• No results found

Over stikstofbemesting, strostevigheid en opbrengst bij tarwe

N/A
N/A
Protected

Academic year: 2021

Share "Over stikstofbemesting, strostevigheid en opbrengst bij tarwe"

Copied!
9
0
0

Bezig met laden.... (Bekijk nu de volledige tekst)

Hele tekst

(1)

Ir N. M. de Vos

OVER STIKSTOFBEMESTING,

STROSTEVIGHEID EN OPBRENGST BIJ T A R W E

(2)

V »

De huidige tarwerassen kunnen hoge opbrengsten geven. Dat geldt met name voor de wintertarwe, waarvan de gemiddelde opbrengst in de jaren 1961, 1962 en 1964 werd geraamd op 5000 kg/ha. Een belangrijke eigenschap van de nieuwe rassen is, dat zij relatief veel stikstof kunnen verdragen; de strostevigheid van de moderne rassen is heel wat groter dan van de oudere rassen.

Men kan zich dan ook afvragen of de strostevig-heid nog wel een beperkende faktor vormt voor het bereiken van de maximale opbrengst. Uit de schaar-se gegevens over opbrengsten van de nieuwere rassen in proeven met enkele stikstoftrappen kan wel worden afgeleid, dat op de goede kleigronden in vele gevallen hoge opbrengsten bereikbaar zijn zonder dat sterke legering optreedt. Of evenwel daarmee ook het optimum van de stikstof-opbrengst-curve wordt bereikt is niet zeker. Bij hogere stik-stofgiften treedt immers vaak legering op waardoor niet meer uitgemaakt kan worden welke opbrengst

bij een staand gewas maximaal zou kunnen worden gehaald.

In 1964 is in Nederland een groot aantal proeven uitgevoerd met het halmverkortingsmiddel CCC dat tevens een verbetering van de stevigheid geeft. Daardoor ontstaat de mogelijkheid na te gaan of inderdaad meer stikstof rendabel gemaakt kan wor-den bij voldoend blijvende stevigheid. Over het door verschillende instituten uitgevoerde onderzoek is elders in dit nummer uitvoerig gepubliceerd (1). Naast dit instituutsonderzoek zijn door verschillen-de Rijkslandbouwconsulentschappen, door enkele Proefboerderijen en door de Rijksdienst voor de IJsselmeerpolders proeven genomen. Over de resul-taten van deze interprovinciale proevenserie ver-scheen een op beperkte schaal verspreid verslag (2). Het leek ons de moeite waard enkele van de in deze proeven verkregen resultaten in dit artikel nader te bespreken.

(3)

Doelstelling en opzet van het onderzoek

Het nemen van proeven met CCC in interprovinciaal verband had als groot voordeel dat het middel on-der zeer uiteenlopende omstandigheden kon worden getoetst. De opzet van de proeven was eenvoudig gehouden en omvatte de volgende objecten: A normale N-gift (optimaal volgens praktijkinzicht) B als A, maar met CCC in Feekes-stadium 4 à 5 C verhoogde N-gift

D „ „ , CCC-bespuiting,stadium 4 à 5 E ,, „ , als D, maar dubbele

hoeveel-heid CCC

F „ ,, , CCC-bespuiting, stadium 8 G „ ,, , als F, maar dubbele

hoeveel-heid CCC

Voor wintertarwe was de hoeveelheid CCC (actieve stof) 3 kg/ha voor de objecten B, D en F, en dus 6 kg/ha voor de objecten E en G. Voor zomertarwe, waarvan bekend was dat de reactie sterker was, waren de hoeveelheden resp. 2 en 4 kg/ha. Uit het schema blijkt dat de proeven gericht waren op de volgende doelstellingen:

• kan door "afremmen" van een te zwaar gewas schade door legeren worden voorkomen • kan door het gebruik van CCC een hogere

stik-stofgift rendabel worden gemaakt. Opbrengst en stevigheid bij verhoogde stikstofgiften

Bij de hiervoor beschreven serie proeven werd ge-werkt met twee stikstoftrappen. Voor de meeste proeven lag het verschil in hoeveelheid tussen 25 en 40 kg N per ha. In enkele proeven was het ver-schil groter.

