• No results found

Bijdrage aan het programma van de werkgroep onderzoek mens-machine systemen-I.O

N/A
N/A
Protected

Academic year: 2021

Share "Bijdrage aan het programma van de werkgroep onderzoek mens-machine systemen-I.O"

Copied!
36
0
0

Bezig met laden.... (Bekijk nu de volledige tekst)

Hele tekst

(1)

mens-machine systemen-I.O

Citation for published version (APA):

Daniels, M., Foeken, H. J., Kragt, H., Landeweerd, A., & Paternotte, P. H. (1974). Bijdrage aan het programma van de werkgroep onderzoek mens-machine systemen-I.O. (TH Eindhoven. Werkgroep Onderzoek Mens Machine Systemen; Vol. 2). Technische Hogeschool Eindhoven.

Document status and date: Gepubliceerd: 01/01/1974

Document Version:

Uitgevers PDF, ook bekend als Version of Record

Please check the document version of this publication:

• A submitted manuscript is the version of the article upon submission and before peer-review. There can be important differences between the submitted version and the official published version of record. People interested in the research are advised to contact the author for the final version of the publication, or visit the DOI to the publisher's website.

• The final author version and the galley proof are versions of the publication after peer review.

• The final published version features the final layout of the paper including the volume, issue and page numbers.

Link to publication

General rights

Copyright and moral rights for the publications made accessible in the public portal are retained by the authors and/or other copyright owners and it is a condition of accessing publications that users recognise and abide by the legal requirements associated with these rights.

• Users may download and print one copy of any publication from the public portal for the purpose of private study or research. • You may not further distribute the material or use it for any profit-making activity or commercial gain

• You may freely distribute the URL identifying the publication in the public portal.

If the publication is distributed under the terms of Article 25fa of the Dutch Copyright Act, indicated by the “Taverne” license above, please follow below link for the End User Agreement:

www.tue.nl/taverne Take down policy

If you believe that this document breaches copyright please contact us at: openaccess@tue.nl

providing details and we will investigate your claim.

(2)

Onderzoek Mens-machine Systemen i. o. Rapport no. 2 Vakgroep

I

. 1"1r:::r,C)f\'lf; i I 'c,p,_:,,~·, .. , ! - - _ _ ""'.v"" .. _,;.'""'-t-- ... -'''t,."."'''>J~'~''''·~

'~"'I"""

T. H. !:: I:; 1_, ,," I

I

_~ _ _ .""'_*..-t,....*#~).-#o-"<l ... _1 o r g ani s a t i e p s y c h 0 log i e

Bijdrage aan het programma van de werkgroep

.0 N D E R ZOE K MENS-MACHINE S Y S T EM EN-i.o.

Eindhoven, j uli 1974 M. Daniels H. Foeken H. Kragt A. Landeweerd P. Pate motte

(3)

Was man nicht weiss, das eben brauchte man, Und was man weiss, kann man nicht braaGhen.

(4)

VOORWOORD 1

1. INLEIDING EN MOTIVERING VAN HET PROGRAMMA 2

1.1. BedPijfskundig onderzoek 2

1.2. DoeZsteZZingen van het MMS-programma 3

1.3. CZassifiaatie van taken en vaardigheden 5

1.4. De stuur- en regeltaak 5

1.5. MentaZe vaardigheden 6

1.6. Werkintrinsieke motivatie 7

2. GEBIEDEN VAN ONDERZOEK 8

2.1. CZassifiaatie van taken en vaardigheden 8

2.2. Stuur- en regeltaken 9

2. 2. 1. Rege Zgedrag en rege Zpres tatie 9

2.2.2. InfoPmatie en prestatie 11

2.2.3. SoaiaZe invZoeden

or

de prestatie 12

2.2.4. Bedrijfszekerheid Van de operator 12

2.3. MentaZe modeUen en vaardigheden 13

2.3.1. Literatuuronderzoek 14

2.3.2. Onderzoek naar modeZvorming 15

2.4. Werkintrinsieke motivatie 19

2.5. Onderzoek naar Meetteahnieken 20

2.5.1. Beoordeling van de meetapparatuur 20

2.5.2. Teahnieken voor observatie en registratie 21

2.5.3. Criteriummaten 22

3. SAME'NWERKING TUSSEN T.H. EINDHOVEN" T.H. TWENTE, NIPG-TNO 23

3.1. InZeiding 23

3.2. Overzicht van de onderzoekprogramma's 24

(5)

VOORWOORD

De werkgroep Onderzoek .Mens-Machinesystemen i. 0., die voorlopig als een informeel samenwerkingsveruand mag worden gezien, bestaat uit leden van de

- vakgroepen Sociotechniek en Organisatiepsychologie van de Afdeling der Bedrijfskunde (THE);

- vakgroep .Meten en Regelen van de Afdeling der Tec1mische Natuurklll1.de (THE), vakgroep .Meten en Regelen van de Afdeling der Electrotech-niek (THE);

- zij werkt samen met de statistici van de Afdeling der Bedrij fskunde. Buiten de THE wordt een regelmatig contact onderhouden met

verge-lijkbare werkgroepen van de Technische Hogeschool Twente en van het Nederlands Instituut voor Praeventieve Geneeskunde/TNO.

De v'akgroep Organisatiepsychologie (THE) geeft U hierbij een globaal

ove:r>zicht van het gebiec1 waarop zij zlch in de komenc1e j aren zal begeven, en van de overwegingen die tot juist deze keuze van onderwerpen hebben geleid. Daamaast wordt aandacht geschonken aan de bijdragen van de andere bovengenoemde werkgroepen.

Over de afzonderlijke onderzoekingen staat meer gedetailleerde docu-mentatie ter beschikking. Dat zal ook in de toekomst zo blijven. Wij hopen, dat het hier geboden overzicht belangstellenden zal helpen de afzonderlijke deelonderzoeken in het geheel van de activiteiten een plaats te geven.

(6)

1. INLEIDING EN MOTIVE'RING VAN BET PROGRAMMA

1. 1. Bedl'."ij fskundig onderzoek

Bedrijven en hun onderdelen zijn empirisdle objecten; zij kunnen naar hun onderscheiden aspecten met de methoden der empirische wetenschap-pen worden onderzocht.

Het objeat van k.ennis wordt in paragraaf 1.2. nader omschreven. Voor de

methode van kennisverwerving bij empirisch onderzoek verw1jzen wij naar De Groot (1961). In de loop van ons onderzoek zal de door hem schreven cyclus van theorievorming en -toetsing vereisen dat onze be-drijvigheid zich afwisselend in de bibliotheek,-het veld en het labora-torium afspeelt.

Bedrijfsktmdig onderzook is gericht op het optimaliseren van produceren-de of dienstverlenenproduceren-de organisaties, dan weI onderdelen daarvan. Mens-machinesystemen vormen zulke onderdelen. Het streven is daarbij erop gericht, aZ Ze aspecten waarvan op grond van de stand der kennis moet wor-den aangenomen dat zij van belang zijn, in het onderzook op te nemen. Het gaat dus niet om een behandeling van by. aIleen de psychologische aspecten van een organisatie ~ en everunin om bv. de behandeling van alleen macilines naar vele aspecten.

Componenten waar-uit de organisatie opgebouwd is, by. mensen, groopen, machines ••• I I . " , I I I I I I I I I : I ! I I --+--~---T--~--~--~---I I : ! I I I I I I , , I I _--I--_L __ ~ __ ...j. _ _ ..1 __ ..1 ___ 1- __ _ I I I I I I I I I I I I I I

---}'1--

t

--r-

-7-~:--t

---I I I I I I I

--~-

-i--i---;,w-

~--t-

-+--.... -1- ... ,1 I " )'" I 't , I I I '-4...1---r --I~--I- - - 1 - - -+ t -I I I \ 1 I I I ; I I I \ I I I I -\-~--..,-

-

-{-1~-

-

+--t--T

---\ I I

I/~

: I " ~ ~L _ ~: __

-..¥ __

+ __

~

___

~

__ _

r.... • .,

I I - -... - I I , I ! I I I I I I t

~.--~--~--~--~--~--~---+ Aspecten waamaar de organisatie kan worden

bestudeerd, by. teclmisch, economisCh, psycho-logisch

(7)

Figuur 1 beoogt de gedaehtengang nog eens weer te geven. De cirkel laa.t zien dat onze benadering prineipieel meer-diseiplinair is. In overleg met de werkgroep ''Ergonomie'' van de nIT en de werkgrocp ''!v1enselijke stuur- en regeltaken" van het NIPG/1NO (zie lloogdstuk 3) wordt een verruiming van het onderzoeksgebied gerealiseerd:

1. In de riehting van meerdere processen~ die op een aantal dimen-sies versehillen: dit vooral t. b. v. de generaliseerbaarheid (zie onderzoek naar elassifieaties onder 2.1.).

