• No results found

Download dit artikel

N/A
N/A
Protected

Academic year: 2021

Share "Download dit artikel"

Copied!
3
0
0

Bezig met laden.... (Bekijk nu de volledige tekst)

Hele tekst

(1)

165

Biodiversiteit in het winkelschap

De uitspraak van oud­minister Veerman: “Minder zorgen vóór, meer zorgen dat”, is typerend voor het beleid van LNV over biodiversiteit in landbouwgebieden (LNV, 2003; 2004). Boeren, onderzoekers, de verwerkende industrie zijn allen bezig met behoud of duurzaam gebruik van agrobiodiversiteit. De centrale vraag van dit artikel is of ook de consument een bijdrage kan leveren door het kopen van voedselproducten met milieukeurmerken.

M A R I Ë T T E VA N A M S T E L Mr. Dr. M.H.J.W. van Amstel-van Saane Schuttelaar &

Partners, Zeestraat 84, 2518 AD Den Haag;

Vrije Universiteit Amsterdam, Athena Instituut;

mvanamstel@schuttelaar.nl De laatste jaren wordt de Nederlandse markt overspoeld

met milieukeurmerken waarvan niet direct zonneklaar is hoe ze bijdragen aan het behoud en duurzaam gebruik van agrobiodiversiteit. Voor zover bekend was er nog geen meetlat om te bepalen hoe keurmerken biodiversiteit opne-men in hun noropne-men. Om daar meer inzicht in te verkrijgen is de agrobiodiversity management yardstick (AMY) ontwikkeld (Van Amstel et al., 2007; De Neve, 2006). In totaal zijn de normen van tien milieukeurmerken en certificeringen die in 2005 en 2006 geldig waren met AMY geanalyseerd.

Agrobiodiversity management yardstick

Bij de ontwikkeling van de meetlat waren er twee belang-rijke uitdagingen. De eerste was: hoe het abstracte begrip ‘agrobiodiversiteit’ te operationaliseren? Om daar grip op te krijgen is de ‘ladder van abstractie’ (Sartori, 1991) toege-past. Een ladder van abstractie onderscheidt verschillende niveaus en maakt het mogelijk om van het abstracte be-leidsniveau af te dalen tot het concrete niveau van beheer-maatregelen op een boerenbedrijf. De tweede uitdaging lag in het gefragmenteerde, locatiespecifieke, vaak onzekere en deels inconsistente karakter van de ecologische litera-tuur over de relatie tussen specifieke maatregelen en agro-biodiversiteit (Kassas, 2002; Struik & Almekinders, 2000). Hoe daarmee om te gaan? Er is gekozen voor een meetlat gebaseerd op waarschijnlijkheidsrelaties die beoordeeld zijn door experts.

De meetlat is stapsgewijs ontwikkeld. Stap1: analyse van wetenschappelijke artikelen over de relatie tussen land-bouwpraktijk en agrobiodiversiteit. Voor een volledig overzicht van de geanalyseerde literatuur en de

documen-ten met de normen van de keurmerken en certificeringen zie Van Amstel-van Saane (2007). Stap 2: interviews met vier experts over de eerste ideeën voor de meetlat. Stap 3: een werksessie met twaalf experts waarin het prototype van de meetlat is becommentarieerd en aangevuld. Figuur 1 laat de vier hoogste abstractieniveaus van AMY zien en de relatie tussen de verschillende categorieën. Het vijfde niveau bevat ongeveer 140 beheermaatregelen op de boerderij met een positieve impact op de biodiversiteit. In figuur 1 staan enkele voorbeelden, voor een volledig over-zicht zie De Neve (2005).

