• No results found

Audit kwaliteit door de proxy earnings : een analyse of earnings een juiste proxy is om audit kwaliteit te meten

N/A
N/A
Protected

Academic year: 2021

Share "Audit kwaliteit door de proxy earnings : een analyse of earnings een juiste proxy is om audit kwaliteit te meten"

Copied!
31
0
0

Bezig met laden.... (Bekijk nu de volledige tekst)

Hele tekst

(1)

Audit kwaliteit door de proxy earnings

Een analyse of earnings een juiste proxy is om audit kwaliteit te meten

M.W. Blokdijk

10214534

30 Juni 2014, V1

BSc Accountancy and Control

University of Amsterdam or Amsterdam Business School

Scriptiebegeleider: dhr. J.J. (Jan) Schipper RA

(2)

Abstract

In de bestaande literatuur is al veel onderzoek gedaan naar de effecten van de invoering van verplichte accountantsrotatie. De verplichting moet de audit kwaliteit verbeteren. In deze scriptie wordt onderzocht in hoeverre de proxy earnings een goede methode is om de verandering in audit kwaliteit te meten. Dit wordt gedaan door twee deelvragen te beantwoorden. In de eerste deelvraag wordt gekeken of er in een regime van verplichte accountantsrotatie meer sprake is van earnings management of dit het geval is in een regime van vrijwillige accountantsrotatie. In de tweede deelvraag wordt gekeken of de onderzoeken rekening houden met andere factoren die van invloed zijn op de earnings kwaliteit.

De onderzoeken die de audit kwaliteit meten door de proxy earnings worden vergeleken met de complete literatuur over de invoering van verplichte accountantsrotatie. Daaruit kan geconcludeerd worden dat de onderzoeken met de proxy earnings tot dezelfde conclusie komen als de complete literatuur. Waaruit geconcludeerd kan worden dat de proxy een juiste manier is om audit kwaliteit te meten. Echter moet er in vervolg onderzoeken rekening gehouden worden met meerdere factoren die invloed kunnen hebben op de earnings kwaliteit.

(3)

Inhoudsopgave

Abstract p.2 Inhoudsopgave p.3 1. Inleiding p.4 2. Theoretisch kader p.6 2.1 Verplichte accountantsrotatie p.6 2.1.1 Voordelen accountantsrotatie p.6 2.1.2 Nadelen accountantsrotatie p.7

2.2 Wat is earnings management p.7

2.2.1 Earnings management effect op audit kwaliteit p.8

2.3 Het Jones Model p.9

2.3.1 Het modified Jones model p.10

2.3.2 Het cross-sectional Jones model p.11 2.4 Conservatisme in de gerapporteerde earnings p.11

3. Methode p.12

3.1 Data selectie p.12

3.2 Onderzoeksmethode 1 p.12

3.3 Onderzoeksmethode 2 p.12

4. Data p.13

4.1 Hackenbrack & Hogan p.13

4.2 Myers, Myers & Omer p.13

4.3 Hamilton, Ruddock, Stokes & Taylor p.14

4.4 Ghosh & Moon p.14

4.5 Nagy p.14

4.6 Jenkins & Velury p.15

4.7 Chen, Lin & Lin p.16

4.8 Jackson, Moldrich & Roebuck p,16

4.9 Li p.16

5. Analyse p.18

5.1 Analyse 1 p.18

5.1.1 Vervolg onderzoek p.20

5.2 Analyse 2 p.21

5.2.1 Overwegingen om earnings kwaliteit te beoordelen p.21 5.2.2 Beoordeling huidige onderzoeken p.22

5.2.3 Resultaat analyse p.22 6. Conclusie p.24 7. Literatuurverantwoording p.26 8. Bibliografie p.27 9. Appendix p.29 3

(4)

1.Inleiding

25 Juli 2002, De aandelenprijzen op de Amerikaanse beursen zijn in 30 maanden gedaald met 40 procent. Financiële schandalen en faillissementen van grote bedrijven als Enron, Worldcom en Xerox volgen elkaar snel op. Accounting restatements, grote correcties in de gepubliceerde financiën, waren nodig. De Amerikaanse overheid moest met een reactie komen om het vertrouwen van investeerders terug te winnen (Coates, 2007, p. 91).

Hiervoor werd de Sarbanes-Oxley act van 2002 (SOX 2002) ingevoerd, met als doel het accounting systeem voor Amerikaanse beursgenoteerde bedrijven te repareren. Eén van de regels die bij de invoering van SOX hoort, is accountantsrotatie, dit houdt in dat er om de 5 jaar een verplichte rotatie van accountantspartner moet plaatsvinden (Coates, 2007, p. 105).

In Europa laaide de discussie over de rol van de account weer op in 2009, nadat het House of Commons Treasury Committee stelt dat de accountants de taken die ze geacht zijn uit te voeren wel hebben uitgevoerd. Maar de kredietcrisis vond toch plaats. Met dat in gedachte vroegen zij zich af wat de relevantie van de accountants functie is. Deze gedachte wordt gesteund door de vraag: hoe grote financiële instituties kunnen instorten zo snel nadat ze goedgekeurd zijn door een accountant. Dit stimuleerde het idee dat de audit niet bestand is tegen de turbulente tijden van een financiële crisis. (Humphrey e.a., 2011, p. 432).

Daaropvolgend kwam Michel Barnier met het groenboek, om de discussie in europa te creëren over de rol van de accountant. In het groenboek stond onder andere dat het hebben van een vaste accountant veranderd zou moeten worden. Daarnaast werd er in het groenboek ook gezegd dat door invoering van verplichte accountantsrotatie de

onafhankelijkheid van de accountant kan worden verbeterd (Humphrey e.a., 2011. p. 432). Voorstanders van accountantsrotatie stellen dat het ervoor zorgt dat accountants geen band opbouwen met de managers van de cliënt en zo verbetert het de

onafhankelijkheid van de accountant. De cliënt zorgt zo voor inkomsten en die inkomsten wil een kantoor niet kwijt (Jackson, 2008, pp. 421-422).

Daarnaast zullen wanneer de klant een nieuwe accountant zoekt de geïnteresseerde bedrijven moeten tenderen om de cliënt te krijgen. Om de tender te winnen zullen

accountantskantoren zich moeten differentiëren van elkaar op het gebied van service. Dit moet de kwaliteit van de audit verbeteren (Jackson, 2008, 421-422).

Ook is uit experimenteel onderzoek van Dopuch e.a. gebleken dat accountants minder bereid zijn om slechte rapporten uit te geven als er sprake is van verplichte kantoorrotatie (2001, p.116).

(5)

Tegenover deze argumenten stellen de tegenstanders van verplichte

accountantsrotatie dat marktwerking in de accountantsmarkt voor genoeg stimulans zorgt. Accountants willen de reputatie van het kantoor beschermen, dit zorgt voor voldoende

onafhankelijkheid en een goede kwaliteit. De relatie tussen audits van hoge kwaliteit en meer verdiensten is ook positief gecorreleerd. Daarnaast zal een schandaal voor minder cliënten zorgen en de toekomstige verdiensten van een kantoor verlagen. Dus stelt Ruiz-Bardadillo dat de marktwerking genoeg motiveert (2009, p.117).

Daarnaast is er sprake van verlies van kennis wanneer een kantoor verplicht weg moet bij zijn cliënt waar hij al jaren kennis bij heeft opgedaan. Uit onderzoek is gebleken dat accountants een significante leercurve hebben en de meeste opgedane kennis

cliëntspecifiek is. Waardoor de meeste audit fouten worden gemaakt in de eerste jaren van de relatie tussen accountant en cliënt (Jackson, 2008, p. 422).

Accountantsrotatie is in de bestaande literatuur al vaak onderzocht, voornamelijk op het gebied van onafhankelijkheid en audit kwaliteit. In dit onderzoek wordt gekeken naar de onderzoeken die de audit kwaliteit hebben gemeten door het kijken naar het earnings

management, en of dit de een juiste proxy is om dit te meten. De onderzoeksvraag die hieruit volgt is: In hoeverre is de proxy earnings een goede manier om de verandering in audit kwaliteit, door toedoen van verplichte, accountantsrotatie te meten? Dit wordt gedaan door de deelvragen; is er meer sprake van earnings management in een regime van vrijwillige accountantsrotatie of in verplichte rotatie? En, houden de onderzoeken rekening met andere factoren die van invloed zijn op de earnings kwaliteit?

