S

oplossing reduceerende stoffen

in de practijk van het voedermiddelenonderzoek niet de aandacht

schijnt te hebben getrokken en ook in de litteratuur omtrent het

voorkomen van suiker in lijnzaad, voor zoover ik heb kunnen nagaan,

geen kwantitatieve gegevens bekend zijn

!

), heb ik van verschillende

soorten lijnzaad en van de daaruit geslagen koek het suikergehalte

bepaald en gevonden, dat dit gehalte wisselt van ongeveer 2 pet.

tot 2,5 pet. in het zaad en van ongeveer 3 tot ruim 4 pet. in de

overeenkomstige koek

8

),

Ook omtrent den vorm, waarin de suiker in het lijnzaad voorkomt,

heb ik, behalve de reeds vermelde waarneming van

BURKHARD,

niets positiefs kunnen vinden. Wel is het bekend, dat in lijnzaad

een glucosid, nl. amygdaline

4

) of linamarine

5

) voorkomt; hieruit is

dus onder omstandigheden de vorming van glucose verklaard. Het

is echter zeer de vraag, of eene hoeveelheid van 4 pet. suiker in

1) Methoden van onderzoek aan de Rijkslandbouwproefstations 1913, blz. 34.

2) Alleen BURKHARD (Der Zuckergehalt einiger Arten Oelkuchen. Neue Zeitschrift fur Rübenzucker i n d u s t r i e , Band X Y I I , 1886, blz. 206) vermeldt, dat alkoholische extracten van lijn-, raap-, cocos-, niger-, kapok- en palmkernkoeken eene geringe rechtsdraaiing vertoonden. I n verband met het feit, dat F e h l i n g ' s oplossing vóór behandeling met zuren gereduceerd werd, vermoedde hij de aanwezigheid van glucose.

s) Een woord van dank zij hier gebracht aan de Directie van de Emmericher Olie-fabriek en aan den fleer J . P R I N S te W o r m e r v e e r voor de bereidwilligheid, waarmede door hen het voor het onderzoek benoodigde materiaal te mijner beschikking gesteld werd.

*) BÖHMER, Die Kraftfuttermittel, blz. 439. 5) W E H M K R . Die Pflanzenstoffe.

(2)

lijnkoek alleen a a n de aanwezigheid van glucosid moet worden toegeschreven.

Onder o m s t a n d i g h e d e n k u n n e n de voor h e t lijnzaad k a r a k t e r i s t i e k e slijmstoöen een bron voor h e t ontstaan v a n reduceerende suiker

opleveren. Volgens K I R C H N E R en TOLLENS ') k o m e n de slijmachtige

stoffen tot ongeveer 5 à 6 pot. in de o p p e r h u i d v a n h e t lijnzaad voor. Bij 100" C. bezitten deze de samenstelling C6 Hl 0 05 en hebben

de eigenschap bij hydrolyse ten slotte gedeeltelijk i n glucose over te gaan.

BAUER *) verkreeg door koken v a n de slijmstoffen m e t v e r d u n d zwavelzuur een reduceerende suiker. Voor zoover dit u i t het optreden van slijmzuur bij de oxydatie beoordeeld k a n worden, bevatten de slijmachtige stoffen galaktose-leverende groepen.

Verder trof mij h e t m e r k w a a r d i g e feit (hieronder wordt dit nog nader besproken), d a t de microscopische reactie op suiker in hoofd-zaak t o t de epidermis, d a t is de cellaag, die de slijmachtige stoffen afscheidt, beperkt blijft. Door h u n n e eigenschap om m e t water op te zwellen, bemoeilijken deze i n hooge m a t e de extractie van de suiker en h e t afpipetteeren v a n een gedeelte d e r t e analyseeren oplossing. I k h e b d a a r o m getracht vóór de extractie m e t water de slijmstoffen onschadelijk te m a k e n . Hiertoe meende i k gebruik te k u n n e n m a k e n v a n h u n n e eigenschap om, n a door water t e zijn opgezwollen en d a a r n a te zijn ingedroogd, h e t vermogen t o t zwellen te hebben verloren. I n de practijk van de olieslagerijen heeft eene dergelijke behandeling dikwijls een ongunstigen invloed op de kwaliteit van h e t verkregen product. Zoowel bij de persing als bij de extractie 3)