2. In de riehting van de grotere technisch-sociaZe eenheden; waarin de enkelvoudige mens-maehinesystemen zijn ingebed (zie onder 2.2.3.) •

De uitbreidingen zijn in figuur 1 door middel van pijlen aangegeven. Kennis omtrent uit meerdere elementen bestaande systemen veronder-stelt allereerst kennis omtrent die elementen. Pas daarna kan hun samenhang worden onderzoeht.

Evenzo veronderstelt een meer-diseiplinaire behandeling, dat elk der betrokken wetensehappen tenminste over een aanvaard begrippenappa-raat en over een instrumentarium besehikt.

In het samenwerkingsverband van meerdere groepen en instellingerl, zal de vakgroep Organisatiepsychologie zieh vooral richten op het vergaren van kennis omtrent de mens aZs component van het mens-machinesysteem, en dat meer naar psychoZogische, dan naar fysioZogisch-ahatomische

aspecten. Bij een aantal onderzoekingen worden de teclmisehe

compo-nenten van het proces als gegeven besehouwd.

In dit verband moet niet worden vergeten, dat werkers aZs individuen

worden geseleeteerd, meestal ook opgeleid, geplaatst, beoordeeld en beloond. En al zijn de ui tkomsten goeddeels door sociale of teelmolo-gisehe faetoren bepaald, het zijn individuen die informatie verwerken, vaardigheden bezitten, behoeften en verwachtingen hebben, satisfactie vertonen of onder stress lij den.

1.2. DoeZsteZlingen van het MMS-programma

De doelstelling van het MMS-programma is: uit 'onderzoek van meer of minder geautomatiseerde mens-machinesystemen gegevens te verzamelen die het mogelijk maken, zulke systemen naar soeiale en teclmisch-eeonomisehe maatstaven te optimaliseren (zie: Onderzoek r~s, 1973). De formulering vergt enige toelichting.

(8)

1. Onderzoek en toepassing

Men kan zich een continuum denken van zuiver fundamenteel naar direct toegepast onderzoek. De deeionderzoeken binnen ons pro-gramma zijn op verschillende punten van dit continuum te plaatsen. WeI willen wij onderzoek aan de meer puur fundamentele kant vermij-den. Wij Ieggen de nadruk op die ondenverpen, waarvan wij veronder-stellen dat ze in de nabije toekomst tot praetisehe toepassingen zullen leiden. Bovendien verwachten wij, op korte termijn, naast de steeds noodzakelijke literatuurstudie ook veel meer empiriseh onderzoek in veld en Iaboratorium in onze aktiviteiten te betrek-ken.

2. Maatstaven

Taakrnltwerpen dienen niet aIleen getoetst te worden aan de geiden-de technische en eeonomische eisen, maar ook afgestemd te zijn op de kenmerken van hen die de taken verrichten. Onder zulke ken-merken vallen hun begaafdheden en beperkingen, hun behoeften en verwachtingen. Door daarmee rekening te houden, zullen veelal effeetiviteit en efficiency'rnede worden gediend.

De werkgroep spreekt als haar overtuiging uit, dat de bevrediging in werk en in werkomgeving en het behoud van Iichamelijke en geesteIijke gezondheid ook als waarden op zich moeten worden nage-streefd. Wij willen deze criteria in het kort samenvatten als de

menslJaa:r'di(Jhe~d van de taak. Steeds zal bij ontwerpkeuzen moeten worden nagegaan welke, op kortere of Iangere termijn, de gevolgen van elke beslissing kunnen zijn op het bereiken van economische en sociale doelstellingen. Waar de keuze op een uit oogpunt van mens'o,'aardigheid mindel' gunstig altematief moet worden bepaald, zal dat bewust moe ten geschieden.

In de volgende paragrafen wordt een eerste schets gegeven van de

concrete bijdragen die de vakgroep Organisatiepsycll0logie zieh, binnen de werkgroep Onderzoek Mens-Machinesystemen Lo. en in samenwerking met anderen, voorstelt te leveren. Waar zulks het goed begrip leek te dienen, is niet geschroomd ook aan de bijdragen van andere onder-zoekgroepen enige aandacht te besteden.

(9)

1.3. C~assificatie van taken en vaardigheden

Het is duidelijk dat het door de werkgroep i.o. geentameerd onderzoek meer zinvol is, naarmate de resultaten ervan op een grotere

diversi-teit van stuur- en regeltaken toepasbaar zullen blijken. Om deze

generaliseerbaarheid op een solide basis te funderen, trachten wij een tweetal classificatiesystemen te vinden of construeren.

Voor de door ons gezochte c1assificatiesystemen zijn een aantal namen in gebluik, die evenwel zelden meer zijn dan een vlag voor een niet nader aangeduide lading. Wij verstaan onder een c1assificatie een

stel-sel vall tenminste nominaal geordende categorieen in termen waarvan aIle

objecten uit een gedefinieerde verzameling op objectieve wijze kurlnen worden beschreven.

Wanneer verschillende objecten (bv. het door ons gesimuleerde proces en een willekeurig ander proces) beide geschreven worden in termen

van dezelfde classificatie kunnen ze ,~orden vergeleken. Dan ook kunnen

uitko~;ten van onderzoek, gedaan aan het ene object worden geseerd naar het andere object. Naast de mogelijkheid tot brede generali-satie bieden de bedoelde classificaties een grotere toegankelijkheid van ander onderzoek, en eenvoudiger communicatie met andere onder-zoekers.

1.4. De stuur- en rege Ztaak

Het mens-rnachinesysteem wordt door ons gedefinieerd als een organi-satie van mensen (operators), machines (processen) en hun onderlinge interacties, gericht op !let realiseren van een vooraf gesteld doel. I)e bijdrage die de operator levert, noemen wij "regelprestatie". Voor het laboratoriumonderzoek is het noodzakelijk, dat dit begrip wordt geoperationaliseerd.

Uit onderzoek is gebleken dat de operator niet altijd in staat is de "gewenste" regelprestatie te leveren. Dit wordt veroorzaakt doordat het tedmische systeem hem beperkingen oplegt. Ook kan de oorzaak van het falen van de operator bij het uitvoeren van zijn stuur- en regel-taak "bij hem" liggen. Dit falen van de menselijke component in het mens-machinesysteem leidt uiteraard tot een geringere bedrijfszeker-heid ("reliability") van dat systeem. Voor deze bedrijfszekerbedrijfszeker-heid

moeten meetmethoden worden ontwikkeld (Edwards

&

Lees, 1973), Onderzoek

naar de oorzaken van het menselijke falen in meer of minder

(10)

kan helpen bij het opstellen van oisen met botrokking tot het olltwerp van zulko situaties. Door middol van analyse van gestoldo takon onor-zijds en vertoonde vaardighodon andoronor-zijds, mooten do factoron wordon vastgestold dio do kwaliteit vall do monsolijke stuur- on rogoltaak bepalen. Vanzolfsprokond zijn dorgolijko analysos ook van nut voor

selectiE~, training en functiowaardoring.

1.5. Mentale vaardigheden

De prostatie van de oporator wordt vrijwol geheel bepaald door do aard van do -- niot-obsorveorbare - processon van informatio-keuzo en infor-matieverwerking. ~k:ln spreokt weI van mentaZe vaardigheden. In dit verband rijst do vraag naar het beeld, het mentaal model, dat de ope-rator zich van het proces hoeft gevormd on dat zijn handelen mede bepaal t. Aan onderzook naar de bruikbaarhoid van di t concept, voor de theoriovorming zowel als voor practische toepassing, wil de vak-groep hoge prioriteit govon. Daartoo zal tijdons oon oploidingscur-sus voor oporators worden nagogaan of hot ontstaan on do ontwikko-ling van zulko mentalo modollon aan to tonen zijn. (Zie 2.3.2. en Landeweerd, 1974.)

Dit onderzoek vertoont een aantal relaties met andere activiteiten van de werkgroep:

- In het onderzoek zal getracht worden de aard van de mentale model-len bij verschilmodel-lende operators en in verschilmodel-lende fasen van de opleiding te relateren aan hun regelprestaties.

Dat betekent, dat een of meer criteria van regelprestatie moet wor-den gedefinieerd. Het inventariseren en definieren van zulke cri-teria behoort ook tot het prograrmna van de vakgroep.

- Het, in het veld te ondememen, onderzoek zal hypothesen leveren voor laboratorium-experimenten bv. naar de invloed van verschillende 'vormen van informatie-presentatie op het leerproces.

- liet onderzoek kan gegevens leveren voor het opstellen van classifica-ties van regeltaken en regelvaardigheden.

- De noodzakelijke definitie van procescondi ties (''normaal-bedrij f" , storingen) wordt gevonden uit voor een deel reeds afgesloten v66r-onderzoek (Waldus, 1974; Patemotte, 1974,a; Haffmans, 1974).

(11)

- Eventuele relaties tussen enerzijds persoonskemuerken en amlerzij Us

modelvonning en regelprestatie zullen bevruchtend werken op het onder-zeek naar werkintrinsieke motivatie.

