• No results found

Verslag van een reis naar de Verenigde Staten en Canada van 14 maart tot en met 14 april 1964

N/A
N/A
Protected

Academic year: 2021

Share "Verslag van een reis naar de Verenigde Staten en Canada van 14 maart tot en met 14 april 1964"

Copied!
64
0
0

Bezig met laden.... (Bekijk nu de volledige tekst)

Hele tekst

(1)

Laboratorium voor Bloembollenonderzoek Lisse BIBLIOTHEEK P P0 secioi Bloembollen i'-'osïbus 35 LI 60 .AB Lisse 0252 482121 VERSLAG v a n e e n r e i s n a a r de V e r e n i g d e S t a t e n en Canada v a n 1*f m a a r t t o t en met "ïk a p r i l 1964 d o o r P r o f . D r . I r . P . K . S c h e n k en D r s . A . F . G . S l o o t w e g R a p p o r t 1 : m a a r t 1965

(2)

INHOUDSOPGAVE

1. INLEIDING 1 2. DE TEELT VAN GLADIOLEN EN LELIES IN FLORIDA 2

2.1. Het Gulf Coast Experiment Station te Bradenton 2

2.2. De teelt van gladiolen 5 2.3« Ziekten en afwijkingen in gladiolen . 7

2.4. De teelt van Lilium longiflorum 10 3. HET GEBRUIK VAN TUINTULPEN IN LOUISIANA 11

4. BEZOEK AAN WASHINGTON D.C 14 4.1. Het U.S. Department of Agriculture 14

4.2. Bezoek aan de Nederlandse landbouwattaché . . . 14 5. AGRICULTURAL RESEARCH SERVICE - CROPS RESEARCH DIVISION VAN HET

U.S.D.A. TE BELTSVILLE 14 6. BEZOEK AAN B0L3L0EMENTREKKSRIJEN IN NE./ YORK EN OMGEVING . . . 18

6.1. Bloementrekkerijen 18

6.2. Bloemenafzet 20 6.3» Contacten met onderzoekers 21

7. ANJERTEELT TE DENVER (COLORADO) 21 8. DE OREGON STATE UNIVERSITY, DEPARTMENT OF BOTANY AND PLANT

PATHOLOGY - CORVALLIS 22 9. DE OREGON BULB FARMS (JAN DE G R A A F F ) TE PORTLAND 25

10. DE BLOEMBOLLENTEELT IN DE STAAT WASHINGTON 25

10.1. Algemeen 25 10.2. Grondsoort en klimaat . 27

10.3. Teeltwijze 27 10.4. Het Western Washington Experiment Station te Puyallup . . 29

10.5. Het Northwestern Washington Experiment Station te Mount

Vernon 34 11. DE ILLINOIS NATURAL HISTORY SURVEY (URBANA, ILL.) 35

12. DE BLOEMBOLLENTEELT IN BRITISH COLUMBIA (CANADA) 37

12.1. De Fraser Valley 38 12.2. De Experimental Farm, Saanichton, (Vancouver Island) . . 39

13. BEZOEK AAN OTTAWA 39 13»1. Het Fiant Research Institute (Central Experimental Farm) 39

(3)
(4)

INLEIDING

In de periode van half maart tot half april 1964 werd een be-zoek gebracht aan verschillende plaatsen in de Verenigde Staten en Canada waar bloembollen worden geteeld, dan wel Nederlandse bloem-bollen worden gebruikt. Tevens werd waar mogelijk contact gezocht met instellingen voor onderzoek en voorlichting waar met deze gewas-sen wordt gewerkt, of waarmee nadere kennismaking nuttig leek met het oog op de verdere ontwikkeling van de teelt en de export van bloembollen uit ons land en van nieuwe gebruiksmogelijkheden die uit het onderzoek op het laboratorium te Lisse zouden kunnen voort-vloeien.

Hoewel het doel van de reis dus meer praktisch tuinbouwkundig was, werd tevens gepoogd een indruk te verkrijgen van de aard en het karakter van het wetenschappelijk onderzoek aan de bezochte instel-lingen.

Het zal duidelijk zijn, dat het in de ter beschikking staande tijd, waarin zoveel plaatsen zowel aan de Oost- als aan de Westkust werden bezocht, niet mogelijk was diep op allerlei zaken in te gaan. De reis droeg sterk het karakter van een algemene oriëntatie en mag uit dat oogpunt zeker als zeer geslaagd worden beschouwd.

De verwarrende hoeveelheid indrukken en ervaringen op zoveel uiteenlopende gebieden, laat zich moeilijk in een naar verschillende onderwerpen verdeeld verslag samenvatten. De gekozen vorm, waarin een overzicht wordt gegeven van de contacten, discussies en waarne-mingen in de verschillende plaatsen die werden bezocht, mist

daar-door ongetwijfeld het karakter van een aenheid te vormen. De aard van deze reis liet echter geen andere mogelijkheid open.

Het grootste deel van de reis werd gezamenlijk gemaakt. Daar echter de tijd ontbrak om alle plaatsen die van belang waren in een maand tijds te bezoeken, werd voor enkele onderdelen van het pro-gramma besloten dat deze niet gezamenlijk zouden worden bezocht.

Het reisschema was als volgt: 1 V 3 Aankomst te New York

16/3 - 19/3 Prof. Schenk: Florida (Gulf Coast)

Drs. Sloctv„'3g:Louisiana (New Orleans en omgeving) 19/3 Washington D.C.

20/3 Belt3ville (Maryland) 21/3 Washington D.C.

22/3 - 26/3 New York en omgevirg 27/3 Denver (Colorado)

(5)
(6)

2 -28/3 - 30/3 San Francisco (Californie) 31/3 - 1 A Corvallis (Oregon)

2 A - 7 A Puyallup (Washington)

8 A - 9 A Prof. Schenk : Urbana (Illinois)

Drs. Slootweg : Vancouver (B.C. - Canada) 1 0 A - 1 3 A Ottawa (Canada)

1**A Vertrek uit Ottawa 1 5 A Aankomst te Amsterdam

2. DE TEELT VAN GLADIOLEN EN LELIES IN FLORIDA

2.1. Het Gulf Coast Experiment Station te Bradenton

Dr. R.O. Magie, werkzaam op dit proefstation, als gladio-lespecialist, heeft mij (Schenk) buitengewoon hartelijk ontvan-gen en getracht in de tweeëneenhalve dag die ter beschikking

stonden een zo volledig mogelijk beeld te verschaffen van de gladiolecultuur in Florida en de problemen waar men in dat ver-band mee te maken heeft. Bovendien heb ik kennis kunnen maken met verschillende onderzoekers die in Bradenton werkzaam zijn

en mij op de hoogte kunnen stellen van de belangrijkste onder-zoekingen die daar worden verricht. Voor de staf van het Expe-riment Station heb ik ook het een en ander verteld over de werkzaamheden van het laboratorium te Lisse.

Het Gulf Coast Experiment Station is een afdeling van de University of Florida in Gainesville, op dezelfde wijze als de meeste proefstations in de U.S.A. verbonden zijn aan de univer-siteit van de staat waartoe zij behoren* Naast het onderzoek valt ook de voorlichting meestal onder de verantwoording van de onderzoekers. Hier en ook op andere vergelijkbare instituten werd er wel eens over geklaagd, dat het combineren van beide taken door de toenemende specialisatie bij het onderzoek en de zoveel hogere eisen die aan de voorlichting worden gesteld, dik-wijls heel moeilijk is.

Ondanks de voorgaande opmerkingen, is een van de indrukken die mij zijn bijgebleven deze, dat veel Amerikaanse onderzoe-kers op proefstations als in Bradenton, er goed in schijnen te slagen direct op de praktijk gericht onderzoek te combineren met meer gespecialiseerde research. Zij. zijn doorgaans goed ge-ïnformeerd over werk, dat elders in de U.S.A. op hun terrein

gebeurd en verrichten hun taak met de nodige fantasie en en-thousiasme. Ik ben me bewust, dat deze generaliserende

(7)

3

-kingen na een kort bezoek aan een zo groot land berusten op zeer onvoldoende ervaring en als meer dan een indruk mogen zij ook niet worden beschouwd. Het karakter van deze instellingen herinnerde mij in veel opzichten aan dat van het Laboratorium voor Bloembollenonderzoek en van de proefstations in ons land.

Dr. Magie is aanvankelijk vooral als fytopatholoog werk-zaam geweest. Hij heeft de warmwaterbehandeling van gladiole-kralen voor de omstandigheden in Florida ontwikkeld en het me-de daardoor mogelijk gemaakt, dat men er in dit gebied steeds meer toe overgaat zelf te voorzien in de eigen behoefte aan knollen.

Thans richt zijn werk zich in hoofdzaak op de veredeling. Hij zoekt daarbij naar cultivars die zich bijzonder lenen voor

de teeltwijze onder de omstandigheden in Florida. Hij interes-seert zich daarom ook nauwelijks voor de zgn. "all American

gladioli", zoals die onder auspiciën van de North American Gladiolus Council jaarlijks op een groot aantal plaatsen in de U.S.A. worden geselecteerd. De wijze van selectie die hij toe-past verschilt in wezen niet veel van die van de beste kwekers in Nederland, met dien verstande dat welbewuster wordt gezocht naar resistentie tegen verschillende ziekten. Analyse van de genetische factoren die aan de belangrijkste eigenschappen ten grondslag liggen zou hem naar zijn mening te ver voeren en veel te tijdrovend zijn in verband met de sterke heterozygotie van de bestaande cultivars,

Hij toetst zijn zaailingen onder natuurlijke omstandig-heden en past daarbij geen kunstmatige besmetting met de ver-schillende belangrijke parasieten toe. Hij kiest bewust de plantdatum zodanig dat de zaailingen te velde staan op een tijdstip dat de kans op infectie zo groot mogelijk is (b.v.

omstreeks januari voor Botrytis gladiolorum en Curvularia tri-folii). Zelfs bij de selectie tegen de belangrijkste ziekte, Fusarium oxysporum f. gladioli, wordt geen inoculatie toegepast. De minder goede selecties worden uitgeplant op een zwaar door

droogrotschimmel (Stromatinia gladioli) besmette grond, teneinde ook planten in handen te krijgen die in dit opzicht in

vatbaar-heid verschillen. Onder de omstandigheden in Florida is hij daarin inderdaad ook geslaagd.