Het onderzoek wordt uitgevoerd door middel van een literatuuronderzoek. In paragraaf 2 volgt een theoretisch kader, waarin het onderwerp nader wordt toegelicht. In paragraaf 3 wordt de methode die gebruikt wordt uitgelegd. In paragraaf 4 wordt de data uitgewerkt. In paragraaf 5 wordt de analyse over de data uitgevoerd . Tot slot volgt in paragraaf 6 de conclusie, het antwoord op de centrale vraag.

(6)

2. Theoretisch Kader

In de volgende paragraaf wordt het theoretisch kader uiteengezet, daarin worden enkele theorieën toegelicht die in de scriptie worden gebruikt. Er worden een aantal dingen duidelijk gemaakt op het gebied van accountantsrotatie, audit kwaliteit, earnings management en earnings conservatisme

2.1 Verplichte accountantsrotatie

In dit onderzoek worden de accountantskantoorrotatie en de accountantspartnerrotatie besproken, er wordt echter geen onderscheid gemaakt tussen deze twee vormen. Wanneer in een land een wet geldt voor verplichte accountants rotatie betekent dit dat er per wet is vastgesteld dat een accountant niet langer dan een bepaalde tijd bij dezelfde cliënt mag werken. Deze wetgeving verschilt per land.

In de Verenigde Staten geldt sinds de invoering van SOX 2002 een verplichte rotatie voor de audit partner, niet voor het kantoor, van elke 5 jaar. Door het General Accounting Office (GAO) van de Verenigde Staten is onderzocht of het invoeren van kantoorroulatie een betere optie zou zijn. De reden daarvoor was de gedachte dat kantoorroulatie beter zou zijn voor de onafhankelijkheid van de accountant. Echter, stelde het rapport dat de GAO

uitbracht in 2003 dat kantoorroulatie, in de gedachte van de gebruiker van de financiële verslaggeving, de onafhankelijkheid verbeterde. Maar dat hier geen direct bewijs voor te vinden is. Daarom is dit niet ingesteld in de Verenigde Staten (Kaplan & Mauldin, 2008, p. 178).

In Europa is de stap naar verplichte accountantsrotatie later genomen, in April 2013 werd een wetsvoorstel aangenomen die kantoorrotatie verplicht stelde. In dit wetsvoorstel stond dat banken, verzekeraars en beursgenoteerde bedrijven verplicht zijn elke 14 jaar te roteren van accountantskantoor (Tysiac, 2013; Edwards, 2014, p. 6).

2.1.1 Voordelen accountantsrotatie

Ewelt-Knauer, Gold en Pott schrijven in hun rapport over verplichte accountantsrotatie dat er drie argumenten zijn voor de invoering van accountantsrotatie (2012, p.6) .

Ten eerste zorgt verplichte accountantsrotatie ervoor dat de accountant

onafhankelijker is ten opzichte van zijn cliënt. Door de verplichte rotatie wordt de relatie tussen accountant en cliënt verminderd. Daarbij komt dat een nieuwe accountant nieuwe inzichten mee kan brengen over de cliënt (Firth, Rui & Wu, 2012, p.357). Daarnaast stellen Ewelt-Knauer, Gold, en Pott dat het minimaliseren van de maximale tijd dat een accountant bij een cliënt werkt ervoor zorgt dat accountants meer aandacht besteden aan details (2012, p.6).

(7)

Ten tweede is een positief effect van verplichte accountantsrotatie dat de gebruikers van de financiële verslaggeving te accountant meer onafhankelijk achten. Dit is goed voor de kijk op de jaarrekeningen en positief voor de mark reacties in zijn geheel (Ewelt-Knauer, Gold & Pott, 2012, pp.6-7).

Als derde argument geven Ewelt-Knauer, Gold en Pott aan dat door verplichte accountantsrotatie kleinere kantoren de kans krijgen om zich beter in de markt te mengen. Wat goed is voor de marktwerking in de sector (2012, p.7).

2.1.2 Nadelen accountantsrotatie

Als nadelen van accountantsrotatie geven Ewelt-Knauer, Gold en Pott vier argumenten. Ten eerste stellen ze dat doordat er een relatief korte werkrelatie ontstaat tussen accountant en cliënt de accountants steeds opnieuw de opstartkosten maken waardoor de kosten van een audit hoger worden (2012, p.7).

Ten tweede is het voor de accountant moeilijker om cliënt-specifieke kennis op te doen, omdat daar minder tijd voor is. Hierdoor is de kans dat er een fout gemaakt wordt in de audit groter dan wanneer een accountant langere tijd voor dezelfde cliënt werkt (2012, p.7).

Ten derde kan verplichte rotatie leiden tot een situatie waar de markt niet meer kan herkennen of er sprake is van vrijwillige verandering van accountant (2012, p.7). Uit onderzoek van Hackenbrack en Hogan blijkt dat de reden voor een verandering van

accountant invloed kan hebben op de aandelenprijs. Zij komen tot de conclusie dat wanneer er sprake is van een verandering van account met een reden die service related is, de aandelenprijs stijgt (2002, p.219). Dit kan belangrijke informatie zijn voor de gebruikers van de financiële verslaggeving, die verloren kan gaan wanneer accountantsrotatie verplicht is.

Als vierde argument stellen Ewelt-Knauer, Gold en Pott dat ondanks de kans die kleinere accountants kantoren krijgen om makkelijker de markt te betreden. De verplichte rotatie ook kan leiden tot meer markt concentratie. De reden daarvoor is dat wanneer grote bedrijven moeten kiezen voor een accountantskantoor ze geneigd zijn om voor een Big-4 kantoor te kiezen. Ook kan het zijn dat kleine kantoren niet de benodigde middelen hebben om, om te kunnen gaan met frequent roteren. Dus het kan zo zijn dat kleinere accountants kantoren leiden onder verplichte rotatie (2012, p.8).

2.2 Wat is earnings management

Earnings management vindt plaats wanneer managers het eigen oordeel gebruiken in de financiële verslaggeving en wanneer ze de verslaggeving zo structureren om stakeholders te misleiden over de werkelijke financiën. Het beïnvloeden van te behalen winsten uit

contracten door het toepassen van verschillende accounting methodes (Healey, 1999, p. 368).

(8)

Deze definitie van earnings management heeft een paar punten waarover

gediscussieerd kan worden. Ten eerste zijn er veel manieren waarop managers hun eigen oordeel kunnen uitoefenen in de financiële verslaggeving. Bijvoorbeeld, bij het schatten van economische gebeurtenissen in de toekomst zoals obligaties op de pensioen winsten, uitgestelde belastingen en herwaarderingen op assets. Daarnaast moeten de managers keuzes maken tussen waarderingen van hun assets: lineaire afschrijving op de machines of degressief afschrijven, FIFO of LIFO methode voor de waardering van de voorraad of het gewogen gemiddelde. Daarbij komt ook nog dat de managers met hun oordeel het working capital beïnvloeden, wat invloed heeft op het toewijzen van de kosten en de winst. Ook maken de managers beslissingen over kosten voor de R&D, marketing en onderhoud. Tot slot beslissen managers hoe bedrijfstransacties worden gestructureerd. Bijvoorbeeld wanneer een lease deal zo gemaakt dat het asset op de balans komt, of niet. Wordt een investering met het eigen vermogen zo gedaan dat er geconsolideerd moet worden of wordt consolidatie vermeden (Healey, 1999, pp. 368-369).

Ten tweede wordt er met deze definitie gezegd dat het doel van earnings management is om stakeholders te misleiden over de werkelijke prestaties van de

onderneming. Dit kan plaats vinden wanneer de managers meer informatie hebben dan de stakeholders en dat het earnings management niet transparant is voor buitenstaanders. De kans dat dit het doel is, is wanneer de managers er van uit gaan dat stakeholders het earnings management niet ongedaan maken wanneer ze vergelijken met concurrerende bedrijven. Ook is het mogelijk dat managers earning management toepassen om de financiële verslaggeving te verduidelijken voor de stakeholders (Healey, 1999. p. 369).

