• No results found

Bewaarproeven met voederbieten (serie 430) 1952/1953 t/m 1954/1955

N/A
N/A
Protected

Academic year: 2021

Share "Bewaarproeven met voederbieten (serie 430) 1952/1953 t/m 1954/1955"

Copied!
7
0
0

Bezig met laden.... (Bekijk nu de volledige tekst)

Hele tekst

(1)

CENTRAAL INSTITUUT VOOR LANDBOUWKUNDIG ONDERZOEK WAGENINGEN

Gestencilde Verslagen van Interprovinciale Proeven Nr 52 (1955)

BEWAARPROEVEN MET VOEDERBIETEN (Serie 430) 1952/1953 T/M 1954/1955

(2)

1

-INLEIDING

In de bewaarseizoenen 1952/1953, 1953/1954 en 1954/1955 werden interprovinciaal bewaarproeven genomen met voederbieten. Het doel was na te gaan hoe op eenvoudige wijze het optreden van rot in voederbieten-kuilen is tegen te gaan en welke praktische.bezwaren bij de verschil-lende bewaarmethoden optreden.

Drie kuilmethoden werden vergeleken, nl.s 1. Z.g. normale praktijkkuil,

2. Kuil als 1, doch grond tussen de bieten gestrooid,

3. Kuil als 1, doch de bieten behandeld met Conserbeta, dit is een conserverend en spruitremmend middel met als werkzame stof

tetrachloornitrobenzeen, waaraan een insecticide is toegevoegd, om de luizen in de kuil te doden. Het middel wordt als poeder over de bieten gestrooid, 3 kg per ton bieten.

Om de proefkuilen voldoende op de praktijk te doen aansluiten, werd de grootte op +_ 5 "ton gesteld. De kuilen werden op de grond

aangelegd met een breedte aan de voet van +_ 2.25 m en een hoogte van _+ 1.20 m. Direct na de aanleg werd afgedekt met een laag stro, waarop

aan de zijkanten voorlopig een dun laagje grond om het stro vast te houden. Later werd de grondlaag verzwaard en eerst bij strengere vorst werd ook de kop van de kuil dichtgemaakt. Tijdens de bewaring werden

verschillende waarnemingen verricht, zoals opnemen van de temperatuur, schatten van het voorkomen van luizen in de kuil en de mate van

sprui-ting en wortelvorming van de bieten.

Bij het uitkuilen werden de gezonde, de licht aangetaste, de zwaar aangetaste en de totaal gerotte bieten geteld. In het algemeen bleek de uitvoering van de proeven nogal moeilijkheden mee te brengen. In de winter 1952/1953 werden vier proeven aangelegd, die alle teloorgingen, hetzij door waterschade in het rampgebied, hetzij elders door vorst-schade. In de winters 1953/1954 en 1954/1955 werden meer proeven aange-legd en gingen slechts enkele proeven verloren. Van enkele proeven zijn de resultaten echter weinig betrouwbaar, door optreden van broei of

door vorstschade. Andere proeven zouden misschien meer sprekende cijfers gegeven hebben, wanneer de bieten langer bewaard hadden kunnen blijven. RESULTATEN

Het optreden van rot

In tabel 1 wordt een overzicht gegeven van de min of meer geslaagde proeven. Uit de opgegeven aantallen gezonde, licht aangetaste, zwaar aangetaste en totaal rotte bieten v/erd het rotverlies berekend door het

fo licht aangetaste bieten voor 10 tfo als gerot te beschouwen, het fo zwaar aangetaste voor 60 fo gerot en het % totaal rotte als geheel gerot. Zijn dus in een bepaald geval 70 i bieten gezond, 10 fo licht aangetast, 10 io zwaar aangetast en 10 i totaal gerot, dan is het rotverlies berekend op (O.l x 10 + 0.6 x 10 + 10) = 17 io. Weliswaar is dit cijfer niet

geheel zuiver, doch de ervaring heeft geleerd, dat het een behoorlijke benadering van het werkelijke rotverlies geeft. Bovendien bleek bij de verwerking der gegevens, dat de verschillen tussen de bewaarmethoden weinig beïnvloed ïrerden door bv. de licht aangetaste bieten voor 5 of voor 25 i als gerot te beschouwen. Terwille van een duidelijker

over-zicht is daarom in tabel 1 het rotverlies in één cijfer, nl. het i rot, aangegeven.