(8)
(9)

-- 4 ~

Dr. S.S. Woltz, de plantefysioloog te Bradenton, houdt zich onder meer bezig met fluorschade op gladiolen. Enkele superfos-faat fabrieken langs de kust van de Golf van Mexico stoten soms grote hoeveelheden fluor de lucht in (men beweerde dat glazen ramen in de omgeving soms binnen een jaar tijds werden geëtst!). Op verschillende plaatsen ondervinden de gladiolen daarvan scha-de, soms zelfs op afstanden van tientallen kilometers. Woltz be-studeert de invloed van verschillende concentraties fluorwater-stof (HF) op de fluorwater-stofwisseling in het gladioleblad (ademhaling, fotosynthese en naar hij hoopt straks ook de suiker- en amino-zuurhuishouding). De planten worden in begassingskastjes van Mylar (dik plastic, ondoordringbaar voor C0?) blootgesteld aan HF, meestal gedurende de nacht. Daarna wordt in een Warburg ap-paratuur de stofwisseling gemeten van bladschijfjes (aan een

even-tuele invloed van de wondademhaling had hij geen aandacht besteed). Het eerste effect van de HF bestaat uit het opengaan van de

huid-mondjes. De openingstoestand wordt gecontroleerd met een door Halevy beschreven methode waarbij een druppeltje van een mengsel van olie en kerosine (b.v. 1:4) op een blad wordt gebracht. Naar-mate de huidmondjes meer open staan ontstaat er sneller een "doorschoten" plek. Met enige ervaring kan men zo snel een indruk verkrijgen van de toestand waarin de stomata verkeren.

Ook fluor in de grond blijkt ernstige schade bij gladiolen te kunnen veroorzaken. De superfosfaat die in Florida wordt ge-produceerd, bevat ca. 1,5% fluor. Bij lage pH (+ 5) ontstaan na bemesting met deze stof necroses in het blad die overeenkomen met die in het geval van beschadiging door luchtverontreiniging. In het eerste geval bevinden de symptomen zich meer in het mid-den van de bladschijf, terwijl de bladpunten vrij zijn; bij

luchtverontreiniging zijn het juist de bladpunten die het eerst worden aangetast. Woltz toonde mij potproeven waaruit bleek dat beschadiging bij opname van fluor door de wortels ernstiger op-treedt als ook zwavel aan de grond wordt toegevoegd en dat het verschijnsel kan worden opgeheven door bekalking.

Andere onderzoekers waarmee werd kennisgemaakt:

Dr. W.E. Waters : Fysiologisch onderzoek, bemesting, grondont-smetting, onkruidbestrijding;

Mrs. A.J. Overman: Nematologie (o.m. onderzoek over Meloidogyne sp. in gladiolen);

(10)

-Dr. R.H. Littrell: Mycologie (pas aangesteld), oriënterend on-derzoek over Fusarium oxysporum f. gladioli. 2.2. De teelt van gladiolen

Van alle bolgewassen die in de U.S.A. worden geteeld is de gladiool verreweg de belangrijkste. De totale oppervlakte wordt geschat op 30.000 acres (12.500 ha), waarvan ongeveer 9*000 acres in Florida. In deze staat werd dit gewas tot voor kort bijna uit-sluitend geteeld voor de bloem. De knollen worden geïmporteerd uit de Noordelijke en Westelijke staten en uit Nederland. Thans worden jaarlijks ongeveer 50.000.000 knollen van buiten aange-voerd ter vervanging van door ziekten of veroudering verloren gegane partijen.

De bloemproduktie bedraagt ca. 250.000.000 stuks per jaar; het grootste deel hiervan wordt afgezet in de grote steden in

het Noordoosten. Dat een rendabele bedrijfsvoering hier uitslui-tend mogelijk is in grote eenheden wordt wel duidelijk uit het

feit dat de produktie van Florida afkomstig is van ongeveer 35 bedrijven (de totale oppervlakte is ongeveer gelijk aan die in ons land!).

De teelt wordt op geheel andere wijze bedreven dan in stre-ken met een meer gematigd klimaat. Beginnend omstreeks de laat-ste week van juli wordt regelmatig geplant tot aan de tweede helft van maart. Op deze wijze kunnen bloemen worden geoogst van novem-ber tot in juli. De bloemen worden na het snijden naar grote pak-loodsen vervoerd, gesorteerd in een zestal verschillende kwali-teitsklassen (extra fancy, fancy, special, A, B en C, afhanke-lijk van de lengte van de tros en het aantal bloemen per tros), gebundeld per dozijn en verpakt in grote, rechtopstaande karton-nen dozen verzonden.

Uit gesprekken met onderzoekers van het proefstation te Bra-denton en met telers bleek, dat het aandeel van de import uit Ne-derland in het totale aantal knollen dat jaarlijks ter vervanging moet worden aangekocht, in de loop van 10 - 15 jaar is teruggelo-pen. Volgens sommigen van ongeveer 50% tot niet meer dan 15%. Het was niet eenvoudig de redenen daarvoor vast te stellen. In de eerste plaats werd het feit genoemd, dat de knollen uit ons land in het algemeen te laat arriveren (januari of later). Verder zou een rol spelen, dat men de voorkeur geeft aan hoge (high crowned) knollen, omdat men in Florida meent dat platte knollen vooral voorkomen in partijen die al een aantal jaren zijn geteeld. Daar

(11)
(12)

6

-de Ne-derlandse meestal ook een geringe hoogte hebben is men ten onrechte van mening oude partijen te ontvangen. Ook zouden on-gunstige ervaringen met de gezondheidstoestand van het Neder-landse produkt een rol hebben gespeeld.

In de laatste jaren gaan steeds meer bloementelers er toe over zelf hun knollen te telen, uitgaande van kralen. Ongeveer 20% van de behoefte wordt thans gedekt uit eigen produktie. Als redenen worden genoemd:

1. De in Florida in de zomer geoogste kralen kunnen zeer goed een warmwaterbehandeling verdragen bij 57°C en zelfs wel hoger (59°C) • Fusarium-bestrijding is daardoor betrouwbaar mogelijk geworden.

2. Knollen geoogst in Florida kunnen gemakkelijker gedurende lange perioden worden bewaard dan die uit Noordelijke stre-ken. Mede daardoor kan men voor de plantingen van juli tot

december beter gebruik maken van knollen die daar zijn ge-oogst.

3. Het beschikbaar komen van chemische onkruidbestrijdings-middelen (80 W Diuron en 75 W Dacthal - dimethyl

tetra-chloor tereftaalzuur, toegepast zowel voor als na opkomst), heeft het mogelijk gemaakt goedkoop te produceren.

Dr. Magie stelt pogingen in het werk om deze eigen knollen-produktie op een hoger plan te brengen. Hij probeert te komen

tot een keuringsdienst op vrijwillige basis. Deze dienst zou de uitvoering van de warmwaterbehandeling van de kralen moeten con-troleren, drie of vier veldinspecties verrichten op gezondheid en raszuiverheid en het geoogste produkt nazien. Dit zou dan moeten leiden tot het verstrekken van certificaten aan de beste partijen.

De belangrijkste cultivars zijn:

wit (+ 28% van het totaal): 'June Bells', 'White Excelsior', 'White Friendship'.

rose (+ 27%): 'Spie and Span', 'Friendship', 'Traveller'. rood (+ 20%): 'Valeria'.

geel (+ 10%): 'Hopmans Glory'.

diverse kleuren (+ 15%): 'Elizabeth the Queen», 'Bose Spire', 'Wild Rose' , 'Van Zantens Glory'.

Alle cultuurmaatregelen worden zoveel mogelijk gemechani-seerd toegepast. Planten, rooien, ziekte- en onkruidbestrijding

(13)

_ 7

-worden uitgevoerd met zeer grote machines en het gehele teelt-plan en de teelt-plantwijze zijn daarop ingericht. Al deze handelingen konden in de paar dagen van het bezoek worden gadegeslagen, dank zij de bijzondere teeltwijze onder de subtropische omstan-digheden in Florida. Principieel nieuwe ontwikkelingen op dit gebied werden daarbij echter niet waargenomen. De wijze waarop de gladiolecultuur in Florida wordt bedreven doet een toeschou-wer uit Nederland, gewend aan kleinere, doch zeer intensief ge-voerde bedrijven, eerder aan landbouw dan aan tuinbouw denken. 2»3« Ziekten en afwijkingen in gladiolen

Verreweg het belangrijkste probleem op dit gebied vormt de aantasting door Fusarium oxysporum f. gladioli.

Onder de warme klimaatsomstandigheden vormt besmetting van de gronden een zeer groot gevaar. In een aantal gevallen past men grondontsmetting toe met Vapam of Mylone, doch meestal zoekt men uitwijkmogelijkheid door over te gaan op niet eerder be-teelde gronden»

Van nog groter belang acht men de overdracht van de para-siet met het plantmateriaal. Dr. Magie van het Gulf Coast

Experiment Station heeft daarover zeer uitgesproken ideeën. In veel gevallen zou de Fusarium-schimmel zich in latente vorm in de knollen bevinden zonder symptomen te voorschijn te roepen. Vooral in partijen geteeld in een koeler klimaat zou zich dit verschijnsel in sterke mate voordoen. In de loop van de jaren zou de hoeveelheid schimmel in de knollen, onder ongunstige

omstandigheden voor symptoom-expressie, steeds toenemen. Indien dergelijke partijen onder condities worden geteeld die de groei van de schimmel bevorderen en de weerstand van de knollen ver-minderen (b.v. warme en ze-?r natte gronC, zware stikstofbemes-ting, ontsmetting van het plantgoed met zwakke fungiciden of

bactericiden die wel bepaalde antagonisten onderdrukken doch niet de Fusarium) kan plotseling en zeer onverwacht een zeer zware

aantasting optreden. Knollen van dezelfde partij onder gunstiger omstandigheden geven dan een goed resultaat.