Met een extra stikstofgift van 25 à 40 kg per ha werd slechts bij uitzondering een meeropbrengst verkregen. Blijkbaar was met de lagere N-gift die ongeveer overeenkwam met de praktijkgift het op-brengstmaximum al bereikt of in ieder geval dicht benaderd. Er moet hier wel op worden gewezen, dat het gaat om vroeg gegeven stikstof. Of met ge-deelde giften een hogere opbrengst kan worden bereikt is niet nagegaan.

In tabel 1 is een aantal gegevens van verschillende proeven uit de interprovinciale serie opgenomen. Naast de opbrengsten bij de twee N-hoeveelheden zijn ook de cijfers voor de stevigheid opgenomen.

Tabel 1 . Opbrengt (kg per are) en legeringscijfers bij normale (A) en hoge (C) stikstofgiften voor proefvelden met een verschil van 25-40 kg N tussen beide giften

ras Cleo Stella Felix Ibis Opal Peko proef-veld NNH ZVI Z OFI ZL ZNH YPO WO WD ZNH Ve ZGe 2339 1069 2488 463 2373 826 102 1746 742 827 1551 1405 * legeringscijfers: 10 grond. opbrengsf A 60.1 65.2 59.7 64.0 52.2 60.2 57.7 51.0 46.5 49.1 36.5 32.4 = staan C 60.7 62.6 56.5 65.7 46.2 59.9 54.8 52.5 46.5 50.0 36.2 31.7 id gewas; legerings-ci/rer A 5.2 4.0 2.0 8.7 8.6 6.0

1.0 10 8.0 10 5.2 C 4.0 2.5 1.0 6.2 5.0 5.0

1.0 10 5.5 10 4.8 1 = gewas plat verschil in N-gift (kg/ha) 40 30 30 40 30 30 30 30 25 30 25 25 tegen de

De verhoging van de stikstofgift heeft in de meeste proeven geleid tot een vermindering van de stevig-heid. Voor een deel was dan ook de opbrengst la-ger en blijkbaar het optimum overschreden. Bij toepassing van CCC blijkt het opbrengstniveau in verschillende gevallen toch nog te kunnen worden verhoogd, ook in proeven waar verhoging van de stikstofgift zonder CCC tot een opbrengstdaling leid-de. In tabel 2 is de meeropbrengst vermeid die werd verkregen bij CCC bespuiting en wel ten op-zichte van het object met hoge N-gift (C) en van het object met normale N-gift (A).

Tabel 2. Meeropbrengst bij combinatie van CCC-bespuiting en verhoogde N-gift t.o.v. verhoogde N-gift (C) en normale N-gift, beide bij vroege (D) en late (F) bespuiting

ras Cleo Stella Felix Ibis Opal Peko NNH ZVI Z OFI ZL ZNH YPO WO WD ZNH Ve ZGe proef-veld 2339 1069 2488 463 2373 826 102 1746 742 827 1551 1405 D t.o.v. C

+

+

+

+

+

+

+

+

+

+

3.9 4.8 7.6 4.4 13.7 0.1 6.5 1.0 3.2 3.6 0.2 5.2 F t.o.v. C + 3.7 + 6.7 + 9.4 + 4.2 + 4.0 - 2 . 4 + 6.5 + 2.0 + 2.2 + 2.4 + 2.6 + 3.5 D t.o.v. A + 4.5 + 2.2 + 4.4 + 6.1 + 7.7 - 0 . 4 + 3.5 + 0.5 + 3.2 + 4.5 - 0 . 1 + 4.5 F t.o.v. A + 4.3 + 4.1 + 6.3 + 5.9 - 2 . 0 - 2 . 7 + 3.5 + 3.5 + 2.2 + 3.3 + 2.3 + 2.8

