• No results found

Genetische diversiteit in het Friese Paard

N/A
N/A
Protected

Academic year: 2021

Share "Genetische diversiteit in het Friese Paard"

Copied!
2
0
0

Bezig met laden.... (Bekijk nu de volledige tekst)

Hele tekst

(1)

18 ZeldzaamHuisdier

Tekst: Bart Ducro

Rassen kenmerken zich door een gedefini-eerd fokdoel met unieke exterieur- en func-tionele eigenschappen. Bij het totstand- komen van het ras is er vaak een lange

Genetische diversiteit

in het Friese Paard

historie van het paren van sterk gelijkende dieren. Hierbij treedt onvermijdelijk inteelt op met als groot risico een toenemend aan-tal erfelijke gebreken.

Het Friese paard lijkt ook te maken te krij-gen met de negatieve kant van rasvorming. Hoewel er geen harde statistieken over bestaan, is het gevoel in de praktijk dat de frequentie van de erfelijke gebreken sterk is toegenomen. In de praktijk wordt de te hoge inteelt geweten aan zogenaamde genetische flessenhalzen waar het ras door-heen is gegaan. Er zijn perioden in de geschiedenis van het ras geweest dat er maar een zeer klein aantal fokdieren over waren, waardoor inteelttoename onvermij-delijk werd.

Inteelt

De inteelt in de huidige generatie is circa 16%. Dat is op zich heel fors, wanneer je het vergelijkt met de 25% inteelt die een volle broer-zusparing oplevert. In de huidige generatie zijn ook paarden te vinden die 38% ingeteeld zijn!

Belangrijker dan het niveau van inteelt, is de snelheid waarmee dit niveau is bereikt: de inteelttoename. De gemiddelde inteelt-toename vanaf circa 1920 bedroeg onge-veer 1,5% per generatie. De toename is dus hoger dan volgens de richtlijn van de FAO (1% per generatie; een generatie in paarden correspondeert met 10 jaar) wenselijk is. Boven deze richtlijn wordt gesteld dat het ras op den duur zal uitsterven. Vanaf de jaren vijftig bleef de inteeltstijging boven de 1% per generatie (zie figuur 1).

Flessenhalzen

Genetische flessenhalzen zouden plaats hebben gehad in 1913, toen nog maar 3 hengsten waren geregistreerd, en in 1965, toen nog maar 500 merries stonden geregi-streerd. Beide perioden hebben echter niet geleid tot groot verlies van genetische diversiteit. Er zijn wel andere perioden

In de afgelopen jaren is er een uitgebreide stamboomanalyse gedaan van het Friese paard met het doel een beter inzicht te krijgen in de genetische diversiteit van dit ras. De resultaten van het onderzoek worden in dit artikel sterk verkort weergegeven.

(2)

gevonden die fungeerden als flessenhals. De grootste flessenhals trad op gedurende de eerste jaren van de vorige eeuw. Veel paarden die vanaf 1879, de start van het stamboek, werden ingeschreven, werden verder niet als ouder gebruikt. Vermoede-lijk werd in die tijd de rasstandaard gedefi-nieerd en vielen veel foklijnen af omdat ze niet voldeden.

Een tweede flessenhals trad op in de jaren na de Tweede Wereldoorlog. In de oorlog zijn veel paarden verdwenen, terwijl er na de oorlog juist veel paarden nodig waren. Vanaf de jaren zeventig was het ras duide-lijk verder aan het groeien, maar het aantal ouders waaruit ze voortkwamen, was wel gedaald.

Bloedspreiding

Als maatregel wordt in de praktijk bloed-spreiding genoemd. Vaak wordt gesugge-reerd dat het bloed (ofwel het genenpakket) van een bepaalde lijn, met een belangrijke stempelhengst als basis, moet worden opge-schaald of juist afgestopt. Om die reden is het interessant om te kijken wat de belang-rijkste voorouders zijn, en in hoeverre hun

bloed door de populatie is verspreid. De belangrijkste hengst in de populatie is Danilo, geboren in 1924. De huidige genera-tie stamt voor 23% af van deze hengst. Van-wege de vele generaties tussen Danilo en nu zie je ook dat er nauwelijks spreiding zit op zijn bijdrage: alle Friese paarden hebben circa 23% Danilobloed door de aderen stro-men. Zijn bijdrage is dus tot een deel van de rasstandaard verworden.