De indruk uit de discussies over deze zaak is, dat een theo-rie is ontwikkeld om velerlei verschijnselen in de praktijk te kunnen verklaren, doch dat het experimentele bewijs nog geheel ontbreekt. Dr. Littrell, een jonge fytopatholoog die juist enke-le maanden in Bradenton werkzaam was, benke-leek erin geslaagd te zijn uit knollen zonder symptomen een Fusarium-schimmel te isoleren.

(14)
(15)

8

-De pathogeniteit van deze isolaties had hij nog niet vast kun-nen stellen.

Als ontsmettingsmiddel voor het planten wordt in toenemende mate gebruik gemaakt van Dowicide B (fenolverbinding, vergelijk-baar met Aaglitan). De toepassing van kwikverbindingen voor dit doel neemt af. Zoals reeds vermeld wordt voor de teelt van kra-len gebruik gemaakt van de warmwaterbehandeling, meestal bij 57°C» doch voor de kleinste kralen ook wel bij 59°C« De overdracht van Fusarium en vele andere parasieten wordt daardoor grotendeels voorkomen.

Een andere ziekte die in Florida veel schade berokkent, in het bijzonder in het winterhalfjaar wanneer de bodemtemperaturen het laagst zijn, is droogrot (Stromatinia gladioli). Merkwaar-digerwijs openbaart zich deze afwijking onder die omstandigheden vrijwel uitsluitend als een wortelrot, zonder aantasting van de bladscheden. In streken met een gematigd klimaat behoort dit tot de uitzonderingen. Interessant is dat analoge verschijnselen in ons klimaat wel optreden indien de gladiolen in kassen worden geteeld.

Een regelbehandeling met PCNB of dicloran (Allisan) geeft in Florida onvoldoende bestrijding en is te duur. Wel adviseert men de hiervoor bij Fusarium reeds genoemde grondontsmettings-middelén toe te passen. Ook kan men de grond zuiveren door het land in de zomer gedurende drie maanden te inunderen.

Verreweg de belangrijkste bladvlekkenziekten vormen Botrytis gladiolorum en Curvularia trifolii. Geadviseerd wordt

te spuiten met maneb of (op een vochtig gewas) zineb; in de win-termaanden een maal per week, na 1 april zelfs tweemaal per weekt De in ons land zo dikwijls optredende aantasting van de knollen door Botrytis, als gevolg van onvoldoende droging na het rooien, treedt in Florida uitsluitend op bij bewaring in koelruimten.

Tijdens het transport van de bloemen in gesloten kartonnen dozen, kan infectie door Botrytis de kwaliteit zeer ongunstig be-ïnvloeden. Uit proeven van Dr. Magie (in aansluiting op onderzoek van Dr. Eckert, Riverside, University of California) is gebleken, dat dit verschijnsel in hoge mate kan worden onderdrukt door de bloemen vlak voor het inpakken gedurende 15 sec. te dompelen in oplossingen van 2-aminobutaan verbindingen (500 d.p.m.) of door

(16)
(17)

_ 9

-ze daarmee te bespuiten. Vooral het carbonaat-zout is -zeer actief. Goede resultaten werden ook verkregen door het papier waarin de bloemen worden gewikkeld van tevoren in een dergelijke oplossing te drenken.

Op het gebied van de virusziekten van gladiolen is de si-tuatie vrij verward. De symptomen zijn dikwijls moeilijk van elkaar te onderscheiden en de isolatie op toetsplanten verloopt meestal niet zo gemakkelijk.In de loop van de jaren zijn verschil-lende virusziekten in de Amerikaanse literatuur beschreven; meest-al echter vrij summier en identificatie is vaak moeilijk. Voormeest-al Dr. Brierley van Beltsville heeft veel aandacht aan deze afwij-kingen besteed. Ik kon niet aan de indruk ontkomen dat, nu deze met pensioen is gegaan, de aandacht en belangstelling voor deze ziekten wel wat is verslapt. Noch in Florida, noch elders waar ik met fytopathologen over deze materie van gedachten heb gewis-seld, was men erg zeker in zijn beweringen over het voorkomen van de verschillende virussen en de rol die deze spelen. In Flo-rida werden te velde geen verschijnselen waargenomen die in Ne-derland in de gladiolen onbekend zijn.

Naast het Phaseolus virus 2 wordt komkommermozaïekvirus veel aangetroffen. De symptomen, bestaande uit grijswitte vlekjes, blokjes of dwarsstreepjes tussen de bladnerven en uiteenlopende verschijnselen in de bloemen (afhankelijk van de cultivar) wor-den ook in ons land wel waargenomen. Dit zou gepaard gaan met

afwijkingen in het knolvlees, die heel sterk lijken op kurkstip. Op het laboratorium in Lisse is het echter slechts zelden gelukt uit dergelijke planten en knollen komkommermozaïekvirus te iso-leren en uit het lopende onderzoek over de oorzaak van kurkstip is het zeer onwaarschijnlijk geworden dat dit virus hiervan de oorzaak zou zijn. Omgekeerd kent men in Amerika niet de kenmer-kende afwijkingen van kurkstip in het blad en de bladscheden, die sinds kort in ons land bekend zijn. Nader onderzoek zal uit moe-ten wijzen of komkommermozaïekvirus ook in ons land in gladiolen ernstige schade kan veroorzaken en of men in de U.S.A. misschien twee of meer verschillende ziekten heeft verward. Kartelblad in gladiolen, veroorzaakt door het door Trichodorus-aaltjes over-gebrachte ratelvirus, schijnt in Amerika onbekend te zijn.

Ringvormige vlekken en andere sterke bontheidsverschijnse-len die in ons land regelmatig in enkele planten van de meeste

(18)
(19)

_ 10

-partijen gladiolen worden gevonden, werden in Florida eveneens waargenomen. Deze zouden worden veroorzaakt door "tomato ring spot virus" en"tobacco ring spot virus".

Onder bepaalde omstandigheden wordt grote schade aangericht door wortelknobbelaaltjes (Meloidogyne sp.), een aantasting die in Nederland onbekend is. De wortels vertonen opzwellingen en knobbels en rotten tenslotte geheel weg. De knollen kunnen even-eens ernstige afwijkingen te zien geven in de vorm van een gela-tine-achtige rotting van het vlees.

Buitengewoon interessant zijn verschillende gebreksverschijn-selen die in Florida regelmatig in gladiolen worden aangetroffen

en die in ons land nooit met zekerheid zijn waargenomen.

Ijzergebrek kenmerkt zich door sterke chlorose van de plan-ten. In ernstige geyallen blijven ze in groei achter en sterven tenslotte voortijdig af. Het gaat meestal samen met een te hoog gehalte aan. koper en fosfaten in de grond en met een te hoge .pHf

waardoor het ijzer niet kan worden opgenomen. Ter bestrijding wor-den kalk en ijzerchelaten aan de bodem toegevoegd en er wordt

verscheidene malen gespoten met ijzeroxalaat oplossingen. Een gewas dat is bespoten is meestal herkenbaar aan kleine zwarte streepjes op de nerven, als gevolg van beschadiging door het ijzer.

Boriumgebrek geeft verschijnselen die door het voorkomen van ingescheurde bladranden enigszins, doen denken aan kartelblad. Een kenmerkend verschil vormen de merkwaardig omgebogen bladpun-ten; in gevallen van lichte aantasting kan dit zelfs de enige

aanwijzing zijn voor een tekort aan borium in de grond« Drie of vier maal bespuiten met. een borax oplossing geeft goede resulta-ten.

Op pas ontgonnen land wordt ook dikwijls kopergebrek gecon-stateerd. De planten geven dan abnormale verwelkingsverschijnse-len te zien, en de bladeren hangen slap. Uitstrooien van

koper-sulfaat voor het planten of een regelbehandeling met dit middel na het planten geeft goede resultaten.

Z.k. De teelt van Lilium longiflorum

In de U.S.A. is de traditionele bloem voor Pasen de paas-lelie, L. longiflorum. In de week voorafgaande aan deze feest-dag worden grote aantallen van deze planten verhandeld. De kerken

(20)

11

-worden daarmee opgesierd en de leden -worden verzocht enkele dollars te offeren, om dit mogelijk te maken. Ook in de huizen worden dan veel paaslelies gebruikt.

Buiten deze periode is deze bloem waardeloos en het is daar-om voor de telers een uitermate belangrijke zaak het tijdstip van de bloei goed in de hand te hebben.

In de Noordelijke staten worden gekoelde bollen in kassen in bloei getrokken. In Florida zijn echter enkele bedrijven waar men de bollen zonder voorbehandeling in de late herfst buiten uitplant en op tijd in bloei kan krijgen. In de omgeving van Sa-rasota werd een dergelijke kwekerij bezocht. De teler produceer-de zelf zijn bollen van schubben; in het tweeproduceer-de jaar hebben ze

de vereiste omvang bereikt. De teelt kan uitsluitend worden uit-geoefend op veenachtige grond die in die omgeving slechts weinig wordt gevonden. Op zandgrond is de groei zeer slecht, onder andere ten gevolge van aantasting door wortelknobbelaaltjes.

Proeven van Dr. Waters hebben aangetoond dat een geringe bijbelichting gedurende de nacht soms leidt tot vroegere bloei, hetgeen vooral in jaren met een vroege Pasen van veel belang kan zijn. De teler die ik bezocht had boven een deel van zijn gewas lampen geïnstalleerd (1 lamp van 150W per ko m , belichting toe-gepast gedurende 5 weken in de middernachtelijke uren). Duide-lijk bleek, dat hij daardoor beter en vroeger bloei had bereikt. Het niet belichte deel van de partij leverde slechts weinig bloei-ende planten voor Pasen. Volgens Dr. 'Waters waren de grote ver-schillen in dit seizoen vooral te danken aan de abnormaal koude en donkere weersomstandigheden die in januari in Florida hadden geheerst.

