• No results found

Rationalisering en integrale logistiek in de bouw - Downloaden Download PDF

N/A
N/A
Protected

Academic year: 2021

Share "Rationalisering en integrale logistiek in de bouw - Downloaden Download PDF"

Copied!
13
0
0

Bezig met laden.... (Bekijk nu de volledige tekst)

Hele tekst

(1)

Hans Voordijk

Rationalisering en integrale logistiek in de bouw

De overgang van een aanbieders- naar een vragersmarkt heeft op de markt van woningen en gebou­ wen tot een toenemende vraag naar diversiteit in het aanbod, zowel naar prijs ais in afwerkingsni- veau, geleid. Bedrijven in de bouw moeten sneller en flexibeler kunnen inspelen op diverse klanten­ wensen. Deze ontwikkeling vraagt om een meer integrale benadering van planning, beheersing en besturing van goederenstromen door ontwerpende, uitvoerende en toeleverende partijen. Informa­ tietechnologieën als Electronic Data Interchange (edi) en Product Data Interchange (pdi) en verande­ ringen in de arbeidsorganisatie op de bouwplaats zijn belangrijke hulpmiddelen om tot een integrale goederenstroombesturing te komen. De ontwikkeling naar integrale logistiek wordt in de Duitse in- dustriesociologie in verband gebracht met een nieuw type rationalisering waarbij niet het bedrijf maar de keten centraal staat. Met behulp van deze theorie over de rationalisering van bedrijfsproces­ sen worden in dit artikel de gevolgen van genoemde technologische en organisatorische veranderin­ gen in de bouw geanalyseerd.

Inleiding

Producten en productieprocessen in de bouw hebben een aantal specifieke kenmerken. Het product, het bouwwerk, is uniek en de proces­ sen zijn in principe tijdelijk en eenmalig. Dit wordt ook wel aangeduid als de externe variabi­ liteit van bouwproducten en -processen (Champagnac, 1991). Naast externe variabiliteit bestaat er een grote variatie in de benodigde ar­ beid in de verschillende fasen van het bouw­ proces, de interne variabiliteit van het bouw­ proces. De bouwplaats wordt wel het 'nodal point of variability' (ibid) genoemd omdat daar beide vormen van variabiliteit samenkomen. Door de overgang van een aanbieders- naar een vragersmarkt is de heterogeniteit van bouwwerken en daarmee de externe variabili­ teit toegenomen. Bedrijven in de bouw moeten sneller en flexibeler kunnen inspelen op di­ verse klantenwensen. Deze ontwikkeling vraagt om een meer integrale besturing en be­ heersing van goederenstromen. Om dit te reali­

seren vinden in de bouw technologische en or­ ganisatorische veranderingen plaats. Ten eerste wordt in de bouw steeds vaker gebruik ge­ maakt van informatietechnologieën als Elec­ tronic Data Interchange (edi) en Product Data

Interchange (pdi). Deze technologieën vormen een belangrijk hulpmiddel om tot een meer in­ tegrale besturing van logistieke activiteiten te komen en leiden in de bouw tot substitutie en formalisering van arbeid. Ten tweede kunnen veranderingen in de organisatie op de bouw­ plaats een meer integrale besturing van goede­ renstromen mogelijk maken en antwoord zijn op de toegenomen externe variabiliteit.

De ontwikkeling naar een integrale logistiek met behulp van nieuwe informatietechnologie­ ën wordt in de industriesociologie in verband gebracht met een nieuw type rationalisering waarbij niet het bedrijf maar een keten van be­ drijven centraal staat. Doel van dit artikel is om de gevolgen van zowel het gebruik van in­ formatietechnologie als veranderingen in de organisatie op de bouwplaats vanuit dit ratio

-* Dr. H. Voordijk is als universitair docent ‘Organisatie en Strategie' verbonden aan de Economische Faculteit van de Katholieke Universiteit Brabant.

(2)

Rationalisering en integrale logistiek in de bouw

naliseringsperspectief te analyseren. In het eerste deel van dit artikel wordt ingegaan op de externe en interne variabiliteit van het bouw­ proces. Aangegeven wordt hoe de overgang van een aanbieders- naar een vragersmarkt tot een toename van de externe variabiliteit heeft ge­ leid. Vervolgens wordt in het tweede deel be­ sproken hoe informatietechnologieën als edi

en pdi een antwoord kunnen zijn op de vraag

naar integrale logistiek in de bouw en welke ge­ volgen deze technologieën voor de arbeidsorga­ nisatie hebben. In het derde deel wordt aange­ geven dat naast nieuwe informatietechnologie­ ën ook veranderingen in de organisatie van de arbeid op de bouwplaats een meer integrale be­ nadering van bouwprocessen mogelijk maakt. Ten slotte worden in het vierde deel met be­ hulp van de theorie over rationalisering van be­ drijfsprocessen de gevolgen van genoemde technologische en organisatorische verande­ ringen in de bouw geanalyseerd.

Dit artikel is gebaseerd op empirisch onder­ zoek waarbij dataverzameling heeft plaats gevonden door documentenanalyse en inter­ views. In dit onderzoek zijn ten eerste ge­ gevens verzameld door interviews bij ontwer­ pende, uitvoerende en toeleverende bedrijven. De geïnterviewden behoorden tot de directie of hoger management van de bezochte bedrij­ ven. Er werden 30 bedrijven benaderd, waar­ van er 17 hun medewerking hebben verleend. Ten tweede zijn 25 functionarissen geïnter­ viewd van branche-organisaties, bedrijven en onderzoeksinstellingen betrokken bij diverse

edien PDi-projecten in de bouw.

Externe en interne variabiliteit

Zoals reeds aangeduid kunnen kenmerken van producten en productieprocessen in de bouw beschreven worden in termen van exter­ ne en interne variabiliteit. Op beide vormen van variabiliteit wordt hier ingegaan en aange­ geven hoe de externe variabiliteit is toegeno­ men als gevolg van de overgang van een aan­ bieders- naar een vragersmarkt.

Externe variabiliteit

De markt van woningen en gebouwen heeft zich in de afgelopen jaren ontwikkeld van een aanbiedersmarkt (alles wat gebouwd wordt, wordt verkocht) naar een vragersmarkt (alleen

bouwen wat zeker in de behoefte past). Belang­ rijke oorzaak voor deze ontwikkeling in Neder­ land is de geleidelijke terugtrekking van de overheid als regelgevende en controlerende in­ stantie uit de markt. Het kwantitatieve wo­ ningtekort is de laatste decennia sterk gedaald en daardoor is minder behoefte aan de bescher­ mende rol van de overheid. De sterk door de overheid gereguleerde woningbouwmarkt heeft zich geleidelijk in de richting van een zich zelfregulerende markt ontwikkeld. Daar­ naast zijn in de woningbouw bevoegdheden en verantwoordelijkheden van de rijksoverheid naar lagere overheden overgeheveld. Bouwbe­ drijven krijgen hierdoor steeds vaker te maken met de gemeente en de provincie als opdracht­ gever.

