• No results found

Zijn psychopaten beter in liegen dan gezonde mensen?

N/A
N/A
Protected

Academic year: 2021

Share "Zijn psychopaten beter in liegen dan gezonde mensen?"

Copied!
20
0
0

Bezig met laden.... (Bekijk nu de volledige tekst)

Hele tekst

(1)

Zijn Psychopaten Beter in Liegen dan Gezonde Mensen?

BACHELORTHESE PSYCHOLOGIE

Fenna Dijkema 10060367 24 mei 2014

supervisor: Prof.dr. Richard Ridderinkhof Universiteit van Amsterdam

Aantal woorden: 5718 + 117 abstract

(2)

Inhoudsopgave

Abstract 3

Geboren om te liegen. Kunnen psychopaten beter liegen dan gezonde mensen? 4

Moraliteit en het gemak waarmee men liegt 6

De rol van empathie bij het vermogen om te liegen 9

Zijn psychopaten in staat om hun leugens te verbergen? 12

Conclusie en Discussie 14

Literatuurlijst 17

(3)

Abstract

De rol van moraliteit en empathie bij psychopaten bij het vertellen van leugens werd onderzocht. Ook werd onderzocht of psychopaten tijdens het liegen kenmerkende gedragingen vertonen waardoor zij zich onderscheiden van gezonde mensen en hierdoor beter in staat zijn tot liegen dan gezonde mensen. Er werd gevonden dat psychopaten een afwijkende moraal hebben en niet goed in staat zijn om emoties bij anderen te herkenen waardoor zij een minder sterk empathisch vermogen hebben. Dit heeft als gevolg dat zij de negatieve consequenties van liegen niet goed kunnen

inschatten. Bovendien vertonen psychopaten tijdens het liegen kenmerkende verbale en non-verbale gedragingen, waarbij de non-verbale gedragingen minder sterk duiden op het vertellen van leugens. Dit maakt psychopaten beter in liegen.

(4)

Geboren om te liegen. Kunnen psychopaten beter liegen dan gezonde mensen? Liegen is een veelvoorkomend en voor iedereen bekend fenomeen dat vrij gebruikelijk is tijdens sociale interacties (Kashy & DePaulo, 1996). Voor sommige mensen is liegen echter gebruikelijker dan voor anderen. Daarom is het interessant om te onderzoeken welke factoren een rol spelen bij de verschillen in liegen tussen verschillende mensen. Volgens Hare (1993) hebben psychopaten een talent om te liegen en lijken zij er geen probleem mee te hebben om tegenstrijdige verklaringen af te leggen. Daarom zal onderzocht worden of psychopaten beter zijn in liegen dan gezonde mensen en welke factoren hierbij een rol spelen.

Psychopaten lijken niet alleen regelmatig te liegen, maar zijn ook manipulatief (Rogers & Cruise, 2000). De neiging van psychopaten om niet trouw en oprecht te zijn is kenmerkend (Cleckley, 1976). Psychopathie is een persoonlijkheidsstoornis (Hare & Neumann, 2008) die wordt gekenmerkt door gedrag dat gerelateerd is aan deceptie, manipulatie, onverantwoordelijkheid, impulsiviteit, slechte controle over gedrag, oppervlakkige affectiviteit, gebrek aan empathie, schuldgevoel en medelijden, promiscuïteit, en een reeks aan onethische en antisociale gedragingen waaronder het veronachtzamen van de rechten van anderen (Hare, 2006). Psychopathie kan worden gemeten aan de hand van de Psychopathy Checklist Revised (PCL-R) en daarbij worden opgedeeld in factor 1 psychopathie en factor 2 psychopathie. Bij factor 1 psychopathie ligt vooral de nadruk op de affectieve aspecten van psychopathie zoals het gebrek aan gevoelens van schuld en empathie, moeite met het hechten aan anderen en het vertellen van leugens. Factor 2 is gerelateerd aan antisociaal gedrag en impulsiviteit (Hare, 2003).

Psychopathie komt bij 1-2% van de bevolking voor, terwijl 50% van de criminele bevolking psychopaat genoemd kan worden (Hare, 1993). Hieruit kan geconcludeerd worden dat psychopaten een buiten proportie grote hoeveelheid misdaden plegen. Juist omdat het bij deze criminele

bevolking van belang is om het onderscheid te kunnen maken tussen liegen en het vertellen van de waarheid is het interessant om te weten of psychopaten beter zijn in liegen dan gewone mensen. Hierbij kan gedacht worden aan het verhoren van criminelen en het belang van de kennis over de waarheid van de verkregen informatie, en het maken van belangrijke beslissingen die aan de hand van deze informatie gedaan moeten worden en grote gevolgen kunnen hebben voor de verdachten en de slachtoffers.

Een belangrijk kenmerk van psychopaten is een algemeen tekort aan angst. Dit kan grote gevolgen hebben voor de ontwikkeling van psychopaten. Angst voor straf is een belangrijk aspect van socialisatie (Lykken, 1995). Tijdens de ontwikkeling krijgt men met straffen te maken waarvan

(5)

wordt geleerd dat bepaalde dingen fout zijn om te doen. Deze geconditioneerde ervaring zorgt voor het ontwikkelen van een moreel geweten (Eysenck, 1977). Volgens veel onderzoekers speelt angst een grote rol bij het ontwikkelen van moreel bewustzijn. Een voorbeeld hiervan is het sneller ervaren van een gevoel van schuld door angstige kinderen (Dienstbier, 1984; Kochanska,Gross, Lin & Nichols, 2002). Klinische omschrijvingen van psychopaten ondersteunen het idee van een tekort aan angst bij psychopaten (Cleckley, 1950; Hare, 1993). Het tekort aan angst bij psychopaten zou er dus toe kunnen leiden dat er geen geconditioneerde ervaring optreedt waardoor er geen sprake is van een gezond ontwikkeld moreel geweten bij psychopaten. Een gevolg kan zijn dat psychopaten door een tekort aan angst voor straf niet leren dat het fout is om te liegen. Hierdoor leren psychopaten niet wat de gevolgen van het vertellen van leugens voor anderen kunnen zijn. Theory of Mind (ToM) vervult hierbij een belangrijke rol. ToM is het vermogen om gedachten, behoeften, overtuigingen, bedoelingen en kennis van anderen te begrijpen (Leslie, 1987). ToM speelt een belangrijke rol bij het ervaren van empathie, waarbij het vermogen van mensen om gedachten, behoeften, overtuigingen, bedoelingen en kennis van anderen te begrijpen bijdraagt aan het opwekken van empathie (Batson, Fultz & Schoenrade, 1987). Empathie kan beschouwd worden als een affectieve, begripvolle respons op de situatie en gevoelens van een ander. Deze respons wordt veroorzaakt door het delen van de emoties van de ander als gevolg van het observeren van de ander of het inbeelden van zijn of haar gevoelens (Hoffman, 1987, 2000). Binnen moraliteit speelt empathie een belangrijke rol (Hoffman, 2000). Wanneer empathie tot gevolg heeft dat er sprake is van gevoelens van schuld of het zich zorgen maken om de ander kan dit leiden tot het vermogen om onderscheid te maken tussen goed en slecht, waarbij de kans op het doen van goede dingen toeneemt en de kans op het vertonen van slecht gedrag afneemt (Moll & de Oliveira-Souza, 2007). Empathie lijkt dus de basis te zijn van morele gevoelens als schuld. Wanneer het empathisch vermogen niet goed werkt kan dus verwacht worden dat het onderscheid tussen goed en slecht niet gevoelsmatig tot stand komt. Dit zou bij psychopaten kunnen leiden tot problemen met het inschatten van de gevolgen van hun daden voor anderen.