Dat deze teelt voor de ondernemer een lucratieve zaak bete-kende bleek wel uit zijn opmerking dat de kosten per plant door hem waren berekend op $ 0,^0, terwijl hij ze verkocht voor $ 1,-« Per acre teelde hij gemiddeld 20.000 planten. Zelfs al3 een deel daarvan niet in bloei kwam was hij toch zeer tevreden!

Hij teelde ook in samenwerking met Dr. Emsweller uit Belts-ville enkele van de nieuwe tetraploxde lelie cultivars van deze onderzoeker. Hij had nog onvoldoende ervaring om daar reeds een oordeel over te kunnen uitspreken.

3. HET GEBRUIK VAN TUINTULPEN IN LOUISIANA

Het bezoek aan Louisiana (Slootweg) was in de eerste plaats

(21)
(22)

12

-doeld om de bloeiresultaten van speciaal behandelde tulpen te be-zichtigen*

Reeds sinds 1957 worden tulpebollen die zodanig zijn behandeld, dat ze een normale groei en bloei in warme streken van de Verenigde

Staten kunnen geven, ter beproeving gezonden aan Dr. T. van der Zwet te Bogalusa.

De tulpen die in november 19^3 naar Dr. Van der Zwet werden ge-stuurd, hadden op het Laboratorium voor Bloembollenonderzoek een koelbehandeling van 9 weken bij 5°C ontvangen. Daarnaast werden in september 196^ door de Scheepvaartcommissie van de Amerikaanse Groep van de Bond van Bloembollenhandelaren tulpen verstuurd die gedeelte-lijk door Dr. Van der Zwet zelf gekoeld zijn, terwijl de rest geplant werd na bewaring bij de voor dit gebied normale temperatuur.

Tijdens de bloei bleek wederom dat een koelperiode vóór het plan-ten noodzakelijk is om in het voorjaar normale planplan-ten te krijgen. De cultivars 'Apeldoorn', 'Gudoshnik', 'Sulphur Glory', 'Olaf',

'Paul Bichter', 'Paris', 'Karel Doorman', 'Lustige Witwe' en 'Kor-neforos' waren bijzonder goed. 'Golden Harvest' was ongelijk (een slechte partij), evenals 'Denbola'. 'Mrs. John T. Scheepers' en

'White Triumphator' gaven uitstekende resultaten, maar zijn minder geschikt voor dit gebied door gevoeligheid voor nachtvorstbeschadi-ging, terwijl de bloemstengels te lang en te slap zijn. Bij sterke

wind groeien de stelen krom. 'Princess Elizabeth' en 'Blue Parrot' bloeiden "}k dagen na bovengenoemde tulpen zeer goed. Er waren geen grote verschillen tussen de tulpen die in Lisse gekoeld waren en eind november verzonden waren en de tulpen die in Bogalusa gekoeld werden. De laatste waren iets korter, een reden hiervoor kan gezocht worden in het niet geheel juist functioneren van de koelinstallatie van Dr. Van der Zwet, waardoor de bollen 3 weken 5°C en 7 weken 10°C

gehad hebben in plaats van 9 weken 5°C.

Het transport van bloembollen naar de Zuidelijke Staten van de Verenigde Staten gaat meer aandacht vragen, nu het onderzoek naar de juiste koelbehandeling van tulpen voor die gebieden langzamerhand kan worden afgesloten. Vragen als wat is de beste transportlijn naar het zuiden (b.v. via New York of direct naar de havens aan de Golf

van Mexico, de invloed van transporttijd in Amerika per truck enz.), en wat is beter koelen in Nederland of ter plaatse bij de afnemer

worden steeds belangrijker. Met Dr. Van der Zwet werden besprekingen gevoerd, om door middel van een goed opgezet proefveld meer inzicht in de invloed van de omstandigheden tijdens het transport op de

(23)
(24)

--

13

-kwaliteit van tulpen te krijgen, om zodoende tot een beter advies te komen.

Door de Scheepvaartcommissie werden eveneens hyacinten en nar-cissen naar Bogalusa verzonden. Deze bollen hebben geen speciale be-handeling voor het planten gehad.

De hyacinten ('Bismarck' en 'Marconi') hebben zeer goed voldaan. Van de narcissen 'Golden Harvest' en 'Mount Hood' was het resultaat goed. Door verdroging van de bloemknoppen in de bol gaf 'Mrs. Back-house' weinig bloemen.

De bollen waren uitgeplant in tuinen en plantsoenen in Bogalusa, Baton Rouge, Independence en Covington. De belangstelling voor de bol-bloemen was groot, mede door uitvoerige publikaties in dagbladen.

Dat men in dit gebied gaarne meer bloembollen in de tuin wil planten bleek duidelijk op een lezing gehouden voor een viertal

"Garden Clubs". Algemeen informeerde men waar bloembollen besteld konden worden. Enkele leden hadden gunstige ervaringen met het be-waren van tulpebollen in een koelkast direct voor hetuitplanten. Er was veel belangstelling voor bloembollen die na de bloei niet opge-graven behoeven te worden en volgend jaar weer goede bloemen geven. Voor tulpen en hyacinten zal dit wel moeilijk zijn; mogelijk zijn be-paalde narcissen hiervoor wel geschikt.

In de plantsoenen van het centrum van New Orleans stond een zeer groot aantal tulpen in bloei van voortreffelijke kxvaliteit. Het be-trof hier o.a. de cultivars 'Elmus', 'White City', 'Pride of Haarlem',

'Wallstreet', 'Olaf' en 'Princess Elizabeth'. In sommige cultivars kwan wat vorstschade aan de bladpunten voor, terwijl in enkele per-ken door onjuiste grondbewerking ernstige waterschade is opgetreden.

In deze stad worden reeds vijf of zes jaar tulpen in de plant-soenen geplant en de resultaten zijn over het algemeen zeer goed. De tulpen komen in New Orleans tussen einde september en begin okto-ber aan en worden dan 8 weken gekoeld bij 3*f - 38 F (ca. 1 - 34°C) »

waarna ze direct geplant worden op een diepte van ongeveer 15 cm en afgedekt worden met turfmolm.

In een plantsoen in een andere stadswijk stonden grote hoeveel-heden narcissen 'Paperwhite'. Het gewas was zeer dicht en had goed ge-bloeid. Bij informatie bleek dat de bollen al enige jaren vast stonden.

Uit gesprekken bleek duidelijk dat men in de bezochte delen van Louisiana veel belangstelling voor bloembollen heeft en graag meer bol-len wil planten. Men is echter onvoldoende op de hoogte van de mogelijk-heden en de moeilijkmogelijk-heden, van de behandelings- en plantwijze en weet

(25)

--

14

-ook niet goed waar ze besteld kunnen worden. Goed gerichte reclame en een weloverwogen sortiment van bolgewassen zou het gebruik van bloembollen in het bezochte gebied (en misschien ook wel in andere warme streken van de Verenigde Staten) kunnen doen toenemen.

k. BEZOEK AAN WASHINGTON D.C.

*f,1. Het U.S. Department of Agriculture

Tijdens een kort verblijf in Washington D.C. werden wij ontvangen door Dr. W.H. Wheeler, de adjunct-directeur van de Plant Quarantine Division, die door belangrijke suggesties en het leggen van contacten veel heeft bijgedragen tot het welsla-gen van deze reis. Hij heeft ons een indruk gegeven van de orga-nisatie van het U.S. Department of Agriculture en enkele van de afdelingen met ons bezocht. In het bijzonder de uitgebreide bi-bliotheek, waarschijnlijk de grootste op landbouwkundig gebied in de wereld, liet niet na indruk te maken.

k.Z, Bezoek aan de Nederlandse landbouwattaché

De landbouwattaché in de Verenigde Staten, de heer Dr.Ir. A.S. Tuinman heeft ter gelegenheid van ons bezoek een "coctail-party" te zijnen huize georganiseerd. De heer en me-vrouw Tuinman hadden daartoe een aantal personen uitgenodigd uit de kringen van het U.S. Department of Agriculture, het be-drijfsleven en de publiciteitssector, die in ons bezoek geïnte-resseerd geacht konden worden. De vele contacten die hierbij in een informele en zeer prettige sfeer werden gelegd waren uiter-mate nuttig. We hebben deze bijeenkomst"dan ook buitengewoon ge-waardeerd. Ook hier is een woord van dank aan de heer en mevrouw Tuinman en aan de medewerker van de attaché, de heer Ir. J.H. Pott, op zijn plaats.

5. AGRICULTURAL RESEARCH SERVICE - CROPS RESEARCH DIVISION V A N HET U.S.D.A. TE BELTSVILLE

Op 20 maart werd een bezoek gebracht aan het centrum van het land-bouwkundig onderzoek in de Verenigde Staten te Beltsville. Dit is een federale instelling, die problemen in studie neemt die.vooJF meerdere staten van belang geacht moeten worden. Onderwerpen van regionaal be-lang worden door de Experiment Stations verbonden aan de universitei-ten van de verschillende stauniversitei-ten bestudeerd. Ook kent men het systeem van detachering, waarbij onderzoekers door de federale regering worden

(26)
(27)

--

15

-geplaatst op de Experiment Stations. Kennis werd gemaakt onder meer met de assistant director van de Crops Research Division, Dr. Cullinan

en met Dr. Boswell, het hoofd van de afdeling Fruit en Groenten.

Uiteraard was een zo kort verblijf onvoldoende om ook maar iets meer dan een zeer globale indruk op te doen van deze grote organisa-tie en al het werk dat hier plaats vindt. Zelfs het contact met de on-derzoekers op het gebied van de bloementeelt was incidenteel en vluch-tig.