leidt m e n nl. in vele fabrieken stoom in de ge'-.neusde zaden, waar-door de slijmstof t o t zwellen wordt gebracht. De rest w o r d t d a a r n a gedroogd, waardoor een broze massa o n t s t a a t en h e t in diaetetisch opzicht zoo belangrijke slijm onwerkzaam wordt.

H e t n a toepassing v a n die bewerking door mij gevonden suiker-gehalte, n.1. 2,9 p e t , is echter veel te laag. Vermoedelijk d u u r t h e t indrogen, in verband met de gemakkelijke ontleedbaarheid van suikers bij hoogere t e m p e r a t u u r , veel te lang ; h e t is te verwachten, d a t eene v e r d a m p i n g in h e t v a c u u m juistere resultaten zal geven. 4) Andere

m e t h o d e n , die bijvoorbeeld berusten op het afzonderen van h e t planten-slijm, zijn m . i. niet zonder verlies a a n oplosbare k o o l h y d r a t e n u i t t e voeren. I k heb mij d u s voorloopig gehouden a a n de in de m e t h o d e n van onderzoek der Rijkslandbouwproefstations beschreven bepalingswijze.

i) Journal für Landwirtschaft 1874, biz. 502 en Tollens, Handbuch der Kohlenhydrate, zweite Auflage, erster Band, blz. 225.

2) Landwirtschaftliche Versuchsstationen, 1892, 40 blz. 480.

3) KELLNER, Die Ernährung der landwirtschaftlichen Nutztiere, sechs te Auflage, blz. 363. i) Zoodra ik hiertoe in de gelegenheid ben, hoop ik dit te kunnen nagaan.

(3)

3

Omtrent den vorm, waarin de suiker voorkomt, is verder het

volgende van belang.

In eene uitvoerige verhandeling van

SCHULZE

en

GODET

')

om-trent de in verschillende plantenzaden voorkomende koolhydraten

wordt ten aanzien van den vorm, waarin deze aanwezig zijn, door

hen o a. het volgende vermeld :

„Man nimmt an, dass die ungekeimten Samen Monosaccharide

(Tenta- und Hexaglukosen) nicht enthalten. Dieser Annahme entspricht

das Ergebnis unserer Versuche, für welche wir die Samen von Arve,

gelbe und blaue Lupine, Sojabohne, Kürbis, Hasel, Mandel, Wallnusz,

Rotbuche, Ricinus, Kohlrübe und weisser Centals Objekte verwendeten.

Diese Versuche wurden in der Weise ausgeführt, dass wir die

zerklei-nerten Samen mit warmem Wasser extrahierten und die Extrakte,

nachdem sie von den durch Bleiessig fällbaren Substanzen befreit

worden waren, in geeigneter Weise mit Fehlingscher Lösung erhitzten ;

wir erhielten dabei in keinem Falle eine Ausscheidung von

Kupfer-oxydul".

Wel treedt volgens

SCHULZE

en

FRANKFURT

') rietsuiker

alge-meen in de plantenzaden o p ; van de 27 onderzochte soorten

gaven slechts 2, n 1. de zaden van de gele en blauwe lupine, een

negatief resultaat. In deze laatste gevallen werd echter door

SCHULZE

aangenomen, dat er wel saccharose aanwezig was, echter in zóó

ge-ringe hoeveelheid, dat het niet mogelijk was deze te isoleeren. In

alle gevallen toch, waarin door

SCHULZE

rietsuiker werd

aange-toond, geschiedde dit niet door enkele reacties, maar door de suiker

als zoodanig in kristallen, waarvan dan bovendien nog het soortelijk

draaiingsvermogen werd vastgesteld, af te scheiden. En bij deze vrij

omslachtige bewerking zijn aanmerkelijke suikerverliezen niet te

vermijden.