Milieukeurmerken langs de meetlat

Door de agrobiodiversiteitsbeheermaatregelen van AMY te vergelijken met de normen van een keurmerk of certifi-cering wordt duidelijk hoeveel van die normen de agrobi-odiversiteit stimuleren. Dat is voor twee ‘soorten’ milieu-keurmerken en certificeringen gedaan:

• van de algemene milieukeurmerken en certificeringen – Demeter, EKO, Erkend Streekproduct, EurepGap (nu GlobalGap) en Milieukeur – zijn de normen die gelden voor de Nederlandse akkerbouw onderzocht. De meeste van deze keurmerken behoren overigens tot internatio-nale keurmerkfamilies;

• van de producentspecifieke milieulabels – Oké (Agrofair),

Greenfields (Albert Heijn), gecontroleerd

natuurvriende-lijke teelt (Bonduelle), Rainforest Alliance (Chiquita) en

Conservation Grade (Jordans) – zijn ook de normen voor

andere landbouwtypen en andere landen onderzocht. Van de algemene keurmerken heeft het milieukeur het grootste aantal normen met een positieve impact op

bio-Milieukeurmerken

Agrobiodiversiteits-meetlat

Beheermaatregelen

Vergelijking

(2)

Landschap 25(3)

166

diversiteit (42) en het Erkend Streekproduct (ESP) het minste (6), zie figuur 2. Bij de producentspecifieke labels scoort Conservation Grade van muesliproducent Jordans het hoogst met de meeste agrobiodiversiteitsvriendelijke maatregelen, vooral in de categorie ‘beheer van semi-na tuurgebied’ (figuur 3).

Conclusie

Kan de consument door te kiezen voor bepaalde

produc-ten uit het winkelschap zorgen voor behoud en duurzaam gebruik van agrobiodiversiteit? Het antwoord daarop is ja. De consument draagt bij iedere aankoop van produc-ten met één van de onderzochte milieukeurmerken en certificeringen in meer of mindere mate bij. AMY biedt ook inzicht in de manier waarop producenten zorg dra-gen voor agrobiodiversiteit. Dit blijkt vooral te gebeuren via beheermaatregelen met betrekking tot bemesting, ge-wasbescherming en semi-natuur. Biodiversiteit in de landbouw Behoud van biodiversiteit Duurzaam gebruik van componenten Genetische diversiteit Bodemvrucht-baarheid Ziekte- en plaagregulatie Begeleidende biodiversiteit Rassenselectie bij landbouwgewassen Opstellen bouwplan Bemesting Gewasbescherming Bodembeheer Waterbeheer Beheer van perceelsranden Beheer van (semi-)natuur Omgevingsrelatie beheer Behoud van traditionele agrarische cultuurelementen 1. Opstellen bouwplan

­ Op het bedrijf, en vooral op naast elkaar liggende percelen, worden gewassen uit verschillende productgroepen gebruikt. Bijvoorbeeld geen tarwe en gerst naast elkaar, maar tarwe en suikerbieten. ­ Rotatie vruchtwisseling is 1:6.

2. Rassenselectie van landbouwgewassen

­ Er groeien regionale variëteiten.

­ Het gebruik van zeldzame gewassen is standaard in de bedrijfsvoe­ ring opgenomen.

3. Bemesting

­ Op het bedrijf wordt aanvullend gebruik gemaakt van compost. Dit komt in de plaats van (een deel van) de mestgift.

­ Bij gewassen waar dat mogelijk is, wordt gebruik gemaakt van onder­ groei van groenbemesters.

4. Gewasbescherming

­ Op het bedrijf wordt zo veel mogelijk gebruik gemaakt van mechani­ sche onkruidverwijdering.

­ Op het bedrijf wordt beplanting die natuurlijke vijanden aantrekt bevorderd.

5. Bodembeheer

­ Op het bedrijf worden altijd dezelfde sporen bereden.

­ Op het bedrijf wordt zo min mogelijk graafwerk verricht, ook als dit is om natuurelementen te ontwikkelen.

6. Waterbeheer

­ De afwatering van het bedrijf is afgesteld op eventuele omringende natuurgebieden.

­ Het bedrijf doet niet mee aan waterbergingsprojecten.

7. Beheer van perceelsranden

­ Op minstens 5% van de landbouwgrond zijn perceelsranden te vinden. ­ Perceelsranden zijn ingezaaid met groenbemesters.

8. Beheer van (semi) natuurlijk habitat

­ Op het bedrijf worden beken en kreken zo veel mogelijk in stand gehouden.

­ Op het bedrijf vind soortspecifiek beheer plaats voor minimaal twee zoogdiersoorten.

9. Beheer van traditionele agrarische cultuurelementen

­ Bij de boerderij is een boerenboomgaard aanwezig (een kleine boom­ gaard waarin de bomen ver uit elkaar staan en die vaak ook meteen als wei dienst doet).