Earnings management komt vooral voor om de volgende redenen; het beïnvloeden van de aandelenprijs, het vergroten van de inkomsten van de manager, de kans verkleinen om afspraken die zijn vastgesteld bij het verkrijgen van een lening te overtreden en om te vermijden dat de regelgever ingrijpt in de onderneming (Healey, 1999, p. 380).

Het managen van earnings kan worden verdeeld in twee manieren. Accrual-based het toewijzen van kosten naar een periode. Daarnaast de real earnings management activiteiten, de keuzes die een manager maakt die invloed hebben op de kosten. Zoals genoemd eerder in deze paragraaf.

2.2.1 Earnings management effect op audit kwaliteit

Managers hebben als reden om de winst aan te willen passen dat de eigen inkomsten maximaliseren, dit wordt gecreëerd door contracten waarbij het inkomen van de manager afhangt van de winst (Becker e.a. , 1998 p. 6).

Auditing vermindert de informatie asymmetrie tussen managers en stakeholders 8

(9)

doordat de accountant aangeeft of de financiële verslaggeving juist is. De effectiviteit van de audit en de mate waarin het earnings managent kan worden beperkt hangt af van de

kwaliteit van de accountant. In vergelijking met accountants van mindere kwaliteit zijn accountants van hogere kwaliteit beter instaat om onjuist toegepaste accounting methodes op te sporen. Dit kan ervoor zorgen dat wanneer een accountant bekent staat om kwalitatief goed werkt te verrichten dit het gebruiken van earnings management afschrikt. De reputatie van het management wordt geschaad wanneer verkeerd rapporteren gedetecteerd wordt. Wanneer dit bekend wordt gemaakt verliest het bedrijf waarde. Earnings management zal meer voorkomen in bedrijven waar de audit wordt gedaan door accountants van lagere kwaliteit (Becker e.a., 1998, p. 6). Van een audit van goede kwaliteit wordt verwacht dat het te opportunistische earnings management beperkt en het informatie risico die de financiële verslaggeving bevat, dat een materiële fout is gemaakt, verminderd (Lin & Hwang, 2009, p. 60).

Het meten van de prestaties van een externe accountant, de audit kwaliteit, zijn opgesteld in de generally accepted auditing standards (GAAP). Er wordt gekeken naar competentie, onafhankelijkheid en de uitvoering van de professionele zorg. Echter is het meten van de audit kwaliteit een multidimensionaal proces, waardoor er verschillende ideeën zijn over wat audit kwaliteit is. De verschillen komen voornamelijk voor in de

geloofwaardigheid die de accountant aanbied over de financiële verslaggeving en de earnings kwaliteit van de cliënt. Omdat audit kwaliteit multidimensionaal is, is het eigenlijk niet mogelijk om dit te meten door het gebruik van één proxy (Lin & Hwang, 2009. p. 60).

2.3 Het Jones model

De basis voor het toerekenen van kosten en winsten, accrual accounting, is in veel studies gebruikt om de relatie tussen de audit kwaliteit en het earnings management te bestuderen. De eerste studies over dit onderwerp gebruikte de verandering in het totaal van de accruals en de nieuwere studies gebruikte een vorm van het ‘Jones Model’. Dit model gaat uit van abnormale discretionary accruals. Dit zijn accruals die niet het gevolg zijn van normale bedrijfsactiviteiten, maar worden beïnvloed door keuzes van managers . Het Jones Model werd de algemeen geaccepteerde manier om earnings management te bestuderen in verband met auditing (Myers e.a. , 2003, pp.782-783).

Het Jones Model is voorgesteld in 1991 door Jennifer J. Jones, het model test discretionary accruals en het bestaan van earnings management. Jones gebruikt het model om te onderzoeken of bedrijven, waarbij hun import wordt gecontroleerd door de U.S. International Trade Commision (ITC), ervoor zorgen dat er door toedoen van earnings management sprake is van lagere winst. Ondanks het feit dat de bedrijven onder toezicht

(10)

stonden, keek het ITC niet naar earnings management. Het onderzoek toonde aan dat er hierdoor stimulans was om earnings management toe te passen (Jones, 1991, p.193).

Het accrual deel van de earnings, totale accruals, kan worden begrepen aan de hand van non-discretionary accruals. Dit is de basis van het model. Non-discretionary accruals zijn accruals die voortkomen uit normale bedrijfsactiviteiten. De discretionary accruals kunnen worden berekend door van de totale accruals de non-discretionary accruals af te trekken. Echter komen beide posten niet voor op de financiële jaarrekening (Jones, 1991, p.194).

De totale accruals, de afhankelijke variabele in het model, worden berekend als veranderingen in de niet geld liquide middelen voor belastingen, min de afschrijvingskosten. De verandering in niet geld liquide middelen is gedefinieerd als verandering in huidige assets anders dan geld en korte-termijn investeringen verminderd met huidige schulden anders dan kosten voor lange-termijn schulden en te betalen inkomstenbelasting. Voor deze methode van accruals berekenen wordt gekozen omdat in het onderzoek van Jones naar inkomsten voor belastingen wordt gekeken (Jones, 1991, pp. 206-207).

De non-discretionary accruals worden in het Jones model berekend door te kijken naar de wijzigingen in de verkopen en de verandering van de waarde van de vaste activa in vergelijking met het voorgaande jaar.

Een probleem bij deze methode is dat de verkopen gemanipuleerd kunnen worden door de manager, daarom is deze methode niet altijd betrouwbaar. Wat dus een probleem is (Dechow e.a. , 1995, pp. 198-199). Als voorbeeld schetsen Dechow e.a. een situatie waarin het management zijn discretie gebruikt om winsten toe te wijzen aan het eind van het jaar, terwijl het geld nog niet is ontvangen en het zeer onduidelijk is of de winsten al echt zijn verdiend. Het resultaat van deze handeling van het management is een toename van de winst en totale accruals. Het Jones Model zal deze accruals niet herkennen omdat de winsten die behaald zijn gerespecteerd worden, daarom wordt dit deel van de accruals afgetrokken. Hierdoor blijven er in dit voorbeeld geen accruals over, terwijl die er wel zijn (1995, p. 199).

2.3.1 Het Modified Jones Model

Om dit probleem te verhelpen gingen Dechow e.a. verder met het Jones Model, het Modified Jones Model. De enige verandering die is aangebracht ten opzichte van het originele model is dat de verandering in inkomsten is vervangen voor de verandering in te ontvangen bedragen. Waar in het originele Jones Model wordt uitgegaan van het feit dat discretie in ofwel de schattingsperiode of de gehele periode niet over de inkomsten wordt uitgeoefend, wordt in het Modified Jones Model uitgegaan van het feit dat alle veranderingen in krediet verkopen voortkomen uit earnings management. Op deze manier wordt het probleem, dat in het originele Jones Model zit, opgelost (1995, p.199).

(11)

2.3.2 Cross-Sectional Jones model

De Cross-Sectional Jones modellen, zowel het originele- als het modified model, zijn vergelijkbaar met de normale modellen. Het verschil is dat de parameters van de modellen worden geschat door cross-sectional data in plaats van door tijd-series. Hierdoor worden de parameters beïnvloed door industrie en jaar in plaats van bedrijf specifieke informatie. Deze data wordt verzameld door data te gebruiken van alle bedrijven in een industrie en die te matchen over een jaar (Bartov e.a., 2000, p.427).

2.4 Conservatisme in gerapporteerde earnings

Er zijn twee soorten van conservatisme in het rapporteren van earnings. Er kan sprake zijn van voorwaardelijk- en onvoorwaardelijk conservatisme. Met onvoorwaardelijk

conservatisme wordt een accounting fout in het rapporteren van een lager inkomen bedoeld, wanneer kosten eerder worden gerapporteerd of inkomsten later. Voorwaardelijk

conservatisme houdt zich bezig met het tijdig rapporteren en herkennen van economische verliezen (Jenkins & Velury, 2008, p. 117). Hoe meer sprake er is van conservatisme, hoe sneller de economische verliezen worden herkend.

Wanneer er sprake is van onvoorwaardelijk conservatisme zijn gebruikers eerder geneigd om aanpassingen te maken in de financiële verslaggeving, om zo de fouten, “ruis”, die zijn gerapporteerd te verbeteren. Voor voorwaardelijk conservatisme ligt dit wat

gecompliceerder, omdat verliezen die moeten worden herkend er wel degelijk zijn. Bij onvoorwaardelijk conservatisme is dat nog niet zeker (Jenkins & Velury, 2008, p. 117).