(4)

Uit d e gegevens van tabel 1 en 2 k o m t naar v o r e n dat inderdaad d e strostevigheid in de meeste ge-v a l l e n een b e p e r k e n d e f a k t o r kan zijn ge-v o o r het be-reiken van het m a x i m u m van de stikstofopbrengst-curve. Van de rassen Cleo, Stella, Opal en Peko is ook w e l b e k e n d , dat de strostevigheid niet helemaal aan de eisen v o l d o e t . E v e n w e l , ook bij het ras Ibis dat als steviger b e k e n d staat, w e r d in enkele g e v a l -len bij toepassing van CCC een m e e r o p b r e n g s t be-haald, d i e met v r o e g g e g e v e n stikstof zonder CCC niet was te b e r e i k e n . Bij het stevige ras Felix w e r d

geen positief resultaat v e r k r e g e n , h o e w e l d e stro-s t e v i g h e i d o o k hier d o o r d e b e stro-s p u i t i n g w e r d verbe-t e r d . Misschien is hier d e h o e v e e l h e i d CCC verbe-toch aan de hoge kant geweest. Dit ras reageert immers het sterkst van alle rassen, zoals uit een d o o r het con-sulentschap Schagen g e n o m e n proef bleek (2). Van enkele p r o e f v e l d e n is in f i g . 1 w e e r g e g e v e n hoe de reactie o p stikstof en o p g e c o m b i n e e r d e toe-passing van meer stikstof en CCC is g e w e e s t . De p u n t e n A en C g e v e n de o p b r e n g s t e n bij resp. nor-male en hoge N-hoeveelheid, d e punten D en F ge-1 Korrelopbrengst op verschillende proefvelden bij normale hoeveelheid stikstof ( A ) , verhoogde stikstofgift (C), vroege (D) of late

(F) bespuiting naar 3 kg CCC per ha.

korrelopbrengst kg /are 70 r C l e o NNH 2339 60 50 -i.0 75 65 55 i.5 D/F

®

60 100 kg N/ha Stella Z2488 D/F

®

Stella ZL2373 80 110 kg N/ha 70 Cleo NZH 1021 60 100 k g N D/F J 110 kg N/ha

©

75 105 kg N D/F

©

70 100 kg N/ha Ibis YPO 102 D/F 75 105 kg N

(5)

ven de opbrengsten bij hoge N-giften en 3 kg CCC per ha, resp. vroeg (D, stadium 5) en laat (F, stadium 8) toegediend. Waar de opbrengsten tussen D en F weinig verschilden is volstaan met één punt voor het gemiddelde van de twee objecten. In enkele geval-len bestonden tussen de opbrengsten van vroeg en laat gespoten objecten wel belangrijke verschillen (zie bijv. Stella, ZL). Hierop komen wij later nog terug.

Bij de hogere stikstofgift waren de opbrengstver-schillen tussen de objecten met en zonder CCC-be-spuiting met name in de proeven met wintertarwe in bijna alle gevallen groter dan 300 kg per ha. Bij gewassen die te zwaar zijn en zonder bespuiting schade door legeren ondervinden lijkt dus toepas-sing van CCC wel perspectieven te bieden. Daar-mee is de eerste van de twee in de aanvang ge-noemde vraagpunten positief beantwoord, uiteraard onder voorbehoud van een niet te hoge prijs van het produkt.