Met Dr. N.W. Stuart bestaat reeds gedurende vele jaren een nauwe samenwerking op het gebied van de bloembollencultuur en hij heeft ons deze dag dan ook rondgeleid. Zijn belangstelling op dit gebied gaat thans vooral uit naar de preparatie van iris 'Wedgwood' voor vroege bloei. In samenwerking met Dr. Gould uit Puyallup (Washington) doet hij jaarlijks veel proeven over de temperatuurbehandeling. Zoals bekend

zijn de risico's voor de broeiers van dit gewas geringer wanneer bollen worden gebruikt die in Washington zijn geteeld. De verschil-lende aspecten van deze zaak zullen nader worden besproken in de pa-ragraaf waarin verslag wordt gedaan van het bezoek aan Washington. Wel is het in dit verband nog interessant op te merken hoe in de Verenigde Staten een zeer nauwe en vruchtbare samenwerking is ontwik-keld tussen onderzoekers die door een werelddeel van elkaar zijn ge-scheiden. Dit is niet uitsluitend het geval met de irisproeven;

Dr. Stuart heeft eenzelfde goede coöperatie met onderzoekers op ande-re terande-reinen van de bloemen- en vaste-plantenteelt door heel de U.S.A. De grote afstanden vormen daarbij geen hindernis om tot een efficien-te taakverdeling efficien-te komen en door zijn vele reizen is Dr. Stuart ook minstens zo goed op de hoogte van regionale omstandigheden als dat in ons kleine land met verschillende onderzoekers het geval is.

Hij toonde ons zeer belangwekkende proeven over de bewaring van snijbloemen. Bij rozen en anjers heeft men in dit verband gunstige re-sultaten verkregen met ethyleenoxide; toepassing in de praktijk levert echter grote bezwaren op in verband met de giftigheid van deze

ver-binding. In het begin van dit jaar heeft Dr. Stuart in samenwerking met de fysiologen Asen en Parsons proeven verricht over de bewaring van snijbloemen (narcis, chrysant , paaslelie) in gasmengsels be-staande uit zuurstof (Op) en stikstof (N_). Met de narcis 'King Al-fred' werden zeer goede resultaten bereikt indien de bloemen geheel open werden geplukt en werden bewaard in 100% N_ in een gesloten ruim-, te waarin gebluste kalk was gebracht om eventueel door de bloemen

geproduceerde koolzuur te absorberen. Zo was b.v. de houdbaarheid van

(28)
(29)

16

-bloemen die op deze wijze gedurende drie weken bij ko F (8,5°C) waren bewaard, na verwijdering uit deze ruimte, gelijk aan die van vers geplukte bloemen. Ook bij hogere temperaturen werd een gunstig effect van bewaring in N_ waargenomen. Merkwaardig was, dat toevoeging van slechts 1% 0? aan de N? het effect grotendeels verloren deed gaan. Ook bleken bloemen die in de knop werden gesneden veel minder duide-lijk op een bewaring in N_ te reageren. Een eerste publikätie is on-dertussen over dit onderwerp verschenen (Flor. Rev., June 11, 196*0. Zie verder ook het verslag van het bezoek aan het Experiment Station te Puyallup.

In verband met de moeilijkheden bij bewaring en verzending van lelies deed men in Beltsville ook proeven met opslag van bollen, in mengsels van N? en 0„. Hier leidde bewaring in 95% N_ + 5% 0_ gedu-rende 2,k en 6 maanden zowel bij lage als hogere temperaturen (tot 70 F), tot onderdrukking van de wortelgroei en tot een betere con-ditie van de bollen. De heer De Graaff in Portland beweerde echter enige weken later, dat onder die omstandigheden bewaarde bollen na verwijdering uit het N_ milieu slecht uitlopen!

Bij irissen waren ook proeven gedaan met bewaring in gasmengsels. Toevoeging van 1, 5 of 10 d.p.m. ethyleen gedurende drie dagen aan de lucht waarin zich de bollen bevinden, leidde tot een vervroeging van de bloei bij het forceren met 6-8 dagen indien dit v66r de koeling geschiedde. Na de bewaring bij 9°C had een dergelijke behandeling geen effect. Zelfs een concentratie van 1.000 d.p.m. gaf geen schade. Een-zelfde behandeling met ethyleen (1, 5 en 10 d.p.m.) bij narcissen ('King Alfred1) en lelies, eveneens gegeven voor de koeling, had maar een zeer geringe vervroeging van de bloei tengevolge (bij narcissen was de behandeling mogelijkerwijs te laat toegepast). Ook bij deze gewassen werd geen beschadiging geconstateerd. Dit is zeker merkwaar-dig, gezien de aanwijzingen die op het laboratorium in Lisse zijn

verkregen over de schadelijke werking van ethyleen op tulpen. Ook werden irisbollen bewaard in mengsels van 0~ + N_. In een concentratie van V/o 0? konden bollen gedurende k maanden worden ge-remd, zowel bij 30°C als 15°C. Bij 15°C vond echter wel enige groei

plaats. Gezien de ervaringen in Nederland met remming bij 30°C is dit resultaat nauwelijks belangwekkend te noemen. Het is wel de vraag of in deze richting misschien kansen liggen om ook voor de gele culti-vars een langdurige remming mogelijk te maken.

Dr. Emsweller was herstellend van een ernstige ziekte en daarom

(30)
(31)

--

17

-niet op zijn laboratorium aanwezig. Wel hebben wij een kort bezoek aan zijn huis gebracht en dus de kennismaking kunnen hernieuwen. Zijn medewerker Dr. J. Uhring heeft ons het een en ander getoond van het

cytogenetisch en bloembiologisch onderzoek, dat te Beltsville plaats vindt. Men heeft verschillende tetraploxde lelies gekweekt, o.m. van L. longiflorum door middel van een colchicine-behandeling van de schubben. Deze worden gebruikt voor kruisingswerk. Ook is men erin geslaagd een hexaploïde lelie te kweken door chromosoomverdubbeling in een triploid (6 n=72).

De Georgia Easter Lily is vrijwel zelfsteriel. Door toepassing van 1% naftaleen aceetamide in lanoline pasta tijdens de bevruchting is zelfbestuiving wel mogelijk gebleken. Na 172 bestuivingen met eigen pollen werden op deze wijze 107 zaaddozen verkregen met gemiddeld

19»8 zaden per doos. Zonder gebruik van deze stof leverden 1^3 be-stuivingen slechts 5 zaaddozen met gemiddeld 0,8 zaden.

Kruisingen tussen L. speciosum Thunb. ('album1 en 'rumbrum') en L. auratum Lindl. leveren wel veel zaden, doch slechts een gering aantal kiemt en levert een volwassen plant. Door middel van embryo-cultuur op een voedingsmedium is men er wel in geslaagd een groot

aantal nakomelingen te kweken. Nader onderzoek wees uit, dat de moei-lijkheden die het embryo ondervindt zeer waarschijnlijk moeten worden toegeschreven aan een relatief hoog gehalte van "ferulic acid" in het zaad zowel als de pericarp. Deze fenolverbinding werkt zeer sterk groeiremmend. Na oppervlakkige ontsmetting van de zaden en uitspoelen in stromend water gedurende 10-12 uur, bleek een zeer vlotte kieming op te treden. De omslachtige en tijdrovende embryocultuur kan zo ge-makkelijk worden omzeild.

Te Beltsville worden ook uitvoerige proeven genomen i.v.m. het trekken van L. longiflorum. Bollen uit verschillende plaatsen van de U.S.A. worden aan diverse temperatuurbehandelingen blootgesteld en vervolgens gebroeid. Op de problemen die dit met zich brengt wordt hierna nog nader ingegaan naar aanleiding van het bezoek aan Corvallis.

Andere onderzoekers waarmee te Beltsville werd kennis gemaakt wa-ren:

Dr. A.L. Taylor en

Dr. V.H. Dropkin (nematologisch onderzoek: fysiologie van wortel-knobbelaaltjes, invloed van de temperatuur op de reproduktie in tabak en soja).

(32)
(33)

--

13

-Dr. B.Y. Endo (nematologisch onderzoek: cystevormende aaltjes o.a. groei en ontwikkeling van Heterodera gly-cines in sojaworteis, samenhang tussen resisten-tie van de waardplant en de temperatuur).

Dr. M. Cathey (plantefysiologisch onderzoek, de rol van pigmen-ten bij de kieming van zaden (fytochroom), met het doel tot verbeterde cultuuraanwijzingen te komen).

6. BEZOEK AAN BOLBLOEMENTREKKERIJEN IN NEW YORK EN OMGEVING

Dank zij de hulp van de heer Gustave Springer, directeur van het Netherlands Flowerbulb Institute te New York, waren wij in de gelegenheid enkele trekkerijen van bolbloemen en potplanten te be-zichtigen, een kort bezoek te brengen aan het centrum van de groot-handel in bloemen in New York en besprekingen te voeren met enkele onderzoekers die geïnteresseerd zijn in de mogelijkheden van nieuwe trekmethoden van tulpen.

6.1. Bloementrekkerijen

Het trekken van bolbloemen gebeurt meestal op bedrijven waar men hoofdzakelijk andere potplanten of snijbloemen teelt. Belangrijk zijn in dit verband chrysanten, azalea'st poinsettia's, hydrangea's en lelies (Easter lilies, L. longiflorum). De

be-langrijkste snijbloemen zijn chrysanten, anjers en rozen. De bolbloemen - met uitzondering van Easter lilies - be-staan voor een belangrijk gedeelte uit tulpen en hyacinten in potten. De kerstbroei is van geen enkele betekenis, de grotere aanvoeren komen met Valentine Day (midden februari), terwijl de topaanvoer van bolbloemen vlak voor Pasen valt.

Het aandeel van de bolbloemen in de bloemenproduktie neemt af door de volgende oorzaken: te hoge bollenprijzen, te arbeids-intensief, teveel uitval, slechte kwaliteit en beperkte afzetmo-gelijkheden (het publiek geeft de voorkeur aan andere bloemen die langer houdbaar zijn).

Om aan de hoge bollenprijzen te ontkomen worden ook wel

Japanse bollen gebruikt, die bovendien dikwijls in kleinere maten geleverd worden, en mede daardoor goedkoper zijn. Een ander ge-volg van de hoge (of vermeend hoge) bollenprijzen, is de keuze van een broeisortiment, dat in de goedkoopste cultivars ligt, die niet altijd de meest geschikte zijn of bloemen geven van

(34)

--

19

-mindere kwaliteit en houdbaarheid.