1. 6. Werkintrinsieke mati vatie

De keuze voor dit terrein van onderzoek wordt bepaald door de wens, regeltaken zo te stmctureren, dat de operators hun werk met plezier verrichten. Zoals reeds betoogd zijn voor die wenselijkheid zowel argumenten van menswaardigheid als maatschappelijke argument en aan te voeren: gebrek aan arbeidsvreugde kost geluk, energie, geld. Het welbevinden van de operator kan ontleend worden aan de aard van

de arbeid zeZf, maar ook aan bijkomende factoren van sociale of

finan-ciiHe aard. De vakgroep heeft zich "tot doel gesteId, meer kennis te verwerven over de mate waarin in het werk zelf gelegen factoren de arbeidsvreugde van de operators, of van operators met bepaalde ken-merken, beinvloeden. Ven'lacht wordt, dat uitkornsten van zulk

onder-zoek zullen bij dragen tot verbetering van taakallocatie, zowel tussen mens en machine als tussen mensen onder ling: werkstructurering bij regeliuncties. Op dit onderzoek wordt onder 2.4. nader ingegaan. Door een aantal auteurs (o.a. Van Droffelaar, 1973) is reeds onderzoek naar werkintrinsieke satisfactie in een regelfunctie verricht.

(12)

2. DE GEBIEDEN VAN ONDERZOEK

2.1. CZassificatie van taken en vaardigheden

Zoals gezegd, verstaan wij onder een classificatie een stelsel van tenminste naminaal geordende categorieen in termen waarvan aIle objec-ten uit een gedefinieerde verzarneling op objectieve wijze kunnen wor-den beschreven.

Een classificatie zal zich dienen te lenen voor het ordenen van taken.

Als dE~finitie van taak hanteren we .die van Miller (1962) die een taak omschrijft als "een groep activiteiten die vaak in de tijd dicht bij elkaar voorkomen, met dezelfde informatieverschaffers (displays) en bedieningsmiddelen (controls) en die een gerrieenschappeUjk doeZ hebben".

Een andere te ontwikkelen classificatie dient zich te richten op

vaard1:gheden. Voor een defini tie van vaardigheid verwij zen wij naar

Fleislunan (1967,b) die onderscheid maakt tussen de begrippen "ability" en "skill" • .Met ability bedoelt hij een al.gemenetrek van een individu,

af te leiden uit gedrag dat in verschillende taken wordt vertoond,

zoals bv. ruimtelijk orientatievermogen. Het begrip skill doelt op een

specifieke bekwaamheid tot het uitvoeren van een taak of een groep

taken. Fleishman (1967,b) neemt aan dat skills, die veel complexer zijn dan abilities, tot deze laatste kunnen worden herleid.

Wij kiezen ons begrip "vaardigheid" gelijk aan het door Fleishman beschreven begrip "ability".

Een voorbeeld van een classificatie van vaardigheden is die van Berliner (1964).

Aarl de te construeren vaardigheden-classificatie dienen tenminste de volgende eisen te worden gesteld:

a. taken moe ten op eenduidige wijze in termen van de categorieen kunnen worden beschreven.

b. de categorieen moeten aansluiten bij in de gedragswetenschappen ge-bruikelijke theorien en concepten.

In de tot heden bestudeerde literatuur zijn nog geen classificaties gevonden die aan deze eisen voldoen.

Het taxonomisch onderzoek dat aan de American Institutes for Research wordt verricht (Fleishman and Stephenson, 1970, Farina and l~eaton,

1971, Levine, Romashko and Fleisrunan, 1971, Teichner and whitehead, 1971, Theologus and Fleishman, 1971) beperkt zicht tot psychomotorische taken die een tijdsduur van enkele minuten niet te boven gaan. Hierdoor is het twijfelachtig of de taken van operators waar wij ons op richten

(13)

voldoellJe met dergelijke taken gemeen hebben OIll in hetzelfde

classi-ficatiesysteem te kunnen worden geplaatst. De classificatie waarbij die twijfel minder sterk is (Berliner, 1964) heeft als bezwaar dat deze geen voorziening heeft voor het objectief toewijzen van schaal-waarden aan waarneffilngen (Christensen and Mills, 1967).

Wij ste11en ons voor de antwikkeling van een classificatiesysteem voor taken en vaardigheden voor een belangrijk deel te doen steunen op veldonderzoek. Hierin willen wij trachten de relevante categorieen op te sporen door het combineren van informatie uit twee bronnen. De eerste bron wordt gevormd door het geregistreerde gedY'ag van opeY'atoY's

(registratie door technische voorzieningen aan het paneel, observatie, video of film).

Uit de andere bron halen wij informatie over de aohteY'gY'oncien van het gedrag V.Ul operators. Dit kan door het interviewen van de operator zelf, zijn superieur, ontwerpers van het proces, ed.

2. 2. Btuu:r>- en Y'ege Ztaken

2.2.1. RegeZgedY'ag en Y'egeZpY'estatie

Het is van belang, goed te onderscheiden:

1. het Y'ege ZgedY'ag van de operator, dat op het bereiken van een doe 1 ,

het leveren van een pY'estatie is gericht, en daarin in moerdere of min4ere mate slaagt, en:

2. de Y'egeZpY'estatie van de operator, die weergeeft in welke mate hij erin is geslaagd, het gestelde doel te bereikent Dit begrip regel-prestatie fungeert, in enigerlei vorm geoperationaliseerd als

oY'''l:tenummaat bij velerlei onderzoek aan mens-machinesystemen.

Ad.l. Het reg~len bestaat in feite uit het nemen van beslissingen op grond van vergelijking. Die vergelijkingen betreffen proces-toe standen , die op het ogenblik van de beslissing nog niet waameembaar zijn, maar die uit de aanwezige informatie worden afgeleid; het gaat om voorspelde toestanden. Wat Y'egeZvaardigheid

heet, bestaat in grote mate uit het vermogen van de operator tot anticiperen (Crossman, 1960).

Niet aIleen de toekomstige toestand van het proces (of van proces-variabelen) moet worden voorspeld, maar ook de mate waarin die aan gestelde doelen zal beantwoorden (Kelley, 1968). JuiSt dit vergelijken van toestanden met doelen staat bij het regelgedrag

(14)

centraal. Hier rijst dus de vraag naar de criteria, waarop wij in het onderstaande nader ingaan (zie ad.2.).

Of op het beslissen ook een werkelijke ingreep voIgt, is niet van belang; de juiste beslissing kan zijn: niet-ingrijpen, of nog-niet-ingrijpen.

Ben aantal aspecten van het regelgedrag als informatieven~erM

kend- en beslissingsgedrag worden door de vakgroep onderzocht (zie onder 2.3.).

i\d.2. De term regeZprestatie moet worden opgevat als de aanduiding van een verzameling van prestaopvattingen en presta tie-maten.

Het regelgedrag kan als doel hebben kwaliteit, kwantiteit, zuinig-heid met grondstoffen of energie, veiligzuinig-heid, vermindering van milieubelastlng, het gemak van de operator, het gemak en zelfs het ongemak van hen die hem opvolgen. De operators, hun chefs en de stafspecialisten hebben wellicht verschillende opvattingen over de waarde die aan elk van zulke criterium-componenten moeten worden toegekend. Toch spreekt men met enig gemak van "goede" en van "matigeU operators of ploegen. Het is dringend nodig, op dit gebied tot grotere klaarheid te geraken: de'impliciete individuele of groepsgebonden algorithmen moeten aan het licht worden gebracht. Vaak blijken de regeldoelen hierarchisch geordend te zijn (safety first!). Binnen de hoofddoelen zijn ook subdoelen te onderscheiden, die corresponderen met te regelen procesvariabelen.

De vakgroep heeft een begin gemaakt met het analyseren van de regelprestatie, allereerst ten behoeve van het onderzoek aan het destillatieproces, dat in het bedrijfskundig laboratorium van de THE zal worden gesimuleerd. Daarbij zal bij een achttal aan dit proces (DSM) werkende operators voor diverse procescondities

(normaal bedrij f en een viertal bekende storingen) worden nagegaan, welke subdoelen zij van belang achten, wat het spreidingsgebied van

de daarmee corresponderende procesvariabelen is en of ze in een hierarchischverband gezien worden.

De bij het regelproces aan te leggen criteria zijn niet aIleen meervoudig, ze zijn vaak ook tegenstrijdig. Zo zijn snelheid en nauwkeurigheid, gemak en zuinigheid niet licht te verenigen. Het tegen elkaar afwegen van de criteria is dan ook een van de

belangrijkste onderdelen van de taak van de operator. Daarom vinden wij de analyse van de gehanteerde regelalgorithmen per operator

(15)

zo belangrijk. MOchten daarbij de verschillen tU$sen Je operators klein blijken,dan zijn meer-generaliserende uitspraken per proces-conditie mogelijk. Over dit ooderzoek wordt eerlang gerapporteerd

(Paternotte, 1974,b).