Hieruit blijkt dat psychopaten door een gebrek aan empathie minder goed in staat zijn gevoelens zoals schuld en angst te ervaren, waardoor een moreel bewustzijn niet vanzelfsprekend tot stand komt. Met betrekking tot liegen zou dit kunnen betekenen dat psychopaten zich er niet bewust van zijn dat liegen in veel gevallen moreel onjuist is en voor anderen vervelende gevolgen kan hebben. Daarom is het de vraag wat het verschil is tussen psychopaten en gezonde mensen met betrekking tot liegen en of psychopaten hierdoor beter zijn in liegen dan gezonde mensen.

(6)

Psychopaten vormen een belangrijke populatie die emotioneel en gedragsmatig in vele opzichten afwijkt van de normale mens. 50% van de criminele bevolking blijkt psychopaat te zijn en omdat liegen voor hen een dagelijkse bezigheid is, zijn de processen die hieraan ten grondslag liggen belangrijk. Juist omdat liegen psychopaten zo gemakkelijk af lijkt te gaan is het interessant om meer te weten over het gemak waarmee psychopaten liegen en of deze persoonlijkheidsstoornis

psychopaten ook daadwerkelijk beter maakt in liegen. Daarom zal er allereerst onderzocht worden welke rol moraliteit speelt bij het gemak om te liegen en hoe dit verschilt tussen psychopaten en gezonde mensen. Daarnaast zal onderzocht worden welke rol empathie speelt bij liegen en of het empathisch vermogen van psychopaten afwijkt van dat van gezonde mensen. Ten slotte zullen de gedragingen die psychopaten vertonen wanneer zij liegen aan bod komen. Er zal dus onderzoek gedaan worden naar de rollen die moraliteit en empathie spelen bij liegen door psychopaten en of psychopaten zich zichtbaar anders gedragen dan gezonde mensen wanneer er sprake is van het vertellen van leugens.

Moraliteit en het gemak waarmee men liegt

Hoewel psychopaten meer en vaker betrokken lijken te zijn bij deceptie, komt liegen bij iedereen voor. Gezonde mensen vertonen net als psychopaten immoreel gedrag. Bovendien lijken gezonde mensen net als psychopaten oneerlijk gedrag te vertonen en dit door middel van excuses te

rechtvaardigen. Criminelen doen dit ook voor de misdaden die zij plegen (Gabor, 1994). Mensen zijn geneigd om zichzelf te distantiëren van immoreel gedrag en leugens door middel van moral

disengagement. Volgens Bandura (1986, 1990) zorgt moral disengagement er voor dat mensen

oneerlijk gedrag vertonen door zichzelf er van te overtuigen dat het gedrag wel moreel geaccepteerd is. Klass (1978) veronderstelt dat hetzelfde gedrag de ene persoon goed laat voelen, de andere persoon slecht en bij weer een ander niks teweeg brengt. Dit zou ook het geval kunnen zijn bij het verschil tussen psychopaten en gezonde mensen ten opzichte van liegen. In dit geval zou er sprake kunnen zijn van moral disengagement door psychopaten om zichzelf van de leugens te distantiëren. Door morele intuïties bij psychopaten te onderzoeken kan er beter begrepen worden op welke manier moraliteit een rol speelt in het proces dat er voor zorgt dat psychopaten zich antisociaal gedragen, en wat de verschillen zijn tussen psychopaten en gezonde mensen op het gebied van moraliteit en liegen.

Shu, Gino en Bazerman (2011) onderzochten aan de hand van vier studies het verband tussen het vertonen van oneerlijk gedrag door vals te spelen, het gemotiveerd vergeten van informatie en moral disengagement. Het gemotiveerd vergeten van informatie duidt in dit opzicht

(7)

op het selectief onthouden van morele regels als beschermingsmechanisme, waarbij bepaalde morele regels bewust of onbewust vergeten worden om vertoond gedrag aan te laten sluiten bij de morele overtuigingen. Omdat mensen er waarde aan hechten zich moreel te gedragen, kan het gemotiveerd vergeten van informatie zorgen voor een afname tussen het verschil in vertoond gedrag en de heersende moraal zodat deze beter bij elkaar aansluiten. Op deze manier ontstaat

moral disengagement. Uit de resultaten blijkt dat deelnemers die zich een scenario moesten

inbeelden waarin oneerlijk gedrag werd vertoont hoger scoorden op een vragenlijst waarmee moral

disengagement werd gemeten dan deelnemers die zich een eerlijke situatie moesten inbeelden. Uit

een tweede studie blijkt dat de morele waarden van de deelnemers verschilden voor en na het inbeelden van een eerlijke of oneerlijke situatie. De deelnemers bleken na het inbeelden van een eerlijke situatie nog strenger te zijn ten opzichte van morele waarden en deelnemers bleken na het inbeelden van een oneerlijke situatie minder waarde te hechten aan de morele waarden dan van tevoren. Uit een derde en vierde studie blijkt dat het benadrukken van morele regels door middel van het laten ondertekenen van een erecode, resulteerde in een afname van onethisch gedrag. Hieruit kan worden geconcludeerd dat mensen in staat zijn onethisch gedrag te rechtvaardigen door middel van moral disengagement en dat onethisch gedrag enigszins beperkt kan worden door morele regels bewust te laten doordringen. Eerlijkheid wordt beïnvloed door de situatie waarin iemand zich bevindt. Voor het vertellen van leugens zou dit betekenen dat het gemak om te liegen toeneemt als mensen in staat zijn zich moreel te distantiëren van de leugens die zij verteld hebben. Deze studie limiteert zich echter door slechts onderzoek te doen naar moral disengagement als gevolg van het vertonen van oneerlijk gedrag door vals te spelen. Of er ook moral disengagement optreedt wanneer er sprake is van ernstige delicten kan aan de hand van deze studie niet worden geconcludeerd. Bovendien hebben deze resultaten betrekking op mensen in het algemeen zonder onderscheid te maken tussen gezonde mensen en psychopaten. Moreel redeneren zou een heel ander proces kunnen zijn bij psychopaten, die er wellicht andere attitudes met betrekking tot moraliteit op nahouden.