Veel moeilijker is het een antwoord te geven op de tweede vraag, nl. of ook door toepassing van CCC meer stikstof rendabel gemaakt kan worden. Op sommige proefvelden kwam naar voren, dat met CCC een stikstofgift toegepast kon worden die zon-der dit middel tot sterke legering leidt. Op grond van de nu genomen proeven kan nog niet worden aangegeven onder welke omstandigheden de kosten aan extra stikstof en CCC verantwoord zullen zijn. Voor op de tweede vraag een duidelijk antwoord kan worden gegeven zal nog meer onderzoek no-dig zijn. Bovendien moet worden nagegaan of het

hogere opbrengstniveau mogelijk ook bereikt kan worden met gedeelde giften. Het in 1965 te ver-richten onderzoek in interprovinciaal verband is op deze punten gericht.

Invloed van de hoeveelheid CCC

In de eerste veldproeven met CCC, uitgevoerd in Oostenrijk werden hoeveelheden van 4-16 kg toe-gediend. Latere proeven in het buitenland toonden wel aan dat voor een goede werking op de halm-lengte met geringere hoeveelheden kan worden vol-staan.

Bij de proeven in de interprovinciale serie 651 werd gewerkt met hoeveelheden van 3, resp. 6 kg per ha voor wintertarwe en met 2, resp. 4 kg per ha voor zometarwe. Uit de opbrengstgegevens vermeld in tabel 3 blijkt w e l , dat gemiddeld genomen met de grotere hoeveelheden geen betere resultaten wor-den bereikt. Wel neemt de stevigheid iets toe, maar in de opbrengst komt dit niet meer tot uiting. Deze resultaten worden ook bevestigd in enkele P.A.W.-proeven (zie tabel 4), waarin de toegepaste hoeveelheid middel verder uiteenliep. Bij het win-tertarweras Cleo gaf een bespuiting naar 1.5 kg per ha een zelfde resultaat als grotere hoeveelhe-den. Door sterke legering werd de opbrengst van de onbehandelde velden sterk gedrukt. De verkor-ting was bij de geringere hoeveelheid iets minder maar blijkbaar toch voldoende.

Bij een proef met het zomertarweras Opal werd met een hoeveelheid naar 1.2 kg per ha al een verkorting van ruim 30% verkregen. Van dit ras is Tabel 3 — Invloed van de hoeveelheid CCC op de opbrengst en de strostevigheid bij de rassen Cleo, Stella en Opal

ras Cleo Stella Opal aantal proeven 5 4 4 opbrengst kg/are legeringscijfer opbrengst kg/are legeringscijfer opbrengst kg/are legeringscijfer C geen CCC 56.5 5.3 56.7 4.3 geen CCC 48.9 5.6 D 3 kg stad. 5 59.6 7.2 63.2 6.6 2 kg sfad. 5 50.7 9.4 E 6 kg stad. 5 61.6 7.7 62.9 7.2 4 kg stad. 5 49.3 9.5 F 3 kg stad. 8 59.9 7.7 61.8 6.1 2 kg stad. 8 52.0 9.4 G 4 kg stad. 8 59.5 8.0 61.7 6.9 4 kg stad. 8 50.9 9.4

(6)

Tabel 4. Invloed van de hoeveelheid CCC op de opbrengst en de relatieve verkorting bij wintertarwe (Cleo) en zomerfarwe (Opal) Cleo Opal hoeveelheid CCC kg/ha opbrengst kg/are relatieve halmlengte hoeveelheid CCC kg/are opbrengst kg/are relatieve halmlengte 0 59.1 100 0 46.5 100 1.5 69.0 85 1.2 48.6 69 3 69.2 83 2.4 47.6 62 6 69.4 80 4.8 48.9 61

ook uit Duitse proeven bekend, dat de reactie op CCC zeer sterk is (4). Waarschijnlijk kan ook bij een geringere hoeveelheid dan hier is gebruikt al een voldoende effect op de strostevigheid worden be-reikt. Het verschil in opbrengst was in dit geval niet groot, doordat geen sterke legering optrad.

Samenvattend kan worden geconcludeerd, dat toe-passing van meer dan 3 kg CCC per ha bij winter-tarwe geen belangrijke verbeterde werking geeft.