In dit onderzoek bekijken de onderzochte bronnen voorwaardelijk conservatisme.

(12)

3. Methode

In deze paragraaf wordt besproken welke methode wordt gebruikt om de data te analyseren.

3.1 Data selectie

De data die is verzameld, zijn onderzoeken die tot nu gedaan zijn met de proxy earnings en daarmee hebben gekeken naar het effect van verplichte accountantsrotatie op de audit kwaliteit. De audit kwaliteit wordt gemeten door te kijken naar earnings kwaliteit, andere vormen van earnings management en conservatisme in de gerapporteerde earnings. Hieruit zijn negen bronnen voortgekomen die in de volgende paragraaf omschreven zijn.

3.2 Onderzoeksmethode 1

In eerste instantie worden de 9 bronnen gerangschikt op publicatiejaar en wordt er

aangegeven of in het onderzoek sprake was van vrijwillige rotatie, of sprake van verplichte rotatie, wat er is onderzocht en welke data er is gebruikt. Hierna wordt aangegeven of de onderzoeken positief staan tegenover een regime van verplichte rotatie. Vergeleken wordt het verschil in de onderzoeken die zijn verricht in een omgeving van verplichte rotatie ten opzichte van vrijwillige rotatie.

Daarnaast worden de resultaten van de onderzoeken die enkel de proxy earnings gebruiken vergeleken met het onderzoek van Casterella en Johnston (2013) om te kijken of er een overeenkomstig resultaat te vinden is met de totale literatuur over verplichte

accountantsrotatie.

3.3 Onderzoeksmethode 2

In de tweede analyse worden verschillende argumenten geleverd waar een onderzoek op het gebied van earnings kwaliteit rekening mee zou moeten houden. Daarna wordt de data die gebruikt is in dit onderzoek vergeleken met deze argumenten om te beoordelen of het meten van de earnings op deze manier juist is.

(13)

4. Data

In de volgende paragraaf wordt eerst de data beschreven die gebruikt is in de analyse. Dit wordt verder uitgewerkt door te kijken naar wat er in de data wordt onderzocht en of er sprake is van verplichte rotatie of niet.

4.1 Hackenbrack & Hogan (2002).

Hackenbrack en Hogan onderzoeken de vraag of de reden van een de accountantswissel invloed heeft op de earnings van een bedrijf. De mogelijke redenen voor een verandering zijn

service-related, disagreement-related, audit-fee-related and uninformative reasons. Verwacht

wordt dat de earnings toenemen bij een reden die service-related is. Bij de redenen

disagreement-related en audit-fee-related wordt een daling verwacht (2002, p.199).

De redenen voor een accountants wissel onderzoeken Hackenbrack en Hogan door middel van een 8-K formulier. Beursgenoteerde bedrijven zijn door de Securities and

Exchange Commission (SEC) verplicht om een 8-K formulier in te vullen wanneer gewisseld wordt van accountant. Daarop moet aangegeven worden of er onenigheden waren tussen de vorige accountant, het bedrijf en de gebeurtenissen waarbij de accountant twijfelde aan de juistheid van gerapporteerde financiële verslaggeving (2002, p.200).

Bedrijven die tussen 1992 - 1997 van accountant zijn gewisseld werden onderzocht waarbij gekeken werd naar de twee jaar voor en twee jaar na de wissel voor de regressie van de earnings. In totaal werden 802 wisselingen in accountants voor hun regressie bekeken (2002, p.207).

Hackenbrack en Hogan concluderen uit het onderzoek dat de verwachtingen juist waren. Bij disagreement-related of free-related zijn de earnings lager en bij service-related hoger (2002, p.220).

4.2 Myers, Myers & Omer (2003).

Myers, Myers en Omer onderzoeken de relatie tussen tenure en earnings kwaliteit. De kwaliteit wordt gemeten door te kijken naar de accruals. Gesteld wordt dat wanneer de audit kwaliteit hoog is, accountants de extreme keuzes van het management zullen beperken wat zal leiden tot lagere accruals (2003, pp.780-781).

Voor het berekenen van de accruals gebruiken Myers e.a. het Jones model.

Bedrijven tussen 1988 – 2000 werden gebruikt voor de data. Het aantal jaren van de tenure berekenen ze door te kijken hoelang de bedrijven onder toezicht stonden van de accountant (2003,p.784).

Uit het onderzoek komt naar voren dat langere tenure niet leidt tot een vermindering van de audit kwaliteit (2003, p.796).

(14)

4.3 Hamilton, Ruddock, Stokes & Taylor (2005).

Hamilton e.a. onderzoeken de relatie tussen accountantsrotatie en de kwaliteit van de earnings. Dit doen ze in Australië, de reden waarom dit goed kan is dat in Australië het verplicht is te vermelden welke partner bij een audit hoort. Hierdoor is het effect van een verandering van partner hier goed te onderzoeken (2005, p. 3).

Ze meten de earnings kwaliteit door middel van een cross-section model dat meet hoeveel van het totale inkomen uit accruals bestaat. Verder wordt gebruik gemaakt van een aangepast Jones Model (2005, pp.15-16).

Als data gebruiken Hamilton e.a. Australische beursgenoteerde bedrijven tussen 1998-2003, in deze periode is er sprake van verplichte accountantsrotatie over een periode van 7 jaar. Ze vergelijken in hun onderzoek de bedrijven waar is geroteerd van accountant tegenover bedrijven waarin dat niet is gebeurd. Ook onderzoeken ze of er sprake is van meer conservatisme wanneer er sprake is van rotatie, dit wordt gedaan door middel van het Basu model (2005, p.18).

Geconcludeerd wordt dat de onverwachte accruals lager zijn ten tijden van een rotatie. Dit resultaat is sterker aanwezig bij klanten die niet bij een Big 5 kantoor zitten, bij deze kantoren gaat het vooral om lagere negatieve accruals. Bij kantoren die wel onder toezicht staan van de big 5 zijn de positieve onverwachte accruals significant lager ten tijden van een rotatie. Daarnaast concluderen Hamilton e.a. dat wanneer er sprake is van rotatie, er meer sprake is van conservatisme (2005, pp. 27-28).

4.4 Ghosh & Moon (2005).

Ghosh en Moon onderzoeken hoe gebruikers van de financiële verslaggeving de kwaliteit van de audit zien ten opzichte van tenure. De kwaliteit van de audit meten ze door te kijken wat de perceptie van de gebruikers is op de earnings kwaliteit (2005, p. 587).

Het meten van de perceptie van de gebruikers meten ze door te kijken naar de marktresultaten in een jaar. Als data worden beursgenoteerde bedrijven tussen 1990 – 2000 gebruikt. In deze tijd is er geen sprake van verplichte rotatie (2005, p. 593).

Ze concluderen dat gebruikers van de financiële verslaggeving een positieve relatie zien tussen de earnings kwaliteit en tenure. Dus hoe langer de tenure hoe meer vertrouwen er is vanuit de markt op de kwaliteit van de earnings, en dus de audit kwaliteit (2005, p.609).

4.5 Nagy (2005).

Nagy onderzoekt het effect dat een verplichte accountantswissel heeft op de earnings kwaliteit. De verplichte roulatie komt in het onderzoek voort uit de overstap die ex-klanten van Arthur Andersen (AA) moeten maken nadat zij failliet zijn gegaan. Hij vergelijkt de

(15)

bedrijven die deze verplichte rotatie moeten doen met bedrijven waar vrijwillig van

accountant wordt gewisseld. Dit wordt gedaan door te kijken naar de discretionary accruals (2005, pp. 52-53).

In het onderzoek gaat Nagy ervan uit dat discretionary accruals een goede indicator is voor audit kwaliteit. Om deze te meten neemt hij de effecten die accountants wissels, het risico dat een accountant wordt aangeklaagd doordat hij een foute audit heeft gedaan, het conservatisme van de accountant en de onderhandelingsmacht van de klant op accruals hebben mee (2005,pp. 55-56).