Glenn, Iyer, Graham, Koleva en Haidt (2009) onderzochten de invloed van psychopathie op het belang dat wordt gehecht aan verschillende soorten moraliteit waarbij gebruik werd gemaakt van 2.517 deelnemers. Moraliteit werd onderverdeeld in de 5 domeinen schade toebrengen, eerlijkheid, loyaliteit, respect voor autoriteit en zuiverheid. Uit de resultaten blijkt dat vooral de morele domeinen ‘schade toebrengen’ en ‘eerlijkheid’ tekortkomingen lieten zien bij psychopaten. Aan de hand van een vragenlijst werd de empathische bezorgdheid van de deelnemers gemeten. Hogere psychopathie voorspelde lagere empathische bezorgdheid, en lagere empathische bezorgdheid voorspelde op zijn beurt een sterkere goedkeuring van oneerlijk gedrag en het

(8)

toebrengen van schade. Deze medierende relatie suggereert dat verlaagde empathische zorgen bij psychopaten verantwoordelijk zijn voor de tekortkomingen in de morele domeinen ‘schade toebrengen’ en ‘eerlijkheid’. Hieruit kan geconcludeerd worden dat een lagere empathische bezorgdheid zorgt voor de tekortkomingen wat betreft het moreel vermogen in de domeinen ‘schade toebrengen’ en ‘eerlijkheid’. Het is echter de vraag in hoeverre de scores op psychopathie te vertrouwen zijn aan de hand van zelfrapportage, gegeven de kennis over de buitensporige hoeveelheid oneerlijk gedrag dat psychopaten lijken te vertonen. En hoewel hieruit blijkt dat mensen die hoog scoren op psychopathische persoonlijkheidstrekken moreel afwijken van mensen die laag scoren op deze persoonlijkheidstrekken, blijft het onduidelijk of mensen die klinisch gezien psychopaat zijn er dezelfde morele overtuigingen op nahouden.

Aharoni, Antonenko en Kiehl (2011) maakten dit onderscheid wel en onderzochten het verband tussen psychopathie en abnormale morele intuïties bij criminelen. Zij werden ondervraagd over vijf morele domeinen. Het voorkomen van schade, eerlijkheid, respect voor autoriteit, loyaliteit en heiligheid. Voor de domeinen ‘het voorkomen van schade’ en eerlijkheid bleek psychopathie het verschil te verklaren tussen psychopaten en gezonde mensen. Dit gold niet voor de domeinen respect voor autoriteit, loyaliteit en heiligheid. Hieruit kan worden geconcludeerd dat psychopathie gepaard gaat met een bepaalde set van morele abnormaliteiten die onder andere het verschil in liegen zouden kunnen verklaren. Als psychopaten daadwerkelijk weinig lijken te geven om eerlijkheid en het ‘voorkomen van schade’, kan dit liegen om eigen winst te behalen voor hen rechtvaardigen zonder dat daar moral disengagement voor nodig is. Dit kan er voor zorgen dat psychopaten beter zijn in liegen. Er dient echter rekening gehouden te worden met de groep mannelijke volwassen deelnemers, waardoor deze resultaten wellicht niet gegeneraliseerd kunnen worden naar de vrouwelijke en jeugdige bevolking.

Uit onderzoek blijkt dat er specifieke hersengebieden betrokken zijn bij het vermogen om moreel te redeneren. Nu blijkt dat psychopaten afwijkende morele waarden hebben kan het zo zijn dat zij een daarbij behorende afwijkende activiteit laten zien in deze specifieke gebieden. Marsh et al. (2011) onderzochten of de hersengebieden die betrokken zijn bij het vermogen om op basis van emotie te redeneren, waaronder het vermogen om moreel te redeneren, afwijkende activiteit laten zien bij jeugdigen met psychopathische trekken. Het onderzoek werd gedaan aan de hand van

functional magnetic resonance imaging (fMRI) terwijl de deelnemers een taak uitvoerden waarbij

om morele oordelen gevraagd werd. Uit de resultaten blijkt dat de groep jeugdigen met

psychopathische trekken ten opzichte van de gezonde deelnemers verminderde activiteit lieten zijn in de amygdala. Daarnaast bleek er sprake te zijn van een verminderde connectie tussen de

(9)

amygdala en de orbitofrontale cortex tijdens het uitvoeren van de taak. Dit zijn hersengebieden die gerelateerd zijn aan het handelen op basis van emotie. Hieruit kan worden geconcludeerd dat er bij psychopathische jeugdigen sprake is van minder activiteit in de hersengebieden die betrokken zijn bij het oordelen op basis van emotie, waaronder het moreel redeneren. Het blijft echter onduidelijk of psychopaten antisociaal gedrag laten zien omdat zij afwijkende morele waarden hebben en daarom niet weten wat goed of slecht is, of dat het komt omdat zij geen waarde hechten aan het verschil tussen goed en slecht.

Cima, Tonnaer en Hauser (2010) onderzochten de relatie tussen psychopathie en moreel begrip. Uit de resultaten blijkt dat de patronen van beoordeling van verschillende morele dilemma’s voor psychopaten gelijk waren aan de patronen van de andere deelnemers. Hieruit kan

geconcludeerd worden dat psychopaten het verschil tussen goed en slecht wel kennen, maar geen waarde hechten aan de gevolgen voor anderen door het vertonen van immoreel gedrag. Hieruit blijkt dat psychopaten er afwijkende morele intuïties op nahouden. Psychopaten zijn hierbij wel in staat om een onderscheid te maken tussen goed en slecht, maar geven minder om de gevolgen voor anderen die het vertonen van immoreel gedrag met zich meebrengen. Dit vergroot het gemak van psychopaten om leugens te vertellen. Empathie speelt een belangrijke rol bij het inschatten van de gevolgen van het eigen gedrag voor anderen. Nu blijkt dat psychopaten zich weinig aantrekken van de negatieve gevolgen van het vertellen van leugens, ligt het voor de hand dat empathie een

afwijkend patroon laat zien bij psychopaten. Daarom zal de rol van empathie bij het vermogen om te liegen besproken worden.