In overeenstemming met het vermoeden, uitgesproken door

BURK-HARD en in tegenstelling met de in het algemeen verkregen

resul-taten van

SCHULZE, 3

) kon door mij in het lijnzaad slechts glucose

en geen saccharose worden aangetoond. Werd n.1. een gedeelte van

de uit de grof gemalen en ontvette zaden na extractie met water

verkregen oplossing gekookt met

FEHLIN

a's proefvocht, dan

ont-stond een vrij sterk neerslag van cupro-oxyde. Werd daarop na

filtratie door asbest het filtraat zuur gemaakt met zoutzuur, even

opgekookt en vervolgens weer alkalisch gemaakt met Na OH, dan

was bij filtreeren door asbest geen spoor van cupro-oxyde meer

zichtbaar. Met Phenylhydrazine in azijnzure oplossing kristalliseerde

het karakteristieke glucosazon, terwijl ook de kleurreacties van

1) Zeitschrift für Physiologische Chemie, 6 1 , 1909, biz. 279.

2) Zeitschrift für Physiologische Chemie X X , blz. 511 en X X V I I , blz. 267.

3) Blijkbaar waren SCHULZE en zijne medewerkers onbekend met het door BURKHARD verrichte onderzoek.

(4)

SELIWANOFF, IHL-PECHMANN en B E E G ') alle slechts op de

aanwezig-heid v a n glucose wezen.

Door SCHULZE en GODET is ook nagegaan de localisatie v a n de suiker in h e t zaad ; zij onderzochten hiertoe de z a a d h u i d e n en -kernen afzonderlijk. Hierbij veroorzaakte h e t ontdoen van de z a a d h u i d bij zaden van geringe afmeting groote moeite, zoodat genoemde onder-zoekers in vele gevallen voor het onderzoek op oplosbare k o o l h y d r a t e n de ongeschilde zaden gebruikten. „Das V o r h a n d e n s e i n der Schalen war hier n i c h t von Nachteil. Denn alle bis jetzt von u n s u n t e r s u c h t e n Samenschalen enthielten wasserlösliche K o h l e n h y d r a t e n u r i n äus-serst geringer Q u a n t i t ä t ; findet m a n also in einer S a m e n a r t wasser-lösliche K o h l e n h y d r a t e in beträchtlicher Menge vor, so darf m a n a n n e h m e n , dass dieselben, wenn n i c h t ganz ausschliesslich, so doch zum allergrössten Teile den K e r n e n a n g e h ö r e n . "

I n verband met het voorafgaande is h e t niet m i n d e r m e r k w a a r d i g , d a t het microscopisch onderzoek 2) de localisatie van de suiker in

de zaadhuid aantoonde. De reactie m e t kopersulfaat en kaliloog ( 1 : 1 ) in de koude gaf in de dwarsdoorsnede v a n het lijnzaad eene fraaie b l a u w k l e u r i n g van de epidermis te zien; gelijktijdig t r a d in de zaadlobben de eiwitreactie duidelijk op (violetkleuring v a n de aleuronkorrels). Na verwarming van h e t p r a e p a r a a t t o t k o o k t e m p e -r a t u u -r was in de epide-rmiscellen een ste-rk nee-rslag van kope-roxydule te zien. N a deze behandeling k o m t d i t neerslag eveneens voor i n de p a r e n c h y m - en in de sclerenchymcellen, doch in veel geringere m a t e d a n in d e epidermis. I n d e andere, m e e r n a a r b i n n e n gelegen deelen van het zaad, h e t endosperm en de zaadlobben, was dit niet het geval.

Bij het m a k e n van een overlangsche doorsnede van de zaadhuid is het neerslag ook zeer duidelijk te zien in de w a n d e n van de epidermis.