Meer markt en minder overheid betekent in dit geval meer invloed van de consument op het eindproduct. Een toenemende vraag naar diversiteit in het aanbod, zowel in prijs als in afwerkingsniveau, is het gevolg (Voordijk, 1996). De externe variabiliteit van bouwpro­ ducten neemt toe. Zowel aan bouwprocessen als bouwproducten worden nieuwe kwaliteits­ eisen gesteld. Tot voor kort waren bijvoorbeeld alleen stichtingskosten van een gebouw rele­ vant voor opdrachtgevers en gebruikers. Tegen­ woordig zijn gebruiks- en exploitatiekosten ge­ durende de levensduur ('life cycle costing') van een gebouw van groot belang (Jacobs et al., 1992). Partijen aan de vraagzijde van de markt zijn bereid extra geld uit te geven aan die kwali­ teiten die zich in de exploitatie van een ge­ bouw terugbetalen.

Deze nieuwe markteisen betekenen dat uit­ voerende bouwbedrijven niet meer alleen op prijs moeten concurreren, zoals in het traditio­ nele bouwproces, maar ook op kwaliteit. Deze kwaliteit is weer afhankelijk van de kwaliteit van de producten en diensten die onderaanne­ mers en hun toeleveranciers leveren. Gevolg is dat de selectie van toeleveranciers c.q. onder­ aannemers door uitvoerende bouwbedrijven steeds vaker plaatsvindt op basis van kwaliteit, betrouwbaarheid en technische know-how en pas in tweede instantie op basis van prijs (Kett- litz, 1992). Er wordt afstand genomen van tradi­ tionele transactiepatronen waar voornamelijk de prijs de selectie van onderaannemers be­ paalt. Daarnaast gaan uitvoerende bouwbedrij­ ven meer nadruk leggen op het continue ka­ rakter van een relatie met ontwerpende en toe­

(3)

Rationaliseringen integrale logistiek in de bouw

leverende partijen. In bepaalde gevallen ont­ werpen en produceren architect en aannemer gedurende meerdere bouwprojecten in nauw overleg met industriële toeleveranciers of on­ deraannemers.

In beginsel is ieder bouwwerk een uniek pro­ duct. Maar niet alleen is het product uniek, ook de processen: ieder bouwproces is tijdelijk en eenmalig. Gebrek aan standaardisatie maakt de bouw tot voorbeeld van stukproduc- tie. Een groot deel van de productie-organisatie moet iedere keer weer opnieuw worden inge­ richt. Er moeten opnieuw werkmethoden wor­ den bepaald, voortgangstempi worden vastge­ steld en inkoopprocedures worden opgestart. Daarnaast moeten plannen voor de inzet van mensen en hulpmiddelen en afroepschema's voor toe te passen materialen worden gemaakt. Ieder project kent nieuwe tekeningen, een nieuwe opdrachtgever, een nieuwe lokatie, een nieuwe aannemer, nieuwe materialen, enz.

Interne variabiliteit

Naast externe variabiliteit bestaat er een grote variatie in de benodigde arbeid in de verschil­ lende fasen van het bouwproces, de interne va­ riabiliteit. Het traditionele productieproces in de bouw wordt gekenmerkt door de strikte ver­ deling van verschillende soorten werkzaamhe­ den over een relatief groot aantal autonome be­ drijven. Geheel verschillende ondernemingen zijn verantwoordelijk voor ontwerp, uitvoering en toelevering. Het 'Programma van Eisen' en het ontwerp van de architect vormen vaak een afgebakend geheel ten opzichte van de uitvoe­ rende partij, de aannemer. Naast de scheiding tussen ontwerp en uitvoering, is ook binnen het uitvoeringsproces sprake van een sterke functiegerichte opzet. Naast de hoofdaanne­

mer is tijdens de uitvoering een groot aantal gespecialiseerde onderaannemers en industrië­ le toeleveranciers actief die per bouwproject bij elkaar worden gebracht. Iedere specialisatie heeft zijn eigen cultuur en werkwijze. Men heeft daardoor in de bouw van oudsher afstem- mings- en communicatieproblemen. Deze pro­ blemen hangen ook samen met de horizontale productie-organisatie in de bouw: de produc­ tie-organisatie kenmerkt zich door 'volgtijdig geschakelde deelprocessen' (sbr, 1989).

Een belangrijk probleem bij de planning van de inzet van de verschillende vakmensen op de bouwplaats is het zgn. aan- en afloopeffect van de verschillende deelwerkzaamheden. Dit ef­ fect heeft te maken met het feit dat bouwwer­ ken steeds op lokatie worden uitgevoerd en het eindproduct immobiel is. (sbr, 1989). Het aan- en afloopeffect - d.w.z. kosten gemaakt voor transport van en naar de lokatie - is een sterke drijfveer alleen in volle dagtaken te werken. Een dergelijke werkwijze leidt in veel gevallen tot het vergroten van intervallen en daarmee tot verlenging van de bouwtijd. In een woning moeten bijvoorbeeld de volgende vier werk­ zaamheden volgtijdelijk worden uitgevoerd: het aanleggen van een cementvloer (met de be­ staande arbeidsorganisatie kan één woning per dag worden afgerond), het aanvoeren en stape­ len van blokken (zes woningen per dag moge­ lijk), het bouwen van de wanden (één woning per dag) en het aanleggen van leidingen (vijf woningen per dag mogelijk). Belangrijke voor­ onderstelling is dat als deze werkzaamheden door verschillende bedrijven of ploegen wor­ den uitgevoerd intervallen ontstaan die de bouwtijd verlengen. In het bovenstaande voor­ beeld is pas op dag zeven voldoende werkvoor- raad voor één dag aanwezig voor de ploeg die

Figuur 1 Planning van deelbewerkingen in een woning DEELBEWERKINGEN

WERKBARE DAGEN

1 2 3 4 5 6 7 8 9 10 11 12 13 14 15

a Aanleggen cementvloer

W ONINGPRODUCTIE BOUWNRS. 1,2, 3...ENZ.

1 2 3 4 5 6 7 8 9 10 11 12 13 14 15

b Aanvoeren en stapelen van blokken c Bouwen van de wanden

1-6

1 2 3 4 5

7-12

6 7 8 9

d Aanleggen van leidingwerk 1-5

De nummers onder de lijn geven aan in welke woningen op welke dagen de werkzaamheden zijn verricht. Bron: sbr(1989, 45)

(4)

Rationaliseringen integrale logistiek in de bouw

de blokken aanvoert (zie Figuur 1). Vanwege het hoge dagtempo van deze ploeg kan reeds dezelfde dag met het bouwen van de wanden worden begonnen. Leidingwerk wordt pas aan­ gelegd als er voldoende dagvoorraad is voor de 'leidingploeg'. Het gevolg is dat pas op dag twaalf na het aanleggen van de eerste cement- vloer met het leidingwerk wordt gestart. Uit het voorbeeld blijkt dat deelbewerkingen die sneller gaan dan het algemeen voortgangs- tempo een grotere werkvoorraad nodig hebben voor dagproductie. Wil er een dagtaak voor een specialist zijn, dan moet een aantal werkzaam­ heden worden opgespaard. De ontstane inter­ vallen kunnen verkleind worden door verho­ ging van het algemene voortgangstempo. In dat geval is de benodigde werkvoorraad voor de snel lopende deelbewerkingen eerder beschik­ baar. De interne variabiliteit van het bouwpro­ ces blijft echter groot: in verschillende fasen van het bouwproces blijven grote verschillen bestaan in de omvang en de soort van het inge­ zette personeel.