Bij zomertarwe zal waarschijnlijk 2 kg CCC voldoen-de zijn. Voor sterk reagerenvoldoen-de rassen is het raad-zaam de hoeveelheden nog te verminderen. Er zijn evenwel niet voldoende gegevens beschikbaar om de gewenste hoeveelheden nauwkeuriger aan te geven.

Invloed van het tijdstip

Uit de in tabel 2 gegeven cijfers blijkt wel, dat er geen grote opbrengstverschillen werden gevonden tussen vroege en late toepassing van CCC. Dit gaat niet in alle gevallen op omdat is gebleken dat de bespuiting zowel te vroeg als te laat kan worden uitgevoerd.

In een proef met wintertarwe (Cleo, ZVI 1069) werd reeds op 10 maart de eerste bespuiting uitgevoerd. De verbetering van de stevigheid was hierbij duide-lijk minder dan bij de late bespuiting (stadium 8). Dit blijkt ook uit de opbrengstgegevens( zie tabel 5).

Tabel 5. Opbrengst en stevigheid bij vroege en late bespuiting

proefveld hoog N id. + id. +

3 kg vroeg 3 kg laat

ZVI 1069 opbrengst kg/are 62.6 67.4 69.3 stevigheid 2.5 5.5 7.5 datum bespuiting — 10/3 14/5 ZL 2373 opbrengst kg/are 46.2 59.9 50.2

stevigheid 5.0 9.5 6.8 datum bespuiting — 27/4 26/5

Aan de andere kant viel in enkele gevallen het re-sultaat van een bespuiting, die erg laat werd ge-geven (ZL 2373, stadium 8.5 à 9) tegen. Bij de vroe-ge bespuiting kon op dit proefveld schade door le-gering worden voorkomen, bij de late bespuiting maar voor een klein gedeelte (zie tabel 5). De toe-name in stevigheid was hier gering. De halmen wa-ren bij de late bespuiting ook niet korter dan bij de vroege bespuiting, wat wel het geval geweest zou zijn, indien iets vroeger zou zijn gespoten (stadium 7 à 8).

In tabel 6 worden enkele gegevens over de lengte van de stengelleden vermeld, zoals deze werden gevonden bij monsters van de proefvelden NNH 2339 (Cleo) en ZL 2373 (Stella).

Tabel 6. Lengte (cm) van de stengelleden voor twee wintertarwe-rassen bij verhoogde N-gift (C), 3 kg CCC vroeg (D) en 3 kg CCC laat (F) ZL 2373 NNH 2339 C D F C D F 1 4.1 3.3 3.6 5.0 3.2 4.3 2 10 7 9 11 7 9 stengellid 3 13 10 12 16 13 11 4 17 15 16 28 25 18 5 25 21 20 39 37 32 6 36 32 31

_

totale tot aarspil 105 89 92 99 86 75

In het geval van ZL 2373 is de bespuiting F zo laat uitgevoerd, dat de verkorting van de bovenste sten-gelleden niet erg groot was en de totale verkorting daardoor minder dan bij vroege bespuiting. Het nor-male beeld van het effect van een late bespuiting (stadium 8) geven de cijfers van NNH 2339. Hier is de verkorting van de onderste stengelleden niet erg groot, maar wel van de hoger gelegen stengelleden. De totale verkorting is dan ook groter dan bij de vroege bespuiting.

Verschillende auteurs leggen sterk de nadruk op het belang van verkorting van de onderste stengelle-den. Dat lijkt ook voor de hand te liggen. Het is bekend dat bij legerende gewassen de onderste stengelleden relatief lang zijn. Uit de nu verkregen resultaten blijkt echter dat een sterke verkorting van de onderste stengelleden niet essentieel is voor het verkrijgen van een grotere stevigheid. Eenzelfde verbetering van de stevigheid kan worden bereikt bij een latere bespuiting, waarbij de grotere ver-korting waarschijnlijk een belangrijke rol speelt.