De rol van empathie bij het vermogen om te liegen

Empathie kan beschouwd worden als een affectieve, begripvolle respons op de situatie en gevoelens van een ander door het delen van de emoties van de ander als gevolg van het observeren van de ander of het inbeelden van zijn of haar gevoelens (Hoffman, 1987, 2000). Er kan verwacht worden dat psychopaten die een verzwakt empathisch vermogen hebben, door het gebrek aan affectief inlevingsvermogen, de gevolgen van liegen voor een ander moeilijk in kunnen schatten. Liegen kan omschreven worden als het proces waarbij iemand een ander opzettelijk iets laat geloven dat door de verteller als onwaar wordt verondersteld, zonder dat de ander hier van op de hoogte is (Vrij, 2004). Voor gezonde mensen is het in de meeste gevallen duidelijk dat het niet prettig is voor anderen wanneer zij de ander leugens vertellen, maar door de afwijkende empathie van

psychopaten is dit voor hen een minder vanzelfsprekend proces. Het is echter nog onduidelijk welke

(10)

rol het empathisch vermogen speelt bij de keuze om wel of niet te liegen, en of het empathisch vermogen met betrekking tot liegen voor psychopaten afwijkt van dat van gezonde mensen.

Als psychopaten daadwerkelijk minder empathisch zijn, zal verwacht worden dat zij moeite hebben met het herkennen van emoties bij anderen. Blair et al. (2002) onderzochtenhet verband tussen psychopathie en het vermogen om emoties te herkennen in het stemgeluid en de intonatie van anderen. Deelnemers waren 19 psychopaten en er werd gebruik gemaakt van een controlegroep bestaande uit 20 deelnemers die niet als psychopaat geclassificeerd konden worden. De

psychopaten bleken slechter te zijn in het herkennen van een angstige stem dan de overige deelnemers. Hoewel er bij het interpreteren van de resultaten wel rekening gehouden dient te worden met de vrij kleine steekproef die gebruikt werd bij dit onderzoek waardoor de

betrouwbaarheid van de resultaten wellicht in twijfel getrokken zouden moeten worden, kan het gebrek aan herkenning van angstige stemmen het gevolg zijn van een mindere mate van de ervaring van emoties zoals angst waardoor psychopaten hun gedrag minder goed leren aanpassen op basis van eerder ervaren emoties bij situaties die zich voordeden in het verleden (Patrick, 1994). Gezonde mensen leren negatieve emoties zoals angst bij anderen te voorkomen door zich gepast te gedragen. Als het voor psychopaten moeilijk is om angst bij anderen te herkennen, maakt dit het voor

psychopaten moeilijk om onderscheid te maken tussen gedrag dat voor anderen angst teweeg brengt en gedrag dat angst voorkomt. Negatief gedrag zoals liegen dat voor anderen als onwenselijk wordt beschouwd, wordt op deze manier minder snel uit de weg gegaan door psychopaten.

Nu blijkt dat psychopaten moeite hebben met het herkennen van emotie in het stemgeluid en de intonatie van anderen, zou dit kunnen duiden op een algemeen gebrek aan het herkennen van emotie. Hastings, Tangney en Stuewig (2008) onderzochten de relatie tussen psychopathie en het vermogen om emotie te herkennen in gezichtsuitdrukkingen. De deelnemers kregen gezichten te zien met de emotionele uitdrukkingen blijdschap, angst, boosheid, verrassing, verdriet en schaamte. Om misverstanden te voorkomen werd ‘verrassing’ als antwoordmogelijkheid weggelaten wanneer angstige emoties werden weergegeven omdat deze twee emoties veelvuldig met elkaar verward werden. Hiermee moet rekening gehouden worden bij het interpreteren van de resultaten omdat het onduidelijk is welk effect het behouden van ‘verrassing’ als antwoordmogelijkheid gehad zou hebben op de resultaten. Uit de resultaten blijkt dat psychopathie in het algemeen negatief gecorreleerd was met het herkennen van emotie in gezichtsuitdrukkingen. Een hogere mate van psychopathie ging gepaard met minder accurate herkenning van emotie in gezichtsuitdrukkingen. Deze resultaten lijken te duiden op het voorkomen van psychopathie op een continuüm. Hare en Neumann (2008) suggereren dat psychopathie voorkomt op een continuüm en geen discrete

(11)

stoornis is. Als dit zo is kan verwacht worden dat de plaats die een psychopaat inneemt op dit continuüm invloed heeft op de mate waarin aan psychopathie gerelateerde gedragingen voorkomen. Wanneer dit het geval is zal dat invloed kunnen hebben op het vermogen van psychopaten om te kunnen liegen.

Domes, Hollerbach, Vohs, Mokros en Habermeyer (2013) onderzochten het verband tussen psychopathie en empathie bij criminelen. Aan de hand van de PCL-R vragenlijst voor het meten van de hoeveelheid psychopathische trekken, werden de criminelen opgedeeld in drie groepen variërend van laag tot hoog psychopathisch. Uit de resultaten blijkt dat de groep criminelen als geheel minder empathie vertoont dan de gezonde controlegroep, maar de drie psychopathische groepen

verschilden onderling niet van elkaar. Hieruit kan geconcludeerd worden dat de criminelen over het algemeen minder empathisch waren, maar dat er niet zo zeer een verband bestond tussen

psychopathie en empathie. Hoewel er een verschil blijkt te zijn tussen de criminele groep en de controle groep, dienen de resultaten voorzichtig geïnterpreteerd te worden als gevolg van een controle groep die bestond uit slechts 28 deelnemers. Seara-Cardoso, Neumann, Roiser, McCrory en Viding (2012) deden echter onderzoek naar het verband tussen psychopathische trekken binnen de gezonde bevolking en een beperkt empathisch vermogen, waarbij het aantal psychopathische trekken van deze gezonde mensen werd gemeten. Uit de resultaten blijkt dat mensen die hoog scoorden op psychopathie, zwakker empathisch reageerden op verdrietige gezichten dan mensen met minder psychopathische trekken. Hieruit kan geconcludeerd worden dat psychopathie in verschillende gradaties voorkomt.