Informatietechnologie en integrale logistiek in de bouw

De opkomst van het logistieke concept

Door de toename van de externe variabiliteit moeten bouwbedrijven snel en flexibel kunnen inspelen op diverse klantenwensen. Deze snelheid en flexibiliteit worden onder andere gezocht in een integratie van logistieke activi­ teiten van verschillende ondernemingen be­ trokken bij het bouwproces. Deze ontwikke­ ling in de bouw sluit aan bij de algemene trend waarbij de logistieke functie als een voortgaand integratieproces omschreven wordt. Tot de ja- ren vijftig organiseren ondernemingen hun lo­ gistieke functie op een gefragmenteerde basis (Bowersox et al., 1986). Van een samenhangend beleid ten aanzien van de organisatie van con­ ventionele logistieke activiteiten als vervoer, opslag en distributie is geen sprake. Bij het ma­ nagement ontbreekt de visie dat integratie van logistieke activiteiten tot verbeterde prestaties leidt. Deze benadering hangt nauw samen met de tayloristische kijk op de organisatie. Het tay­ lorisme legt sterk de nadruk op optimalisatie van deelprocessen binnen ondernemingen. Bowersox et al. (1986) geven een aantal rede­

nen waarom op een bepaald moment in het be­ drijfsleven toch behoefte ontstaat aan toepas­ sing van concepten gericht op een integratie van logistieke activiteiten.

Ten eerste kan gewezen worden op de komst van computers en kwantitatieve technieken die een vruchtbaar gebied voor logistieke toe­ passingen bieden. Computers doen vanaf het midden van de jaren vijftig hun intrede in bedrijven (Ballou, 1992). Lineaire programme­ ring, theorieën over voorraadbeheersing en si­ mulatie worden waardevolle instrumenten voor het management. Men is nu beter in staat de optimale locatie van opslag- en distributie­ centra te bepalen, voorraden op meerdere loca­ ties integraal te beheersen en tot een betere route-planning van het transport te komen. Managers zien in dat toepassing van deze tech­ nieken aanzienlijke kostendalingen tot gevolg kunnen hebben. Een tweede reden die tot de behoefte aan een geïntegreerde benadering van de logistiek leidt, is de introductie van het marketing concept. Toepassing van het marke­ ting concept leidt tot een toenemende product- differentiatie en het verkopen van producten via een variëteit van kanalen. Toepassing van het concept versterkt de gefragmenteerde en chaotische uitvoering van de logistieke func­ tie. De suboptimalisatie die hiervan het resul­ taat is doet de behoefte ontstaan aan een geïn­ tegreerde benadering van logistieke activitei­ ten.

In ondernemingen, die in de lijn van het tay- lorisme een functioneel gespecialiseerde orga­ nisatiestructuur hebben, kan afstemming van logistieke activiteiten op problemen stuiten (Monhemius &. Durlinger, 1989). De wijze van budgetteren in een functionele organisatie is meestal gericht op de efficiënte inzet van pro­ ductiemiddelen per afdeling. De afdeling ver­ koop streeft naar grote omzet met korte lever­ tijden, een breed assortiment en kleine series. Daarentegen wenst de afdeling productie grote fabricageseries en liefst lange levertijden. De inkoop kijkt voornamelijk naar de mogelijk­ heden van leveranciers en de expeditie wil vol­ le vrachtwagens. Andere doelstellingen als onderhanden werk, doorlooptijden, leverbe­ trouwbaarheid krijgen daarbij in de regel min­ der aandacht. Gevolg is dat een behoorlijke af­ stemming van door verschillende afdelingen uitgevoerde logistieke activiteiten slechts moeizaam te verwezenlijken is. Kenmerkend

(5)

Rationalisering en integrale logistiek in de bouw

voor het logistieke denken is echter dat op be­ drijfsniveau tussen de kosten van verschillende afdelingen trade-offs gemaakt worden. Er vindt een afweging plaats tussen productie- en ver­ wervingskosten, opslag- en distributiekosten en de service aan de klanten. Het tegen elkaar afwegen van dergelijke kostenstructuren leidt tot een collectief optimum. De totale kosten van de logistieke functie kunnen lager zijn in­ dien hogere kosten worden gemaakt voor een specifieke deelactiviteit.

De toepassing van concepten als 'physical distribution', 'materials management’ en 'busi­ ness logistics' leidt voor het eerst in de jaren zestig en zeventig tot een geïntegreerde organi­ satie van logistieke activiteiten binnen de on­ derneming (Ballou, 1992,). In de jaren tachtig en negentig gaat de integratie van logistieke ac­ tiviteiten nog een stap verder als zelfstandige ondernemingen afspraken maken over de wij­ ze waarop uitwisseling van goederen- en infor­ matiestromen zal plaatsvinden. Essentieel ver­ schil met voorgaande concepten over de orga­

nisatie van de logistieke functie is dat nu niet het bedrijf maar de keten uitgangspunt is voor een integrale besturing en beheersing van goe­ derenstromen. Informatietechnologieën die activiteiten van verschillende ondernemingen aan elkaar koppelen vormen daarbij een be­ langrijk hulpmiddel.

Informatietechnologie in de bouw

Ook in de bouw worden informatietechnolo­ gieën als EDI en p d i, systemen voor elektroni­ sche berichtenuitwisseling tussen onderne­ mingen, een belangrijk hulpmiddel bij de integratie van logistieke activiteiten van ver­ schillende ondernemingen. Bij deze systemen worden gestructureerde berichten uitgewis­ seld, hetgeen wil zeggen dat de mogelijkheid bestaat dat het ontvangende systeem het be­ richt kan interpreteren en verwerken (Bemel- mans & Kreuwels, 1990). Het onderscheid tus­ sen EDi en pd i ligt in de aard van de gegevens

die uitgewisseld worden. Bij uitwisseling van administratieve gegevens zoals orders, offertes,

Orders/bestellingen

Fysieke stroom bouwmaterialen Figuur 2 De keten van bouwmaterialen

(6)

Rationalisering en integrale logistiek in de bouw

facturen e.d. spreekt men van edi. Bij uitwisse­ ling van productiegegevens en productspecifi­ caties, zoals tekeningen en berekeningen spreekt men van pdi. Het zijn met name de bouwmaterialenhandel en grote aannemers in de Nederlandse bouwsector die investeren in edi. De meeste aannemersbedrijven vallen ech­ ter in de sector 'kleinbedrijf'. De interne auto- matiseringssituatie laat bij deze aannemers nogal eens te wensen over, de informatiestro­ men zijn incidenteel en bestaan vaak uit kleine bestellingen. Voor deze bedrijven is de fax of te­ lefoon een goed alternatief en levert een tech­ nologie als edinauwelijks voordelen op. pdi be­ vindt zich nog in een experimenteel stadium. Zowel voor edials pdigeldt dat deze technolo­ gie in bouwbedrijven nog niet op grote schaal wordt toegepast.

edien pdihebben grote invloed op de organi­ satie van de logistieke functie vanwege de mo­ gelijkheid om tot een bedrijfsoverstijgende communicatie van computer tot computer te komen (Voordijk, 1994). Deelsystemen van de logistieke organisatie binnen verschillende be­ drijven kunnen direct aan elkaar gekoppeld worden zonder menselijk ingrijpen. Technisch ontstaat daarmee binnen een keten van bedrij­ ven de mogelijkheid voor toepassing van inte­ grale logistiek. EDi-systemen richten zich in de bouw voornamelijk op het vergemakkelijken van transacties tussen ondernemingen binnen een logistieke keten. Bij deze externe commu­ nicatie zijn het met name in- en verkoopafde­ lingen van aannemers en toeleveranciers van bouwmaterialen die berichten met elkaar uit­ wisselen. Belangrijke partijen in de logistieke keten zijn naast de aannemers de groothande­ laren en de producenten van bouwmaterialen (zie Figuur 2). edi leidt echter in dit stadium van technische ontwikkeling in de bouw hoog­ stens tot een zekere integratie van de randen van deze ondernemingen. Dit kan ook aange­ duid worden als het ontstaan van een transac- tiecluster.

