Fossiele statolieten
van
inktvissen
INLEIDING
WAT ZIJN STATOLIETEN?
Statolieten zijn kleine steentjes, die zich in het levende dier bevinden
in met vloeistof gevulde holtes agn. statocysten.. Het kunnen van de
zee-bodem opgeraapte zandkorreltjes zijn (bij een aantal kreeftachtigen) of
uit kalk bestaande steentjes die in de statocyst groeien en dan ook een
concentrisch gelaagde atruktuur hebben, Statocysten met statolieten heb-ben een funktie als evenwichtsorgaan. Statocysten zijn in hun eenvoudigste
vorm ronde holtes waarvan de binnenwand gevormd wordt door cellen met,
stijve haren. De statolieten in deze holtes zullen ten gevolge van de
zwaartekracht onderin deze holte gaan liggen op de haren. Zenuwezels
ver-bonden aan deze haren geven de informatie waar de statolieten zich bevinden
door naar de 'hersenen’ en zo weet het dier wat onder en boven is.
Statocysten komen verspreid over het hele dierenrijk voor. Bullock &
Hor-ridge (1965) vermeldenhet voorkomen ervan bij ongewervelden als kwallen* ribkwallen» draadwormen, borotelvomen (o.a. bij de zeepier Arenicöla), enkele kreeftachtigen, zeekomkommers en manteldieren en bij de weekdieren
(tweekleppigen, slakken, vleugels!akken, keverslakken, stoottanden:en inkt-vissen). Statocysten komen ook voor bij de gewervelde dieren, waar het evenwichts/gehoororgaan meestalbeter ontwikkeld is. Daar bestaat het uit drie loodrecht op elkaar staande halfcirkelvormige met vloeistof gevulde
kanalen, waaronder zich drie kamers bevinden met statolieten (otolieten)
welke reageren op de zwaartekracht. In onze werkgroep zijn deze
gehoorsteen-tjes (otolieten) van vissen niet onbekend (zie bijvoorbeeld Gaemers, 1968).
Ook deze steentjes zouden eigenlijk beter statolieten genoemd kunnen worden Van veel recent algemeen voorkomende soorten inktvissen zijn tot nog toe geen fossiele resten gevonden, omdat zij door het ontbreken van een fossi-liseerbare schelp of schild alleen onder bijzondere omstandigheden
fossi-liseren. Zo heeft bijvoorbeeld de beroemde lithografische kalksteen van
Solnhofen (Boven Jura) nogal wat fossielen van schelploze inktvissen
op-geleverd. Sinds kort echter hebben Clarke en Fitch fossiele evenwichta-steentjes (statolieten) van inktvissen ontdekt in Tertiaire afzettingen
en daarmee de kans vergroot fossiele vertegenwoordigers van deze groep te vinden, waardoor hun evolutie beter bestudeerd kan worden. De vondst
van deze statolieten, eerst in tertiaire afzettingen in de Verenigde Staten,
later ook in Europa, haalde zelfs het gerenomeerde tijdschrift Nature.
Uitgebreider rapporteerden Clarke en medewerkers hierover in andere tijd-schriften, terwijl zij ook een onderzoek startten naar vorm en variatie
van deze steentjes bij zoveel mogelijk recente inktvissoorten (zie
lite-ratuurlijst).
Dergelijke statolieten zijn klein, zelden groter dan 2 mm, en niet
alge-meen voorkomend in tertiaire afzettingen. Zo leverde 1 ton sediment
(Lo-mita marl, Plioceen, Californië) 2k.2 99 otolieten en statolieten op, waar-van 185 intkvis statolieten. Twee monsters van ieder rond 750 kg uit het Bekken van Aquitanië, Frankrijk (BuraigaliSn) verzameld bij Paillon en Poyartin, leverden ieder slechte 3 exemplaren op. Aangezien Werkgroepsle-den echter bekend staan om de grote hoeveelhedenmateriaal die zij verwerken,
leek het me interessant iets over deze fossielen te schrijven. Mogelijk
kan dit er toe bijdragen dat meer inktvis statolieten gevonden zullen
worden, weliswaar niet meer de eerste uit Europa, maar misschien toch wel de eerste uit België, Duitsland of Nederland.