Als steekproef neemt Nagy bedrijven die AA als accountant hadden in de periode van 2000 – 2003, AA ging failliet in 2002. Maar wel alleen de bedrijven die naar een Big 4/5 kantoor zijn gewisseld. Daartegenover zet hij bedrijven die van een Big 4/5 kantoor zijn gewisseld naar een ander Big 4/5 kantoor in de periode 2001/2002. (2005, pp. 57-62).

Nagy concludeert dat de discretionary accruals significant dalen bij ex-AA klanten, maar alleen bij de kleinere bedrijven. Echter, hij vindt wel een daling in discretionarly accruals na het faillissement van AA (2005, p.65).

4.6 Jenkins & Velury (2008).

Jenkins en Velury onderzoeken de relatie tussen tenure en het conservatisme in de gerapporteerde earnings. Het conservatisme wordt gemeten door de asymmetrie in de tijdigheid van het boeken van goed nieuws en slecht nieuws te bekijken. Jenkins en Velury kiezen ervoor om te focussen op conservatisme wegens het gegeven dat slecht nieuws snel beschikbaar is voor alle partijen (2008. P. 116).

Het meten van de relatie wordt gedaan door gebruik te maken van het Basu model (1997). Dit model gaat ervan uit dat de aandelenprijs ook informatie reflecteert van andere bronnen dan de financiële verslaggeving en dat aandelenprijzen het beste informatie geven over de earnings. Een positieve relatie tussen negatieve marktresultaten en earnings suggereert dat slecht nieuws tijdig wordt gebracht ten opzicht van goed nieuws (2008, p.119).

Jenkins en Velury nemen een steekproef van 25 jaar tussen 1980 en 2004, en alle bedrijven hebben een accountant van de big 4/5 kantoren. Om zo uit te gaan van een gelijke audit kwaliteit (2008, p. 119).

Ze concluderen dat conservatisme van de earnings lager blijkt te zijn in de eerdere jaren van een relatie tussen cliënt en accountant. Maar naarmate de relatie langer duurt neemt dit niet meer toe. Dit suggereert dat een verplichte rotatie van de accountant een negatieve invloed heeft op het tijdig rapporteren van slecht nieuws (2008, p. 130).

(16)

4.7 Chen, Lin & Lin (2008).

Chen, Lin en Lin onderzoeken de relatie tussen tenure en de kwaliteit van de earnings, in Taiwan. Hier was geen sprake van een verplichte rotatie. Ze meten de kwaliteit van de earnings door te kijken naar de waarde van de discretionary accruals (2008, p. 416).

Om de accruals te bereken maken ze gebruik van de cross-section versie van het modified Jones model, met als data alle niet financiële bedrijven die in de Taiwan Economic Journal staan, tussen 1990 – 2001 (2005, p.423).

Chen, Lin en Lin concluderen dat wanneer er sprake is van audit partner tenure de absolute en positieve waardes van de discretionary accruals significant dalen. Dit betekent dat door partner tenure de earnings kwaliteit niet daalt, maar stijgt. Wanneer er sprake is van kantoor tenure is dit ook het geval (2005, p. 440).

4.8 Jackson, Moldrich & Roebuck (2008).

Jackson, Moldrich en Roebuck onderzoeken het effect dat een regime van verplichte accountantsrotatie heeft op audit kwaliteit. Audit kwaliteit wordt gemeten door te kijken naar een going-concern rapport en het niveau van de discretionary accruals. Het onderzoek wordt gedaan in Australië waar op dat moment verplichte partner rotatie geldt (2008, p.420). In dit onderzoek richten we ons op de proxy earnings, de resultaten die worden berekend door middel van de discretionary accruals.

Om de accruals te bereken maken ze gebruik van het modified Jones model. De data die gebruikt is voor dit onderzoek zijn de wisselingen van accountant tussen 1995 – 2003 voor Australisch beursgenoteerde bedrijven (2008, p.425).

Geconcludeerd wordt dat met betrekking tot de discretionary accruals er geen toename of daling is in earnings kwaliteit, dus in audit kwaliteit (2008, p. 434).

4.9 Li (2010).

Li onderzoekt de relatie tussen tenure en accounting conservatisme. Het tijdig herkennen van slecht nieuws in de earnings wordt geassocieerd met een hogere kwaliteit van

accounting tegenover agressieve accounting methodes. Li gaat verder met het onderzoek van Jenkins en Velury (2008), die een positief effect vinden tussen de lengte van de relatie tussen accountant en cliënt en conservatisme in de gerapporteerde earnings. Dit doet hij door als extra variabele de karakteristieken van de cliënt bij te voegen. Li stelt dat de relatie tussen de accountant en een kleine cliënt eerder de onafhankelijkheid van de accountant schaadt dan bij de relatie tussen de accountant en een grote cliënt. De reden daarvoor is dat het zou kunnen dat accountants meer aandacht besteden aan economisch belangrijke cliënten, en hier ook conservatiever over rapporteren, voornamelijk om de reden dat er meer

(17)

risico is op een gerechtelijke aanklacht ( 2010, pp. 227-228).

Net als Jenkins en Velury neemt Li een steekproef van 25 jaar tussen 1980 – 2004. Daarnaast zijn er ook alleen bedrijven die geauditeerd zijn door big 4/5 accountants (2010, p.230).

Li concludeert dat de positieve relatie tussen tenure en conservatisme die Jenkins en Velury hadden ontdekt alleen geldt voor grote bedrijven of bedrijven die onder sterk toezicht staan. Voor kleinere bedrijven, onder minder toezicht, is conservatisme negatief gecorreleerd met de lengte van de relatie tussen accountant en cliënt. (2010, p.239).

(18)

5. Analyse

In deze paragraaf wordt de analyse uitgevoerd. Ook wordt aangegeven hoe verder onderzoek naar het onderwerp zou kunnen worden uitgevoerd.

5.1 Analyse 1

Van de negen onderzoeken met de proxy earnings voor audit kwaliteit zijn er drie in een omgeving van verplichte rotatie en zes in een omgeving van vrijwillige rotatie. Een overzicht van de onderzoeken is te zien in tabel 1, zie appendix.

Van de zes onderzoeken in een omgeving met vrijwillige rotatie, zie tabel hieronder, zijn dit de beoordelingen voor de invoering van verplichte rotatie:

Tabel A:

Bron Effect op earnings Mogelijk effect verplichte rotatie

Hackenbrack & Hogen

Toename van de gerapporteerde earnings wanneer er een wisseling van accountant is om

service-related

redenen.

Wanneer er een regime van verplichte accountantsrotatie wordt ingevoerd kan deze methode van het controleren van een wissel doormiddel van het 8-K formulier minder worden toegepast. Als reden kan worden gegeven dat er verplicht geroteerd moet worden.

Myers, Myers & Omer

Langere tenure leidt niet tot vermindering van de earnings kwaliteit.

Het invoeren van verplichte rotatie zou er toe leiden dat er kortere tenure periodes zijn. Echter wordt er in dit onderzoek aangetoond dat het niet nodig is om de tenure periodes in de korten. Dit maakt verplichte rotatie overbodig. Ghosh & Moon Langere tenure schaadt niet de perceptie van investeerder op de earnings kwaliteit.

Het invoeren van verplichte rotatie zou er toe leiden dat er kortere tenure periodes zijn. Echter wordt er in dit onderzoek aangetoond dat het niet nodig is om de tenure periodes in de korten. Dus maakt die verplichte rotatie overbodig.

Jenkins & Velury Conservatisme in de gerapporteerde earnings wordt verminderd tijdens korte tenure.

Het invoeren van verplichte rotatie zou er toe leiden dat de tenure periodes korter worden. Zo zou conservatisme verminderd worden. Dit is een negatief effect. Verplichte rotatie zou geen goede keuze zijn.

(19)

Chen, Lin & Lin

Langere tenure leidt niet tot vermindering van de earnings kwaliteit.

Het invoeren van verplichte rotatie zou er toe leiden dat er kortere tenure periodes zijn. Echter wordt er in dit onderzoek aangetoond dat het niet nodig is om de tenure periodes in te korten. Dit maakt verplichte rotatie overbodig.

Li Langere tenure leidt alleen tot meer conservatisme bij grotere bedrijven, bij kleinere bedrijven is een omgekeerd effect aanwezig.