Naast dit transactiecluster is in de bouw ook een productiecluster aan te wijzen. In het pro- ductiecluster wisselen met name ontwerp- en productie-afdelingen van architecten, ingeni­ eursbureaus, producenten en aannemers be­ richten met elkaar uit. Hier richt pdi zich met name op. Het beoogde doel van pdiis de koppe­ ling van CAD (Computer Aided

Designj-syste-men onderling en het koppelen van cad met cam (Computer Aided Manufacturingj-syste- men. Deze systemen worden met name toege­ past in de ontwerpfase van het bouwproces en bij de koppeling van ontwerpactiviteiten met de productie van bouwmaterialen. De totale ontwerpfase kan daardoor efficiënter verlopen, waardoor ontwerpkosten gedrukt kunnen wor­ den (De Groot, 1993). Door een betere afstem­ ming van de (on-)mogelijkheden van de ont­ werpen van de verschillende disciplines kan ook de kwaliteit van het ontwerp worden ver­ hoogd. Bij de koppeling tussen ontwerpactivi­ teiten en de productie van materialen kan een betere informatie-uitwisseling door pdi leiden tot verkorting van de doorlooptijd.

Substitutie en formalisering van arbeid

edi en pdi hebben in de bouw een substitutie en formalisering van arbeid tot gevolg. Oor­ zaak van substitutie van arbeid door machines is dat in bepaalde schakels in de logistieke ke­ ten edidirect gekoppeld kan worden aan inter­ ne applicaties in het bedrijf. Voorwaarden voor deze koppeling zijn het gunstigst in de relatie tussen de producent van en de groothandel in bouwmaterialen. Administratief werk dat ge­ richt is op de overdracht van informatie tussen deze partijen wordt overbodig. Bij grotere pro­ ducenten van bouwmaterialen komen dage­ lijks per fax of telefoon al snel honderden be­ stellingen binnen. Deze worden op een bestelformulier genoteerd dat vervolgens naar een afdeling 'Order Entry' gaat. Daar tikt een aantal medewerkers de bestellingen in en voert eventuele correcties door. Binnenkomst van bestellingen via edibetekent dat deze gestruc­ tureerd binnenkomen en automatisch in de in­ terne systemen worden ingelezen. Sommige bedrijven schatten dat tot 70% van het hand­ matig invoeren van gegevens kan komen te ver­ vallen door invoering van edi.

In de relatie tussen aannemer en partijen als producent of tussenhandel zijn de voor­ waarden voor een directe koppeling van edi met interne applicaties minder gunstig. Bij laatstgenoemde schakels zal edi, in tegenstel­ ling tot de schakel producent-tussenhandel, nauwelijks arbeidsbesparing en substitutie tot gevolg hebben, pdi heeft met name een auto­ matisering van administratieve functies bij in­ genieursbureaus tot gevolg. Door pdikan de in­ formatie-uitwisseling bij ingenieursbureaus

(7)

Rationalisering en integrale logistiek in de bouw

zowel aan de input-zijde (architecten en andere ontwerpende partijen) als aan de output-zijde (aannemers en andere uitvoerende partijen) in de toekomst elektronisch verlopen (De Groot, 1993). Met name het 'tekeningenverkeer' tus­ sen deze partijen wordt efficiënter. Tot nu toe is gebruikelijk dat de architect tekent, de installa­ teur bouwtechnisch moeilijke zaken voor zijn situatie 'hermaakt' en vervolgens de construc­ teur weer opnieuw begint. Ook de aannemer hermaakt de tekeningen voor toeleveranciers en constructeurs. Door pdi wordt dit dubbel- werk voorkomen en bestaat er minder kans op fouten die het gevolg zijn van het 'hermaken' van tekeningen.

EDI heeft ook een herstructurering van de in­ terne organisatie tot gevolg, edileidt met name bij bouwmaterialenproducenten en -groothan­ delaren tot belangrijke veranderingen in com­ merciële en administratieve functies. Voor in- en verkopers van de bouwmaterialenhandel vindt een verschuiving plaats van routinewerk naar het verhelpen van problemen en het per­ soonlijk benaderen van leveranciers en klan­ ten. Routinematige administratieve werk­ zaamheden als het opnemen, invoeren en cor­ rigeren van bestellingen worden uitgevoerd door informatiesystemen. Advisering met be­ trekking tot producten en diensten gaat daar­ door een meer belangrijke plaats innemen. Toepassing van edi schept tevens de mogelijk­ heid in- en verkoopfuncties te koppelen aan in­ terne bedrijfsfuncties, zoals voorraadbesturing bij de tussenhandel en productie bij de toeleve­ rancier. edi kan voor deze bedrijven tot een stroomlijning van de administratieve organisa­ tie leiden. Bij sommige bouwbedrijven wordt edi als breekijzer gebruikt om functies bij be­ paalde afdelingen meer te structureren. In de bouw geldt dit met name voor de inkoopfunc- tie. edivereist van inkopers van bouwbedrijven een 'strakke' werkwijze. Informele overeen­ komsten, zeer gebruikelijk in de bouw, zijn niet meer mogelijk. Weerstand tegen invoering van edikomt dan ook met name van deze afde­ lingen. Gezien het experimentele stadium, waarin de ontwikkeling van pdizich bevindt is nog moeilijk aan te geven op welke wijze deze technologie tot een herstructurering van de in­ terne organisatie zal leiden.

Organisatie op de bouwplaats en integrale logistiek

Naast nieuwe informatietechnologieën kun­ nen ook veranderingen in de organisatie van de arbeid op de bouwplaats tot een meer inte­ grale benadering van bouwprocessen leiden. Op deze wijze is het voor bouwbedrijven moge­ lijk beter in te spelen op de toegenomen exter­ ne variabiliteit. Veranderingen in de organisatie op de bouwplaats kunnen verschillende vor­ men aannemen. Volgens Champagnac (1991) zijn deze vormen sterk afhankelijk van de vraag op welke wijze bouwbedrijven reageren op de verschillende vormen van variabiliteit. Hierbij worden drie mogelijkheden onderscheiden (die elkaar overigens gedeeltelijk overlappen): een uitbesteding, een reductie en een internalisa- tie van de variabiliteit.

