v a k b l a d N A T U U R B E H E E R
90
Tot nu toe werd de jaarlijkse berichtge-ving over de insectenplagen op uitste-kende wijze verzorgd door het Nederlands Bosbouwtijdschrift. Aan deze jarenlange traditie is nu een eind gekomen. Gekozen is voor publicatie in het Vakblad Natuurbeheer omdat daar-mee een bredere lezersgroep en een betere voorlichting kan worden be-reikt.
Eikensterfte en eikenprachtkever
Uit de praktijk komen nog steeds berichten over een plaatselijk overmati-ge eikensterfte. De oorzaak van de sterf-te lijkt nogal complex sterf-te zijn. In ieder geval hebben de extreem zware plagen van de wintervlinders en de eikenblad-roller in 1996 en 1997 voor een ver-zwakking van de bomen gezorgd. Daarnaast hebben we sinds enkele jaren te maken met het nieuwe fenomeen dat de tweestippige eikenprachtkever, Agrilus biguttatus, verzwakte bomen kan aantasten. De larven maken gangen onder de bast waardoor de bomen geringd worden en doodgaan (zie Bosbouwvoorlichting 1998, 2: 34-38). De larven overwinteren een of tweemaal voordat ze volwassen zijn. De overwin-tering vindt plaats in een nauwe holte in de bast.
Zelfs zwaar aangetaste eiken die om boshygiënische redenen uit een
opstand verwijderd zijn, kunnen elders alsnog populaties kevers opleveren. Zo zijn er wel eens volwassen eikenpracht-kevers in huiskamers gezien. Deze waren afkomstig uit gekloofd eiken-hout dat voor de open haard bestemd was!
In 1999 is een onderzoek gestart om vast te stellen waar en in welke mate eikensterfte optreedt. In een aselecte steekproef zijn ongeveer 120 eikenop-standen onderzocht. Een eerste conclu-sie is dat de recente sterfte gemiddeld
slechts 1% bedraagt, maar dat er ook opstanden zijn met een recente sterfte van 4-10%. Verder bleek dat in bomen die al langer dood waren weinig uit-vlieggaatjes van de eikenprachtkever te zien zijn. Daarentegen bevatte de helft van de bomen die recent zijn doodge-gaan, de uitvlieggaatjes. Dat betekent dat we inderdaad met een nieuw feno-meen te maken hebben. De resultaten van het onderzoek zullen te zijner tijd uitgebreid in dit blad worden gepubli-ceerd.
Zeldzame bladwespen massaal op Friese elzen
In Friesland werden op verschillende plaatsen opvallende aantastingen op elzen waargenomen. In de bladeren zaten vele onregelmatige gaten tussen de nerven. Aan de onderzijde van de bladeren zaten extreem platte, pisse-bedachtige larven. De lichtgroene lar-ven, die zich stevig aan het blad vast-klampten, werden gedetermineerd als de bladwesp Platycampus luridiventris. De larven vreten van juli tot oktober waarbij ze een maximale lengte van 10-12 mm bereiken. Het volgende voorjaar verschijnen de vliesvleugelige, zwarte volwassen bladwespen. Sinds het begin van de monitoring in 1946 is in Nederland nog nooit een aantastingen van dit insect gemeld.
nr. 6 - 2000
Insectenplagen 1999:
I N S E C T E N O P B O M E N E N
S T R U I K E N I N B O S S E N E N
L A N D S C H A P P E L I J K G R O E N
L.G. MoraalAl sinds 1946 monitoren onderzoekers, met behulp van een netwerk van vrij-willige waarnemers, insectenplagen op bomen en struiken. Juist door hun opvallende aanwezigheid zijn plaaginsecten als bio-indicatoren te gebruiken voor milieufactoren als verdroging, luchtverontreiniging en klimaatverande-ring. Insectenplagen hebben natuurlijk een effect op de gezondheidstoestand van bomen en daarom houden we met de monitoring een vinger aan de pols bij het signaleren van beheersproblemen en het optreden van nieuwe plagen. Enkele opvallende ontwikkelingen in 1999 betroffen: verontrustende eiken-sterfte, nog steeds eikenprocessierups en zeldzame bladwespen massaal op els. Verder is er een nieuwe exoot: de paardenkastanjemineermot.