Veel uitval en slechte kwaliteit wordt ook veroorzaakt door ondeskundigheid van de trekkers. De bollen voor late broei worden vaak veel te vroeg geplant (waartoe men soms gedwongen is door vroeg invallende winters) en op de verkeerde manier in de kas in bloei getrokken. Op veel plaatsen is het klimaat minder gun-stig. Lange en strenge winters worden gevolgd door plotseling vrij hoge temperaturen in het voorjaar, waardoor de kastempera-turen gemakkelijk te hoog oplopen. Niet zelden zijn de kassen donker, slecht te ventileren en inefficiënt ingericht. De beno-digde vakkennis is veelal onvoldoende aanwezig en het is moei-lijk om deze aan te vullen. De telers wonen sterk verspreid, er bestaan geen centra met alle voordelen die hieraan verbonden

zijn, terwijl een intensieve en goed georganiseerde voorlichtings-dienst ontbreekt. De beste bedrijven zijn in handen van Hollan-ders, die in Nederland uit de bolbloementrekkerij stammen.

Het publiek werkt de produktie van bolbloemen van slechte kwaliteit in de hand door lange tulpen te vragen. Om deze in be-hoorlijke kwaliteit te brengen is meer valemanschap vereist, dan de gemiddelde trekker van bolbloemen bezit.

Doordat het publiek in de bloemenwinkels alleen volledig uitgekleurde bolbloemen wil kopen, verlaten de bolbloemen de kwekerijen in een veel te rijp stadium; dit geeft gemakkelijk beschadiging tijdens het vervoer en verkort de houdbaarheid op

de vaas.

Zonder te pretenderen alle belangrijke wegen tot verbetering van de trekkerij van bolbloemen aan te geven, zal het o.i. toch

overweging verdienen meer aandacht te besteden aan de volgende zaken: inkoop van een beter sortiment broeitulpen, verhoging van het vakmanschap door intensieve voorlichting, verbetering van teeltmiddelen door de bouw van goede bollenkelders en kassen, spreiding van de afzet over langere tijd (stimulering kerstbroei

en broei in januari), verbetering van het afzetsysteem en opvoe-ding van de kopers in de richting van een vraag naar bolbloemen, die minder "rijp" zijn en daardoor langer houdbaar.

Dat dit alles veel tijd en energie zal vergen ligt voor de hand.

Ons bezoek viel in de week voor Pasen, dus in het hoogsei-zoen van de bloemenproduktie. De kwaliteit van de pothyacinten

(35)

20

-was i.h.a. goed met weinig uitval, dit in tegenstelling met het voorafgaande jaar. Door het mooie weer was de temperatuur in de kassen soms vrij hoog, de hyacinten stonden daardoor bijna tegen volle bloei, een te laat stadium voor de afzet.

De kwaliteit van de tulpen was veel minder, hoewel men hier-over in het algemeen niet ontevreden was. Door de lange kuilpe-riode hadden veel tulpen kleinere bloemen dan nodig is. Het ge-was ge-was op veel bedrijven lang, slap en soms bleek van kleur. Dit was vooral het geval in donkere kasjes die slecht konden worden geventileerd. Narcissen worden vrijwel niet gebruikt. Wij hebben uitsluitend trompetnarcissen gezien, die in de kas of bak vrijwel in volle bloei stonden.

In de broeierij wordt veel gebruik gemaakt van koude of

verwarmde bakken. Wanneer dit goed gebeurt zijn hiermede uitsteken-de resultaten te behalen.

6.2. Bloemenafzet

Vaak heeft de bloementrekker een klantenkring van groot- en kleinhandelaren, die hij rechtstreeks vanuit zijn kwekerij be-dient. De groothandel is geconcentreerd in enkele straten van een oud stadsgedeelte van Manhattan. De wijk is slecht toegan-kelijk, de straten zijn nauw en vol voertuigen van aanvoerders van bloemen en kopers. De trottoirs zijn smal en meestal geblok-keerd door stapels dozen met bloemen of afvalhopen. Het geheel maakt een gezellige en pittoreske indruk en doet sterk denken aan de omgeving van de markthallen in Parijs. Een weinig geschik-te omgeving voor een efficiëngeschik-te en vlotgeschik-te bloemenhandell Iedere groothandelaar heeft hier een eigen opslagruimte die gevestigd is in een winkel met aangrenzende ruimten en er onder gelegen kelders. In deze onoverzichtelijke en rommelige ruimten bewaart en verhandelt hij vaak een veelheid aan produkten als: azalea's, chrysanten, anjers, rozen, gladiolen, irissen, tulpen, hyacinten, orchideeën, bladplanten, enz.

Tulpen en hyacinten waren bij ons bezoek (3 dagen voor Pasen) sterk in de minderheid, narcissen zagen we sporadisch. Alle bloe-men werden rijp aangevoerd in een sterk wisselende kwaliteit. Een uitzondering hierop vormden de gladiolen uit Florida, deze waren goed in knop gesneden en van uitstekende kwaliteit. De beste groothandelaren bezaten een koelcel. Ook de detailhande-laren hebben soms een gekoelde ruimte. Men kan zich alleen af-vragen of dit altijd wel zo'n groot voordeel is. Een koelcel kan

(36)

21

-het wel mogelijk maken dat de bloemen langer in voorraad gehou-den én verhandeld kunnen worgehou-den, maar een lang verblijf in een dergelijke koude ruimte zal de latere houdbaarheid bij de klant toch ongunstig beïnvloeden.

6.3« Contacten met onderzoekers

Dr. A. Bing, Cornell University, Farmingdale, New York, heeft in het najaar van 1963 van het laboratorium een sortiment tulpen voor vollegrondsbroei ontvangen.

Uit dia's van de bloeiresultaten bleek dat de tulpen te on-gelijk waren, wat te wijten is aan te snel trekken. Dr. Bing

was echter enthousiast over de resultaten en wil gaarne weer nieuwe proeven doen.

Een nieuw contact werd gelegd met de heer M.R. Harrison, Rutgers University, New Brunswick, die eveneens belangstelling had voor vollegrondsbroei van tulpen en 00k in het najaar tul-pen, die volgens een betrouwbare methode zijn behandeld, zal ontvangen om ervaring bij het trekken op te doen.

Dergelijke contacten met onderzoekers zijn uitermate belang-rijk. Hierdoor kunnen oude en nieuwe bolbehandelingsmethoden in de broei onder plaatselijke omstandigheden getoetst worden. De onderzoekers doen dan ook ervaring op, die ze later nodig hebben bij hun advisering aan de praktijk.

7. ANJERTEELT TE DENVER (COLORADO)

Het belangrijkste gebied voor de anjerproduktie in de Verenigde Staten is Californie. Colorado komt op de tweede plaats met een to-taal oppervlak van ca. 100 acres. De anjers uit Colorado brengen zeer hoge prijzen op, die ongeveer het dubbele zijn van die uit Californie.

De bedrijfsgrootte in Colorado varieert sterk, de grootste be-drijven zijn ca. k-ki acres, 10-15 bedrijven leveren de halve produk-tie.

De kassen zijn zeer modern ingericht. De verwarmingsketels wor-den met aardgas gestookt. In de zomer worwor-den de kassen gekoeld. Dit

gebeurt door bronwater over houtvezelmatten te sproeien, waardoor bui-tenlucht gezogen wordt. Op deze manier kan buibui-tenlucht van 33°C afge-koeld worden tot 17°C. De relatieve vochtigheid in de kas is dan 55-60%. Deze methode van koelen is mogelijk, omdat de relatieve vochtigheid van de buitenlucht laag is (normaal 10-20%, soms nog veel lager). Behalve de normale kassen worden ook kassen van versterkte kunststof gebruikt,

(37)

-- 22 -- :

dat bestendig is voor ultra-violet licht en die bestand zijn tegen windsnelheden van 25 km per uur, die voor dit gebied uitzonderlijk hoog schijnen te zijn.

Kooldioxyde bijbemesting geeft een goede opbrengstvermeerdering. De dosering 400 - ^50 ppm zowel propaangas als vloeibare C0? worden

gebruikt; de kosten komen op 3 dollarcent per vierkante voet. Het nuttig oppervlak van de kassen is ongeveer 60 - 62%.

De produktie aan bloemen bedraagt gemiddeld 35 bloemen per vierkante voet, met een maximum bij sommige kwekers van 51 bloemen per vierkante voet. De prijzen lagen dit voorjaar tussen 8,5 en 8,9 dollarcent per bloem. De produktiekosten liggen tussen 2.00 en 2.35 dollar per vierkante voet.

Ongeveer 60 anjerkwekers (de helft van het aantal kwekers) zijn lid van een coöperatief pakstation, dat zich belast met bewaring, sortering, verpakking en afzet van de anjers. Deze groothandelorga-nisatie verricht ook andere diensten voor haar leden, waarvan de be-langrijkste is grondmonsteronderzoek, waarvoor men een laboratorium heeft ingericht. Aan de leden wordt 18% commissie berekend, hiervan wordt 2% afgedragen aan de Colorado Flower Growers Association, die dit geld voor onpersoonlijke reclame gebruikt. Van de rest van de commissie wordt 7/8 gebruikt voor dekking van onkosten en reclame, 1/8 gedeelte wordt afgedragen aan de Colorado State University en komt het wetenschappelijk onderzoek betreffende de anjercultuur ten goede.

8. DE OREGON STATE UNIVERSITY, DEPARTMENT OF BOTANY AND PLANT PATHOLOGY -CORVALLIS

Op 31 maart werd een bezoek gebracht aan de Universiteit van Oregon. Prof.Dr. R.A. Young, het hoofd van de afdeling Botany and Plant Pathology, heeft ons zeer gastvrij ontvangen en alles in het werk gesteld om ons in korte tijd zoveel mogelijk te laten zien van de werkzaamheden die daar plaats vinden. Tevens heeft een van ons

(Schenk), voor de uitgebreide staf van dit laboratorium een overzicht gegeven van de werkzaamheden die te Lisse plaats vinden.