Dat psychopaten door een afwijkend empathisch vermogen minder goed in staat zijn om de gevolgen van hun gedrag voor anderen in overweging te nemen lijkt ze in staat te stellen om makkelijker te liegen. Of dit het gevolg is van het goedkeuren van onethisch gedrag is onduidelijk. Cohen (2010) onderzocht of verschillen in persoonlijkheid met betrekking tot empathie gerelateerd zijn aan het afkeuren van onethisch gedrag zoals liegen. Aan de hand van twee studies die gebruik maakten van verschillende leeftijdsgroepen blijkt dat de deelnemers die meer geneigd waren om empathie voor anderen te ervaren, onethisch gedrag zoals liegen om winst te behalen minder snel goedkeurden. Bovendien blijkt dat deelnemers die gevoelig waren voor het ervaren van

schuldgevoel minder snel geneigd waren om valse verklaringen af te leggen. De conformiteit van de resultaten van beide studies vergroot de betrouwbaarheid van de resultaten. Hieruit kan

geconcludeerd worden dat empathie en het ervaren van schuldgevoel een belangrijke rol spelen binnen de overweging om wel of niet te liegen. Omdat psychopaten een minder empathisch vermogen hebben dan gezonde mensen kan op basis hiervan verwacht worden dat psychopaten

(12)

door het gebrek aan empathie en een minder sterke mate van het ervaren van schuld, minder moeite hebben met het vertellen van leugens en ze op deze manier niet worden geremd in het vertonen van onethisch gedrag. Dit maakt het voor psychopaten makkelijker om te liegen. Op affectief gebied is het voor psychopaten dus makkelijker om te liegen, maar of de eigen consequenties van de leugens hierbij ook een rol spelen is nog onduidelijk.

Gneezy (2005) deed onderzoek naar het maken van de beslissing om te liegen en de rol die de consequenties hiervan spelen bij deze keuze. Hierbij werd onderscheid gemaakt tussen het eigen belang en het belang van de ander. Omdat winst en verlies bij dit onderzoek werd uitgedrukt in geldeenheden, dient er rekening gehouden te worden met de mate waarin verschillende mensen een andere waarde hechten aan eenzelfde hoeveelheid geld. Uit de resultaten blijkt dat mensen gevoelig zijn voor de winst die valt te behalen door het vertellen van leugens. Echter, daarbij speelt niet alleen de eigen winst een belangrijke rol maar er wordt ook rekening gehouden met het verlies van de ander. Hieruit blijkt dat zowel empathie als moraliteit een belangrijke rol spelen bij het vertellen van leugens, waarbij het minder aantrekkelijk is om te liegen als dit resulteert in grote verliezen voor de tegenpartij. Psychopaten blijken echter een minder goed empathisch vermogen te hebben. Dit kan er voor zorgen dat het voor hen makkelijker is om te liegen dan voor gezonde mensen wanneer deze leugens negatieve uitkomsten hebben voor een ander.

Het vermogen om empathie te ervaren blijkt een belangrijke rol te spelen in de overweging om wel of niet te liegen. Omdat psychopaten minder empathie ervaren dan gezonde mensen zal het verlies dat anderen leiden door het vertellen van leugens minder tot ze doordringen waardoor psychopaten minder goed in staat zijn het belang van de ander in overweging te nemen en op basis van deze belangen te handelen. Daarom zullen psychopaten niet geremd worden in het vertonen van onethisch en onaangenaam gedrag. Dit empathisch gebrek maakt het voor psychopaten makkelijker om te liegen dan voor gezonde mensen.

Zijn psychopaten in staat om hun leugens te verbergen?

Als psychopaten inderdaad beter zijn in liegen dan gezonde mensen zou er mogelijk een verschil kunnen bestaan in het verbale en non-verbale gedrag dat wordt vertoond tijdens het liegen. Uit het voorgaande blijken psychopaten afwijkende morele en empathische overtuigingen na te streven die hen wellicht in staat stellen onethisch gedrag zoals liegen beter te verbergen. In dit geval kan verwacht worden dat de gedragingen die psychopaten vertonen tijdens het liegen afwijken van de

(13)

gedragingen van gezonde mensen, en psychopaten in staat stellen om de leugens beter te verbergen.

Klaver, Lee en Hart (2007) onderzochten de relatie tussen psychopathie en non-verbale gedragingen gedurende deceptie bij criminelen. 45 criminelen werden gevraagd twee misdaden te beschrijven, waarvan zij er een daadwerkelijk gepleegd hadden en de ander op video zagen en vervolgens moesten navertellen. Op deze manier werd er onderscheid gemaakt tussen het vertellen van een waar verhaal en een verhaal dat werd gelogen. Uit de resultaten blijkt dat psychopaten tijdens het liegen sneller spraken, meer met hun ogen knipperden en met hun hoofd bewogen. Hieruit kan geconcludeerd worden dat psychopaten kenmerkende non-verbale gedragingen vertonen wanneer zij liegen. Deze opvallende gedragingen lijken psychopaten echter tegen te werken wanneer zij geloofwaardig over willen komen. Een beperking aan dit onderzoek is het gebruik van dezelfde video voor alle deelnemers om het gelogen verhaal op te baseren. De reden hiervoor was om te verzekeren dat deze verhalen daadwerkelijk gelogen waren. Hierdoor waren beoordelaars niet blind ten opzichte van de condities, wat er voor gezorgd kan hebben dat beoordelaars bij het horen van dit gelogen verhaal alerter op zoek waren naar non-verbale gedragingen.

Naast het vertonen van deze kenmerkende non-verbale gedragingen zou er sprake kunnen zijn van verbaal gedrag dat specifiek is voor liegende psychopaten en niet vertoond wordt door gezonde mensen die liegen. Lee, Klaver en Hart (2008) onderzochten de relatie tussen psychopathie en verbale gedragingen gedurende deceptie bij 45 criminelen. Uit de resultaten blijkt dat

psychopathische criminelen gedetailleerder vertelden wanneer zij logen dan niet psychopathische criminelen. Wanneer de waarheid werd gesproken, werden er geen verschillen gevonden. Door meer details toe te voegen kunnen psychopaten er voor zorgen dat zij geloofwaardiger overkomen om verdenking te voorkomen. Het toevoegen van detail door psychopaten stelt ze in staat om overtuigender te zijn. Bovendien maakten psychopaten tijdens het liegen vaker gebruik van spontane correctie dan wanneer zij de waarheid spraken. Spontane correctie is het zelf verbeteren van eigen uitspraken die niet kloppen en wordt geassocieerd met geloofwaardigheid. Ten slotte werden de ware verhalen van psychopaten als minder geloofwaardig beoordeeld dan de ware verhalen van niet-psychopaten. Hieruit kan geconcludeerd worden dat psychopaten in staat zijn om verbale gedragingen toe te passen die er toe leiden dat leugens minder snel opvallen. Dit zorgt er voor dat psychopaten beter kunnen liegen. Hoewel er ondanks het beperkte formaat van de steekproef verschillen werden gevonden tussen psychopaten en niet-psychoten, is het mogelijk dat er door de verhoogde power om verschillen te vinden bij het gebruik van een grotere steekproef,

(14)

meer verbale verschillen gevonden zouden worden. Daarom zou het in de toekomst verstandig zijn gebruik te maken van meer deelnemers.