Uitbesteding van de variabiliteit

Een eerste antwoord op de toegenomen exter­ ne variabiliteit is acceptatie hiervan maar uit­ besteding van de interne variabiliteit. Op­ drachtgevers vragen een totaalproduct met bijbehorende garanties. Aanbieden van een to­ taalproduct vereist nieuwe organisatievormen van bouwprojecten, in die zin dat de traditio­ nele scheiding tussen ontwerpende en uitvoe­ rende partijen wordt opgeheven. Aannemers worden verantwoordelijk voor de algehele coör­ dinatie van ontwerp en uitvoering. In verband met risico's, duidelijkheid naar de klant toe, in­ spanning en tijdbeslag bij de opstelling van een aanbieding en coördinatiekosten zal een dergelijke aannemer een beperkt aantal partij­ en bij het project willen betrekken. Dit heeft tot gevolg dat aannemers vaker delen van het ontwerp- en assemblageproces uitbesteden aan industriële toeleveranciers of onderaanne­ mers. Deze nemen een afgerond deel van het gebouw voor hun rekening. Hierbij kan men denken aan fundering, draagconstructie, ge- bouwschil, installaties en binnenafbouw. Een gevelleverancier levert dan bijvoorbeeld ook het glas, de deuren, eventueel metselwerk, dak­ bedekking, technische know-how en arbeid. Of de toeleveringsindustrie het product zelf le­ vert of daarvan weer gedeelten uitbesteedt is van geen belang zolang het geen consequen­ ties heeft voor de kosten of voor het eindresul­ taat. Ontwikkelingsactiviteiten worden van de architect of aannemer naar de toeleverancier

(8)

Rationalisering en integrale logistiek in de bouw

verschoven. Hierdoor wordt de oplossing van een probleem bij de toeleverancier neergelegd in plaats van het slechts produceren van een onderdeel volgens nauw omschreven specifica­ ties.

Het coördineren van alle specialismen in een bouwproject is een apart specialisme ge­ worden dat vooral door grote aannemingsbe­ drijven kan worden uitgevoerd. Het eigenlijke werk op de bouwplaats wordt in dat geval uit­ gevoerd door gespecialiseerde onderaannemers en toeleveranciers die hun eigen producten in het werk aanbrengen. Op deze wijze wordt de externe variabiliteit van het product door de aannemer geaccepteerd, maar die van de pro­ cessen en de interne variabiliteit uitbesteed. In de praktijk blijken de gevolgen van deze uitbe­ steding vanuit de optiek van de kwaliteit van de arbeid niet eenduidig te zijn. Enerzijds kan uitbesteding aan gespecialiseerde onderaanne­ mers een ongunstige ontwikkeling zijn. Het bouwproces wordt in steeds kleinere deelpro­ cessen opgesplitst, die elk voor zich steeds minder mogelijkheden bieden voor het creëren van volledige functies waarbij het takenpakket naast uitvoerende taken ook voorbereidende en ondersteunende taken bevat. Volgens de vak­ beweging klagen werknemers werkzaam bij de hoofdaannemer over de verschraling van werk die het gevolg van uitbesteding zou zijn (FNy 1992). Anderzijds ziet de vakbeweging de toe­ name van uitbesteding gepaard gaan met de groei van een nieuw type onderneming, het ge­ specialiseerde bouwbedrijf. Met name in de af­ bouw- en afwerksector ontstaan bedrijven die zich specialiseren op alle voorkomende werk­ zaamheden in de afbouwfase tot en met de montage en aansluiting van prefab geleverd of ingebouwd elektronisch-technisch materiaal. Dergelijke innovaties leveren ook nieuwe func­ ties op met een hoge toegevoegde waarde voor de kwaliteit van de arbeid. De keukenspecialist is hier een voorbeeld van. Ook in het traditio­ neel onderaannemingsbedrijf zoals het metsel-, stucadoors-, tegelzet- en stratenma- kersbedrijf is een ontwikkeling gaande naar ge­ specialiseerde bouwbedrijven met moderne technieken en goede vakmensen.

Reductie van de variabiliteit

De strategie van uitbesteding kan gepaard gaan met het uitbesteden van delen van de pro­ ductie aan bouwmaterialenproducenten. Dit

betekent dat een productieverschuiving op­ treedt naar het voortraject ofwel een toename van productie-activiteiten bij industriële toele­ veranciers van bouwmaterialen. Deze zgn. pre- fabricage gaat gepaard met een standaardisatie van bouwelementen. In termen van Champag- nac (1991) is hier sprake van een reductie van de variabiliteit van onderdelen van een gebouw als antwoord op de toegenomen externe varia­ biliteit. Deze standaardisatie van bouwelemen­ ten betekent dat organisatiekenmerken van de projectgewijze productie op de bouwplaats minder dominant worden. Verschillende rede­ nen hebben tot een groeiend belang van prefa- bricage geleid. Ten eerste is door prefabricage kostenverlaging en productiviteitsverhoging mogelijk. Verschuiving van een deel van de bouwproductie naar de toeleverende industrie door prefabricage betekent in feite, dat de bouwnijverheid zijn productiviteitsverhoging importeert uit andere bedrijfstakken (Bremer 1991). Ten tweede maakt een toenemende com­ plexiteit van bouwcomponenten en -elemen­ ten (inclusief micro-elektronica) dat een fa­ brieksmatige omgeving geprefereerd wordt boven productie op de bouwplaats. Een koude en winderige tiende verdieping is niet de meest ideale omgeving voor assemblage van com­ plexe bouwelementen.

Prefabricage is als productietechniek sterk fa- briekgeoriënteerd en kan tegenover de traditio­ nele wijze van bouwen geplaatst worden die sterk bouwplaatsgeoriënteerd is. Belangrijke eigenschap van prefabricage is dat ambachte­ lijk werk op de bouwplaats wordt vervangen door productie onder geconditioneerde om­ standigheden in een fabriek. Deze productie van componenten onder geconditioneerde om­ standigheden in de fabriek bieden in vergelij­ king met het ambachtelijk werk op de bouw­ plaats meer mogelijkheden voor productie-au- tomatisering en een (ruim) van te voren doordenken en planmatig vastleggen van de verschillende fasen in het bouwproces. Bij pre­ fabricage is de wijze van aanvoer en aanbren­ gen van bouwmaterialen bekend en vastgelegd. Het werk op de bouwplaats verschuift steeds meer naar montagewerk en assemblage, wat in toenemende mate door de toeleveringsbedrij­ ven zelf of door onderaannemers in dienst van deze bedrijven wordt verricht. Er treedt een re­ ductie van de interne variabiliteit op. In de ver­ schillende fasen van het bouwproces is een

(9)

Rationalisering en integrale logistiek in de bouw

minder groot aantal verschillende soorten vak­ mensen benodigd.

Prefabricage betekent dat het bouwbedrijf en de toeleverende industrie steeds meer aan­ dacht gaan besteden aan ketenlogistiek. De aan- en afvoer naar en van de bouwplaats en het productieproces in de fabriek worden ge­ stroomlijnd. In het algemeen kan gesteld wor­ den dat deze ontwikkeling ertoe leidt dat het onderscheid tussen bouwnijverheid en bouw­ materialenindustrie diffuus wordt. Het bou­ wen komt bij prefabricage steeds meer neer op het assembleren van halffabrikaten en begint daarmee op een industrie te lijken. De bouw­ plaats verandert in een montagebedrijf. Het eindresultaat van een prefab bouwproces is in de meeste gevallen nog steeds een uniek pro­ duct.