­ Oude erf of landafscheidingen worden in stand gehouden.

10. Omgevingsrelatiebeheer

­ Het bedrijf is aangesloten bij een natuurvereniging met een regio­ naal afgestemd en goedgekeurd beheersplan.

­ Het bedrijf heeft een biodiversiteitsactieplan.

Figuur 1 Structuur van

AMY met voorbeelden van beheermaatregelen per categorie

(3)

Maatschappelijke aspecten van biodiversiteit 167

Literatuur

Amstel M. van, W. de Neve, J. de Kraker & P. Glasbergen, (2007).

Assessment of the Potential of Ecolabels to Promote Agrobiodiversity. AMBIO: A Journal of the Human Environment. Vol. 36, No. 7: 551–558.

Amstel-van Saane, M.H.J.W. van, 2007. Twilight on Self­regulation. A

socio­legal evaluation of conservation and sustainable use of agrobio­ diversity by industry self­regulation. Utrecht. NGS 362.

Kassas, M., 2002. Biodiversity: Gaps in knowledge. The EnvM 22: 43­49. LNV, 2003. Beleidsprogramma Biodiversiteit Internationaal. Den Haag LNV, 2004. Beleidsbrief Biodiversiteit in de Landbouw (TRC 2004/7758),

kenmerk DL 2004/3346, 12 November 2004. Den Haag.

Neve, W. de, 2006. Certificering in de akkerbouw: bevorderlijk voor

biodiversiteit? MSc.thesis, Open Universiteit Nederland www.uu.nl/con­ tent/biodiversiteitsmeetlatentoepassingopkeurmerken.pdf

Sartori, G., 1991. Comparing and miscomparing. Journal of Theoretical

Politics 3: 243­257.

Struik, P & C. Almekinders, 2000. The idée fixe van agrobiodiversity.

Diversiteit als voorwaarde voor een stabiele, duurzame landbouwpro­ ductie Spil 167­168: 33­36. 0 10 20 30 40 50 60 70 80 90

Demeter EKO ESP EurepGAP Milieukeur

Omgevingsrelatiebeheer Beheer van traditionele agrarische cultuurelementen

Beheer van (semi) natuurlijk habitat

Beheers van perceelsranden

Waterbeheer Bodembeheer Gewasbescherming Bemesting Rassenselectie landbouwgewassen Opstellen bouwplan Aantal cr iter ia 0 10 20 30 40 50 60 70 80 90 Agrofair -

Oké Bonduelle -Agriculture

Raisonnée Chiquita -Rainforest Alliance Jordans -Conservation Grade Aantal cr iter ia

Figuur 2 (links) aantal

en soort normen met een positief effect op agrobi­ odiversiteit van algemene keurmerken

Figuur 3 (rechts) aantal

en soort normen met een positief effect op agrobio­ diversiteit van producent­ specifieke labels

Referenties

GERELATEERDE DOCUMENTEN

Social skills development in children with autism spectrum disorders: A review of the intervention research. Anxiety, social deficits, and loneliness in youth with autism

Voor een beoordeling van de absolute betekenis van een vereffening behoort behalve de effici- entie-coSfficient ook de standaardafwijking van de verschillen tus- sen gemeten

Uit het voorgaande bleek dat bij de gehanteerde uitgangspunten het op- timale bedrijfsplan (liever een traject van optimale plannen) voor het be- drijf zonder jongvee ligt tussen 32

Uit de resultaten van het onderzoek blijkt dat buis- voerbakken, mits goed uitgevoerd, een goed func- tionerend voersysteem vormen voor vleesvarkens en gespeende biggen in

At the same time, however, the Cape Colony was quite content to collect customs revenue at East London and absorb the money into the colonial coffers, a circumstance

Furthermore, each plant and animal species in such a community occupies a particular functional niche, and among these species only a few may dominate the rest of

At the same time, in South Africa, myths and misconceptions about migrants and asylum seekers, especially in poor communities, often fuel xenophobic attacks on the foreigners.. There

Maatregelen die zorgen voor een structureel habitat voor insecten (eerder dan akkerranden die jaarlijks omgeploegd worden) zijn noodzakelijk om populaties van bestuivende