Het invoeren van verplichte rotatie geeft hier een tweezijdig effect. Aan de ene kant is het positief omdat er in het geval van kortere tenure periodes meer conservatisme is voor kleinere bedrijven. En aan de andere kant zou het negatief zijn omdat bij de grote bedrijven het conservatisme zou afnemen. In dit onderzoek nemen we aan dat de grotere bedrijven economisch belangrijker zijn. Dus zal het invoeren een negatief effect hebben.

Alle zes onderzoeken geven aan dat ze negatief staan tegenover de invoering van een verplicht rotatie regime.

Van de drie onderzoeken in een omgeving met een verplichte rotatie regime, zie tabel B hieronder, zijn dit de beoordelingen over verplichte rotatie:

Tabel B

Bron Effect op de earnings Effect verplichte rotatie

Hamilton, Ruddock, Stokes & Taylor Meer conservatisme tijdens verplichte rotatie. Onverwachte accruals zijn lager tijdens verplichte rotatie.

Het regime van verplichte rotatie heeft een positief effect op de earnings kwaliteit. Want er is sprake van meer conservatisme en minder onverwachte accruals.

Nagy Daling van de

discretionary accruals na een verplichte rotatie.

Door de verplichte rotatie die de omgeving schepte door het faillissement van AA zijn de discretionary accruals gedaald van de ex-cliënten. De verplichte rotatie heeft een positief effect gehad op de earnings kwaliteit.

Jackson, Moldrich & Roebuck

Geen verandering in de earnings.

Het regime heeft niet gezorgd voor een significant verschil. Dus staat het in deze neutraal.

(20)

Van de drie onderzoeken in een regime van verplichte rotatie zijn twee onderzoeken positief en is de derde neutraal.

Dit is een opmerkelijk resultaat, de onderzoeken vanuit een vrijwillig rotatie systeem zijn alle negatief over de invoering van een regime van verplichte accountantsrotatie. Terwijl de onderzoeken vanuit een omgeving van verplichte rotatie positief zijn. Echter kan uit de totale literatuur, met de proxy earnings om audit kwaliteit te meten, geconcludeerd worden dat verplichte accountantsrotatie positief is voor de audit kwaliteit. Dit omdat de onderzoeken uit een regime van verplichte rotatie een beter beeld geven over de situatie (Casterella & Johnston, 2013, p. 1).Deze conclusie komt ook voort uit het onderzoek van Casterella en Johnston, die hebben gekeken naar wat de totale literatuur over verplichte

accountantsrotatie heeft geschreven. Uit onderzoek met 13 onderzoeken in een omgeving van vrijwillige rotatie en 11 uit een omgeving van verplichte rotatie komt tabel 2, zie

appendix, voort (Casterella & Johnston, 2013, p. 111).

In tabel 2 is te zien dat van de 13 onderzoeken in een vrijwillige omgeving 11 tegen invoering van een verplicht rotatie systeem zijn. Terwijl van de 11 onderzoeken in een verplichte omgeving er acht voor een verplichte omgeving zijn. Casterella en Johnsten concluderen dat onderzoeken in een omgeving van verplichte rotatie 14.661 keer meer geneigd zijn om voorstander te zijn van een verplicht systeem (2013, p. 113).

Met deze informatie kun je stellen dat de onderzoeken die alleen kijken naar de proxy earnings tot eenzelfde resultaat komen als alle onderzoeken op het gebied van verplichte accountantsrotatie. Hieruit kan geconcludeerd worden dat het een juiste manier is om de verandering van de audit kwaliteit te meten.

Echter zijn er wel beperkingen in deze conclusie. De onderzoeken die in een regime van verplichte rotatie zijn uitgevoerd zijn positief over de invoering van verplichte

rotatie,terwijl de onderzoeken in een regime van vrijwillige rotatie negatief zijn over de invoering. Echter zijn er meer onderzoeken in een vrijwillig regime dan in een verplicht regime. Wat van invloed kan zijn op de conclusie.

5.1.1 Vervolg onderzoek

Om het effect beter te kunnen onderzoeken, zou in vervolg onderzoeken gekeken kunnen worden naar de discretionarry accruals in de post-sox periode ten opzichte van de pre-sox periode. Dit kan gedaan worden door gebruik te maken van het modified Jones model, dat door Dechow e.a. wordt benoemd als model dat het meest precies is in het berekenen van de totale accruals. Aangezien het in de Verenigde Staten niet verplicht is om te melden welke partner de audit heeft uitgevoerd, is het op die manier niet te verklaren of er een partner rotatie heeft plaatsgevonden. Daarom zou onderzoek kunnen worden gedaan naar de hele S&P500, in de periode van 1992 – 2002 (pre-SOX) en 2002 – 2012 (post-SOX).

(21)

Hiermee kan onderzocht worden of er een significante daling is in de gerapporteerde accruals.

Om de data set goed voor te bereiden om het juiste te onderzoeken, moeten in het onderzoek alleen bedrijven aanwezig zijn die een cliënt – accountant relatie hebben van vijf jaar of meer. Op deze manier haal je de bedrijven die vaker roteren van accountant, omdat ze aan “opinion shopping” doen of vinden dat hun accountant te conservatief is, eruit.

(Ghosh & Moon, 2005, p. 594), Daarnaast is het belangrijk dat er van ieder bedrijf al zes jaar data aanwezig is van eerdere jaren. De reden daarvoor, is dat in de opstart fase van een bedrijf eerder abnormale accruals worden gevonden en dit is niet wenselijk in een onderzoek (Myers, Myers & Omer, 2003, p. 784). Ook moeten bedrijven die een overname hebben uitgevoerd of zijn gefuseerd uitgesloten worden van het onderzoek. Wanneer één van deze gebeurtenissen plaatsvindt, leidt dit vaak tot accruals die niets te maken hebben met

earnings management (Gul, Fung & Jaggi, 2009, p.268). Tot slot moeten bedrijven die actief zijn in de financiële sector uit het onderzoek worden verwijderd. Voor deze bedrijven gelden andere accounting regels en zij staan onder strenger toezicht (Li, 2010, p. 230).

5. 2 Analyse 2

5. 2.1 Overwegingen op earnings kwaliteit te beoordelen

Er zijn drie overwegingen bij het testen van de kwaliteit van de earnings. Ten eerste de veronderstelling dat de kwaliteit van de earnings van nature linear is. Ten tweede dat er in twijfel moet worden getrokken of het juist is dat de gecorreleerde variabelen zijn weggelaten. En ten derde de bedreiging van de geldigheid van de selectie van de accountant door de cliënt, omdat een accountant met een reden wordt toegewezen om een bepaalde cliënt te controleren (Francis, 2011, p. 132).

Francis onderzoekt de eerste overweging eerst zelf. Als voorbeeld wordt gegeven dat wanneer wordt aangenomen dat een toename van abnormale accruals zorgt voor een daling in de earnings kwaliteit, er een lineair verband is tussen de accruals en de earnings kwaliteit. Echter kan het ook zijn dat dit alleen het geval is in de extreme gevallen van abnormale accruals. Door het berekenen van accruals door gebruik te maken van een cross-sectional Jones model, met 20 jaar aan data van Amerikaanse bedrijven, toont Francis aan dat alleen in 20%, de extreme gevallen, een significant verschil gevonden wordt tussen de accruals en de audit kwaliteit (2011, p.132).

De tweede overweging betekent dat er mogelijke variabelen in een vergelijking worden weggelaten die verschillend gecorreleerd zijn in de gekozen data. Dit betekent dat in een data set moet worden gecontroleerd of er een overtuigende set van variabelen is om de fundamentele principes van bedrijven te controleren. Ook moet gecontroleerd worden of er

(22)

mogelijk andere factoren zijn die van invloed zijn op de earnings kwaliteit (Francis, 2011, p 132). De derde overweging is dat accountants niet zomaar worden toegewezen aan een bedrijf. Het is dus mogelijk dat bedrijven met bepaalde karakteristieken een bepaald soort van earnings kwaliteit hebben. Dit weten de bedrijven zelf ook, waarop ze opzoek gaan naar een bepaald soort accountant. Zo zullen bedrijven die een accountantskantoor van de Big 4 kiezen meestal een goed intern controle systeem hebben die het voorkomt dat er fouten in de financiële verslaggeving staan. Daarnaast zullen deze bedrijven ook minder agressieve accounting methodes toepassen die de kwaliteit van de earnings kunnen verlagen. Kortom, bedrijven met een goede interne controle zullen geneigd zijn om “goede” accountants te kiezen. En bedrijven met slechte interne controle, die earnings management gedrag

vertonen zullen opzoek gaan naar een “slechte” accountant omdat deze dat gedrag niet zal beperken (Francis, 2011, pp. 132-133). In de literatuur worden Big 4 kantoren gezien als accountants van “goede” kwaliteit en niet Big 4 kantoren als kantoren van slechtere kwaliteit.