(7)

Volgens S T U R M en J U N G (1964) zou de aarlengte niet w o r d e n beïnvloed door CCC-bespuiting, alleen bij zeer late b e s p u i t i n g zou v e r k o r t i n g o p t r e d e n . V o l -gens ir. DE J O N G van de Directie van de IJsselmeer-polders bleek e v e n w e l bij m e t i n g e n aan aren van het w i n t e r t a r w e r a s Stella (OFI 463) dat juist bij vroe-ge b e s p u i t i n g d e aren w e r d e n v e r k o r t , t e r w i j l zij bij late b e s p u i t i n g juist langer bleken te zijn (zie tabel 7). Dit is e i g e n l i j k tegen de v e r w a c h t i n g in o m d a t bij een late b e s p u i t i n g d e bovenste h a l m l e d e n het sterkst zijn v e r k o r t en men juist zou v e r w a c h t e n dat

Tabel 7 — Aarlengte (mm) onder invloed van stikstof, hoeveelheid CCC en tijdstip van bespuiting (Stella OF 4 6 3 , halmen met 5 sten-gelleden, naar ir. J. J. DE J O N G , Dir. IJsselmeerpolders)

0 3 kg, stad. 5 6 kg, stad. 5 3 kg, stad. 8 6 kg, stad. 8 0 77 74 74 81 82 N-hoeveelheid, 40 82 79 77 83 83 kg/ha 80 85 82 80 86 86 120 88 85 83 89 88

dan ook de aar korter zou z i j n . Er zijn ons verder niet v o l d o e n d e w a a r n e m i n g e n b e k e n d o m uit te maken w a t de meest a l g e m e n e reactie is. Het lijkt in ieder geval niet w a a r s c h i j n l i j k dat een late be-s p u i t i n g met CCC nadelig w e r k t o p de aarlengte. Wat betreft het meest g e w e n s t e t i j d s t i p van de be-s p u i t i n g b l i j k t een b e t r e k k e l i j k g r o o t t i j d v a k ge-schikt te z i j n . Dit ligt tussen stadium 4 à 5 en stad i u m 8. Bespuiting buiten stade hier g e n o e m stad e g r e n -zen zal v e r m o e d e l i j k m i n d e r e f f e k t h e b b e n . Toepassing van CCC tijdens d e eerste helft van de p e r i o d e van schieten (stadium 7 à 8) heeft het voor-deel dat d e stand van het g e w a s dan g o e d is te b e o o r d e l e n voor tot b e s p u i t i n g w o r d t o v e r g e g a a n . Het m i d d e l kan zo dus correctief w o r d e n toegepast ( " n o o d r e m " - b e s p u i t i n g ) . Bij v r o e g e toepassing (sta-d i u m 4 à 5) w o r (sta-d t (sta-d e CCC p r e v e n t i e f a a n g e w e n (sta-d , w a n t o p dat tijdstip is nog niet te b e o o r d e l e n of een g e w a s inderdaad te z w a a r zal w o r d e n .

O v e r de afbraak van CCC in de plant en het e v e n -tueel achterblijven van een residu in korrel of stro zijn nog geen gegevens g e p u b l i c e e r d . Het is moge-lijk dat het voor een b e s p u i t i n g in a a n m e r k i n g

(8)

ko-2 Verschillen in lengte tengevolge van CCC-bespuiting (3 kg per ha) op verschillende tijdstippen bij Cleo. 1-10 april, 2-20 april, 3-27 april, 4-8 mei. Geheel rechts onbehandeld. De aanvanke-lijke verkorting van de vroegst gespoten objecten wordt nader-hand minder dan bij de later bespoten objecten.

3 Effect van bespuiting met CCC (3 kg per ha). Van links naar rechts normaal stikstof ( A ) , id. + CCC stad. 4 à 5 ( B ) , ver-hoogde stikstofgift (C), id. + CCC stad. 8 (F). Cleo, ZZH 1130.

mende tijdstip mede hiervan afhankelijk zal blijken te zijn.