Inventariserend onderzoek naar regeldoelen en maten daarvoor zal ertoe bijdragen, dat in het laboratoriumsituatie, en via opleidingen ook in de praktijk, aan de operators eenduidige en levensechte

instructies worden gegeven. Criterium-onderzoek, dat taak-eisen inventariseert, is daardoor mede van nut voor het opstellen van een classificatie van te besturen processen.

2.2.2., Informatie en prestatie

In een van ooze deelonderzoeken wordt de invloed van aard en omvang van de amlgeboden procesinformatie op de regelprestatie aan de orde gesteld. Zo is in gesprekken met operators gebleken, dat bij het regelen van destillatieprocessen de temperatuurprofiel-meter een belangrijk display; is. (De temperatuurprofiel-meter toont de temperaturen die op de diverse platen in de kolom heersen.) Kennis van het temperatuurprofiel schijnt de operator in staat te stellen te voorspellen of de kwaliteit van het to~produkt (getoond via de gaschromatograaf) zich in de toekomst zal handhaven, of niet. In het laatste geval zal hij tijdig ingrijpen

(feedforward control).

Het is onze hypothese, dat zonder de temperatuurprofiel-meter de ervaren operator minder goed en de "ooervaren" operator in het geheel niet kan voorspellen of de kwaliteit zich in de toekamst zal handhaven. Wij nemen aan, dat de onervaren operator pas op grond van actuele

in-formatie over de kwaliteit van het topprodukt zal ingrijpen (feedback control).

Deze verandering van regelstrategie en de invloed daarvan op de regelpres-tatie zal nader worden onderzocht in ons laboratorium, waar hetzelfde proces kan worden gesinruleerd. De vraag rond het al of niet aanwezig

zijn van de temperatuurprofiel-meter is vooral interessant, omdat in stafkringen getwijfeld wordt aan het nut ervan. Aansluitend op de theorie van Kelley (1968) is de groep doende een aantal hypothesen te fornruleren.

Voor het samenstellen van de groepen proefpersooen en het verwerken van de data zal mede een beroep worden gedaan op de statistische specialisten van de afdeling Bectrijfskunde.

(16)

2.2.3. SociaZe invZoeden op de prestatie

In het voorgaande is steeds gesproken over regelgedrag en regelprestatie

van de individuele operator. In feite worden de meeste processen bediend

door meerdere operators of door elkaar opvolgende ploegen van operators. Bovendien vormen zij deel van een meeromvattend, hierarchisch en naar taak-specialisatie gestructureerd sociaal systeem.

VooIWetenschappelijk bestaat over het functioneren van zulke sociale sys-temen en van de invIoed ervan op regelprestaties weI enig iilzicht.

Wij stellen ons voor op wat Iangere termijn ook op dit gebied onderzoek te gaan verrichten, eerst in het veld, later ook in laboratoriumsituaties. Onder begeleiding van een tweetal leden van de werkgroep (THE) heeft een sociaal-psychologisch student (Utrecht) bij DSM een verkennend onderzoek

uitgevoerd naar storingsreductie bij een chemisch proces (Deneer, 1974).

Enkele typische storingen en de wijze waarop ze door verschillende

ploegen werden opgelost, werden onderzocht. Bij dit onderzoek werd

ge-bruik gemaakt van het sociaal systeennnodel van De Sitter (1972).

2.2.4. Bedrijfszekerheid van de operator("human reUability")

Het komt ons meer dan wenselijk voor, dat het begrip "presta tie" nader wordt geanalyseerd en verfijnd. Wellicht k\BUlen uit een procestypolo-tie schalen worden afgeleid waarop criteriummaten kunnen worden geplaatst. Zo is eell schaal denkbaar, waarop zowe 1 criteria voor ''monitoring

taken" (bv. in een computer gestuurde fabriek; Edwards & Lees, 1973)

als criteria voor meer complexe stuur- en regeltaken geplaatst kunnen worden. Voor het ontwikkelen van een procest)q>ologie zullen we samen-werken met nIT en NIPG/'INO (zie hoofdstuk 3.2. onder H2)"

Op deze plaats beperken wij ons tot de ''monitoring''-taken. In situaties

gekenmerkt door vergaande automatiser:ing (bv. kerncentrales), grijpt de operator nog maar zeer incidenteel in. Het technisch deel van het systeem corrigeert immers zichzelf. In normaal bedrijf is daarom bij zulke systemen de taak-allocatie niet optimaal. Met de mogelijkheden en beperkingen van de menselijke component wordt te weinig rekening

gehouden. cm:lat weinig gebeurt, is de operator niet alert (het vigilantie-probleem) en iUs iets gebeurt, is hij niet steeds op de hoogte van

de aan de storing voorafgaande procestoestanden (het probleem van

de updating).

Aldus ontstaan bij incidentele storingen voor de dan verraste en

(17)

1973).

Bet criterium menswaardigheid (zie 1.2.) is mede in het geding. De vraag naar de regelprestatie is hier teruggebracht tot de vraag naar wat genoemd mag worden de bedrijfszekerheid van de operator. Dit onderwerp is vooral in onze belangstelling gekomen naar aanlei-ding van een bezoek aan de Systems Reliability Service (S.R.S.) van de United Kingdom Atomic Energy Authority (U.K.A.E.A.). Het daar verrichte onderzoek zal nader worden bestudeerd. Daarbij zal worden nagegaan, of experimenten op dit gebied in het bedrijfskundig labo-ratorium van de THE kunnen worden verricht.

2.3. Mentale modeUen en vaardigheden

Onderzoekers als Bainbridge en Beishon veronderstellen dat de operator over een soort simulatie-taal beschikt waarin hij over een proces denkt.

Zij noemen dit zijn interne mentale model. Dok Forrester (1968) han-teert het begrip mentaal model. Michon (1968) spreekt van "internal representation". In het rapport Onderzoek Mens-Machinesystemen (1973) gebruiken wij het begrip ''mentaal model".

Daarbij zijn de volgende vraagstellingen genoemd:

- Kan worden aangetoond, dat zulke modellen bestaan, of, aithans dat het aannemen van het bestaan ervan (als hypothetisch construct) b1j-draagt tot inzicht in stuur- en regelgedrag?

Indien dat het geval is:

- Welke methodes zijn geschikt om mentale modellen te explic1teren en te onderzoeken?

- Hoe kamen zulke mode 1 len tot stand en kan hun ontstaanswijze worden beinvloed?

- Veranderen de modellen in de loop van de tij d door de ervaring van de operator met het proces? Zo ja, van welke aard zijn die veran-deringen?

- Zijn de modellen voor aIle operators gelijk?

- Heeft de operator wellicht meerdere modellen van het proces en maakt hij daaruit een keuze, a£hankelijk van de opgave waarvoor hij zich ziet gesteld?

In de beide volgende paragrafen worden achtereenvolgens de literatuur-studies genoemd die wij ons voorstellen te ondernemen en een, in het

(18)

veld te verrichten, onderzoek.

2 . ~;. 1. U. teratuuronderzoek

Het komt ons alleszins nuttig voor, de door andere onderzoekers geintro-duceerde begrippen te onderzoeken op hun bruikbaarheid als weergave van de werkelijkheid en op hun onderlinge samenhang. Als ideaal staat ons daarbij voor ogen, een bijdrage te leveren tot het ontstaan van een fOlmeeI begrippenkader, een taal waarin mens-machinesystemen en de daarin plaatsvindende processen kunnen worden beschreven.

De meest vruchtbare uitgangspunten voor het literatuuronderzoek Iijken:

1. Benadering vanuit de aognitieve psyahoZogie

Vanzelfsprekend zullen gedachten over menta Ie modellen en daarop gebaseerde strategien moeten worden getoetst aan de verworvenheden van de theoretische denkpsychologie. Naast de angelsaksische litera-tuur (o.a. Neisser, 1966) is ook de cybernetische benadering in uit Oost-Buropa stammend werk (Ochanine, 1971) van belang.

Ben rurntal, deels in het voorgaande reeds vermelde auteurs heeft onderzoek in industriele situaties verricht, waarbij het postulaat van het mentale model centraal stond. Deels is dit werk van experi-mentele aard (Beishon, 1966; Crossman en Cooke, 1962), deels eerder exploratief (Crossman, 1960; Beishon, 1969; Bainbridge, 1969, 1972). Ben ander onderzoeksgebied betreffen de voor ons werk overigens even relevante onderzoekingen van Michon (1968), Janssen (1974) en PaiI-hous (1971) met de Ifmentale wegenkaart" van autobestuurders als onderwerp.

2. De systeemtheoretisahe benadering

Ook deze benadering lijkt vruchtbaar bij het structureren van modellen, voorafgaand aan het empirisch onderzoek (Kragt e.a., 1973). Reeds

hebben wij gebruik gemaakt van het sociaal systeemmodel, als door De Sitter ontworpen (De Sitter, 1972). Oak het zogeheten besturings-paradigma (o.a. De Leeuw, 1973) vindt hier een plaats.

