• No results found

Ouders over opvoeding en onderwijs

N/A
N/A
Protected

Academic year: 2021

Share "Ouders over opvoeding en onderwijs"

Copied!
3
0
0

Bezig met laden.... (Bekijk nu de volledige tekst)

Hele tekst

(1)

juk van de vier doodzonden en bovendien voldoet aan zijn programma van een ‘mini-male, flexibele, realistische ontologie’. Gezien de pomp waarmee hij naar deze her-definities toewerkt zijn de daadwerkelijke vruchten van deze inspanningen teleurstel-lend: ‘structure (…) may be defined as the circumstances in which a(n) agent(s) opera-tes.’ (159). Deze definitie wordt ook door de nageschoven toelichting niet veel overtui-gender: ‘[structure] includes, for example, discourses, power configurations, social systems/social institutions and roles, and ‘other actors’’(159). Na een hoofdstuk over ruimtelijke dimensies van het sociale, waar-in hij terloops zijn ontologie van sociale net-werken ontwikkelt, culmineert het boek uit-eindelijk met hoofdstuk 7 in een ‘geïnte-greerd metatheoretisch en methodologisch kader’ voor de sociale wetenschappen. De gemartelde lezer heeft hier allang geïrriteerd de moed laten zakken, maar is tenminste om een inzicht rijker: als er één doodzonde is die aan een crisis van de sociologie ten grondslag zou kunnen liggen, dan komt het schrijven van boeken zoals Rethinking Social Theory er vrij dicht bij in de buurt.

Rafael Wittek

Herweijer, L. & Vogels, R.

Ouders over opvoeding en onderwijs

Den Haag: Sociaal en Cultureel Planbureau, 2004, 252 pp.

ISBN 90-377-0158-2

Een belangrijke verdienste van deze publica-tie is dat het misvattingen of jammerklach-ten over het onderwijs die ons bij tijd en

wijle via de media bereiken weerspreekt. Ten eerste blijken ouders tevreden over de kwa-liteit van het geboden onderwijs. Zowel de ouders van basisschoolleerlingen als die van leerlingen op het voortgezet onderwijs geven hiervoor gemiddeld een ruime voldoende. Ten tweede blijkt dat ouders van kinderen in het voortgezet onderwijs positief zijn over de rol van school in het tegengaan van pro-bleemgedrag (spijbelen, vandalisme, diefstal, geweld), zaken waarbij het onderwijs nega-tief in het nieuws kwam. Ten derde hangt het oordeel van ouders over de kwaliteit van het onderwijs niet samen met de omvang, noch met het aantal leerniveaus van de school, hetgeen in tegenspraak is met de klachten over de te grote ‘leerfabrieken’. Ten vierde zijn ouders er niet zo van gediend dat de school zich een grote rol in de opvoeding aanmeet. Deze bevinding staat op gespan-nen voet met de roep om het bijbrengen van normen en waarden en burgerschapsvor-ming op school.

Wat de schoolkeuze betreft blijkt er een dis-crepantie te zijn tussen de aspecten die ouders in principe belangrijk vinden bij het kiezen van een school en de criteria waarop de feitelijke schoolkeuze uiteindelijk was gebaseerd. Waar ouders aangeven dat kwali-tatief-inhoudelijke zaken in principe voor hen het belangrijkst zijn, blijkt dat bij de uiteindelijke afweging ‘pragmatische’ over-wegingen de doorslag geven. Voor de basis-school zijn dit vooral: de goede sfeer en de bereikbaarheid. Voor het voortgezet onder-wijs waren dit met name: de makkelijke bereikbaarheid en de goede naam. De auteurs concluderen dat het voor ouders blijkbaar moeilijk is om de kwaliteit van het onderwijs in te schatten, hetgeen volgens hen ook tot uiting komt in de hoge plaats Mens & Maatschappij

(2)

die ‘goede naam van de school’ inneemt bij de feitelijk doorslaggevende overwegingen. Een alternatieve verklaring is echter dat ouders in gelijke mate tevreden (of ontevre-den) zijn over deze kwaliteitsindicatoren en dat er bij de uiteindelijke keuze ruimte vrij-komt om andere aspecten een rol te laten spelen.