(3)

on CD IB <D <i CD rs B CD H-p. CD >r( H O (1) <! CD 3 m B P-fn (It! O CD O un CD t/1 M in U> O CD B H- P-P. CD W p. CD <! 3 (u K H1 CD Hi H O CD < CD B O CD H P-P. P> CD M P-CD < P B * =3 tu M o < j O CD tea O O S ! 4 o tu BS O t d O O H et-H - CD CD 4 •p» H V * l O o < c+- p . fi <+ H- S M B CD H 4 -M B 1= "^ o O — J ON - J o \ ^ n v-H H - p ^ w i ^ n CO U l - J O V r t . p * o n - p * r o H V > J - p * r o \ _ N O J r o r o o i r o w r o - p * - P * ^ > i W o P o H - 3 \-> CQ e P H-i s pr fi 3 on CD O o -p» - p . v j q U l U l U J M 3 U l CD p1 O W 1 VJ1 ?r t3 p. 4 M B V JI^IWIO 0 \ O O N O —3 U l PO U J 4=> U U \ û u i - > ] u i - j u i c o H N O c j \

E l

^ M CD O o M M h-J H OO OO OJ N J 1 - - Ü N J 1 O O O NJ1 ON NO M M M 1—' • l—' p » -P» N » O O O M M H h J O O O O C D N O N O r O H " M H O O O —J CD NO H» M M H H O O O O O M p » H H * p * p " H M O O O O O O O O H-1 M M H H M O O O O O O P - 4 H B + on FT O P - . P-II CD on 0 CD M O B FT O fi o o to 4 a FT ö-o (D B rt-CD ri-<i on 1 PJ M B O P -H L . . £ H , NJi CD CD VJ IO N W O O O - p . - J N J i - p . - t * . N * i N J l - p * . p * - pi- < ] r O [ -,0 0 N-Tl - p * - p * O -P-OOON Jl -p * ^l .p.0 N -p * —3 — j —-] —4 N J I N J I r o r o o P1 r o r o r o o o o o O O O O O O O O w B fi o H - I-i H B on FT O H -3 H &#-34; i r o S o O 5-o n CÛ p CD il i-d ra H riB H £ P -CD H - 3 m CD et- on W H H - C l H B o ö <; on P-H - CD C i . c l - CD Pb H - h-1 CD ES - H on - p * œ o \ u i o \ N > j r o o o - p > . - p * - p * N > i VN - | 3 >V MN >J -P * 0 0 0 0 FT P fi o. P. 4 w B o on c o c o N J I N J I o • £ * - £ > . O O C N N O O N N ^ I o o o o o — J — J - - J N J I N J I r o r o o o o o o o o o o o % g" O H -f i H p ^ _ _ _ tr o p- o H - Ci p1 Cfl w si o o tr CD n 4 CD S et- rt-ca CD ri^ CD W P -O CD <} B 4 4 CD <j 4 -B B on o on 4 co B o H - P-ö L i . jon HJ

(4)

y

-We zien in tabel 1, dat gemiddeld over alle proeven het rot-verlies in de normale kuilen vrijwel gelijk was aan dat in de met Conserbeta behandelde, ter\7ijl de bieten in de kuilen met grond aan-zienlijk meer gerot waren. De gemiddelde cijfers zijn echter in ern-stige mate vertroebeld door optreden van broei en vorstschade bij enkele proeven. Het gemiddeld vrij hoge rotverlies van de met Conser-beta behandelde kuilen is vrijwel uitsluitend het gevolg van ernstige vorstschade bij de proeven WB 2232 en 2233« Zoals uit de gemiddelde temperatuurcijfers blijkt, is de temperatuur in de met Gonserbeta behandelde kuilen gemiddeld lager geweest dan in de onbehandelde. Door het remmen van de spruiting is de warmte-ontwikkeling van met Conserbeta behandelde bieten blijkbaar kleiner. Bij talloze andere proeven

(l, 2, 3? 4) bleek dan ook, dat in met Conserbeta behandelde kuilen eerder vorstschade optreedt. Bij gebruik van Conserbeta dient men hiermee rekening te houden en iets zwaarder af te dekken.

Dat het gemiddelde cijfer voor rotverlies van de met grond

behandelde kuilen zo hoog is, wordt in hoofdzaak veroorzaakt door optre-den van broei bij NGr 1888 en 00 1543« Uit de temperatuurcijfers van

tabel 1 zien we dat gemiddeld de temperatuur in de met grond behandelde kuilen het hoogst is geweest. Wanneer bieten met grond worden gemengd, dient men er voor te zorgen, dat de holten tussen de bieten niet volle-dig met grond worden opgevuld, aangezien daardoor eerder broei kan optreden. Verder zal men de kuilen lichter moeten afdekken en de temperatuur geregeld controleren.