-Qh-omdat zij met horen waarschijnlijk 'reinig te «aken hebben maar des te meer
met het evenwicht. De vloeistcfbeweging in de drie halfcirkelvormige kana-len geeft informatie over de (versnelling «an) beweging in elke mogelijke
richting. Als een dier zich gaat bewegen zal de vloeistof in deze kanalen
on zijn plaats willen blijven. Ten opzichte van het bewerende dier zal de vloeistof gaan stromen en zo aan de haren aan de binnenzijde van de kanalen
informatie verschaffen over de bewegingsrichting van het dier.
Inktvissen blijken een statccyst te hebben die ingewikkelder gebouwd is. dan bij de neeste ohgevervelden en veel overeenkomsten vertoom; met die
van gevervelden. Ook inktvissen hebben drie loodrecht or elkaar staande halfcirkelvormige kanalen (Sterher. & Younr
.
19TB)- Terwijl bij de meesteongewervelöen de statolieten weinig soortspecifiek zijn er vaak klein en
met vele tegelijk in één statccyst voorkomen, zijn ze bij inktvissen rtet als bijvoorbeeld bij vissen relatief groot en wel per soort verschillend
zoals Clarke heeft kunnen aantonen. Dat strtocysten vr5Idversnreid
maar niet bij alle ongewervelden voorkomen was ook Hesse & Doflein(1910) al ongevallen. Zij wijzer eron dat stato-cysten vooral voorkomen bij ongewerveld en die zich in een homogeen milieu bevinden (water of sediment) en wel bij goede zwemmers in het water, die
weinig of geen kontakt hebben met de bodem (kwallen, ribkwallen, vleugel-slakjes, inktvissen) en bij het sediment kruipenden, zoals de zeewier en
de zeekomkomirerSynapta. Eij op de grens van twee «edia levende dieren (lucht/vater, lucht/bodem, vater/bodem) is eriëntate met poten of tasters vaak al voldoende en is geen ekstra oriëntatiezintuig voor onder en boven nodig. Dieren die zich in hun huis kunnen terugtrekken (slakken,
tweeklen-nigen) missen dit lirekte kontakt met de bodem als zij zich terug trekken, bij deze organismen is een statccyst dan ook wel aanwezig. Een statccyst ontbreekt meestal bij vastzittende organismen, de larve van de sakrijp
(manteldier) verliest zijn statocyst als hij van vrijzwerorende larve vastzittend bode?!dier wordt.
HOE FUNKTIONEREN STATOCYSTEN?
Over het funktioneren van statocysten zijn interessante proeven medaan.
Dela.ge (188T) was de eerste die door het weghalen van statocysten. bij
kreeft-achtiger en inktvissen, aantoonde dat het evenwichtsorganen waren. -Ta een geslaagde operatie van Octopus ging het dier weer normaal krabben en.
schelp-dieren eten. naar hij wilde zich liever niet verplaatsen. T’erd hij toch
opgejaagd , dan bleek
dat hij moeite had zijn evenwicht te bewaren. Bij lage snelheden schommelde hij alleen or. zijn lengteas, dit werd erger naarmate de snelheid van het dier aroter werd, dan draaide hij niet alleen
om zijn lengteas maar ook in de twee deer loodrecht on staande richtingen. Het dier is gedesoriënteerd. Bij Isme snelheden vunnen de ogen de funktie
van de statccyst nog overnemer, en aar. de hersenen informatie verschaffen
waarop Octopus weer zijn normale houding kan aantieren. Informatie langs
deze weg werkt kennelijk niet zo snel waardoor het dier bij lare snelheden om zijn lengteas schommelt. Bij hoge snelheden lukt de korrektie zelfs helemaal niet meer. Geblindeerde dieren zonder statccyst bleken volledig gedesoriënteerd.
Kreeftachtigen hebben een statocyst die in open verbinding staat met de buitenwereld. Als statolieten dienen kleine zandkorrels. Bij iedere
ver-vening wordt ook de statocyst vernieuwd en onnieuw van zandkorrels voorzien.