Internalisatie van de variabiliteit

Een derde antwoord op de toegenomen externe variabiliteit is dat bouwbedrijven deze accepte­ ren en niet proberen de gevolgen hiervan uit te besteden, al dan niet door prefabricage. Door innovatie van de arbeidsorganisatie op de bouwplaats proberen bouwbedrijven flexibel in te spelen op de toegenomen externe variabili­ teit. Er vindt geen uitbesteding maar internali­ satie van deze variabiliteit binnen de bouw­ onderneming plaats. De kern van deze ver­ nieuwing van de arbeidsorganisatie is de intro­ ductie van zelfstandige bouwploegen op de bouwplaats. Op de bouwplaats wordt al vaak gewerkt met bouwploegen. De nadruk ligt bij deze ploegen echter op uitvoerend werk (fnv,

1992). Aan een bouwploeg kunnen echter ook taken op het gebied van logistiek en planning, kwaliteits- en milieuzorg en commerciële ta­ ken worden toegewezen. Op een bouwproject wordt logistiek steeds belangrijken Een zelf­ standige bouwploeg kan verantwoordelijk zijn voor het materiaalbeheer, de materiaalafroep en de inschakeling van onderaannemers. Daar­ naast kan deze bouwploeg binnen de opge­ stelde grofplanning zelfstandige plannings- taken krijgen. Op het terrein van de admini­ stratie kan gedacht worden aan voortgangscon­ trole, urenregistratie, bijhouden van materieel en voorraden, kostenbewaking en nacalculatie. Bij Arbo-zorg valt te denken aan taken als be­ veiliging, ongevallenpreventie en overleg met onderaannemers. Ten slotte kunnen zelfstandi­ ge bouwploegen ook een duidelijke rol vervul­

len in het contact met klanten. Op deze wijze is het mogelijk dat de arbeidsorganisatie op de bouwplaats flexibel inspeelt op de toegenomen externe variabiliteit.

In Zweden heeft men eind jaren tachtig ex­ perimenten ondernomen met zelfstandige bouwploegen (fnv, 1992). Het bouwplaatsperso- neel werd betrokken bij de bewaking van de kwaliteit, bij het materiaalverbruik, bij de op- zet en voortgang van de planning, bij de vast­ legging van de productiviteit, bij de kostenbe­ waking en bij de controle op verzuim en onge­ vallen en de orde en netheid op de bouwplaats. Onderzoekers volgden gedurende ruim twee jaar de resultaten op de voet. Deze waren on­ dermeer dat de productiviteit met 15% toenam, de afwijking van de planning werd terugge­ bracht van tamelijk groot tot erg klein en het vertrouwen tussen leiding en werknemers werd vergroot. Het materiaalverlies liep terug van 10-15% naar 3-4%.

Introductie van bouwploegen brengt niet al­ leen veranderingen op de bouwplaats met zich mee. Als er taken en bevoegdheden richting bouwplaats gedelegeerd worden heeft dit ook gevolgen voor de werkzaamheden die nu op kantoor worden uitgevoerd. Daarbij kan ge­ dacht worden aan werkvoorbereiding, plan­ ning en calculatie. Traditioneel gescheiden functies en werkzaamheden van kantoor en bouwplaats groeien dan naar elkaar toe. Werk­ nemers van zelfstandige bouwploegen worden meer dan in het verleden bij werkzaamheden in zowel het voorbereidings- als het voort- gangstraject betrokken. Informatietechnologie op de bouwplaats kan hierbij een belangrijk hulpmiddel zijn. Wanneer bijvoorbeeld een me­ dewerker op de bouwplaats wordt geconfron­ teerd met verstoringen in de voortgang, kan hij de keet inlopen en met behulp van informa­ tiesystemen onmiddellijk de noodzakelijke aanpassingen in de planning vastleggen. Deze aanpassingen kunnen direct verwerkt worden door medewerkers op het kantoor en bedrijven die materialen toeleveren aan de bouwplaats. Traditionele taken die van oudsher bij het be­ drijfsbureau op het kantoor en de uitvoerder op de bouwplaats liggen, verschuiven naar de zelfstandige bouwploeg. Uit onderzoek blijkt dat uitvoerders vragen om vermindering van tijddruk en meer directe assistentie op de bouwplaats om het beroep aantrekkelijker te maken (Wolters, 1992). Naast het creëren van

(10)

Rationaliseringen integrale logistiek in de bouw

nieuwe functies op de bouwplaats, zoals de as­ sistent- of logistiek uitvoerder, kan ook de zelf­ standige bouwploeg antwoord zijn op deze vraag.

Rationalisering en integrale logistiek in de bouw

Rationalisering van bedrijfsprocessen

Toepassing van integrale logistiek met behulp van informatietechnologie is in de Duitse in- dustriesociologie in verband gebracht met een zogenaamde nieuwe rationaliseringsvorm van productieprocessen (Altmann & Sauer, 1989a, 1989b). Dit nieuwe rationaliseringstype wijkt op een aantal punten af van de traditionele ra­ tionaliseringsvorm van het taylorisme. Bij tra­ ditionele rationalisering van het taylorisme is sprake van een 'hierarchischen Stufung und Zentralisierung der Entscheidungs- und Kon- trollmacht' (Littek et al., 1982: 45). Doel is om tot een verhoging van de berekenbaarheid en de voorspelbaarheid van het arbeidsproces te komen.Volgens Braverman (1974) kan het taylo­ risme gezien worden als het onafhankelijk ma­ ken van het arbeidsproces van de kwalificaties van de werknemers door de scheiding tussen denkwerk en uitvoering en de gebruikmaking van het kennismonopolie ter beheersing van iedere stap in het arbeidsproces en de wijze van uitvoering daarvan. Een degradatie van de arbeid is volgens hem een gevolg. Ambachte­ lijk werk en geschoolde arbeid degraderen tot ongeschoold werk en beslissingsmogelijkhe­ den en vrije speelruimte worden bij de uitvoe­ ring van arbeid overgeheveld naar bazen en de werkvoorbereiding. Het taylorisme, met als be­ kendste uitwerking daarvan het fordisme, heeft jarenlang model gestaan voor rationalise­ ring van bedrijfsprocessen (Mathews, 1989). In­ novaties die Ford in de jaren twintig in zijn productieprocessen doorvoerde waren direct beïnvloed door het taylorisme. De arbeidsorga­ nisatie van het fordisme gaat gepaard met een sterke arbeidsdeling, een hoge graad van me­ chanisatie en optimalisering van deelfuncties. Het fordisme is te beschouwen als taylorisme in massaproductie.

In de Duitse industriesociologie wordt ge­ steld dat zich een nieuwe vorm van rationalise­ ring aftekent die op een aantal punten afwijkt van de oude, op tayloristische leest geschoeide,

rationalisering (Altmann & Sauer, 1989a en 1989b). Deze veranderingsprocessen worden ook wel aangeduid als een transformatie van het tayloristisch model (Dankbaar, 1993). Kern­ begrippen in dit nieuwe type rationalisering zijn flexibiliteit en integratie. In productie-or­ ganisaties met een sterke arbeidsdeling leidt dit tot taakverbreding en integratie van func­ ties. Kern en Schumann (1984) spreken in dit kader al van het einde van de arbeidsdeling maar volgens Dankbaar (1991) is dit een voor­ barige en onjuiste analyse. In het nieuwe type rationalisering blijven traditionele rationalise­ ringsprincipes als arbeidsdeling en mechanise­ ring van kracht maar ze worden toegepast op basis van nieuwe technologieën (met name de informatietechnologie) en met als nieuwe fo­ cus een keten van bedrijven. Bij dit nieuwe type rationalisering worden '...der integrative, prozefi- und betriebsübergreifende Charakter und dieTendenz zu inner- und zwischenbetrie- blicher Vernetzung auf der Basis neuer Infor- mationstechnologien' (Altmann & Sauer, 1989b) benadrukt.