Interessant is WB 418. In het gewas te velde was een groot aan-tal bieten aangetast door violet wortelrot. Bij het inkuilen werden alle aangetaste bieten uitgezocht. Alleen de ogenschijnlijk gezonde bieten werden ingekuild. Bij het uitkuilen bleek, dat het violet wortel-rot zich in de normale kuil vrij sterk had uitgebreid, ondanks het

feit, dat bij het inkuilen de aangetaste bieten waren uitgezocht en verwijderd. Vrijwel alle door rot aangetaste bieten vertoonden violet wortelrot, dat echter zelden de gehele biet had aangetast. In de met grond behandelde kuil had het violet wortelrot zich geweldig uitgebreid en waren ook veel bieten volledig gerot, terwijl in de met Conserbeta behandelde kuil het violet wortelrot volledig tot staan was gebracht. Blijkbaar kan Conserbeta de uitbreiding van violet wortelrot in de kuil volledig remmen. Het ligt voor de hand de verklaring hiervan te zoeken in de meestal zeer oppervlakkige groei van de het violet

Y/ortelrot verwekkende schimmel Helicobasidium purpureum. Opvallend is, dat het uitzoeken van de aangetaste bieten bij het inkuilen zo weinig

resultaat heeft gehad. Blijkbaar worden bij visuele beoordeling de zeer lichte aantastingen over het hoofd gezien en is op deze wijze slechts een onvoldoende bestrijding mogelijk van violet wortelrot in de kuil. Wanneer bij het inkuilen blijkt, dat er violet wortelrot in de bieten voorkomt, dan zal men goed doen Gonserbeta toe te passen. Mengen met grond, waardoor de atmosfeer in de kuil vochtiger wordt gehouden, werkt daarentegen de ziekte in de hand.

In tabel 1 zijn tevens de gemiddelde rotverliezen weergegeven van de goed geslaagde proeven, aangegeven met x. We zien daaruit, dat

Conserbeta gemiddeld duidelijk rotwerend heeft gewerkt, terwijl ook door mengen met grond het rotverlies beperkt kan worden. Toch zijn de verschillen niet groot, hetgeen grotendeels moet worden toegeschreven aan het feit, dat vele proeven eigenlijk te vroeg zijn opgeruimd. Hadden de bieten langer bewaard.kunnen blijven, dan waren de verschillen misschien groter geweest, zoals o.a. blijkt uit STG-r 1887 en 00 1543« Ook uit vele andere proeven, o.a. van Ketelaar (l, 2), is wel gebleken, dat de verschillen vaak aanzienlijk groter kunnen zijn. Uit NG-r 1888 blijkt echter, dat het ook goed mogelijk is, dat zelfs bij zeer laat opruimen de onbehandelde kuil niet meer rot vertoont dan de met Conserbeta behandelde.

(5)

4

-(De kuil met grond was hier reeds in het najaar volledig verbroeid, ongetwijfeld mede doordat alle holten tussen de "bieten volledig met grond waren opgevuld en door het zware dek dat werd opgebracht.) De temperatuur, voorkomen van luizen, spruiting en wortelvorming

In tabel 1 zijn verder een aantal temperatuurwaarnemingen vermeld en schattingscijfers voor voorkomen van luizen (10 = geen, 1 = zeer

veel luizen), spruiting (10 = sterke, 0 = geen spruiting) en wortel-vorming (10 = sterke, 0 = geen wortelwortel-vorming).

We zien, dat gemiddeld de temperatuur van de kuilen met grond het hoogst en die van de met Conserbeta behandelde het laagst was. Dit

geldt ook voor de gemiddelde cijfers van de goed geslaagde kuilen. Verder blijkt, dat in de met Conserbeta behandelde kuilen nooit luizen werden aangetroffen, terwijl bij 6 van de 14 proeven wel luizen werden gevonden in de kuil met grond en in de normale kuil. Het sterkst was de luizenbezetting gemiddeld in de normale kuilen. Door mengen met grond wordt het milieu blijkbaar iets minder aangenaam voor luizen.