5.2.2 Beoordeling gebruikte onderzoeken

In de huidige onderzoeken wordt geen rekening gehouden met de eerste overweging, dat er van nature geen lineair verband is tussen de accruals en de audit kwaliteit. De onderzoeken die de accruals onderzoeken nemen wel een lineair verband aan, het uitgangspunt is dat wanneer de accruals toenemen de earnings kwaliteit en daarmee de audit kwaliteit afneemt. Dit hoeft niet het geval te zijn, dus een kanttekening bij deze onderzoeken. De onderzoeken zouden verbeterd kunnen worden door te onderzoeken of er een lineair effect aanwezig is in de gedane onderzoeken.

Geen van de gedane onderzoeken heeft de invloed van mogelijk correlerende variabelen voor groepen in de data set gecontroleerd. In enkele onderzoeken zijn de

bedrijven die vallen onder de financiële sector uit de data set verwijderd. Echter zijn er geen verschillen gemaakt in verschillende industrieën. Dit is ook een punt dat zou moeten worden verbeterd in verder onderzoek.

Er wordt in verschillende onderzoeken wel rekening gehouden met de kwaliteit van de accountant, dan wordt er onderscheidt gemaakt tussen de Big 4 accountants kantoren en de niet Big 4 kantoren. Ook wordt aangetoond of er sprake is van een verschil tussen de groepen.

5.2.3 Resultaat analyse

De resultaten van de analyse geven antwoord op de deelvragen van het onderzoek. Uit de eerste analyse komt naar voren dat de onderzoeken die met de proxy earnings audit kwaliteit meten tot de zelfde conclusies komen als de rest van de literatuur over audit rotatie. Echter

(23)

is duidelijk verschil aanwezig tussen de onderzoeken in een verplicht regime en de onderzoeken in een vrijwillig regime, met tegenstrijdige resultaten. Er zal dus meer onderzoek moeten worden gedaan met een andere onderzoeksopbouw.

De resultaten van de tweede analyse zijn dat in de huidige literatuur geen rekening wordt gehouden met twee van de drie overwegingen. Dit betekent dat deze overwegingen in vervolg onderzoek wel moeten worden meegenomen.

Uit de analyse blijkt dat de onderzoeken met de proxy earnings tot dezelfde conclusie komen als de totale literatuur op het gebied van verplichte audit rotatie. Maar in vervolg onderzoeken moet rekening worden gehouden met meerdere factoren dan tot nu toe is gedaan.

(24)

6. Conclusie

De aanleiding voor het schrijven van deze scriptie is dat al geruime tijd een discussie bestaat over de invoering van accountantsrotatie en op welke manier de rotatie zou moeten worden ingevoerd. Voorstanders van de invoering pleiten voor betere onafhankelijkheid, betere concurrentie op de accountantsmarkt en meer vertrouwen van de stakeholders in de financiële verslaggeving. Terwijl tegenstanders stellen dat de kosten hoger worden, veel cliënt specifieke kennis verloren gaat en dat de accountancy markt zal verslechteren. Om deze discussie te verrijken met bewijzen is veel onderzoek gedaan naar de invoering van verplichte rotatie echter zijn daarin veel tegenstellingen te vinden. In deze scriptie zijn de onderzoeken met de proxy earnings beoordeeld om te kijken of deze proxy de juiste is om audit kwaliteit te beoordelen. Dit werd gedaan door de deelvragen; is er in een regime van accountantsrotatie meer sprake van earnings management of is dit het geval in een regime van vrijwillige accountantsrotatie? Houden de onderzoeken rekening met andere factoren die van invloed zijn op de earnings kwaliteit?

In de bestaande literatuur zijn negen bronnen gevonden die, door te kijken naar de earnings kwaliteit, audit kwaliteit beoordelen. Dit werd gedaan door de accruals te

onderzoeken, de mate van conservatisme te meten, het vertrouwen van de stakeholders te beoordelen of te kijken naar andere vormen van earnings management.

Uit de conclusie komt naar voren dat het meten van de earnings kwaliteit een goede proxy is om audit kwaliteit te meten, echter zijn er enkele kanttekeningen. De onderzoeken met de proxy earnings komen tot dezelfde conclusie als de gehele literatuur over

accountantsrotatie. De onderzoeken in een regime met verplichte rotatie vinden dat earnings management afneemt ten tijden van verplichte rotatie, terwijl de onderzoeken in een regime van vrijwillige rotatie stellen dat verplichte rotatie niets zal verbeteren, of zelfs zal

verslechteren. Daarnaast houden de huidige onderzoeken geen rekening met de afwegingen dat abnormale accruals niet van nature lineair lopen met de earnings kwaliteit en wordt er geen rekening gehouden met de correlerende variabelen die van invloed kunnen zijn op de kwaliteit van de earnings. Hierdoor blijft het een discutabel punt of de onderzoeken wel allemaal juist zijn.

In volgend onderzoek zou men gebruik moeten maken van een date set van een gelijke industrie waarin rekening wordt gehouden met correlerende variabelen. Deze

industrie wordt in twee verschillende regimes onderzocht. Doormiddel van post- en pre-SOX kan onderzocht worden of een goede vergelijking kan worden gemaakt tussen de twee regimes, in plaats van een onderzoek vanuit één oogpunt.

Deze scriptie draagt bij aan de literatuur over accountantsrotatie, doordat er een

(25)

proxy wordt beoordeeld die de audit kwaliteit meet, en wordt uitgewerkt hoe deze proxy kan worden verbeterd in verdere onderzoeken.

(26)

7. Literatuurverantwoording

De bronnen die voor deze scriptie zijn gebruikt, zijn op de volgende manier gevonden. Om een zo goed mogelijk beeld te krijgen van de bestaande literatuur is het artikel van Casterella en Johnston gebruikt .Hier zijn echter niet alle bronnen gevonden, de andere literatuur is gevonden door gebruik te maken van scholar.google.nl en de universiteit bibliotheek, lib.uva.nl.

De bronnen zijn gevonden met de volgende zoektermen: Implementing SOX 2002 Audit rotation, Implementing mandatory audit rotation europe, Mandatory audit rotation benefits, Mandatory audit rotation negative effect, Mandatory audit rotation effects on audit quality, Earnings Management, Earnings management effect audit quality, Jennifer Jones 1991 Accruals, Principals in Auditing.

(27)

8. Bibliografie

Bartov, E., Gul, F. A., & Tsui, J. S. (2000). Discretionary-accruals models and audit qualifications. Journal of accounting and economics, Vol. 30., Iss.3, pp. 421-452. Becker, C. L., DeFond, M. L., Jiambalvo, J., & Subramanyam, K. R. (1998). The effect of

audit quality on earnings management*. Contemporary accounting research, Vol. 15, Iss.1,pp.1-24.

Casterella, J. R., & Johnston, D. (2013). Can the academic literature contribute to the debate over mandatory audit firm rotation?. Research in Accounting Regulation, Vol.25, Iss.1, pp. 108- 116.

Coates, J. C. (2007). The goals and promise of the Sarbanes-Oxley Act. The Journal of

Economic Perspectives, Vol.21, No. 1, pp. 91-116.

Chen, C. Y., Lin, C. J., & Lin, Y. C. (2008). Audit Partner Tenure, Audit Firm Tenure, and Discretionary Accruals: Does Long Auditor Tenure Impair Earnings Quality?*.

Contemporary Accounting Research, Vol.25, Iss.2, pp. 415-445.

Dopuch, N., R. R. King, and R. Schwartz. (2001). An experimental investigation of retention and rotation requirements. Journal of Accounting Research, Vol. 39, No.1, pp. 93–118.

Dechow, P. M., Sloan, R. G., & Sweeney, A. P. (1995). Detecting earnings management. Accounting Review, Vol. 70, N. 2, pp. 193-225.