Enkele franse onderzoekers (Cuny en Leplat, 1969) hebben naast empirisch onderzoek, oak theoretisch werk verricht aan het scheppen van een begrippenkader voor het beschrijven van de mentale taakas-pecten van de operator. Deze aanpak Iijkt nog voor verdere uitbouw en verfijning vatbaar. Binnen de vakgroep is daar.mee een begin gemaakt (Kragt en Paternotte, 1974).

(19)

3. Het werk van Fitts en Kelley

In het werk van genoemde auteurs worden experimenteel-psychologische en regel tecJUlische desklmdigheid op gelukkige wij ze gecombineerd bij onderzoek naar systeemontwerp en opleiding van operators (Fitts, 1962, 1964; Kelley, 1968).

Verkenningen als bovengenoemde uoeten leiden tot het formuleren van denkkaders (modellen, theorieen) die aanknopingspunten bieden voor hypothese-ontwikkeling. Als voorbeeld: men spreekt van "routine" en "niet-routine" situaties (Kragt en Landeweerd, 1973), van "inner-loop" en "outer-loop behavior" (Kelley, 1968) en van "strategie" en "tactiek" (Janssen, 1974). Deze drie concept en kunnen waarschijn-lijk tot een formulering worden herleid.

Voorts mag worden verondersteld, dat er condities zijn die meer tot outer-loop gedrag (meer gericht zijn op hogere doelstellingen; plannen) en andere die meer tot inner-loop gedrag (meer bezig

zijn met eenvoudige subroutines) aanleiding geven. Een toetsbare hypothese: aan het begin van een opleiding zullen operators meer inner-loop gedrag vertonen, later meer outer-loop.

2.3.2. Onderzoek naar modeZvorming

De problematiek rondom het onderzoek van mentale processen in het alge-meen en bij regelactiviteiten in het bijzonder~ is al ter sprake ge-weest.,

.Mentale processen kunnen niet direct geobserveerd worden. Soms verraden zij zich door fysiologische correlaten waarvan de interpretatie niet duidelijk is. Ook is het mogeIijk kennis erover te verwerven door zeIf-observatie van hen bij wie de processen plaatsvinden. Zulke introspectie achten wij weI geoorloofd, maar daarbij zijn wij zeer op anze hoede. Door €len tedmiek als hardopdenken worden de processen in onbekende mate verstoord; bij mondelinge rapportering sluipen fouten binnen via verteken:lng van de herinnering en via gebrekkige formulering.

Uit methodologische overwegingen geven wij de voorkeur eraan, de menta-Ie processen ais hypothesen te behandelen.

Het onderzoek zelf verrichten wij via observatie en reg:'!:stratie van het kijkgedrag en de ingrepen. Aldus worden bv. oogbewegingen, het fixeren van de blik op paneelpunten, acties aan knoppen, raadplegen van logboeken geinterpreteerd ais uiterlijke manifestaties van interne pro-cessen.

(20)

Tot zulke hypothetische mentale processen behoren ook het totstandkomen en gebruikt worden van mentale modellen.

In het samenvattend overzicht,van het onderzoekprogramma THE/THT/NIPG (hoofdstuk 3.2., onder P3 en P4) staat daaromtrent:

1. Het opsporen en expliciteren van enkelvoudige of meervoudige mentale modellen;

2. De invloed van instructie, ervaring, omvang en aard van het :informatie-aanbod op de vorming van mentale modellen;

3. De :invloed van het expliciet aanleren van mentale modellen op de regelprestatie;

4. De invloed van persoonlijkheidsvariabelen op de vorming van mentale modellen.

Tot het onderzoek op dit terrein wil de vakgroep een bijdrage leveren, voortbouwend op eerder werk (Crossman en Cooke, 1962; Landeweerd, 1968; Brigham, F.R. en Laios, L., 1973).

Wij stellen ons voor te trachten hypothesen over ontstaan en ontwikkel:ing vanmentale modellen empirisch te toetsen tijdens een opleidingscur-sus voor operators in een chemisch bedrijf (DSM,Geleen).

Het onderzoekplan schetsen wij hier :in grove lijnen. Bij het uitvoeren zullen zeker nog wijzigingen en verbijzonder:ing nodig blijken.

Het onderzoek zou dienen te worden verricht tijdens de periode waar:in de leerling-operators worden getraind aan de (pneumatische) sinrulator die zich bij de afdeling Opleid:ing van het bedrijf bev:indt.

Het onderzoek spitst zich toe op het vergelijken van pegelgedrag en

regelprestatie tijdens de begin en de eindfase van de opleiding, onder

dezelfde procescondities.

Van te hanteren technieken noemen wij:

- de observatie en registratie van het regelgedrag (kijken, ingrijpen onder verschillende procescondities, zoals opstarten, stoppen, nader te definieren stor:ingen).

- onderzoek van heuristisch gedrag bij storingen en wijze van updaten aan de hand van geprojecteerde diabeelden van paneel:informatie. - interviews met de operators om te trachten de modelvorming op het

spoor te kamen. De hieraan verbonden bezwaren hebben wij reeds genoemd. Tot deze techniek behoort ook het laten beoordelen van de informatie-bronnen op hun belangrijkheid onder onderscheiden procescondities

(21)

De gegevens worden vergeleken met objectieve prestatie-criteria (zie 2.5.3.) en met persoonlijke beoordelingen door opleidingsstaf en mede-leerlingen.

Een aantal persoonskenmerken (personalia, vooropleiding, werkgeschiedenis, testgegevens) wordt verzameld. Deze worden gebruikt bij het vormen van een controlegroep en indien de omvang van de groepen het toelaat, als

intervenierende variabelen bij de experimenten.

Overwogen wordt de aangeduide observaties en metingen ook te verrichten

aan een groep van ervaren operators.

V~~r n~er gedetailleerde in£ormatie verwijzen wij naarhet a£zonderlijk

(22)

ExperimenteZe groep ControZe groep \~__________________~ ______________________ -JJ PersonaZia Psyah. kenmerken (intelZ. aspeaten, pel's. faatoen) r~---~~---~,

r

to Aanvong trcrining

t

Aanvang training

OllAFH. AFH. VARIABELEN

tl invoeren van - observatie kijkgedrag

een aantal en ingrepen

pl~oaescon- - inte:t:'Views

dities en - prestatiemetingen

opdraahten

- als bij - aZs bij t1,

daaren-tl boven: - beoorcieZing door OUl'susZeiding - peer-rating te Einde training - aZs bij expo grOep

FiguU!' 2. Onderzoekschema Mentale Modelvo'l'ming.

- als bij expo groep

(23)

2.4. Werkintrinsieke motivatie

Mensen verschillen in de mate waarin ze plezier in hun werk hebben dus

in de mate waarin hun behoeften (ding en die ze belangrij k vinden, me waarde voor hen hebben) worden bevredigd door het verrichten van

arbeid. Een veel gebruikt referentiekader bij de bestudering van deze satisfactie is het onderscheid tussen werkintrinsieke en werkextrin-sieke variabelen.

Men kan volgens deze gedachtengang een aantal factoren onderscheiden die kunnen bijdragen aan de satisfactie van de werkende mens. Hebben deze factoren waarde voor hem, dan werken ze motiverend op hem. In het positieve geval zetten ze hem wellicht aan tot werken en verschaf-fen ze hem plezier en voldoening; in het negatieve geval bezorgen ze hem on\Tede en veroorzaken ze weIIicht (ziekte) verzuim en verloop. Onder werkintrinsieke factoren verstaat men gewoonlijk die factoren die direct aan de taak gebonden zijn, zoals:lengte van een arbeids-cyclus, uitdagendheid, mogelijkheid tot zelfontplooiing e.d. Met werkextrinsieke variabelen bedoelt men de factoren die weI aan de totale werksituatie, maar niet aan de taak zelf gebonden zijn, zoals: beloning, bestaanszekerheid, sfeer in het bedrijf en contact met collega's en chefs. Sommige factoren zullenniet altijd zonder meer in een van beide klassen kunnen worden ingedeeld.

Een voorbeeld zou zijn de kwaliteit van de sociale contacten daar waar het werk niet anders dan in nauwe samenwerking met anderen kan worden verricht.

De redenen waarom wij ons onderzoek in eerste instantie beperken tot werkintrinsieke factoren zijn:

a. €len aantal werkextrinsieke factoren is bij bedieningstaken aan geal1tomatiseerde rrocessen niet te beinvloeden. Zo zullen vele processen continu moeten zijn, en daardoor pIoegendienst en inten-sief contact met anderen impliceren.

b. de eigen aard van veel taken in het door ons gekozen domein van de procesregeling (bv. relatief grote onder- of overbelasting, de grote verantwoordelijkheid die op de bedieningsploegen rust, het besliskarakter van regeltaken) maakt het extra noodzakelijk de in het werk zelf gelegen factoren te bestuderen op hun samenhang met satisfactie.