De spruiting en wortelvorming van de bieten was gemiddeld zeer gering in de met Conserbeta behandelde kuilen. Vaak werd een volledige spruitremming geconstateerd, doch niet altijd. Uit andere proeven (3, 4) is wel gebleken, dat de spruiting van zeer spruitlustige bieten niet altijd wordt voorkomen. Het is van belang dat het poeder mooi gelijkmatig door de kuil wordt verdeeld. Verder is het waarschijnlijk ge?renst, dat de bieten zonder veel aanhangende grond Yrorden ingekuild, aangezien de grond als adsorbens van de werkzame stof, tetrachloor-nitrobenzeen, kan optreden en daardoor de werking kan verzvrakken. Ook bij zeer zorgvuldig werken wordt de spruiting echter niet volledig geremd van bieten die met het loof zijn ingekuild of waarvan alleen het loof is afgedraaid. Dergelijke bieten waren echter wel zeer goed houd-baar.

In de normale kuilen en in de kuilen met grond was de spruiting en wortelvorming gemiddeld vrij sterk. Door mengen met grond werd

vooral de wortelvorming sterk bevorderd. Een belangrijk bezwaar hiervan is, dat zeer veel grond aan de bieten blijft kleven. Het noodzakelijke schoonmaken vóór het voederen wordt daardoor zeer tijdrovend. Om deze reden zal mengen met grond wel geen ingang vinden in de praktijk, al zijn de bieten meestal mooi gaaf en hard..Door de bieten niet met zwarte grond van de bouYirvoor, doch met wit of rood zand te mengen, zou dit bezwaar grotendeels voorkomen kunnen worden en blijven de kuilen ook beter koel. Mengen met wit of rood zand zal echter slechts voor weinig boeren uitvoerbaar zijn.

De met Conserbeta behandelde bieten kwamen in het algemeen (echter niet altijd, ÏÏG-r 1888) zeer schoon en fris uit de kuil. Ze behoeven

niet schoongemaakt te worden voor het voeren, hetgeen door de praktijk in hoge mate wordt gewaardeerd. In éên geval (ZL l6ll) werd gerappor-teerd, dat de koeien dunne mest produceerden na het voeren van de met Conserbeta behandelde bieten. In het algemeen v/as de praktijk echter zeer tevreden over de resultaten van behandelen met Conserbeta.

Afhankelijk van het fo tarra bij inkuilen kwamen de bieten uit de normale kuilen min of meer schoon te voorschijn. Meestal is door de warmte-ontwikkeling in de kuil de aanhangende grond opgedroogd en daardoor vrij gemakkelijk te verwijderen. Er trad echter duidelijk meer rot op dan in de kuilen met Conserbeta of met grond. Bovendien zien

de nog gezonde bieten er vaak minder fris en gaaf uit.

Ten slotte zij opgemerkt, dat uit de vermelde proeven moeilijk kan worden geconcludeerd in hoeverre toepassing van Conserbeta rendabel is.

(6)

5

-Wanneer men de kosten van de behandeling stelt op ƒ 3«- Pe^ ^on M e t e n

en de prijs van de "bieten op ƒ 25.- per ton, dan zal globaal genomen door behandeling met Conserbeta het rotverlies met minstens -r~ = 12 % verminâarà moeten worden. Dit zal in het algemeen alleen het geval kunnen zijn hij bieten die lang bewaard worden. Men zal dus

alleen de bieten bestemd voor voedering (of verwerking in Hardeland-kuilen) na 1 maart met voordeel kunnen behandelen. Een belangrijk nevenvoordeel van Conserbeta is, dat de bieten schoon uit de kuil komen. Het is echter moeilijk dit voordeel in geld uit te drukken, aangezien meestal de bieten uit een normale praktijkkuil ook zonder extra

schoonmaken kunnen worden vervoederd. Het gebruik van een bietensnij-machine met vóórreiniging is dan echter wel gewenst,

Uit andere proeven zal nog moeten blijken in hoeverre de spruit-remming en luisdoding van belang zijn in verband met de verliezen.aan voederwaarde van de bieten en de bestrijding van vergelingsziekte. SAMENVATTING

1. In de interprovinciale serie 430 werden drie kuilmethoden van bieten vergeleken, nl.s

a. zg. praktijkkuil,

b. kuil, waarbij grond tussen de bieten werd gestrooid, c. toepassen van Conserbeta.

2. Uit een aantal vrij goed geslaagde proeven bleek, dat het rotverlies duidelijk verminderd werd door toepassen van Conserbeta of door mengen met grond.