Edwards J.B. (2014), The battle over mandatory audit firm rotation. Journal of Corporate

Accounting & Finance, Vol 25 iss: 4, pp. 3-10.

Ewelt-Knauer, C., Gold, A., & Pott, C. (2012). WHAT DO WE KNOW ABOUT

MANDATORY AUDIT FIRM ROTATION?. Institute of Chartered Accountants in

Scotland (ICAS), Gevonden op: icas. org. uk/MAFR. pdf

Firth, M. A., Rui, O. M., & Wu, X. (2012). Rotate back or not after mandatory audit partner rotation?. Journal of Accounting and Public Policy, Vol.31, Iss.4, pp. 356-373. Francis, J. R. (2004). What do we know about audit quality?. The British accounting review,

Vol.36, Iss.4, pp. 345-368.

Ghosh, A., Moon, D. (2005), Auditor Tenure and Perceptions of Audit Quality, The

AccountingReview,Vol.80,No.2,pp.585-612.

Gul, F.A., Fung, S.Y.K, Jaggi, B (2009), Earnings quality: Some evidence on the role of auditor tenure and auditors’ industry expertise, Journal of Accounting and Economic, Vol. 47, Iss. 3, pp. 265-287.

Hackenbrack, K.E. , Hogan, C.E. (2002), Market Response to Earnings Surprises

Conditional on Reasons for an Auditor Change, Contemporary Accounting Research, Vol. 19, Iss. 2, pp. 195-223.

Hamilton, J., Ruddock, C., Stokes, D., & Taylor, S. (2005). Audit partner rotation, earnings quality and earnings conservatism. Earnings Quality and Earnings Conservatism

(June 9, 2005).

Healy, P. M., & Wahlen, J. M. (1999). A review of the earnings management literature and its implications for standard setting. Accounting horizons, Vol. 13, No. 4, pp. 365-383. Humphrey, C., Kausar, A., Loft, A., & Woods, M. (2011). Regulating audit beyond the crisis:

A critical discussion of the EU Green Paper. European Accounting Review, Vol. 20, Iss. 3, pp. 431-457

Jackson, A.B. , Moldrich, M. , Roebuck, P. (2008), Mandatory audit firm rotation and audit quality, Managerial Auditing Journal, Vol. 23 Iss: 5, pp.420 – 437.

Jenkings, D.S. , Velury, U. (2008), Does auditor tenure influence the reporting of

conservative earnings? Journal of Accounting and Public Policy, Vol. 27, No. 3, pp. 115-132.

Jones, J. J. (1991). Earnings management during import relief investigations. Journal of

accounting research, Vol. 29, N.2, pp.193-228.

(28)

Kaplan, S. E., & Mauldin, E. G. (2008). Auditor rotation and the appearance of

independence: Evidence from non-professional investors. Journal of Accounting and

Public Policy, Vol. 27, Iss. 2, 177-192.

Li, D. (2010), Does auditor tenure affect accounting conservatism? Further evidence, Journal

of Accounting and Public Policy, Vol. 29, Iss. 3, pp-226-241

Lin, J. W., & Hwang, M. I. (2010). Audit Quality, Corporate Governance, and Earnings Management: A Meta‐Analysis. International Journal of Auditing, Vol. 14, Iss.1, pp. 57-77.

Myers, J.N. , Myers, L.A. , Omer, T.C. (2003), Exploring the Term of the Auditor-Client Relationship and the Quality of Earnings: A Case for Mandatory Auditor Rotation,

The Accounting Review, Vol. 78, No. 3, pp. 779-799

.

Nagy, A. L. (2005). Mandatory audit firm turnover, financial reporting quality, and client bargaining power: The case of Arthur Andersen. Accounting Horizons, Vol.19, Iss.2, pp. 51-68.

Ruiz-Barbadillo, E. Gomez-Aguilar, N. Carrera, N. (2009), Does mandatory audit firm rotation enhance auditor independence? Evidence from Spain, Auditing: a journal of practice

& theory, Vol. 28, No.1, pp. 113-135.

Tysiac, K. (2013).Europe Takes Step Toward Mandatory Audit Firm Rotation, Journal of

Accountancy April, gevonden op:

http://www.journalofaccountancy.com/news/20137862.html

(29)

9. Appendix

Tabel 1 Schrijver(s) en publicatiejaar Onderzoek Gebruikte data Resultaten Verplichte rotatie (V) / Geen verplichte rotatie (G) Hackenbrack & Hogan (2002) Reden accountantswissel, d.m.v. 8-K formulier en de invloed daarvan op de earnings. Amerikaanse bedrijven tussen 1992-1997 gewisseld van accountant. Bij disagreement-related of free-related is de earnings lager/onveranderd , en bij service-related hoger. G Myers, Myers & Omer (2003) De relatie tussen tenure en earnings kwaliteit. Meten earnings kwaliteit d.m.v. accruals. Amerikaanse bedrijven 1988-2000.

Langere tenure leidt niet tot een

vermindering van de earnings kwaliteit. G Hamilton, Ruddock, Stokes & Taylor (2005) De relatie tussen accountantsrotatie en de kwaliteit van de earnings. D.m.v. het kijken naar accruals.

Australische beursge-noteerde bedrijven tussen 1998-2003. Onverwachte accruals lager tijdens verplichte rotatie, vooral bij niet Big 5 kantoren. En concluderen meer conservatisme tijden verplichte rotatie.

V

Ghosh & Moon (2005)

De relatie tussen het vertrouwen van de gebruikers van de financiële

verslaggeving in de earnings kwaliteit ten opzichte van tenure.

Amerikaanse beursge-noteerd bedrijven tussen 1990 – 2000. Positieve relatie tussen tenure en earnings kwaliteit. G 29

(30)

Nagy (2005) Effect verplichte accountantsrotatie (situatie ontstaan door AA) op earnings kwaliteit. Ex-AA cliënten in de periode van 2000 – 2003 en cliënten die van een andere Big 4/5 wisselen naar een andere Big 4/5 kantoor. Daling van de discretionary accruals bij de ex-AA clïenten. V Jenkins & Velury (2008). De relatie tussen tenure en het conservatisme in de gerapporteerde earnings. Amerikaanse bedrijven tussen 1980 en 2004. Het conservatisme is minder wanneer er sprake is van korte tenures. G

Chen, Lin & Lin (2008).

Relatie tussen tenure en de kwaliteit van de earnings. Taiwanese bedrijven tussen 1990 – 2001. Wanneer er langere tenure is verslechterd dit de earnings kwaliteit niet. G Jackson, Moldrich & Roebuck (2008).

Effect van verplichte accountantsrotatie op de audit kwaliteit. Audit kwaliteit wordt gemeten door discretionary accruals. Australische beursgenotee rde bedrijven tussen 1995 – 2003. Geen verandering in earnings kwaliteit door toedoen van verplichte rotatie.

V

Li (2010) Relatie tussen tenure en conservatisme op de gerapporteerde earnings. Amerikaanse bedrijven tussen 1980 – 2004. Positieve relatie tussen conservatisme en tenure alleen voor grote

bedrijven/bedrijven die onder sterk toezicht staan.

G

(31)

Tabel 2

Casterella & Johnston, 2013, p. 112

Referenties

GERELATEERDE DOCUMENTEN

Thirdly, this paper shows further support of the theory of Gray (1988) that national culture does effect accounting systems by proving that the cultural

Treaty Establishing the East African Community provides that the fundamental principles that shall govern the achievement of the objectives of the Community by the Partner

3(e) featured a higher central frequency relative to the monocycles, and thereby fitted the FCC mask (green dashed line in Fig. 3) much better than the monocycles. Moreover,

The aim of this study is to assess this model and identify which intercultural personality traits affect which types of behavior and consequently what leads

( 2010 ) we propose a ranking function for segment retrieval, where the idea of ranking by the expected score and the scores’ standard deviation is used for the first time for a

An Android tablet is used as the mobile display, of which the front-facing and rear camera are used to track the position of the observer and the 3D object.. The observer is

Fabric hand consists of different fabric properties, rendering it a complex parameter, consisting of flexibility, compressibility, elasticity, resilience, density, surface

The expectation is still that firms that deliver high quality audits reduce earnings management more than firms that deliver less quality audits (refer to hypothesis one), only