Het is nu duidelijk dat psychopaten kenmerkende verbale en non-verbale gedragingen vertonen. Of psychopaten zelf in staat zijn om kenmerken van bepaalde uitdrukkingen te herkennen in andere liegende mensen werd onderzocht door Blair et al. (2004). Zij keken naar de mogelijkheid van psychopaten om gezichtsuitdrukkingen van anderen te verwerken. Uit de resultaten blijkt dat de psychopaten minder snel in staat waren de angstige uitdrukkingen van anderen te herkennen dan de controle groep. Als gevolg van de kleine steekproef van in totaal 38 deelnemers dient de

generaliseerbaarheid van de resultaten echter wel in twijfel te worden getrokken.

Psychopaten blijken andere kenmerken te vertonen wanneer zij liegen dan gezonde mensen. Verbaal gezien lijken zij beter in staat te zijn om uitgebreid te liegen. De non-verbale gedragingen lijken daarentegen sterker te duiden op het vertellen van leugens. Het kan echter ook zo zijn dat zij deze opvallende non-verbale gedragingen vertonen om mensen af te leiden van de leugens.

Conclusie en Discussie

Door het gebrek aan empathisch vermogen van psychopaten is het voor psychopaten lastig om de emoties van anderen te ervaren die het gevolg zijn van het vertellen van leugens. Er zou gesteld kunnen worden dat het hierdoor makkelijker is voor psychopaten om te liegen. Sterke negatieve emoties bij anderen die het gevolg kunnen zijn van leugens, weerhouden gezonde mensen er in het algemeen van om te liegen, maar omdat psychopaten niet goed in staat zijn om deze emoties bij anderen waar te nemen worden zij op deze manier niet in hun gedrag geremd. Daarnaast blijken psychopaten het onderscheid tussen goed en slecht wel te kennen, maar hechten zij door een gebrek aan empathie minder waarde aan de negatieve gevolgen voor anderen als gevolg van het vertonen van immoreel gedrag zoals liegen. Dit vergroot het gemak van psychopaten om leugens te vertellen. Ten slotte vertonen psychopaten verbale gedragingen die er voor zorgen dat leugens moeilijker te detecteren zijn.

Het lijkt interessant om gebruik te maken van deze informatie wanneer psychopathische criminelen worden veroordeeld, maar er dient bij het toepassen van deze informatie in het echte leven rekening gehouden te worden met een aantal belangrijke tekortkomingen van onderzoek naar liegen (Sip, Roepstorff, McGregor & Frith, 2008). Terugkerende problemen bij het doen van

onderzoek naar liegen zijn de aspecten van liegen die belangrijk zijn om te betrekken in het

(15)

onderzoek, maar moeilijk zijn te creëren in een experimentele omgeving. Het gaat hierbij om de intenties van de leugenaar en de sociale context waarin de leugens verteld worden (Sip et al., 2008). Allereerst is liegen een sociaal proces waarbij de keuze om te liegen afhangt van de eigen morele overtuigingen en de consequenties van het vertellen van een leugen. De grote gevolgen die het vertellen van een leugen in het echte leven met zich mee kan brengen kunnen niet geheel worden gecreëerd in een experiment. Hierbij kan gedacht worden aan het risico om betrapt te worden bij het vertellen van een leugen dat afhankelijk van de ernst van het leugen grote gevolgen met zich mee kan brengen, variërend van het schaden van iemands vertrouwen tot het krijgen van een gevangenisstraf in het geval van leugens die betrekking hebben tot illegale activiteiten. Ten tweede dient er rekening gehouden te worden met de vrijwillige aard van het vertellen van leugens, waarbij er in het echte leven geen aanwijzingen gegeven worden om te liegen terwijl dit in een

experimentele omgeving vrijwel onontkoombaar is. Onderzoek naar liegen kan dit probleem voor een deel ondervangen door de deelnemers een keuze te geven om wel of niet te liegen (Sip et al., 2008). Hetzelfde geldt voor onderzoek naar de hersengebieden die betrokken zijn bij liegen. Hoewel onderzoek naar hersenactiviteit door snelle ontwikkelingen steeds makkelijker realiseerbaar is, gelden dezelfde problemen met betrekking tot generalisatie van de gevonden resultaten.

Een andere toepassing van de mate van het vermogen van psychopaten om moreel te redeneren is de definitie die binnen het Australische rechtssysteem wordt gehanteerd met

betrekking tot criminele verantwoordelijkheid. Wanneer van iemand wordt verondersteld dat hij of zij tijdens het uitvoeren van een overtreding geen onderscheid kon maken tussen goed en slecht, is deze persoon niet volledig aansprakelijk voor de gepleegde misdaden. Slecht wordt hiermee aangeduid als moreel verkeerd. Omdat psychopaten zich vaak wel bewust zijn van het verschil tussen goed en slecht, kan er op basis van deze definitie niet verondersteld worden dat iemand met psychopathie, niet volledig verantwoordelijk is voor de door deze persoon verrichtte criminele activiteiten (McSherry, 1997). Omdat psychopaten het besef hebben dat het overtreden van regels consequenties heeft, wordt psychopathie niet als bewijs geaccepteerd om op grond daarvan

criminele onverantwoordelijkheid te accepteren. Maar hoewel psychopaten het verschil tussen goed en slecht lijken te kennen, ervaren zij het gevoel en de emoties die bij het onderscheid tussen goed en slecht horen niet (Glenn, Raine & Laufer, 2011). Uit een meta-analyse van studies naar

hersengebieden die betrokken zijn bij psychopathie, blijkt dat er bij psychopaten sprake is van een verminderde activiteit en omvang van emotie gerelateerde hersengebieden (Yang & Raine, 2009). De hersengebieden die betrokken lijken te zijn bij psychopathie komen voor een groot deel overeen met de gebieden die een rol spelen bij het emotionele aspect van moreel redeneren (Raine & Yang, 2006). Hieruit kan worden geconcludeerd dat psychopaten door een gebrek aan gepaste emotionele

(16)

reacties, niet gemotiveerd zijn zich moreel te gedragen waardoor criminele verantwoordelijkheid van psychopaten in twijfel kan worden getrokken wanneer er sprake is van misdaden die de morele rechten van anderen schaden.

Er lijkt een verband te bestaan tussen het vertellen van leugens en het verminderde vermogen van psychopaten om moreel te redeneren en zich empathisch op te kunnen stellen ten opzichte van anderen. Omdat psychopaten zich de gevolgen van hun gedrag voor anderen minder goed kunnen voorstellen, zijn zij in staat om makkelijker te liegen. Er lijkt veel onderzoek te zijn gedaan naar de persoonlijkheidstrekken van psychopaten en de gedragingen die daarvan het gevolg zijn, maar het ontbreekt aan onderzoek naar de gevoelens van psychopaten als gevolg van het eigen vertoonde immorele gedrag. Op basis daarvan zou het makkelijker zijn om uitspraken te doen over de daadwerkelijk ervaren empathie met betrekking tot anderen.