3. Uit een aantal door vorstschade of broei minder geslaagde proeven bleek, dat door mengen met grond de kans op broei wordt vergroot, terwijl met Conserbeta behandelde bieten eerder bevriezen. Bij het afdekken van de kuilen zal men hiermee rekening dienen te houden. 4. De methode van bieten inkuilen, gemengd met grond,moet voor de

praktijk ongeschikt worden geacht, ondanks het feit, dat in bepaalde gevallen een duidelijke vermindering van het rotverlies kan worden verkregen. De nadelen zijn:

av gemiddeld hogere temperatuur en meer kans op broei,

b. bij door violet wortelrot aangetaste bieten sterke uitbreiding van dit rot in de kuil,

c. sterke spruiting en wortelvorming, waardoor de bieten zeer moeilijk aijn schoon te maken.

Wanneer de boer gemakkelijk wit of rood zand kan gebruiken, kunnen deze nadelen grotendeels worden opgeheven.

5« De voordelen van behandeling met Conserbeta zijns

a. in de meeste gevallen duidelijke vermindering van het rotverlies, b. uitbreiding van violet wortelrot in de kuil wordt volledig

voorkomen,

c» sterke onderdrukking van spruiting en wortelvorming, waardoor de bieten zeer schoon uit de kuil komens, dit geeft soms een

belangrijke arbeidsbesparing bij het voederen,

d. mogelijk is de spruitremming en luisdoding ook van belang in verband met de verliezen aan voederwaarde van de bieten en het optreden van vergelingsziekte.

(7)

6 -LITERATUUR 1. KETELAAR, L. 2. KETELAAR, L. 3- EVERTS, P.H.J. 4. EVERTS, P.H.J,

Be?/aarproeven met voederbieten; Verslagen en mededelingen van het Rijkslandbouwconsulent-schap Westelijk Drenthe 1954;. P- 43

Hoe moeten voederbieten bewaard worden?; Drents Landbouwblad (editie tan De Landbode),

jg 35, nr 41 (21 October 1954)i p. 15 De proef met Conserbeta in

Zeeuwsch-Vlaanderen I; Zeeuwsch Landbouwblad, jg 43? nr 2275 (28 Mei 1955), p. 389

: De proef met Conserbeta in

Zeeuwsch-Vlaanderen II; Zeeuwsch Landbouwblad, jg 43» nr 2277 (4 Juni 1955), P- 403

5. Proef met Conserbeta in Zeeuwsch-Vlaanderen 1953/1954? V.CS.-Bode, jg 8, nr 3 (l Maart 1955), p. 55-58

6. Bewaringsproef van voederbieten; Proefveldverslag Rijkslandbouw-consulentschap Zevenbergen 1953> P« 89 7. STENVERS, N.

8. BAKERMMS, W.A.P.

De bestrijding van kuilrot en het voorkomen van vergelingsziekte in bieten; Landbouw-voorlichting, jg 12, nr 8 (Augustus 1955), p. 376

Bewaarproeven met voederbieten met en zonder Conserbeta in 1954/19555 Gestencilde

Mededelingen C.I.L.O., jg 1955,- nr 14

S 2265 230 ex.

Referenties

GERELATEERDE DOCUMENTEN

De conclusie van deze speurtocht moet dan ook luiden dat de door Warnkoenig in het Chronicon comitum Flandrensium opgenomen tekst over Ingelram die heerste over Vlaanderen,

Hoewel Faber zijn auteurs aardig in de hand heeft weten te houden, sluipen er natuurlijk toch kleine oneffenheden in, maar de kwaliteit van het geheel is zeer hoog.. De

Deze bundels bevatten de discussiestukken van de conferenties, georganiseerd door historici van de universiteiten van Cambridge, Yogjakarta, Delhi en Leiden en die tot doel hebben,

Hierbij is niet alleen aandacht voor fysieke ingrepen (de ruimtelijke verschijningsvorm), maar vooral voor de inwerking ervan op andere maatschappelijke facetten:

Guillain-Barre Syndrome outbreak associated with Zika virus infection in French Polynesia: a case-control study. Annals of Clinical and Translational Neurology published by

ven, kunnen we niet simpelweg die twee narratio's met de Franse Revolutie zelf vergelijken om te zien welke van beide de juiste is. Kortom, de narratieve ge- schiedschrijving heeft

Zeer recent heeft een onlangs afgestudeerd historicus uit Nijmegen deze retrogressieve methode met succes kunnen toepassen bij zijn onderzoek naar heerlijkheden en laathoven

De Gemeente verlicht deze lasten door zo veel als mogelijk gebruik te maken van uniforme documenten, die eraan bijdragen dat Ondernemers weten waar ze aan toe zijn en niet steeds