Het doel dat ons voor ogen staat is het vinden van de factoren die werkers in regelfuncties plezier en bevrediging geven. We kunnen dan wellicht aanwi;zinRen vinden voor het zodaniR structureren van

(24)

taken binnen de geschetste beperkingen dat de taken meer ''mens-waardig" worden. Wij zigingen in de taakstructuur zouden bv. ver-andering van instructies kunnen zijn, wij ziging van bedienings-en controleorganbedienings-en, verandering van de verdeling van het werk over verschillende mensen, enz.

De opzet van het onderzoek stellen wij ons als voIgt voor:

We meten satisfactie bij verschillende mensen, die verschillende ta-ken op verschillende wijze uitvoeren.

- kenmerken van mensen (behoeften, bekwaarnheden ed.) bescho'Ll\-Ven we als intervenierende variabelen.

- kenmerken van taken (complexiteit van het technische systeem, duide-lijkheid van de instructies, autonomie ed.) zijn onafhankelijke of controlevariabelen.

- verschillende wijze van uitvoeren (prestatie) zullen we soms als controle variabele, sams als intervenierende variabele opvatten. - satisfactie is afhankelijke variabele, voorzover deze veroorzaakt

wordt door werkintrinsieke factoren. Satisfactie gerelateerd aan werkintrinsieke factoren zullen we soms als controle-, 50mB als

onafhankelijke variabele dienen te hanteren.

Voor het schalen van taakkarakteristieken zullen de ontwikkeling van een taakclassificatie en een procestypologie (THT) goede hulp-ntiddelen zijn. Het kiezen of ontwikkelen van satisfactiematen zal

in overleg met het NIPG gesdlied.en.

2.5. Onderzoek naar Meetteahnieken

2.5.1. BeoordeZing van de meetapparatuur

Bij onderzoek naar het regelgedrag laat men weI de operators beoor-delingen geven van de meters en regelaars met behulp waarvan zij het

procc~s besturen.

Daarbij rangschikken zij by. de meters op een schaal; de relatieve "belangrijkheid" voor de procesbesturing geldt daarbij als criterium. Aldus worden gegevens verzameld voor het antwerp van bedieningspanelen, voor het bepalen van het inzicht dat de operator in het proces heeft en ook voor het onderzoek naar het verloop van het keuzegedrag zelf. Tot dit doel kan de techniek van de "paarsgewijze vergelijking" worden gebruikt. Uit een verzarneling van n instrumenten worden er steeds twee ter keuze aangeboden. Als aIle mogelijke paren worden voorgelegd,

(25)

dus !n(n-l) keuzen.

fuze method.e, door ons toegepast, bleek zeker zoveel bezwaren als voordelen te hebben. Resultaten van een drietal studies (Kragt, 1971; Waldus, 1974; Paternotte, 1974,a) geven aan, dat nader onderzoek met betrekking tot onderstaande punten gewenst is:

- de kwaliteit van de instruatie aan de operator. De vraag naar by.

"de" belangrijkheid blijkt te ambigu. Gezocht moet worden naar for-muleringen die aangepast zijn aan de probleemstelling van het onder-zoek en die geen ruimte voor meerdere interpretaties openlaten.

- de praktisahe uitvoeringsvorm. Vooral als het gaat om wat grotere

aantallen instnnnenten, is de techniek van de paarsgewijze vergelijking niet heel efficient.

- het ontwikkelen van andere teohnieken met een grotere effectiviteit

en betere schaaleigenschappen.

Het onderzoek van de vakgroep op di t gebied zal, met inschakeling van stagiaires, zowel in het laboratorium als in het veld plaatsvinden.

2.5.2. Teohnieken voor observatie en registratie

Voor veel onderzoekingen is het nodig het kijk- en regelgedrag van ope-rators te observeren en vast te leggen. Wij willen weten, aan welke informatiebronnen (i.c. displays) aandacht wordt gegeven en aan welke knoppen wordt ingegrepen, onder verschillende condities van het proces. Als tectmieken komen vooral in aamnerking:

Voor wat betreft het kijkgedrag:

1. oogbewegingsregistratie met behulp van een eye-mark recorder.

Voor wat betreft de ingrepen:

2. teohnisohe voorzieningen aan het bedieningspaneel.

Voor zowel kijk- als regelgedrag.

3. direote observatie door getrainde krachten en

4. film- of televisieopnamen.

Door de werkgroep aan de T.H. Twente is een overzicht gemaakt van de mogelijkheden en de (vele) beperkingen van eye-mark recording (Van Boxtel, 1974).

Een door de vakgroep begeleide studie laat factoren zien, die van in-vloed zijn op betrouwbaarheid en validiteit van directe observatie

(Schalkwijk, 1974).

(26)

keuze ult de diverse technieken onder verschillende condities ook

verschillend uitvallen. De werkgroep Ergonomie aan de T .H. '!'lv-ente (Knoop Pathuis) heeft dit in studie. Met onze vakgroep worJt daaromtrent

infonnatie uitgewisseld.

2.5.3. Criteriummaten

Bij elk onderzoek dienen de als variabelen gebruikte begrippen in meet-bare vorm gebracht, geoperationaliseerd te worden. Op het door ons geko-zen terrein van onderzoek vinden wij meestal aan het proces ontleende, en sociojpsychologische variabelen als onafhankelijke variabelen, ter-wijl prestatie- en belevingscriteria als afhankeIijke variabelen fun-geren.

De socio/psychologische variabelen bestaan uit personalia, gegevens van persoonlij ke achtergrond, persoonlijkheidskenmerken. De instrumenten waarmee die worden gemeten, kunnen veelal direct aan het arsenaal van de gedragswetenschappen worden ontleend.

Anders staat het met de criteriurrunaten.

1. RegeZprestatie. Deze meest belangrijke criteriurrunaat is in het voorgaande al aan de orde geweest.

2. Belev1:ngsdimensies. Hier gaat het om werkbeleving, opvattingen en atti tudes van operators. Vaak zal gebruik kunnen worden gemaakt van bestaande instrumenten, al dan niet aan bijzondere condities aangepast.

Wij denken hier aan by. satisfactieschalen. Het ligt niet in het voornemen van de werkgroep, geheel nieuwe instnunenten op eLi t gebied te ontwikkelen. NIPG/TNO heeft deze taak weI op zich genomen. (Zie hoofdstuk 3.2., onder P2) •

3. StI'eSf.!. De vakgroep heeft zich geen taak gesteld in het doen van onderzoek naar meettechnieken voor stress. Binnen de werkgroep wordt op dit gebied door de vakgroep ST (Bedrijfskunde, THE) gewerkt. Oak THO' en NIPG/TNO houden zich er.mee bezig (zie hoofdstuk 3.2., onder P6) •

4. FysioZogisahe ariteria. Het ontwikkelen van meettechnieken op het terrein van de lichamelijke belasting staat niet op het program van de werkgroep. Zowel NIPG/TNO als THT bewegen zich weI op dit gebied

(27)

3. SAMENWERKING TUSSEN TH EINDHOVEN, TH TWENTE" NIPG/TNO

3. 1. In l-eiding

Het onderzoekprogrannna van de Wergroep Onderzoek ~ns-Machinesystemen i.o. van de TH Eindhoven staat niet op zichzelf. Er is geregeld overl~g met de Werkgroep Ergonomie van de TH Twente en de Werkgroep ~nselijke

Stuur- en Regeltaken van het Nederlands Instituut voor Preaventieve Geneeskunde-TNO. Dit heeft reeds geleid tot een inventarisatie van de

(deel-) onderzoeken. Deze inventarisatie is in een schema vastgelegd en weergegeven in hoofdstuk 3.2. Het ligt in de bedoeling onderzoekpro-grannna's te ooordineren; waar duplicering van onderzoek plaats vindt, geschiedt dat bewust;resultaten van zulk onderzoek worden niet alleen uitgewisseld, maar ook in gezamenlijke arbeid geanalyseerd.

De werkgroepen hebben de doelstelling van hun onderzoek geforrnuleerd

in een drietal onderzoek-progrannna's:

Teclmische Hogeschool Eindhoven: l'Onderzoek ~ns-Machinesystemen",

intern rapport Bedrijfskunde, 1973.

Technisclle Hogeschool Twente: 'Mens-Machine cornmunicatie via bedienings-middelen in centrale regelkamers", De Ingenieur, 85, 1973. Nederlands Insti tuut voor Preaventieve Geneeskunde/TNO:

"Onderzoeks-voorstel project menselijke stuur- en regeltaken", intern rapport NIPG/TNO, 1973.