Daarnaast wordt er in het algemeen gesproken over verschillen tussen psychopaten en gezonde mensen met betrekking tot liegen. Hierbij wordt er echter weinig rekening gehouden met de variatie binnen de gezonde populatie en variatie binnen de psychopathische populatie met betrekking tot liegen. Het is onwaarschijnlijk dat iedere psychopaat in dezelfde mate en op dezelfde manier liegt en onethisch gedrag vertoont. Het is interessant om in het vervolg onderscheid te maken binnen de groep mensen die klinisch gezien als psychopaat beschouwd kan worden door een verdeling te maken tussen psychopaten die onethisch gedrag vertonen en psychopaten die zich ondanks de persoonlijkheidsstoornis prosociaal kunnen gedragen. Hetzelfde geldt voor de gezonde populatie waarbinnen ook een onderscheid gemaakt kan worden tussen gezonden mensen die veel liegen en gezonde mensen die weinig liegen. Daarbij kan onderzoek gedaan worden naar de

verklaringen voor de mogelijke onderlinge verschillen.

Bovendien is er veel onderzoek gedaan naar psychopathie, empathie, moraliteit en liegen als afzonderlijke aspecten, maar bestaat er geen onderzoek dat deze vier onderdelen tegelijkertijd ondervangt. Hierdoor kan er alleen op basis van de afzonderlijke onderzoeken een uitspraak gedaan worden over de rol die empathie en moraliteit spelen bij het vermogen van psychopaten om te liegen. In het vervolg zouden deze aspecten samen genomen kunnen worden door middel van een experiment waarbij psychopaten en gezonde mensen met elkaar worden vergelijken, waarbij zij een spel spelen waarin gelogen kan worden om tastbare winst te behalen. Na afloop van het spel kunnen vragenlijsten met betrekking tot morele dilemma’s en empathisch vermogen worden afgenomen. Er dient hierbij echter wel rekening gehouden te worden met de sociale context die invloed heeft op het besluit om wel of niet te liegen en de intenties om te liegen.

(17)

Literatuur

Abe, N., Suzuki, M., Mori, E., Itoh, M., & Fujii, T. (2007). Deceiving others: distinct neural responses of the prefrontal cortex and amygdala in simple fabrication and deception with social interactions. Journal of Cognitive Neuroscience, 19(2), 287-295.

Aharoni, E., Antonenko, O., & Kiehl, K. A. (2011). Disparities in the moral intuitions of criminal offenders: The role of psychopathy. Journal of research in personality, 45(3), 322-327. Bandura, A. (1986). Social foundations of thought and action: A social cognitive theory. Englewood

Cliffs, NJ: Prentice Hall.

Bandura, A. (1990). Selective activation and disengagement of moral control. Journal of Social Issues,

46, 27-46.

Batson, C. D., Fultz, J., & Schoenrade, P. A. (1987). Adults’ emotional reactions to the distress of others. Empathy and its development, 163–184.

Blair, R. J. R., Mitchell, D. G. V., Peschardt, K. S., Colledge, E., Leonard, R. A., Shine, J. H., Murray, L. K., & Perrett, D. I. (2004). Reduced sensitivity to others’ fearful expressions in psychopathic individuals. Personality and Individual Differences, 37(6), 1111-1122.

Blair, R. J. R., Mitchell, D. G., Richell, R. A., Kelly, S., Leonard, A., Newman, C., & Scott, S. K. (2002). Turning a deaf ear to fear: impaired recognition of vocal affect in psychopathic

individuals. Journal of abnormal psychology, 111(4), 682.

Cima, M., Tonnaer, F., & Hauser, M. D. (2010). Psychopaths know right from wrong but don’t care. Social Cognitive and Affective Neuroscience, 5(1), 59-67.

Cleckley, H. (1950). The mask of sanity: An attempt to clarify some issues about the so-called psychopathic personality. St. Louis, MO7 CV Mosby.

Cleckley, H. (1997). The mask of sanity (5th ed.). St. Louis, MO: Mosby.

Cohen, T. R. (2010). Moral emotions and unethical bargaining: The differential effects of empathy and perspective taking in deterring deceitful negotiation. Journal of Business Ethics, 94(4), 569-579.

de Oliveira-Souza, R., Hare, R. D., Bramati, I. E., Garrido, G. J., Azevedo Ignácio, F., Tovar-Moll, F., & Moll, J. (2008). Psychopathy as a disorder of the moral brain: fronto-temporo-limbic grey matter reductions demonstrated by voxel-based morphometry. Neuroimage, 40(3), 1202-1213.

(18)

Dienstbier, R. (1984). The role of emotion in moral socialization. In C. Izard, J. Kagan, & R. Zajonc (Eds.), Emotions, cognition, and behavior (pp. 485–514). New York7 Cambridge University Press.

Domes, G., Hollerbach, P., Vohs, K., Mokros, A., & Habermeyer, E. (2013). Emotional empathy and psychopathy in offenders: an experimental study.Journal of personality disorders, 27(1), 67-84.

Eysenck, H. J. (1977). Crime and personality. London7 Routledge and Kegan Paul.

Gabor, T. (1994). Everybody does it: Crime by the public. Toronto, Ontario, Canada: University of Toronto Press.

Glenn, A. L., Iyer, R., Graham, J., Koleva, S., & Haidt, J. (2009). Are all types of morality compromised in psychopathy?. Journal of personality disorders, 23(4), 384-398.

Glenn, A. L., Raine, A., & Laufer, W. S. (2011). Is it wrong to criminalize and punish psychopaths?.

Emotion Review, 3(3), 302-304.

Gneezy, U. (2005). Deception: The role of consequences. American Economic Review, 95(1), 384-394. Greene, J. D., & Paxton, J. M. (2009). Patterns of neural activity associated with honest and dishonest

moral decisions. Proceedings of the National Academy of Sciences, 106(30), 12506-12511. Hare, R. D. (1993). Without conscience: The disturbing world of the psychopaths among us. New

York: Simon and Schuster.

Hare, R. D. (2003). Hare psychopathy checklist – revised (2nd ed.). Toronto, ON: Multi- Health Systems.

Hare, R. D., & Neumann, C. S. (2008). Psychopathy as a clinical and empirical construct. Annual Review of Clinical Psychology, 4, 217–246.