Een tweede belangrijke voorouder is Ritske uit 1955. Zijn bloed is voor gemiddeld 16% aanwezig in het ras. Omdat deze hengst een stuk jonger is dan Danilo, vertoont zijn bloedvoering nog wel variatie. Er komen nog dieren voor die vrij zijn van Ritskebloed. In de praktijk wordt vaak gedacht dat het Ritskebloed juist aan het verdwijnen is. De fokkerij zou maatregelen moeten nemen om het Ritskebloed te behouden en meer hengsten met deze bloedvoering zouden aangewezen moeten worden. De stam-boomanalyse laat dus zien dat Ritskebloed in ruime mate is vertegenwoordigd in de huidige generatie. Het blijkt dat de bloed-spreiding met name via vrouwelijke nako-melingen heeft plaatsgevonden.

De twee genoemde hengsten zijn samen verantwoordelijk voor bijna 40% van de genetische samenstelling van het Friese paard en als we de volgende belangrijkste hengst eraan toevoegen, dan hebben we bijna 50% te pakken. Van alle voorouders die aan de basis hebben gestaan aan het Friese ras is maar een handjevol paarden bepalend voor het huidige voorkomen van dit ras. Dat is een algemeen beeld voor de rassenfokke-rij; bij de Arabische en Engelse volbloeden is het beeld zelfs schever. Van belang is in hoe-veel tijd zo’n ras tot stand is gekomen en het Friese paard is in relatief korte tijd in verge-lijking met de volbloedrassen ontstaan.

Bij sterke inteelt vergrote kans op dwergvormen. Uit: Back et all; Equine vet.J(2008) 40 (282-287) Conclusie

Het verlies aan genetische diversiteit in het Friese ras is een samenspel van een geneti-sche flessenhals aan het begin van de ras-vorming met de eerste definiëring van de rasstandaard en vele generaties met een te hoge inteeltstijging.

Voor het voortbestaan van het Friese paard is het zaak om de inteeltstijging te reduce-ren. Het stamboek werkt hier al een aantal jaren aan en er lijkt zich de laatste jaren een afzwakking van de stijging af te tekenen. De genomen maatregelen van dekbeperking, publicatie van verwantschapspercentages van de hengsten en, misschien nog belang-rijker, de bewustwording onder de leden lijken hun vruchten af te werpen. Compu-terberekeningen hebben aangetoond dat met de huidige populatiestructuur en het aantal beschikbare hengsten het mogelijk is om de inteelttoename onder de 1% te krijgen. Het moet dus mogelijk zijn om de inteeltproblematiek in het Friese paarden-ras te reduceren.= 1910 1920 1930 1940 1950 1960 1970 1980 1990 2000 2010 inteel tpercentage jaar 0 0,04 0,08 0,12 0,16 0,20

Figuur 1: Inteelttrend van 1920 tot 2009. De rechte lijn is de gemiddelde inteelttoename

Referenties

GERELATEERDE DOCUMENTEN

Alle opgaven van één jaargang (5 nummers) van Pythagoras vormen te zamen een lad- denvedstrijd. Elke goede oplossing ge?ft één punt. Bij gelijke puntcnaantal- len

Maar afge- zien van de praktische bezwaren hier- tegen zijn er ook wel psychologische pro- blemen te verwachten: de zwemmers wil- len misschien niet op de

10.. Als een driehoek vóór komt is de stand al gunstiger. Zouden we geen hogere afleesbaarheid kunnen bereiken. zonder het aantal getallen te vergroten? Teveel cijfers

Zou er een kromme te vinden zijn, gaande door dezelfde drie punten, die een derde deel van de rechthoek

Moderne niuurzoiiacwijzcr ui VVciszcnboth (DDR). Het verband tussen equatoriale, hori- zontale en verticale zonnewijzer. Het is mogelijk uurlijnen te construeren op

Elk punt binnen en op het parallellogram wordt gekarakteriseerd door drie coördina- ten (behorende bij respectievelijk de P-, de Q- en de R-schaal). We kunnen fig. We

Als je de hoek die de spiegels vormen langzaam kleiner maakt, dan zie je niet alleen het aantal spiegelbeelden geleidelijk vermeerderen, maar je zult ook

Het merkwaar- dige is namehjk dat de opgaven van de IWO in zoverre 'elementair' zijn, dat elke goede vwo-leeriing in principe voldoende voorkennis heeft om ze op