Het gemeenschappelijke in de doelstellingen forrnuleren wij als: het opti-maliseren van lil.el1S-machinesystemen (in meer of minder geautomatiseerde

situaties), gemeten naar sociale maatstaven (de effectiviteit van de taak-uitvoer~lg). Daartoe zullen richtlijnen en normen voor he~ ontwerpen van mens-machinesystemen moe ten worden ontwikkeld. Dat vereist het opsporen van de beinvloedbare factoren die in relatie tot de criteria van wel-bevinden en prestatie staan.

De werkgroepen van de THE en THT verrichten zowel laboratoriumonderzoek als veldonderzoek. Het laboratorium van de THT is praktisch operationeel; dat van de THE zal waarschijnlijk medio 1975 gereed zijn. De werkgroep van het NIPG/TNO verricht in de huidige periode aIleen veldonderzoek. Het ligt in de bedoeling op basis van resultaten van dit veldonderzoek tegen 1976 te komen tot laboratoriumsimulatie van een stuur- en regel-taak Il1tlt inbegrip van het sociaal systeem.

(28)

Ook de THE hoopt in een latere fase van haar onderzoek simulaties te realiseren, waarbij meer dan een operator bij het besturen van een tech-nisch systeem betrokken is. Daarvoor zal echter eerst het probleem van de simulatie van een meer complexe technische installatie opgelost moeten zijn (bv. meerdere destillatiekolommen, parallel en in serie).

3.2. OVepziaht van de ondepzoekppogpamma's

In het navolgende is een overzicht gegeven van de (deel-)onderzoeken van de drie werkgroepen. Met onderstaande coderlllg worden de verschil-lende niveaus aangegeven waarop onderzoek plaatsvindt.

o

= Organisatie G :; Groep P .. Individu T :; Taak TS :; Technisch Systeem H

=

Hulpmiddelen

(29)

I

Cotle Onderwerp T.B.I3. T.H.T. N. I.P.G./T.N.O.

°1 Otganisatiestructuur ,\anpassing van de orga- Invloetl van hH!rarchie en nisatiestructuur aan de procedure ring , taakverde-mentale en psychische ling, ploeglnue!~lg. tor-behoeften van de mens in meel vs. informeel or Ilclzij ii

socio/technische systernen en rcgelprestatic

G1 Groepsstructuur lnvloed van communicatie

en machtstructuur, leider-schap en groepsomvang op welzijn en regelprestatie P1 Prestatie Orrt;wikkeling van een

criteriummaat voor de re-gelprestatie van opera-tors; in eerste instan· tie voor een chemische procesindustrie

Pz "Welzijn" Indicatoren vOOr welzijn;

arbeidssatisfactie,

ziekte-ver~uim, welbevinden, "taak-stress", taakbeleving ••.•• P3 "Mentaal model" - opsporen, expliciteren

en onderzoeken van

idem -enkelvoudige of

meer-voudige mcdellen

- invloed van instructie, - fundamentele aspecten ervaring, informatie- van beslissingsmodel-presentatie, etc. op len

montale modelvorming - invloed van verschil-lend aangeleerde men-tale modellen op de regelprestatie

P4 Persooolijkl:u;lidsvaria- Invloed op mentale mo- Invloed Van

prestatie-mo-belen delvorming tivatie, neuroticisme,

intel-ligentie ed. op welzijn en regelprest\ltie

Ps Achtergrondgegevens Invloed van leeftijd, op-leiding, salaris,

dienst-1- idem -tijd, etc. op welzijn en

(30)

Code T 3 Onderwerp Houding en beweging Taakomschrijving Taakkerunerken C"functiei;tructuur") Taakbeleving 'f.1I.E.

p ontwikkeling van een

"stress-model" - de relatie tussen

tech-nische proceskarakteris-tieken (bv. storingen) en stress

invloed van stress (meer, minder, soort) op regel-prestatie, h~lzijn en taakbeleving

Invloed van verantwoor-delijkheid op regelpres~

tatie en taakbeleving

Karakteristieke behoefte-patronen van operators en evt. frustraties daarvan in de werksituatie 'f.H.T. idem idem idem -- theoretisch model t.b.v. de analyse en beschrij-ving; instrumentatie-ontwikkeling t.b.v. metingen - de machine (proces) en taakbepaalde factoren, die van invloed zijn op de belasting van de rug

- invloed van monotonie op de taakbeleving

N.LP.G./T.I\.O.

Gekwantificeerd gedrag en fysiologische reakties van taakuitvoerders om te koman tot uitspraken over taak-belasting

Discrepantie tussen taak-omschrijv:ing en -uitoefe-ning en het effect hiervan op de effectiviteit en efficiency van de regel-prestatie

Invloed van taakkerunerken

( •. ) op ervaring en bele-- determineren van relebele-- ving van de taak

vante elemen-ten. Relatie functie-structuur met sociaal systeem & technisch systeem

- ontwikkelen van

in-strumenten t.b.v. het meten van functie-ele-menton

(31)

-I Codo I Ondorwerp Taakontwerp Proeeskenmerken InformatiepresentatiQ Simulatie Typologien Proefpersonen Observatietechnieken I.lI.E.

Invloed van automatise-ringsgraad, c6mplexiteit, storingstype op regel-prestatie en taakbele-ving

Invloed van soort en hoe-veelheid infonnatie op regelprestatie en taak-beleving

Digitale simulatie van een destillatiekolom op

een PDP 11/40

Het vinden van een taxo-nomie van vaardigheden die mogelijkheden biedt tot vergelijking en gene-ralisatie van onderzoek-resultaten

Invloed van motivatie-factoren: tijdsduur

lab-experimenten; meer I of minder geld; eehte operators vs. studen-ten etc.

Studie naar observatie-methoden

I.fI:r.

"Conceptueel modol": mentale beelden van een systeem zoals doze kunnen groeien bij het ontwerpen ervan. Invloed op welzijn, prestatie, stress van ope-rators en onderhoudsperso-neel

Invloed van praces (ma-chine-)type, automatise-ringsgraad, complexiteit, storingstype op de regel-prestatie

Relevante factoren van in-fonnatiepresentatie: visu-eel, auditief, computer-display, predictive-dis-play m.b.t. de regelpres-tatie. M'lns-computer inter-actie. Lay-out bedienings-paneel

Digitale simulatie van het "Williamsproces" op een PDP 11/10

• N.!.l' .G./T.N .0.

Invloed ildll variabolon

m.b. t. teclulische

5YS-temen (sociale systomen) op taak en taakomstan-digheden

Ontwikkeling van indelings- Indeling van h,rhn i <rh.,

criteria voor proces typolo-en functie-typologie zie T2

Observatie'van oogbeweging m.b.v. eye-mark recorder

systemen als onafhmike-lijke variabele voor taak-verschillen

Ol,servatie-registratie-systeem t.b.v. taakbe-lasting (P 6)

(32)

Code Onderwerp T.fl.E. T.H.T. N.I.P.G./T.N.O.

lIS

i

Fysiologische metingen Ontwikkeling instrument a- Gekoppeld aan taakregis-tie t.b.v. meting van de tratie (114) ; ECG-opera-belasting bij infonnatie- tioneel

verwerking m.b.v. de

fy-siologische parameters en neventaken. Parallel meten van EeG, ademhaling en "tikfunctie" nagenoeg operationeel

H6 Vragenlij sten ''paired comparison" Het ontwikkelen van

als hulpmiddel? vragenlijsten voor

per-soonlijkheidskenmerken, taakbeleving, groeps-en organisatie-aspectgroeps-en

H7 Voorspellingen Analyse van voorspelde

waarden van procesvaria-belen. Een 'voorspelmo-del" levert misschien kwantitatieve gegevens, waarmede mentale (inter-ne) rnodellen kunnen wor-den verfijnd

(33)

4. LITERATUUR

A:rmett, J. et.al., (1967) Task analysis and training design. Occupational psychology, 41, 211-221.

Annsby. D.H. (1961) Task demands analysis. Human Factors, 4, 381-387. Bainbridge, L. (1969) The nature of the mental model in process control.

Ergonomics Research Society.

Bainbridge, L. (1972) .An analysis of a verbal protocol from a process control task. Ph.D. Thesis, University of Bristol (unpu-blished).

Bainbridge, L. and Beishon, R.J. (1964) The place of checklists in ergonomic job analysis, ergonomics proceedings, 2nd lEA congress.

Beishon, R.J. (1966) A study of some aspects of mental skill and the performance of laboratory and industrial tasks, Ph.D. Thesis, University of Oxford.

Beishon, R.J. (1969) .An analysis and simulation of an operator's behaviour in controlling continuous baking ovens. Bresson, F.,

Montmollin, M. de (eds.). The simulation of human behaviour, Paris, Dullod.

Berliner, C. et.al. (1964) Behaviors, measures and lllstruments for performance evaluation in simulated environments. Paper

presented at the Symposium and Workshop on the Quantification of Human Performance, Albuquerque.

Brigham, F.R. and Laios, L. (1973) A Study of the manual control of a complex, slow-response system. Husat .MEMJ no. 51, Univer-sity of Technology, Loughborough.