Gezien de achtergrond van deze studie, de door de overheid gestimuleerde marktwer-king in het onderwijs, is het spijtig te moe-ten constateren dat de auteurs nauwelijks gebruik hebben gemaakt van de omvangrij-ke (internationale) literatuur over dit onder-werp (zie voor een overzicht Ball 2003; Dijkstra et al. 2004). Bovendien worden belangrijke bevindingen niet doorgedacht op hun betekenis voor het beleid. Nu uit dit onderzoek blijkt dat ouders over het alge-meen tevreden zijn over het onderwijs, dat zij bij de feitelijke keuze voor een school ‘pragmatische’ overwegingen voor laten gaan boven kwaliteitsoverwegingen en dat er grote overeenstemming is tussen de wensen van de ouders en het beleid van de school, dringt de vraag zich niet alleen op of meer marktwerking eigenlijk wel gewenst is maar ook hoe en met welk doel deze marktwer-king precies vormgegeven zou moeten wor-den. Hier kan nog aan toe worden gevoegd dat de differentiatie in het aanbod zich voor-al beperkt tot geloofsstromingen – waarlangs overigens ook de voor ouders minder zicht-bare verschillen in onderwijskundige kwa-liteit lopen (Dronkers 2004).

Dat de onderzoeksvragen in dit onderzoek zijn afgeleid van het beleid, is, gezien de taak van het SCP, een legitieme werkwijze. Deze publicatie had echter aan diepte, zeggings-kracht en relevantie kunnen winnen door meer aan te sluiten bij bestaande

theoreti-sche inzichten. De gerichtheid op het beleid heeft daarnaast geleid tot enige spanning in de wijze waarop de auteurs hun resultaten verwoorden. Enerzijds wordt voorzichtig onderkend dat meer inbreng van ouders kan leiden tot scherpere segregatie langs sociaal-economische en/of etnische lijnen (overi-gens ontbreekt reflectie over de mogelijk emanciperende werking van een etnisch gedifferentieerd onderwijsaanbod). Ander-zijds worden, tussen de regels door, de ouder die zich niet als kwaliteitsbewuste consu-ment gedraagt op de onderwijsmarkt een beetje verwijten gemaakt. Dat de nabijheid van de school tot ‘pragmatische’ overweging wordt bestempeld verraadt de lichte ideolo-gische bias van de auteurs. Ten slotte hebben de auteurs naar mijn smaak teveel vertrouwd op de uitkomsten van enquêtes. Voor het accuraat in kaart brengen van al dan niet rationeel afgewogen processen van school-keuze, was het beter geweest de surveygege-vens op zijn minst aan te vullen met een ste-vig aantal diepte-interviews of focusgroepen. Ball, S. (2003). Class Strategies and the Education Market. The Middle Classes and Social Advantage. London and New York: Routledge Falmer.

Dijkstra, A. B., Dronkers, J. & Karsten, S. (2004). Private Schools as Public Provision for Education: School Choice and Market Forces in the Netherlands. Pp. 67-90 in Wolf, P.J. & Macedo, S. (red.), Educating Citizens: International Perspectives on Civic Values and School Choice. Washington D.C.: Brookings Institution Press.

Dronkers, J. (2004). Do Public and Reli-gious Schools Really Differ? Assessing the European Evidence. Pp. 287-312 in 2005, jaargang 80, nr. 4

(3)

Wolf, P.J. Macedo, S. (red.), Educating Citizens: International Perspectives on Civic Values and School Choice. Washington D.C.: Brookings Institution Press.

Don Weenink

Jennissen, R.

Macro-economic determinants of

international migration in Europe

Dissertatie Rijksuniversiteit Groningen. Handelsuitgave: Dutch University Press, 2004, 206 pp.

ISBN 90 3169 022 3

Roel Jennissen beoogt in zijn proefschrift de invloed van macro-economische determi-nanten op internationale migratie in Europa te meten en de bruikbaarheid van deze determinanten in migratieprojecties vast te stellen (bladzijde 4 en 203). Het onderzoek maakt deel uit van het onderzoeksprogram-ma ‘Naar een scenariomodel voor economi-sche determinanten van Europese bevol-kingsdynamiek’ dat werd gefinancierd door NWO. Het onderzoek is uitgevoerd op het NIDI.