Informatietechnologie en niet de 'slack' of voorraden in de productie-organisatie is het in­ strument om fluctuaties op te vangen (Gal- braith, 1977). Er vindt een overgang van 'starre' naar 'flexibele' automatisering plaats. Terwijl traditionele rationalisering plaatsvindt door mechanisering en 'starre' automatisering, dat wil zeggen machines die maar voor één doel gebruikt kunnen worden, gaat het nieuwe type rationalisering gepaard met 'flexibele' automa­ tisering, dat wil zeggen programmeerbare ma­ chines en automaten. Het is niet meer primair de vraag of het bedrijf potentieel in staat is be­ paalde producten te leveren, maar hoe bestu- rings- en fabricageprocessen tot een optimaal geïntegreerd geheel kunnen komen. Een hier­ mee samenhangende ontwikkeling is dat toe­ leveranciers volgens bepaalde gegarandeerde kwaliteitsstandaards gaan werken. De traditio­ nele ingangscontrole van goederen, symbo­ lisch voor het met marktrelaties gepaard gaande wantrouwen, komt hiermee te verval­ len. Bedrijfs- en ondernemingsgrenzen verlie­ zen hun remmende werking op de doorloop­ tijd van goederen door de keten.

Rationalisering in de bouw

Integrerende rationalisering met behulp van nieuwe informatietechnologie in combinatie

(11)

Rationalisering en integrale logistiek in de bouw

met prefabricage leidt in de bouw tot een cen­ tralisering, mechanisering en formalisering van de organisatie van bouwprocessen. Door deze ontwikkelingen komt het traditionele en nog steeds dominante 'pre-tayloristische' am­ bachtelijk werk op de bouwplaats onder druk te staan.

Informatiesystemen in combinatie met pre­ fabricage maken een centrale planning van productieprocessen in de fabriek en op de bouwplaats mogelijk. Prefabricage is als pro­ ductietechniek in de bouw een vorm van een integrerende rationalisering. Goederenstro­ men worden door één centraal punt gepland en op elkaar afgestemd door de aannemer, de bouwmaterialenfabrikant of een team van be­ trokken bedrijven. Deze centrale planning van de verschillende fasen van het bouwproces door één partij betekent een breuk met het ge­ fragmenteerde management van traditionele bouwprocessen. Bij het traditionele bouwpro­ ces is sprake van een 'horizontale sturing' vol­ gens het 'estafettemodel'. Hiermee wordt be­ doeld dat gedurende de verschillende fasen van het bouwproces steeds weer andere partijen verantwoordelijk zijn voor de sturing. Een zgn. 'verticale' sturing van bouwprocessen maakt een integrale logistiek mogelijk. Hierbij wor­ den de verschillende fasen gedurende het bouwproces door één bedrijf of groep van be­ drijven in een team bestuurd.

Bij een hoog niveau van prefabricage is van beslissingsmogelijkheden en vrije speelruimte op de bouwplaats nauwelijks meer sprake. Doel van deze wijze van organiseren is om tot een verhoging van de berekenbaarheid en voor­ spelbaarheid van bouwprocessen te komen. Het traditionele rationaliseringsprincipe van centrale beheersing blijft ook bij deze integre­ rende rationalisering door prefabricage van kracht. Daarnaast ontstaan door de overgang van ambachtelijk werk op de bouwplaats naar een geautomatiseerde productie in de fabriek mogelijkheden voor een rationalisering naar tayloristisch model en massafabricage. Nieuw is echter dat beheersing plaatsvindt met be­ hulp van nieuwe informatietechnologieën en dat de focus op een groep of keten van bedrij­ ven ligt. Tevens wordt het door prefabricage mogelijk dat flexibele productie-automatise- ring, een element van het nieuwe rationalise- ringstype, wordt toegepast in de bouwproduc­ tie.

Informatisering in de bouw vereist formali­ sering van bedrijfsfuncties en -processen. De met EDI gepaard gaande standaardisatie van be­ richtenstromen tussen bedrijven kan de snel­ heid verhogen maar ten koste gaan van de flexi­ biliteit. Oorzaak voor dit laatste is dat intro­ ductie van EDI vaak gepaard gaat met een minitieuze beschrijving van wederzijdse ver­ plichtingen van de EDi-partners. Dit kan ook geïnterpreteerd worden als een zekere bureau­ cratisering van relaties tussen bedrijven. Door implementatie van ediin de bouw wordt welis­ waar de snelheid en efficiency van bestaande processen enorm verhoogd maar de mogelijk­ heid om andere richtingen in te slaan wordt beperkt. Daar staat tegenover dat informatise­ ring indirect ruim te schept voor nieuwe activi­ teiten. Routinematige activiteiten worden uit­ gevoerd door informatiesystemen. Hierdoor ontstaan voor medewerkers meer mogelijkhe­ den voor advisering en het onderhouden van relaties met klanten. Informatisering gaat bij het nieuwe rationaliseringstype in de bouw dan ook gepaard met een 'spanning' tussen een zekere bureaucratisering en een toegenomen klantgerichtheid.

Een sociotechnisch scenario

In de bouw kan de strategie van uitbesteding en internalisatie van de externe variabiliteit ook leiden tot een versterking van het be­ staande dominante coördinatiemechanisme van 'craft administration', de besturing van ac­ tiviteiten op de bouwplaats op basis van profes­ sionele ambachtelijke training. De gevolgen van technologische en organisatorische veran­ deringen in de bouw zijn dan ook niet alleen in termen van centralisering, mechanisering en formalisering te beschrijven. Naast dit tay­ loristisch scenario kan ook een sociotechnisch scenario gezet worden waarbij decentralisatie van planningsactiviteiten, volledige functies en 'teamwork' centraal staan. De sociotechni- sche systeemtheorie beschrijft organisaties in termen van de structuur van de arbeidsverde­ ling. Deze theorie laat zien dat er een nauwe relatie bestaat tussen de kwaliteit van de arbeid en de manier waarop het geheel van uitvoe­ rende en regelende taken is gescheiden en ge­ splitst (De Sitter, 1986). De autonome taak­ groep is een belangrijk kenmerk van de sociotechnische benadering.

De strategie van uitbesteding in combinatie

(12)

Rationalisering en integrale logistiek in de bouw

met informatietechnologie maakt naast cen­ trale planning ook een uitbesteding en decen­ tralisatie van planningsactiviteiten mogelijk. Met behulp van nieuwe informatietechnologie is het mogelijk dat afwijkingen in het produc­ tieproces tijdens uitvoering op de bouwplaats of in de fabriek voortdurend kunnen worden ingevoerd en tot bijstelling van de planning kunnen leiden. Wanneer een uitvoerder op de bouwplaats geconfronteerd wordt met versto­ ringen kan hij de keet inlopen en aanpassin­ gen in het montageschema vastleggen. De toe­ name van uitbesteding betekent een stimulans voor de groei van gespecialiseerde bouwbedrij­ ven die nieuwe functies kunnen opleveren met een hoge kwaliteit van de arbeid. De strategie van internalisatie van de variabiliteit gaat ge­ paard met het fenomeen van zelfstandig wer­ kende bouwploegen op de bouwplaats met na­ druk op teamwork en brede competenties van werknemers. Hierdoor groeien traditioneel ge­ scheiden functies en werkzaamheden van kan­ toor en bouwplaats naar elkaar toe. In termen van de sociotechnische systeemtheorie bete­ kent dit dat planningsactiviteiten, betrekking hebbend op de organisatie van bedrijfsproces­ sen op een lager niveau in de organisatie kun­ nen worden gelegd. Dit sociotechnisch scena­ rio wijkt dan ook af van het tayloristisch scena­ rio, waarbij planningsactiviteiten juist gecentraliseerd worden.