Boxtel, P.A.A. van (1973) Afstudeerverslag, afdeling Chemische Technolo-gie THT,

Christensen, J.M. and Mills, R.G. (1967) What does the operator do in complex systems, Human factors, 9 (4),329-340.

Cooper, R. (1973) Task characteristics and intrinsic motivation, Human relations, 26, (3),387-413.

Crossman, E.R.F.W. (1960) Automation and Skill, London, H.M.S.Q.

Crossman, E.R.F.W. and Cooke, J.E. (1962) Manual control of slow response systems. International Congress on human factors in elec-tronics, Long Beach, California.

Cuny, X. and Leplat, J. (1969) Structure of the machine and activity of the operator. International Congress on man-machine systems, Birmingham.

(34)

Ieneer, 1., (1974) Rapport, Afdeling del' Bedrijfskunde, TIlE (verschijnt binnenkort).

Dirken, J .M. (1970) Taakbeschrijving, M3ns en Onderneming, 24 (1970) 337:"372.

Droffelaar, H. van (1973) Het ftmctioneren van bedieningsmensen in cen-trale meet- en regelkamers. D-verslag, Afd. C.T. Procesdy-namica, TH Twente.

Edw"ards, E. and Lees, F.P. (1973) Man and Computer in Process control, London, The institution of chemical engineers.

Farina, A.J. and Wheaton, G.R. (1971) The task characteristics approach to performance prediction, Washington, American Institutes for Research, Technical Report 7.

Fitts, P.M. (1962) Factors in complex skill training. In Glaser, R. (ed.) Training research and education, Pittsburgh, University of Pittsburgh Press.

Fitts, P.M. (1964) Perceptual-motor skill learning. Melton, A.W. (ed.) Categories of human learning, New York, Academic Press. Fleisrnnan, E.A. (1967,a) Performance assessment based on an empirically

derived task taxonomy, Human factors, 9 (4), 349-366.

Fleishman, E.A. (1967,b) Ievelopment of a behavior taxonomy for descri-bing human tasks. Journal of Applied Psychology, 51 (1), 1-10. Fleishman, E.A. and Stephenson, R.W. (1970) Ievelopment of a taxonomy

of human performance. A review of the third year's progress. l.]asi1ington,American institutes for Research.

Forrester, J.W. (1968) Principles of systems, Cambridge, Mass, Wright-Allen Press Inc.

Greene, S. de (1970) Systems Psychology, New York, McGraw-Hill. Groot, A.D. de (1961) Methodologie, 's-Gravenhage, Mouton.

Haffmans, E.L.M. (1974) Een simulatie van een destillatiekolom ten

behoeve van ergonomisch onderzoek, afdeling Electrotechniek, THE, verschijnt binnenkort.

Janssen, W.H. (1974) Ie strategie van de routekeuze, TNO-projekt 74-4. Kelley, C.R. (1968) Manual and automatic control, New York, Wiley.

Kitchin, J.B. and Graham, A. (1961) Mental loading of process opevators: an attempt to devise a method of analysis and assessment, Ergonomics, 4, 1-15.

(35)

Kragt, H. (1971) De operator in een chemische procesindustrie als element van het man-machine systeem, Afdeling der Be-drijfskunde, THE.

Kragt, H. en Landeweerd, J .A. (1973) :Mentale vaardigheden in de proces-industrie.

In Drenth e.a.: Arbeids- en Organisatiepsychologie, Deven-ter, Kluwer.

Kragt, H., Landeweerd, J.A. en Leeuw, A.C.J. de (1973) On the concept of ''mental model" in the human control of production systems, Proceedings of the CIRP seminars on manufacturing systems, Ljubljana.

Kragt, H. en Paternotte, P.H. (1974) Bewerking van: Structure of the machine and activity of the operator, J. Leplat and X. Cuny, Interne publikatie, afdeling der Bedrij fskunde, THE ~

Landffiveerd, J.A. (1968) Regelvaardigheid en ergonomie. Intern rapport, DSM, Geleen.

Landelveerd, J .A. (1974) Onderzoeksvoorstel ontstaan mentaal model. :Memo nr. 2, Werkgroep IvIMS-i.

0.,

THE.

Leeuw, A.C.J. de (1973) Over besturing; een systeemtheoretische beschou-wing, rapport nr. 25, vakgroep Organisatiekunde, Afdeling der Bedri j fskunde, THE.

Levine, .J.M. and Rosmasko, 1. and Fleishman, E.A. (1::171) Development of a taxonomy of human performance: Evaluation of an abilities classification system for integrating and generalizing. research findings. American Institutes for research, Technical report nr. 12.

Michon; .LA. (1968) On the internal representation of associative data networks. Nederlands Tijdschrift voor Psychologie, 23, 428-457.

Miller, R.B. (1953) A method for man-machine task analysis. Whright-Patterson air force base. Ohio, Whright air development center. Technical report 53-137.

Miller,R.B. (1962) Task description and analysis. In R.M. Gagne: Psychological principles in system development, New York, Holt, Rinehart and Winston.

Miller,R.B. (1967) Task taxonomy: Science or Technology? Ergonomics 10, 167-176.

Neisser, U. (1966) Cognitive Psychology, Appleton Century Crofts, New York.

Ochanine, D.A. (edJ (1971) L'homme dans les systemes automatises, Paris

(36)

Onderzoek Jv1ens-Machinesystemen (1973) Intern Rapport, Afdeling der Bedrijfskunde, THE.

Onderzoeksvoorstel project menselijke stuur- en regeltaken (1973) Intern rapport NIPG/TNO.

Pailhous, J. (1971) Elaboration d'images spaciales et de regles de deplacement: une etude sur l'espace urbain. Le travail humain, 34, (2), 299-324.

Paternotte, P.H. (1974,a) Ie belangrijkste meter. Interne publicatie, Afdeling der Bedrijfskunde, nIE.

Patenlotte, P.H. (1974,b) Ie ontwikkeling van een criteriummaat voor de regelprestatie ten behoeve van een gesirnuleerd proces. Afdeling der Bedrij fskunde, THE, verschijnt binnenkort. Rabideau, G.F. (1964) Field measurement of human performance in

man-machine systems, Human Factors, 6, 663-672.

Rijnsdorp, J.E., Mulder, A.F. en Heusden, A.F. van (1973) Jviens-machine cOJllIlU1l1icatie via bedieningsmiddelen in centrale regelkamers, Ie Ingenieur, 85, 47.

Sadler, P. (1968) Social research on automation, London, Heinemann. Schalh."Wijk, C. (1974) Observatie van kijk- en actiegedrag van een

operator aan een paneel. Intern rapport, afdeling der Bedrij fskunde, THE.

Sitter, L.U. de (1972) Sociologie van het produktieproces, Afdeling der Bedrijfskunde, THE.

Sluijs, H. van der en Dirken, J.M. (1970) Taakbeschrijving, Jviens en Onderneming, 24, 357-372.

Teichner, W.A. and Whitehead, J. (1971) Ievelopment of a taxonomy of human performance: evaluation of a task classification system for generalizing research findings from a data base, Washington, AIR-technical report nr. 8.

Theologus, G.C. and Fleishman, E.A. (1971) Ievelopment ofa taxonomy

of human performance, Washington, AIR-teclmical report nr. 10. Vries, B.M. de (1970) Taakbeschrijving van operators, Jviens en Onderneming. Waldus, B.H. (1974) Verslag praktijkperiode, Afdeling der Bedrijfskunde,

Referenties

GERELATEERDE DOCUMENTEN

Given that a practical theological investigation takes both the context and theological reflection as points of departure, it is argued that it can contribute towards the

De som van de produkten van op- pervlakte en gemiddeld inkomen per klasse gedeeld door de totale op- pervlakte geeft voor elke opvolgende cirkelvormige zone het gemiddel- de inkomen

De unit Wettelijke Onderzoekstaken Natuur &amp; Milieu van Wageningen UR (WOT N&amp;M) zet modellen, (ruimtelijke) gegevensbestanden en graadmeters in bij het

De kijkrichtingen bieden een antwoord op de uitdagingen waar het natuur- beleid voor staat en op de drijfveren van mensen om zich met natuur en landschap bezig te houden.. hebben

In terme van dié studie is hierdie proses uiters noodsaaklik aangesien dit deel vorm van die kern van die studie, naamlik hoeveel van die simbole wat die dramaturg, in hierdie

toch, voor een bepaalde periode, toe te laten tot het verzekerde pakket. Daaraan wordt de voorwaarde verbonden dat in dat tijdsbestek gegevens worden verzameld over de

In hoofdstuk 5 duiden we de zorg verleend door de specialist ouderengeneeskunde en de arts voor verstandelijk gehandicapten en geven we antwoord op de vraag of deze zorg qua aard

In dit rapport zal worden onderzocht of empagliflozine in aanmerking komt voor de uitbreiding van de nadere vergoedingsvoorwaarden, als toepassing in drievoudige