De opbrengst aan stro

Tot dusver is alleen melding gemaakt van de kor-relopbrengst. Aangezien CCC voornamelijk werkt op de stengellengte ligt het voor de hand dat het ef-fect op de opbrengst aan stro anders is dan op die van de korrel.

Tabel 8. Daling van de stro-opbrengst t.a.v. onbehandelde objec-ten, in procenobjec-ten, onder invloed van bespuiting met 3 kg (win-tertarwe) of 2 kg CCC per ha (zomertarwe)

proefveld object B Eno Cleo Flamingo Felix Stella Stella Opal Opal OD ZGE OGe ZNH ZL OFI OO WD 1182 1404 1564 826 2373 463 1840 742 - 9 + 7 - 11 - 3 + 3 - 4 - 9 - 12 - 5 + 4 - 1 0 - 5 - 2 - 8 - 6 - 1 5

(9)

In tabel 8 w o r d e n e n k e l e cijfers g e g e v e n over d e verschillen in stro-opbrengst o p een aantal proef-v e l d e n . De cijfers g e proef-v e n d e procentuele d a l i n g resp. s t i j g i n g v a n d e stro-opbrengsten bij toepassing v a n d e lagere h o e v e e l h e i d m i d d e l en w e l ten opzichte v a n d e o n b e h a n d e l d e o b j e c t e n .

Doorgaans kan d e b e p a l i n g van d e o p b r e n g s t aan stro m i n d e r n a u w k e u r i g plaats v i n d e n dan bij d e k o r r e l o p b r e n g s t het g e v a l is, zodat d e cijfers met e n i g v o o r b e h o u d w o r d e n g e g e v e n . Bij een n o r m a l e h o e v e e l h e i d m i d d e l was d e d a l i n g bij d e w i n t e r t a r -w e g e m i d d e l d o n g e v e e r 5%. Bij z o m e r t a r -w e is d e d a l i n g in e n k e l e g e v a l l e n groter g e w e e s t , maar hier w e r d meer CCC g e b r u i k t d a n v o o r een v o l d o e n d e s t e v i g h e i d n o d i g zal z i j n . Bij een aan het ras aan-gepaste h o e v e e l h e i d zal v e r m o e d e l i j k het verschil met w i n t e r t a r w e niet g r o o t z i j n .

LITERATUUR

A R N O L D , G. H., B. BELDEROK, J . BRUINSMA, P. F. J. V A N BURG, K. D1LZ en N. M . DE V O S — (1965.). O v e r de toepassing v a n c h l o o r c h o l i n e c h l o r i d e (CCC) o p t a r w e . Stikstof, 4 , 369-380. V O S , N. AA. DE — De w e r k i n g v a n het h a l m v e r k o r t e n d e m i d d e l CCC b i j w i n t e r - en z o m e r t a r w e (serie 6 5 1 ) . Verslagen v a n inter-provinciale p r o e v e n N 103 ( 1 9 6 4 ) .

M A Y R , H. H., E. PRIMOST u n d G. RITTMEYER - Untersuchungen ü b e r d i e E r h ö h u n g d e r S t a n d f e s t i g k e i t v o n G e t r e i d e . I. Feldver-suche m i t C h l o r c h o l i n c h l o r i d zu W i n t e r w e i z e n . Die B o d e n k u l t u r 13 ( 1 9 6 2 ) , 27-45.

STURM, H. u n d J. J U N G — Der Einflusz v o n B l a t t s p r i t z u n g e n m i t C h l o r c h o l i n c h l o r i d ( C C C ) auf W a c h t s t u m u n d Ertrag v o n W e i z e n . Z. A c k e r u. P f l a n z e n b a u , 720, 3, ( 1 9 6 4 ) 232-252.