Uit h e t voorkomen v a n de suiker in de zaadhuid en u i t h e t feit, d a t deze bij de kieming verloren gaat, m o e t worden afgeleid, d a t de suiker in het lijnzaad niet als reservestof dienst doet, in tegenstelling met de disacchariden en Polysacchariden, voorkomende in de kernen van verschillende zaden, waarvan m e n a a n n e e m t , dat zij als reserve-m a t e r i a a l fungeeren.

Ten slotte heeft h e t in h e t bovenstaande b e h a n d e l d e ook nog een directen practischen k a n t .

Onder de vele melassemengsels, die als veevoeder in den handel gebracht worden, n e m e n de zg. Bertels lijnzaadkoekjes m e t suiker eene voorname plaats i n . Bij verschillende monsters, die v a n dit fabrikaat aan dit proefstation werden onderzocht, was eene garantie

1) S c h o o r t , Organische Analyse I , 1911, blz. 127 en 128.

2) D i t werd uitgevoerd door D r . K. Z i j 1 s t r a , Afdeelingschef aan h e t I n s t i t u u t voor Zaadveredeling t e W a g e n i n g e n , wieu ik hiervoor ook t e dezer plaatse g a a r n e mijn dank betuig.

(5)

voor suiker van 5 pet. verleend, terwijl de gevonden gehalten

wis-selden van 5,6 tot 6,9 pet. Wanneer men nu bedenkt, dat het

suiker-gehalte van de koek zonder eenige toevoeging reeds ruim 4 pet. kan

bedragen, dan begrijpt men welk klein gedeelte van de suiker hier

slechts van de melasse afkomstig kan zijn.

Reeds vroeger was alhier door mij en ongeveer gelijktijdig door het

proefstation te Goes ') hetzelfde geconstateerd ten opzichte van soja- en

sojamelassekoek. Bij aankoop van deze laatste is het echter, door het

betrekkelijk hooge gehalte aan saccharose van de soja, van nog meer

belang, dat men eene garantie voor suiker op de juiste waarde weet

te schatten.

Der Gehalt d e s L e i n s a m e n s an w a s s e r l ö s l i c h e n

Kohlenhydraten.

(Kurze Zusammenfassung obiger Ausführungen).

SCHULZE

und seine Mitarbeiter haben eine grosse Menge von

Pflanzensamen einer ausgedehnten Untersuchung unterworfen in

Bezug auf das Vorkommen von wasserlöslichen Kohlenhydraten.

Bei 27 Samenarten gelang es ihnen, die Anwesenheit von

Rohr-zucker festzustellen, indem sie diesen Zucker in Krystalle absonderten

und deren Dreh ungs vermögen bestimmten. Glukose wurde von ihnen

in keinem Falle aufgefunden.

Merkwürdig ist also die Tatsache, dass an der landwirtschaftlichen

Versuchsstation Wageningen in Leinkuchen ein ziemlich hoher Gehalt

an Glukose konstatiert wurde. Von dieser Anwesenheit habe ich in

der Literatur keine kwantitative Angaben finden können. Nur ist

im Jahre 1886 von

BURKHARD

bei der Untersuchung von Lein-, Raps-,

Cocosnusz-, Niger-, Kapock- und Palmkernkuchen ein reduzierender

Zucker aufgefunden worden, der nach ihm wahrscheinlich als Glukose

zu betrachten ist.

Bei der Untersuchung einiger Muster Leinsamen und der aus diesem

durch Pressen hergestellten Kuchen ergab sich nun Folgendes:

1. die in Wasser löslichen Kohlenhydrate sind in der Form von

Glukose vorhanden;

2. der Gehalt an Glukose in den Samen wechselt von 2 bis 2,5

Prozent und in den zugehörigen Kuchen von 3 bis ungefähr 4 Prozent;

3. Saccharose fehlt gänzlich.

Bezüglich der Lokalisation des Traubenzuckers im Leinsamen ist

von Bedeutung, dass bei mikroskopischer Prüfung blosz die

Samen-schale sich als Sitz des Zuckers zeigte, im Gegensatz zu den im

1) Dr. J. C. de R u y t e r d e W i l d t . Het suikergehalte van sojamelassekoek, Cultura 1912, blz. 409.