Dr. F.P. McWhorter, een fytopatholoog die zich onder meer al jarenlang bezig houdt met ziekten van bloembollen, in het bijzonder virusziekten, heeft ons rondgeleid. Hij demonstreerde ons een vroeger door hem ontwikkelde methode ter bestudering van insluitlichaampjes in bladweefsel als gevolg van virusinfecties. De bladstukjes worden

(38)

23

-direct na het plukken in een fysiologische zoutoplossing onder vacuum gebracht en geïnfiltreerd. Het bladweefsel wordt dan doorzichtig en onder de microscoop kunnen de lichaampjes gemakkelijk worden waarge-nomen. Het grote voordeel is volgens McWhorter, dat de methode snel is, een zeer goede indruk geeft van de insluitingen in levend blad-weefsel en in veel gevallen de aanwezigheid van lichaampjes laat zien die bij andere preparatie procedures verloren gaan. Hij heeft zo in-clusies gevonden in bloemblad van de tulp (tulpemozaïekvirus), in blad van iris (grijsvirus) en lelie (leliemozaïekvirus?).

Een van de belangrijkste problemen in de leliecultuur in Oregon is volgens McWhorter een afwijking aangeduid met de naam "stripe", elders waarschijnlijk ook bekend als "rosette" of "yellow flat". De groei van de planten in het veld is zeer sterk geremd en ze

verto-nen rozetgroei. Op het blad worden fijne, lichte streepjes waargenomen. De ziekte treedt pleksgewijs op en men heeft wel gedacht aan een grond-virus. Een correlatie met bepaalde aaltjessoorten is niet aangetoond en McWhorter is zelfs niet overtuigd van het viruskarakter van dit ver-schijnsel*

Dr, L.T. Blaney toonde ons de proeven over het trekken van L. longiflorum voor Pasen. Om de bloemen op tijd te kunnen oogsten past men al jarenlang een koele bewaring van de bolien toe gedurende 4 - 6 weken bij 0,5-1,5°C voor het planten. Deze behandeling heeft echter een nadelige invloed op de kwaliteit (korte basale bladeren, lange internodien en weinig bloemen per plant). Naarmate langer wordt gekoeld treden de nadelige gevolgen sterker op. Het effect van de be-waring bij lage temperatuur wordt duidelijk geïllustreerd door de vol-gende proefresultaten, verkregen in 1963 (Croft - lelie):

zonder koeling : trektijd 293 dagen, gemiddeld 14,7 bloemen per plant

na 12 weken bij 4,5°C : trektijd 100 dagen, gemiddeld 3t8 bloemen per plant

De koeling bij 4,5 C maakt dat de bloemvorming vroeg begint, d.w.z. als er nog maar een gering aantal bladeren is aangelegd. Alleen derge-lijke planten kunnen snel in bloei worden getrokken. Daar staat tegen-over dat dezelfde temperatuur een zeer nadelig effect heeft op het aan-tal bloemen dat door het vegetatiepunt wordt aangelegd. Bij temperatu-ren boven en beneden 4,5 C zijn deze verschijnselen minder sterk. In de jaren 1963 en 1964 heeft men getracht een zo gunstig mogelijk compromis

(39)
(40)

24

-te vinden tussen de -tegenstrijdige belangen. Gebleken is dat de gun-stigste resultaten kunnen worden verkregen door de bollen eind au-gustus of begin september te rooien. Ze worden verpakt in droge turfmolm in gesloten plastic zakken en vervolgens eerst 2 weken bij 21°C bewaard (deze "preheating" heeft een gunstig effect op het aan-tal bladeren en dus ook het aanaan-tal bloemen dat wordt aangelegd), ge-volgd door koeling bij 4,5°C gedurende ongeveer 6 weken (waardoor een redelijke trektijd van minder dan 120 dagen kan worden bereikt). Dank zij de voorwarmte wordt het gemiddeld aantal bloemen per plant hoger dan wanneer uitsluitend koeling wordt toegepast. De resultaten van de proeven in 1963 en van die welke ons werden getoond, zijn

in-middels gepubliceerd (Flor. Rev., Oct. 24, 1963 en June 18, 1964). Overigens speelt bij lelies, evenals bij de meeste andere bol-gewassen ook de temperatuur tijdens het voorafgaande groeiseizoen een grote rol. Te lage temperaturen leiden tot verlenging van de rustperiode en de lelies groeien naderhand bij het forceren te lang-zaam. In het seizoen 1964 heeft dit op veel plaatsen tot moeilijk-heden aanleiding gegeven.

Volgens De Graaff (Oregon bulb farms) reageren veel andere le-lies niet gunstig op een voorbehandeling bij hogere temperatuur, daar de bollen dan te diep in rust zouden worden gebracht.

Verder werd nog kennis gemaakt met de nematoloog Dr. H.J. Jensen. Deze heeft o.m. gewerkt aan het wortelrot van narcissen veroorzaakt door Pratylenchus penetrans. Bij lelies heeft hij goede resultaten verkregen tegen dit aaltje door toepassing van thimed (een

syste-misch werkende fosforzure ester), als een regelbehandeling in de open votr bij het planten (12- 16 pnds/acre). Hierbij wordt een granulaire vorm gebruikt. Dit middel kan wel enige schade in de gewassen veroorzaken. Ook de bladluizen op de bovengrondse delen worden daardoor gedood. Tegen bladaaltjes worden ook bespuitingen met systox uitgevoerd, hoe-wel deze verbinding geen volledige bestrijding geeft. Het plantgoed van L. longiflorum kan een warmwaterbehandeling gedurende 1 uur bij 4-3,5°C verdragen, nadat 2 uur is voorgeweekt in water van ongeveer 24°C.

v/ortelknobbelaaltjes in dahlia's worden bestreden door de knol-len te dompeknol-len in een oplossing van een van de organische

fosfaat-verbindingen (cygon, Am. Cyanamid Cy.).

Trichodorus allius, voor het eerst door Jensen gevonden en be-schreven, kan ratelvirus overbrengen in uien.

(41)
(42)

25 -9. DE OREGON BULB FARMS (JAN DE GRAAFF) TE PORTLAND

Op 1 april werd een bezoek gebracht aan het bekende leliebedrijf van de heer De Graaff. Deze heeft zich in de jaren tijdens en na de

tweede wereldoorlog steeds meer gespecialiseerd op het kweken van nieuwe rassen van lelies. De andere bolgewassen heeft hij in de loop der jaren steeds meer afgestoten om zich geheel op dit ene geslacht te kunnen concentreren. De resultaten die hij in de loop der jaren heeft bereikt zijn ook in ons land voldoende bekend. Zij illustreren

welke mogelijkheden door praktische kwekers kunnen worden gerealiseerd indien zij zich geheel op een bepaald gewas specialiseren en daar uit

halen wat er in zit.

Op het bedrijf was in de tijd dat wij daar waren weinig specta-culairs te zien. Men was volop bezig met het planten van de bollen. Dit geschiedde met grote machines, die de regels opentrekken, de bol-len daarin brengen, kunstmest toedienen en de regels weer sluiten en aanaarden.

In de kassen waren honderden verschillende zaaisels van vele verschillende kruisingen uitgezaaidi, die alle afzonderlijk moeten worden doorgeteeld. De kruisingen die goede, homogene planten ople-veren en een verbetering betekenen ten opzichte van de bestaande cul-tivars en hybriden, kunnen steeds weer opnieuw worden gemaakt, daar de kruisingsouders vegetatief in stand worden gehouden. Dit biedt De Graaff het grote voordeel dat hij alleen de desbetreffende lelies uit zaad opgekweekt kan leveren. Het zaad van de F.-planten gewonnen zal immers een grote variatie in de nakomelingen te zien geven door uitsplitsing van de factoren van de beide ouders afkomstig. Het ras-zuiver doortelen is uitsluitend mogelijk langs vegetatieve weg en dat levert uiteraard veel problemen op met het optreden van virusziekten. Gezien de moeilijkheden die de lelies uit Oregon, ondanks de veel

gunstiger start, bij import in Nederland blijken op te leveren door zware virusaantastingen, zou het een groot voordeel zijn als men in ons land uit zou kunnen gaan van het zaad dat door De Graaff is ge-wonnen. Of hij in deze richting mee zou willen werken zou nader moe-ten worden bezien.

10. DE BLOEMBOLLENTEELT IN DE STAAT WASHINGTON 10.1. Algemeen

De bloembollenteelt aan de westkust van de Verenigde Sta-ten is geconcentreerd in de Staat Washington en wel in de kust-vlakte ten noorden van Tacoma.

(43)

26

-De twee belangrijkste teeltcentra zijn de Puyallup Valley met Puyallup en Sumner en meer naar het noorden het gebied rond Mount Vernon.

De hoofdteelten zijn narcissen (met als voornaamste culti-vars 'King Alfred', 'Golden Harvest' en 'Rembrandt'), irissen

(belangrijkste cultivar 'Wedgwood', daarnaast 'Blue Ribbon' (syn. 'Prof. Blaauw') e.a.) en tulpen (vele cultivars).

In het teeltseizoen 1962 - 1963 waren de beteelde oppervlak-ten:

narcissen 7^5 acres (3>00 ha) irissen 409 " (16O ha) tulpen 201 " ( 80 ha) diversen (waaronder een

gering oppervlak hyacinten) 155 " ( 60 ha) in totaal 1510 acres (600 ha)

Vergeleken met het voorgaande jaar was het narcissen areaal met 2 acres en dat van irissen met *f8 acres toegenomen. De teelt van tulpen breidt niet uit en zal eerder achteruitgaan. Het-zelfde is het geval met de hyacinten.

De rentabiliteit van de irissenteelt kan zeer hoog liggen. De prijzen schommelen sterk, waardoor de resultaten van deze teelt onzeker zijn. Hoewel de rentabiliteit van de narcissen-teelt lager ligt, geven veel telers aan dit gewas de voorkeur, omdat de prijzen stabieler zijn.