De vrij zeldzame bladwesp Platycampus luridiventris, werd massaal in Friesland waar-genomen. Foto: A. van Frankenhuyzen.
v a k b l a d N A T U U R B E H E E R
91 Paardenkastanjemineermot nieuw
in Nederland
We zijn sinds kort weer een exoot ‘rij-ker’. Het gaat om de paardenkastanjemi-neermot, Cameraria ohridella. De soort breidt zich sinds haar ontdekking, in 1985 in Macedonië, gestaag uit in Mid-den-Europa. De larven maken blaasachti-ge mijnen in het blad waardoor er lichte plekken ontstaan die later bruin worden. Er kunnen meerdere generaties per jaar optreden waardoor het blad zo sterk wordt aangetast dat er vervroegde blad-val kan optreden. In Nederland zijn de aantastingen vooral in straatbeplantin-gen aangetroffen. Er was echter ook een waarneming van een aangetaste boom in een laan tussen de Kromme Rijn en ligweiden in het Landgoed Amelisweerd. Dit betekent dat het insect de wat hoge-re ‘stadse’ temperatuhoge-ren niet nodig heeft en dus ook kan voorkomen in het landelijk gebied. De kolonisatie van Nederland is nog maar net begonnen en uw waarnemingen over aantastingen zijn van harte welkom (zie oproep).
Zware vreterij in meidoorn door vruchtboombladwesp
Een waarnemer schreef: “Vrijwel alle meidoorns in het Utrechtse deel van de Gelderse Vallei zijn zwaar aangevreten”. Het ging hier om de vruchtboomblad-wesp, Caliroa cerasi. De slijmerige zwartglimmende larven van deze blad-wesp zien er sprekend uit als kleine naaktslakjes. Ze zitten aan de bovenzij-de van het blad en bevreten bovenzij-de epibovenzij-der- epider-mis waarbij het blad volledig kan ver-dorren. De volwassen larven bereiken een lengte van 8-10 mm. Ze verpoppen in de grond. In een jaar tijd kunnen er twee tot drie generaties optreden waar-door er gedurende de hele zomer en de vroege herfst vraat kan plaatsvinden. Zware aantastingen resulteren in een vervroegde bladval en een slechte groei. De larven kunnen ook bij Sorbus en Prunus-soorten voorkomen.
Eikenprocessierups nog steeds aanwezig
De populatie van de eikenprocessierups, Thaumetopoea processionea, bereikte
in 1996 z’n hoogtepunt en veroorzaakte toen een ware plaag. Een jaar later kwam de instorting. Verwacht werd dat het insect wel weer voor lange tijd uit Nederland zou verdwijnen. De soort is hier immers niet inheems maar hoort thuis in Oost- en Zuid-Europa. In 1999, het negende jaar van de plaag, werden er in Noord-Brabant en Limburg lichte aantastingen in 20 uurhokken gemeld. Het lijkt er steeds meer op dat de soort zich voorgoed in ons land gaat vestigen. Met de jaarlijkse monitoring wordt de ontwikkeling op de voet gevolgd.
Ontwikkeling schadelijke bastkevers
Elk jaar belichten we kort de populaties van de bastkevers waarop de
“Verordeningen Bosschap” van toepas-sing zijn.
䢇 Letterzetter, Ips typographus: Lage Vuursche, zware aantasting in 5 are bomen van 40 jaar;
Kempkesberg, lichte aantasting in bomen van 66 jaar;
Hardenberg, lichte aantasting in bomen van 60 jaar.
In de boswachterijen Hooghalen en
v a k b l a d N A T U U R B E H E E R
92
Grollo werden weer feromoonvallen gebruikt om de populatie-ontwikkeling te volgen. Hier werden respectievelijk 31.000 en 8.000 kevers gevangen.
䢇 Dennenscheerder, Tomicus piniper-da: geen meldingen.
䢇 Lariksbastkever, Ips cembra: geen meldingen.
䢇 Grote sparrenbastkever, Dendroctonus micans:
Diepenheim, lichte aantasting in 0,6 ha Picea abies van 25 jaar;
Groningen, lichte aantastingen in de beplanting van een begraafplaats met 70 jaar oude Picea pungens.
Oproep waarnemers insectenplagen
Alterra wil het netwerk van waarnemers uitbreiden. Beheerders en andere belangstellenden die hieraan willen meewerken, zijn van harte welkom. U
kunt zich aanmelden bij de auteur Leen Moraal, Alterra. Tel. 0317-477881, e-mail l.g.moraal@alterra.wag-ur.nl). Na aan-melding krijgt u een informatiepakketje toegestuurd. Alterra staat de waarne-mers bij. Ze kunnen bij twijfel insecten ter determinatie inzenden.
L. Moraal is als entomoloog werkzaam bij Alterra.
nr. 6 - 2000
Vrijwel alle meidoorns in de Gelderse Vallei waren zwaar aan-gevreten door de slak-achtige larven van de vruchtboomblad-wesp. Foto: Alterra.
Rupsen van de eikenprocessierups. Foto: L.G. Moraal.
De exotische paardenkastanjemineermot heeft zich sinds kort in Nederland gevestigd. De larven maken gangen in het blad waardoor verbruining en vervroegde bladval optreedt. Foto: L.G. Moraal.