Harris, G. T., Rice, M. E., & Cormier, C. A. (1991). Psychopathy and violent recidivism. Law and

Human Behavior, 15, 223-236.

Hastings, M. E., Tangney, J. P., & Stuewig, J. (2008). Psychopathy and identification of facial expressions of emotion. Personality and individual differences, 44(7), 1474-1483.

Hoffman, M. L. (1987). The contribution of empathy to justice and moral judgment. Empathy and its

development, 47–80.

Hoffman, M. L. (2000). Empathy and moral development: Implications for caring and justice. Cambridge: University Press.

(19)

Kashy, D. A., & DePaulo, B. M. (1996). Who lies? Journal of Personality and Social Psychology, 70, 1037-1051.

Klass, E. T. (1978). Psychological effects of immoral actions: The experimental evidence.

Psychological Bulletin, 85, 756-771.

Klaver, J. R., Lee, Z., & Hart, S. D. (2007). Psychopathy and nonverbal indicators of deception in offenders. Law and human behavior, 31(4), 337.

Kochanska, G., Gross, J. N., Lin, M. -H., & Nichols, K. E. (2002). Guilt in young children: Development, determinants, and relations with a broader system of standards. Child Development, 73(2), 461–482.

Lee, Z., Klaver, J. R., & Hart, S. D. (2008). Psychopathy and verbal indicators of deception in offenders. Psychology, Crime & Law, 14(1), 73-84.

Leslie, A. M. (1987). Pretense and representation: The origins of theory of mind. Psychological Review, 94, 412–426.

Lykken, D. T. (1995). The Antisocial Personalities. Hillsdale, NJ7 Lawrence Erlbaum Associates. Macmillan, M. (2000). An Odd Kind of Fame: Stories of Phineas Gage. MIT Press, Cambridge, MA. Marsh, A. A., Finger, E. C., Fowler, K. A., Jurkowitz, I. T. N., Schechter, J. C., Yu, H. H., Pine, D. S., &

Blair, R. J. R. (2011). Reduced amygdala–orbitofrontal connectivity during moral judgments in youths with disruptive behavior disorders and psychopathic traits. Psychiatry Research:

Neuroimaging, 194(3), 279-286.

McSherry, B. (1997). The reformulated defence of insanity in the Australian Criminal Code Act 1995 (Cth). International Journal of Law and Psychiatry, 20(2), 183–197.

Messick, D. M., & Bazerman, M. H. (1996). Ethical leadership and the psychology of decision making.

Sloan Management Review, 37, 9-22.

Moll, J., & de Oliveira-Souza, R. (2007). Moral judgments, emotions and the utilitarian brain. Trends in Cognitive Sciences, 11(8), 319–321.

Motzkin, J. C., Newman, J. P., Kiehl, K. A., & Koenigs, M. (2011). Reduced prefrontal connectivity in psychopathy. The Journal of Neuroscience, 31(48), 17348-17357.

Patrick, C.J. (Ed.)(2006). Handbook of Psychopathy. Guilford Press, New York.

Raine, A., Ishikawa, S. S., Arce, E., Lencz, T., Knuth, K. H., Bihrle, S., LaCasse, L., & Colletti, P. (2004). Hippocampal structural asymmetry in unsuccessful psychopaths. Biol. Psychiatry 55, 185– 191.

(20)

Raine, A., Lencz, T., Bihrle, S., LaCasse, L., & Colletti, P. (2000). Reduced prefrontal gray matter volume and reduced autonomic activity in antisocial personality disorder. Arch. Gen. Psychiatry 57, 119–127 discussion 128-119.

Raine, A., & Yang, Y. (2006). Neural foundations to moral reasoning and antisocial behavior. Social,

Cognitive, and Affective Neuroscience, 1, 203–213.

Rice, M. E., Harris, G. T., & Cormier, C. (1992). Evaluation of a maximum security therapeutic community for psychopaths and other mentally disordered offenders. Law and Human

Behavior, 15, 625-637.

Rogers, R. & Cruise, K. R. (2000). Malingering and deception among psychopaths. In C. B. Gacono (Ed.), The clinical and forensic assessment of psychopathy: A practitioner's guide. (pp. 269-284). Mahwah, NJ: Lawrence Erlbaum Associates.

Seara-Cardoso, A., Neumann, C., Roiser, J., McCrory, E., & Viding, E. (2012). Investigating associations between empathy, morality and psychopathic personality traits in the general

population. Personality and Individual Differences, 52(1), 67-71.

Shu, L. L., Gino, F., & Bazerman, M. H. (2011). Dishonest deed, clear conscience: When cheating leads to moral disengagement and motivated forgetting. Personality and Social Psychology Bulletin, 37(3), 330-349.

Sip, K. E., Roepstorff, A., McGregor, W., & Frith, C. D. (2008). Detecting deception: the scope and limits. Trends in cognitive sciences, 12(2), 48-53.

Sip, K. E., Skewes, J. C., Marchant, J. L., McGregor, W. B., Roepstorff, A., & Frith, C. D. (2012). What if I get busted? Deception, choice, and decision-making in social interaction. Frontiers in

neuroscience, 6.

Vrij, A. (2004) Guidelines to catch a liar. In The Detection of Deception in Forensic Contexts (Granhag, P.-A. and Stromwall, L., eds), pp. 287–314, Cambridge University Press

Yang, Y., & Raine, A. (2009). Prefrontal structural and functional brain imaging findings in antisocial, violent, and psychopathic individuals: A meta-analysis. Psychiatry Research, 174, 81–88.

Referenties

GERELATEERDE DOCUMENTEN

We demonstrate our business modeling research and stakeholder-centered analysis methods in an example case, its added value to implementing eHealth, and conclude

Dus deze golven van geluid die we de druppels meegeven leiden door de verdere schaalverkleining, de kleinere golven van licht, uiteindelijk tot een iPhone waar niet alleen al

Chapter 3 Developing a community-based intervention on physical activity and healthy eating of older adults in a socioeconomically disadvantaged community: an Intervention

The aim of this study is to compare the effects of an affective briefing video with a textual briefing on cognitive appraisal (threat or challenge response).. It is hypothesized

Uit het huidige onderzoek is gebleken dat met kleine verschillen, de neiging om te liegen tegen de baas groter is dan liegen tegen een collega, echter zijn

All the most important properties of the composite (i.e. thermal, mechanical and physical properties) can be controlled by the appropriate design of substrate

In dit onderzoek is gekeken op welke wijze mensen die door een groeistoornis klein blijven geholpen kunnen worden een gezond gewicht te bereiken en te behouden.. Dit onderzoek

• Centrale vraag is niet: is de wens gerechtvaardigd maar deugt het aanbod..