De tulpencultuur is in Washington niet erg winstgevend en de telers zien er niet veel toekomst in. De kosten zijn te

hoog, terwijl de opbrengsten te laag zijn en de kwaliteit van de huiden veel te wensen overlaat. V/aarschijnlijk zijn de nu in gebruik zijnde rooi- en pelmachines voor tulpen niet geschikt.

De oppervlakten beteeld met bloembollen mogen niet verge-leken worden met dezelfde oppervlakten in Nederland. De teelt gebeurt zeer extensief, de regelafstand (bij ruggenteelt) is 0,95 - 1,00 m, terwijl er evenveel of minder plantgoed per

strekkende meter gebruikt wordt. Hierdoor zal men om te kunnen vergelijken met beteelde oppervlakten in Nederland, de arealen in Washington ongeveer moeten halveren.

De bloembollenteelt wordt uitgeoefend op vrij grote bedrij-ven waar de bloembollen ongeveer 25% van het beteelde oppervlak innemen met een gemiddelde oppervlakte van 100 - 150 acres. Er zijn echter ook bedrijven met ongeveer 10 acres bloembollen, terwijl de grootste teler ongeveer 250 acres bloembollen op zijn

(44)

27

-bedrijf heeft. Als andere teelten treft men op de bedrijven aan: spinazie- en bietenzaad, sweet corn, koolrapen en erwten (ook voor de conservenindustrie).

10.2. Grondsoort en klimaat

De grond is een vrij zware zavelgrond, die goed poreus is en van een losse structuur waardoor machinaal oogsten geen bij-zondere problemen oproept. Soms is hij wat slempgevoelig, waar-door na regen plassen kunnen ontstaan. De grond tussen de regels waarop de bollen geplant zijn, moet in het voorjaar losgemaakt worden.

Het klimaat verschilt niet veel van dat in Nederland. Het voorjaar is vroeger en zachter, terwijl het in de zomer wat warmer kan zijn dan bij ons. De bollen worden ïk dagen tot 1 maand eerder gerooid. Ook het planten gebeurt vroeger dan in Holland; irissen worden al geplant eind augustus, bij ons begint men pas half oktober. Het winterklimaat is zo zacht dat de irissen niet tegen vorst afgedekt behoeven te worden.

10.3. Teeltwijze

Alle bloembollen worden op ruggen geteeld op een onderlinge afstand van 0,95- 1,00 m. De bollen in de rug liggen ongeveer

op niveau van de grond tussen de ruggen.

In het gebied van Mount Vernon plant men tulpen na erwten (waarvan de wortels ondergeploegd zijn) of na raaigras. In de Puyallup Valley plant men iedere 3 jaar een groenbemester, die gevolgd wordt door tulpen. Wanneer de narcissen veel kunstmest gekregen hebben, dan worden er tulpen na geplant op hetzelfde stuk.

Uiteraard worden alle bollen machinaal geplant, meestal met ^-rijige machines, die met een regelafstand van een meter gigan-tische afmetingen hebben. In vele gevallen wordt op de plantma-chine een kunstmestdoseringsapparaat gebruikt, dat de kunstmest ongeveer 5 cm onder de bol brengt.

Vele bollentelers hebben voor onkruidbestrijding een eigen recept. De najaarsbespuitingen worden per vliegtuig gegeven, in het voorjaar gebruikt men een landmachine.

Het algemene onkruidbestrijdingsadvies is: herfstbespuiting met 17 1 DNOC of DNBP + 11,5 1 chloor IPC per ha,

voorjaarbespui-ting: 5,5 1 chloor IPC per ha.

Vrij algemeen worden ook de middelen Diuron en Monuron

(45)

--

28

-bruikt in de volgende dosering: vóór opkomst, op narcissen en irissen 3,6 kg Diuron actief per ha, voor tulpen is dit 2,7 kg actief per ha; na opkomst worden irissen en narcissen vaak ge-spoten met 1,1^ kg actief Monuron per ha, wat dan met chloor IPC gemengd wordt. De zeer hoge doseringen van de onkruidbestrij-dingsmiddelen kunnen toegepast worden, omdat de teelt op zware grond en op ruggen toegepast wordt.

Het oogsten geschiedt met zeer grote machines, die één re-gel tere-gelijk rooien. Evenals de plantmachines zijn het als rere-gel rooiers die de telers zelf bouwen. Ze zijn zwaar en lomp gecon-strueerd, de bewegende delen zijn onvoldoende beschermd. Het principe is vrij simpel, een soort cirkelmaaier maait het loof af en slingert een laagje grond boven de bollen weg. Daarachter schuift een trillende lichter onder de bollen waarna ze op een opvoerzeef komen, waar de grond uitgeschud wordt. Vervolgens komen de bollen op een lopende band. Hier worden kluiten en stenen met de hand verwijderd, waarna de bollen in kisten worden opgevangen.

Narcissen en irissen worden machinaal schoongemaakt. De bollen komen op een opvoerende noppenband, in tegengestelde richting loopt een band met borstels, dit soms in combinatie

met schuimrubberrollen, die met ongelijke snelheid tegen elkaar indraaien. Op deze manier worden de bollen van overtollige vel-len en vuil ontdaan.

De in Washington in gebruik zijnde machines lenen zich on-getwijfeld minder goed voor de teelt van tulpen, daar de kansen op beschadiging te groot zijn. Dit gevaar is des te groter om-dat de huid van de daar geteelde bollen veel minder van kwali-teit is dan die van het Nederlandse produkt. Het ziet er dan ook niet naar uit dat de teelt van tulpen, mede door deze moei-lijkheden, een grote vlucht zal nemen.

Voor het sorteren van bloembollen worden vaak Hollandse sorteermachines gebruikt. De bewaarruimten zijn primitief en dragen vaak een provisorisch karakter. Als fust worden hier kis-ten of draadbakken gebruikt.

Narcissen en irissen krijgen de warmwaterbehandeling vaak in grote betonnen bakken. De bollen worden op een laadbord ge-laden, dat men in het water laat zakken. De verwarming gebeurt met gas of stoom, soms is een eenvoudig roerwerk in de ketel aan-gebracht. Over de mogelijkheid om de enorme bakken (soms tot een inhoud van 10 ton bollen! ) goed op temperatuur te houden kon geen

(46)

29

-oordeel gevormd worden.

Twee planteziekten die moeilijkheden kunnen veroorzaken zijn het bolrot in narcissen en het zuur in tulpen, beide door

rassen van Fusariumoxysporum veroorzaakt.

Zo worden narcissen 7-10 dagen na het rooien (de bollen mogen niet of nog niet droog zijn) gedoopt in kwikhoudende ont-smettingsmiddelen, waarvoor men bij voorkeur Mersolite of Elcide gebruikt, Panogen zou meer beschadiging van de bollen en minder bestrijding van de ziekte geven. Voor narcissen wordt een con-centratie van het kwikbad van 0,25% geadviseerd, voor irissen en tulpen is dit resp. 0,21 en 0,18%, de dompeltijd is 15 minuten; voor zwaar aangetaste partijen wordt zowel een dompeling kort na het rooien als éln vlak v66r het planten aanbevolen. De ontsmet-ting kort na de oogst zou het grootste effect hebben.

De afzet van de bloembollen is weinig georganiseerd, iedere teler tracht zijn eigen bollen te verkopen. Sinds kort bestaat er echter een afzetcoöperatie, waarbij een klein aantal telers zich aangesloten heeft.

De telers hebben zich verenigd in de Western Washington Bulbgrowers Association, die de belangen van de leden behartigt, o.m. door geld uit heffingen op koop en verkoop te besteden aan onderzoek en reclame.

10.k. Het Western Washington Experiment Station te Puyallup Dit experiment station, eveneens een onderdeel van de

Washington State University, bestudeert verschillende problemen samenhangend met de teelt van land- en tuinbouwgewassen in

West "Washington. Op tuinbouwkundig gebied zijn dit o.m. sierge-wassen, groenten- en grasteelt (voor de aanleg van gazons). Bloem-bollen namen daaronder een belangrijke plaats in; de laatste paar

jaar zijn zij evenwel door andere gewassen die veel aandacht vra-gen enigszins verdronvra-gen.

Dr. D.F. Allmendinger, de superintendant van het experiment station, is tevens verantwoordelijk voor de coördinatie van het landbouwkundig onderzoek dat in Washington plaats vindt. De bij-dragen van de praktijk in het onderzoek omvatten 50% van de to-tale kosten. Het overige deel van de lasten wordt grotendeels gedragen door de staat en de federale regering, terwijl.ook de chemische industrie een klein deel voor zijn rekening neemt. Op bloembollengebied draagt de praktijk bij via de Washington State Bulb Commission, een instelling die waarschijnlijk enigszins

Referenties

GERELATEERDE DOCUMENTEN

Door de combinatie van kennis en vaardigheden en het gebruiken en combineren van standaardprocedures en -methodes is ze in staat om de persoonlijke zorg en begeleiding zoveel

Dat deze bijdrage zich concentreert op de negentiende en twintigste eeuw is – gezien de expertise van de auteur – niet vreemd en levert een mooi beeld van vermaak, maar laat buiten

Het surplus dat door het gemaal wordt uitgeslagen is de som van het slootdebiet met de hoeveel- heid neerslag, die rechtstreeks in de sloten wordt opgevangen en de hoeveelheid

Het moet dus altijd bekend zijn welke soorten worden uitgezet en of aan de eisen die deze soorten stellen aan de beek voldaan is; het lukraak overzetten van bijvoorbeeld 5-m

grof uitgroeien van de vruchten van de onderste trossen) hetwelk een normaal verschijnsel is bij Ailsa Craig-typen in stookwaren- huizen, anderzijds kunnen de vruchten aan de

koninklijk besluit van 20 juni 2005 tot vaststelling van de criteria en de regels voor de selectie van de erkende kinesitherapeuten die het recht bekomen om

Following the quantification step of the methodology for the case studies results in the measurement of the different energy carrier types and sources as well as

De Algemene Unie van Verpleegkundigen van België (AUVB-UGIB-AKVB) is de koepelorganisatie van 46 beroepsorganisaties voor verpleegkundigen. Wij vertegenwoordigen het