(6)

allgemeinen von SCHULZE u n d GODET erhaltenen Resultaten. Beide Forscher ziehen nämlich aus ihren B e s t i m m u n g e n diese Schlussfol-g e r u n Schlussfol-g : falls m a n in einer S a m e n a r t wasserlösliche K o h l e n h y d r a t e in beträchtlicher Menge vorfindet, darf m a n a n n e h m e n , dass dieselben, wenn nicht ganz ausschliesslich, so doch zum allergrössten Teile den K e r n e n a n g e h ö r e n .

Aus d e m Vorfinden des Zuckers in den Samenschalen u n d aus der Tatsache, dass dieselben bei der K e i m u n g verloren gehen, k a n n m a n schliessen, dass der Zucker im Leinsamen nicht als Reserve-material dient, i m Gegensatz zu den in den Kernen verschiedener Samen e n t h a l t e n e n Disacchariden u n d Polysacchariden, an deren Bedeutung als Reservestoffe wohl n i c h t zu zweifeln ist.

Schliesslich haben die mitgeteilten U n t e r s u c h u n g e n ein direktes, praktisches Interesse.

U n t e r den verschiedenen Melassefuttern, die an die Versuchsstation zur U n t e r s u c h u n g gelangen, gehören auch die sogenannten „Berteis Leinkuchen m i t Zucker". Bei einigen Mustern dieses F a b r i k a t s , welche an der hiesigen Versuchsstation u n t e r s u c h t wurden, war ein Zuckergehalt von 5 Prozent garantiert. W e n n m a n n u n weiss," dass die bei der Analyse gefundenen Zuckermengen wechselten von 5,6 bis 6,9 Prozent u n d wenn m a n weiter in Betracht zieht, dass der Zuckergehalt der L e i n k u c h e n ohne etwaigen Zusatz von Melasse bis zu 4 Prozent betragen k a n n , so ist leicht einzusehen, welcher kleine Teil des Gesammtzuckers in diesem F a l l e von der Melasse h e r r ü h r t . Beim Kaufen von Mischungen von L e i n k u c h e n m i t Melasse sollte m a n also einen garantierten Zuckergehalt auf den richtigen W e r t zu schätzen wissen.

Referenties

GERELATEERDE DOCUMENTEN

§ heeft brede en specialistische kennis van diversiteit in relatie tot zijn werkzaamheden § heeft brede en specialistische kennis van doelgroepen in relatie tot zijn werkzaamheden

• laat in zijn voorstellen zien oog te hebben voor commerciële kansen en maakt deze concreet in het voorstel, zodat de commerciële positie van de organisatie kan worden

• De voorbereiding, de bevordering en de uitvoering van het beleid inzake collectieve arbeidsbetrekkingen, de begeleiding van het sociaal overleg, de preventie en de verzoe- ning

We hebben de basisprincipes van magnetoencefalografie beschreven, en de bruikbaarheid van deze techniek laten zien voor de studie van spraak in typisch vloeiende sprekers en per-

De Neder- landse taal raakte onder de Danziger doopsgezinden in onbruik in de achttiende eeuw, waarna men overstapte op het ‘Plautdietsch’, het lokaal gesproken Plattdeutsch dat

Door mee te gaan in de dialoog wordt het voor de lezer duidelijk hoe de twee economen denken over de kritieken van grootheden zoals Mill en Friedman, hoe ze deze weten te

Alleen hier gaat de auteur over tot een multivariate analyse waar de invloed van verschillende variabelen betreffende gezins- en woonomstandigheden op het sterfterisico in

Een directe indicator voor biodiversiteit zou bijvoorbeeld het aantal soorten kruiden in weilanden op het bedrijf kunnen zijn; maar deze informatie is niet voor grote