Er kan geconcludeerd worden dat integrale logistiek enerzijds vraagt om nieuwe formele structuren van arbeidsdeling en bevoegdhe­ den, anderzijds is het een stimulans voor team­ work, met nadruk op volledige(r) functies. In­ formatietechnologie in combinatie met uitbe­ steding in de vorm van prefabricage maakt een integrerende rationalisering mogelijk die tege­ lijkertijd traditionele rationaliseringsprincipes als centralisering, mechanisering en formali­ sering verder stimuleert. Het traditionele en nog steeds dominante 'pre-tayloristische' am­ bachtelijk werk op de bouwplaats komt hier­ door onder druk te staan. Daar staat echter te­ genover dat uitbesteding en internalisatie van de variabiliteit ook tot decentralisatie van de planning, toename van volledige functies en een versterking van teamwork op de bouw­ plaats kan leiden.

literatuur

A ltm ann, N. en D. Sauer (1989a), Zwischenbetriebliche Vernetzung und industriesoziologische Forschung, in: Mitteilungen, Heft 5,Verbund Sozialwissenschaft-

licheTechnikforschung, blz. 7-23.

A ltm ann, N. en D. Sauer (1989b), Systemische Rationa­ lisierung und Zulieferindustrie: Sozialwissenschaft­ liche Aspekte zwischenbetriebliche Arbeitsteilung,

M ünchen, Campus.

Ballou, R.H. (1992), Business logistics management: Planning and control, Englewood Cliffs, Prentice-

H all (3de druk).

Bemelmans,T.M.A. en C.M.A. Kreuwels (1990), Electro­ n ic D ata Interchange: een overzicht, in: Informatie,

jrg. 32/9, blz. 681-692.

Bowersox, DJ., D.J. Closs, O.K. Helferich (1986), Logisti­ cal management: A systems integration of physical distribution, manufacturing support, and materials procurement, New Y ork/London, MacM illan (3de

druk).

Braverman, H. (1974), Labor and Monopoly Capital: The Degradation of Work in the Twentieth Century,

New York, M onthly Review Press.

Bremer, W. (1991), Techniek, nieuwe materialen en ar­ beid in de bouwnijverheid, Economisch Instituut

voor de Bouwnijverheid, Am sterdam .

Camp, A. van de (1991), W erknem ersbelangen en inte­ grale logistieke bedrijfsvoering, in: Tijdschrift voor Arbeidsvraagstukken, jrg. 7/2, blz. 67-78.

Champagnac, E. (1991), C om puterisation Strategies in Large French Firms and their Effect on Working C on­ ditions, in: Rainbird, H. en Syben, G. (red.) (1991),

Restructuring a Traditional Society: Construction Employment and Skills in Europe, Oxford, Berg P u­

blishers.

Dankbaar, B. (1993), Economic crisis and institutional change: The crisis of Fordism from the perspective of the automobile industry, M aastricht, Universitaire

Pers.

Dankbaar, B. (1991), Werken in netwerken: de gevolgen van Electronic Data Interchange voor arbeid en orga­ nisatie, M inisterie van Sociale Zaken, Den Haag.

EDiFORUM (1992), Congresdocumentatie Derde Nationale EDi-Congres 25-26 november, Den Haag.

FNV (1992), Vakmanschap weer centraal, Woerden, H out­ en Bouwbond fnv

Galbraith, J.R. (1977), Organization Design, Reading,

Addison-Wesley.

Groot, R. de (1993), De perspectieven voor ed ien pdiin de bouwsector, Technische U niversiteit Eindhoven (afstudeerscriptie).

Jacobs, D , J. Kuijper en B. Roes (1992), De economische kracht van de bouw, D en Haag, Stichting M aatschap­

pij en O ndernem ing.

Kern, H. en M. Schum ann (1984), Das Ende der Arbei­ tsteilung!, M ünchen, Verlag C.H. Beek.

Kettlitz, J.H.Th.O. (1992), D e m oeizam e relatie tussen ar­ chitect en aannem er, in: Bouw, nr. 16/17, 14 augustus,

blz. 10-11.

(13)

Rationaliseringen integrale logistiek in de bouw de bouwnijverheid, in: Informatie, vol. 33/1, blz. 9-

15.

Littek, W., W. R am m ert en G. Wachtler (1983), Einfüh­ rung in die Arbeits- und Industriesoziologie, Frank-

furt/N ew Y ork, Cam pus Verlag.

M athews, f. (1989), Tools of change: New technology and the démocratisation of work, Sydney, Pluto

Press.

Melles, B. en J.W.F. W amelink (1993), Production Control in Construction, proefschrift Technische Universiteit

Delft.

M onhem ius, W. en P.P.J. D urlinger (1989), Logistiek Ma­ nagement, Deventer, Kluwer.

SBR (Stichting Bouwresearch) (1989), Logistiek in de bouw, Rotterdam.

Sitter, L.U. de (1986), Het flexibele bedrijf, Deventer,

Kluwer.

Voordijk, H. (1996), Productdifferentiatie als nieuw e Strategie van het uitvoerend bouwbedrijf, in: Bedrijfs­ kunde, jrg. 68/nr. 3, pp. 38-43.

Voordijk, H. (1994), Naar integrale logistiek in bedrijfs- ketens: ontwikkelingen in de bouw, proefschrift

Rijksuniversiteit Limburg/M ERIT, Datawyse, M aa­ stricht.

Wolters, T.JJ.B. (1992), De uitvoerder op het k n ooppunt van planning en logistiek, in:T.f.J.B. Wolters (red.), Ar­ beid en concurrentie in de bouwnijverheid, Econo­

m isch en Sociaal Instituut, A m sterdam , VU Uitgeve­ rij.

Referenties

GERELATEERDE DOCUMENTEN

deep convolutional auto-encoder and a reinforcement learning neural network to play a large range of Atari games, attaining human-level performance using the same hyperparameters

Aan de hand van gegevens over de afzet van brandstof voor motorvoer- tuigen, het aantal door personenauto's afgelegde kilometers en de verkeersindex (ontwikkeling

Een aanzienlijke vermindering van de ernst van ongevallen zou ook zonder dat het aantal ongevallen vermindert na verloop van tijd van invloed kunnen zijn op de

Three statistical aspects of the spatial dependence of SBL statistics are then investigated: probabilities of shared regime occupation, of shared very persistent nights (defined

playbuilding as qualitative research and, how are applied theatre graduate students’ identities as theatre-based artist/researcher/teacher developed by engaging in a research-

Force feedback, also called haptic feedback, is demanded by surgeons during robotic surgery because it can improve the task performance significantly and thus, advance the

Methods: Nested within a large prospective study in household contacts (HHCs) of smear positive pulmonary TB cases in South-India conducted 2010 –2012, we assessed 1) the

Zantedeschiaknollen bleken actief te kunnen worden aangetast door mijten afkomstig van Zantedeschia, lelie en ook in een enkele geval van narcis.. Lelieschubben werden