S A M E N V A T T I N G

• Bij een verhoogde stikstofgift werd in de meeste

gevallen geen hogere opbrengst verkregen, wanneer geen CCC werd toegepast. Met de "normale" stik-stofgift leek het opbrengstmaximum te zijn bereikt of althans dicht te zijn benaderd.

• Bij toepassing van CCC in combinatie met een verhoogde stikstofgift werd in verschillende geval-len wel een opbrengststijging gevonden. Dit wijst er op dat de strostevigheid nog een beperkende faktor voor de opbrengst kan vormen bij de in de proeven gebruikte rassen.

• Als "afrem"bespuiting kan het middel bij een te

zwaar gewas worden gebruikt om legering te voor-komen of althans te verminderen of uit te stellen. In de meeste proeven met wintertarwe lag de meer-opbrengst boven de 300 kg/ha. Duidelijk kwam naar voren, dat ook een matige legering schadelijk voor de opbrengst kan zijn.

• De vraag of bij toepassing van CCC ook een

hogere stikstof bemesting rendabel gemaakt kan worden, kan op grond van de proeven niet zonder meer bevestigend beantwoord worden. Voortgezet onderzoek zal moeten uitmaken onder welke om-standigheden hiertoe verantwoord kan worden ge-adviseerd.

• Toepassing van de grotere hoeveelheid middel

bleek geen voordelen op te leveren boven het ge-bruik van 3 kg per ha voor wintertarwe en 2 kg per ha voor zomertarwe. Voor sterk reagerende rassen zal waarschijnlijk met een geringere hoeveelheid kunnen worden volstaan.

• l u s s e n v r o e g e en late toepassing bleken geen

grote verschillen in stevigheid voor te komen, mits de bespuiting plaats vond tussen de groeistadia 4 à 5 en 8. Ook wanneer de onderste stengelleden niet sterk werden verkort, kon toch een grote ver-betering van de stevigheid worden verkregen. Een " af rem" bespuiting kan dus nog vrij laat met succes worden uitgevoerd.

• De opbrengst aan stro wordt door

CCC-bespui-ting in het algemeen met ongeveer 5% verlaagd.

• Over het eventueel in het stro of in de korrel

achterblijven van CCC na d e oogst zijn nog geen gegevens bekend. Mede hiervan kunnen de wijze en het tijdstip van toepassing afhankelijk zijn.

Referenties

GERELATEERDE DOCUMENTEN

EFSTATION VOOR DE GROENTE!- EN FRUITTEELT ONDER GLAS, NAALDWIJK.. Verslag v&n de discussiemiddag over aardbeien en frambozen op 21 Deo.195^ in

Een en ander heeft tot gevolg, dat deze methoden minder geschikt zijn voor toepassing in de land- en tuinbouw, waarvoor de installatie zo eenvoudig dient te zijn, dat hij eventu-

Bij de berekeing van de opbrengsten met weglating van die vakjes welke ma­ tig of ernstig door voetrot waren aangetast zijn we waarschijnlijk ook niet geheel op de goede weg, omdat

• voert de behandeling uit volgende de richtlijnen van de Code van de schoonheidsspecialist en het bedrijf en gebruikt producten en hulpmiddelen volgens de gebruiksaanwijzing en

Gewenst resultaat De passagiers die bijzondere service nodig hebben, zijn op voor hen comfortabele wijze begeleid en vervoerd en op correcte wijze overgedragen aan anderen..

geënsileerd dan den eersten dag; dat der laatste wagens, welke 's middags werden ingereden, was dan ook duidelijk wat verwelkt. Om 3 % uur was 7897 kg ingereden en ook het

§ Heeft kennis van specialistische werkplaatstechnieken, zoals conventionele, CNC- en/of rapid-prototyping technieken § Heeft kennis van trends en ontwikkelingen ten aanzien

Hij houdt zich bij het selecteren, controleren en transporteren van materialen en gereedschappen nauwgezet aan procedures en voorschriften, zodat het werk veilig en volgens