Vanaf het eerste hoofdstuk is duidelijk dat de auteur zich heeft gezet aan een ambitieus project dat niet alleen de ontwikkeling en toetsing van een theoretisch model behelst, maar ook het bijeenschrapen van gegevens over internationale migratie en bovendien de beoordeling van de resultaten voor hun toepassing in scenario’s. Hoewel de opbouw van het boek duidelijk is, gaat het de lezer toch duizelen wanneer zo’n grote verschei-denheid van theorieën, migratietypen,

lan-den, variabelen en methoden over haar wordt uitgestort.

Naast een inleidend en concluderend hoofd-stuk bevat het boek zes hoofdhoofd-stukken. In hoofdstuk 3 wordt het theoretisch kader van het proefschrift uiteengezet. De effecten van economie, maatschappij, beleid en de ban-den tussen lanban-den op internationale migratie worden geduid met behulp van acht (waar-van zes economische) theorieën. Uit dit raamwerk worden eveneens vier variabelen afgeleid die belangrijke determinanten kun-nen zijn van internationale migratie, te weten verschillen in Bruto Binnenlands Product (BBP) per hoofd van de bevolking tussen landen, verschillen in werkloosheid tussen landen, de reeds aanwezige migran-tenpopulatie in een land en het gemiddeld aantal jaren genoten onderwijs. Hypothesen worden in de latere hoofdstukken nader uit-gewerkt en getoetst. Waarom er uitsluitend wordt gekeken naar effecten op macroniveau en naar economische determinanten wordt niet goed beargumenteerd. Bij de bespreking van de theorieën gaat de auteur daarnaast te veel voorbij aan het feit dat sommige ervan op microniveau zijn geformuleerd. Met deze theorieën kunnen verschijnselen op macro-niveau weliswaar worden verklaard, maar niet voordat aandacht is besteed aan beide analyseniveaus. Dat na bespreking van de theorieën wordt geconcludeerd dat econo-mische factoren een belangrijke rol spelen in internationale migratie mag bovendien geen verrassing heten.

De basis voor het empirisch deel van het proefschrift wordt gelegd in hoofdstuk 2 dat een historisch overzicht geeft van migratie in Europa. De verscheidenheid van migratiety-pen, herkomstlanden en landen van vesti-ging gecombineerd met een streven naar Mens & Maatschappij

Referenties

GERELATEERDE DOCUMENTEN

Als ouders, school en betrokken deskundigen het er over eens zijn dat voor een leerling het Speciaal (Basis)Onderwijs de juiste school is, dan wordt een

Wanneer aan ouders gevraagd wordt wanneer een leerplichtambtenaar betrokken zou moeten worden, antwoordt bijna driekwart (73%) dat de leerplichtambtenaar pas betrokken moet

Anne Smit, wetenschappelijk onderzoeker bij Accare Kinder- en Jeugdpsychiatrie, is betrokken bij een gratis e-learning cursus voor leraren die lesgeven aan leerlingen met

Niet door hoe ik eruitzag, maar omdat hij wist hoe mijn fantasievriendje van vroeger heette, waar mijn afstudeerscriptie over ging, wie mijn lievelingspersonage in

Als het kind die vaardigheden niet heeft, is dit voor deze ouders, geen directe reden om techniek af te schrijven, omdat ze het idee hebben dat kinderen nog kunnen groeien in

Uit tabel 3.3 blijkt dat vooral in het primair onderwijs, en in iets mindere mate in het voortgezet onderwijs een groot verschil bestaat tussen het voorkomen

Het zijn vooral de ouders van die leerlingen waar de school- carrière moeizamer verloopt en die weinig begrip of onder- steuning ervaren, die sterke bedenkingen hebben bij het

Alleenstaande ouders zijn beduidend minder tevreden met hun inkomen en hun woning dan partners die samenwonen, al dan niet met kinderen.. Bijna vier op de tien alleenstaande