Door het dier nu te laten vervellen in gefiltreerd zeewater waar hij dus geen mogelijkheid heeft zijn statocyst opnieuw met zandkorrels te vullen,
verkrijgt men dieren met een niet funktionerende statocyst. Deze dieren
buik in plaats van- rug naar: boven te zwemmen. Kreidl {18Q3)•kwam op het
slimme idee de rarnaai Palaemon ijzervijlsel aan te'bieden als vulsel
voor zijn. statocyst ;iia een vervellirg. Door nu een magneet opzij van de
garnaal te houden kon hij hem
*
in, een scheve, positie brengen; het'dierrichtte zich op de resultante van de zwaartekracht en de aantrekking van
de magneet. - - . '
■
Deze en dergelijke experimenten hebben aangetoond, dat statocysten met
statolieten .organen zijn oaV'de richting van de' zwaartekracht waar te nemen
en dienen als evenwichtsorganen; Zij hebben tevens de oudere opvatting (dat het,-gehoororgaaea.varei») vervangen.
HOE ZIEN INKTVISSTATOLIETEN ERUIT?
Inktvissen hebben twee .statocysten met ieder êên Statoliet. De statocysten
bevinden .zich in de kraakbenen-schedel en liggen even -achter de hersenen. De statolieten : zijn kleiner dan twee millimeter en' bestaan uit
aragoniet, een kristalvorm van kalk. Inktvis statolieten liggen niet los
in de statocysten, maar zijn met haren vastgehecht aan eer uitsteeksel
in de statocyst.
Clarke onderscheidt vier onderdelen aan de statocyst (zie figuur 1):
dorsal dome ( ’mg-hult'), lateral dome ('zii-bult 1 ) v
rostrum ('snavel’)
en wing ('vleugel'). Het de vleugel, een vinvormig uitsteeksel, zit de statoliet vast aan een kam in de statocyst. De vleugel bestaat uit zach-ter materiaal dan de rest van de statoliet. De dorsal dome is klein of
groot en al of niet duidelijk gescheiden van de lateral dome. Deze lateral dome kan langgerekt zijn of bijna rond en soms uit meerdere lobben bestaan. Het rostrum is sigap-rvormig. de top kan gebogen zijn, de hoé!' tussen
rostrum en lateral dome kan duidelijk zijn, soms is de overr-ng geleidelijk
(hoek +
180°).
Het aanhechtingsvlak (—voorzijde) van de vleugel vertoont twee bochten, êên dorsaal (hoven) en een ventraal (onder).Behalve lengte, breedte en-dikte van de statolieten' meet Clarke ook
onder-delen van de statoliet. Hier lijkt het mij dat niet altijd goed en éénduidig
aan te geven■■■•is. van waag,.tot- waar gemeten moet worden.
Clarke er --medewerkers- toonden•aan dat de inktvisstatolieter woed gebruikt kunnen worden om soorten te onderscheiden, door van een groot aantal
re-cente inktvissen do statolieten te bestuderen. Meestal moesten zi.i hiervoor zelf hun materiaal verzamelen, omdat de statolieten in museummateriaal,
dat was bewaard, op formaline, ongelost waren.
De figuren zijn gemaakt naar afbeeldingen in Clarke1
s artikelen. Ze geven
waarschijnlijk een onvoldoende beeld van vorm en vormrijkdom van de sta-tolieten. Daarvoor raadplege, men de originele literatuur, waarin ook
stereo-paren van statolietfoto's staan, die een driedimensionaal beeld geven.
G.C. Cadée Waterweg 12 den Burg Texel
LITERATUUR
-Bullock, T.E. & C.A. Korridge, Structure and function in the nerveus Systems of Invertebrates 2 vols, 1719 pp. Freeman & Cy, San Fransisco.
-Budelman, E.U., 1977» Structure and function of the angular accelaration receptor systems in the statocysts of Cephalonods, Symp. zool. Soc. London
38: 309-32U. -Clarke, M.r.
, 1978. The cephalorod
statolith: An introduction to its form. J. mar. biol.Ass. U.F. 58: 701-712.
-86--Clarke, M.R. & J.E. Fitch 1975- First fossil records of cephalopod sta-toliths. Nature Lond. 257= 380-381.
-Clarke, M.R. ft J.E. Fitch, 1979. Fossil statoliths of Cenozoic teuthoid Cephalopoda of North America. Falaeontolopy 22:^79-511*
-Clarke, M
.P., J.E. Fitch. T. Kristensen, T. Kubodera ft L. » Tadóock, 1980. Statoliths of one fossil and four living squids Cephalopoda). J. mar. biol. Ass. U.K. 60; 329-3^7.
-Clarke f’.R., L. Maddock & F.. Steurbaut, 1930. The first fossil cephalopod
statoliths to be described from. Furore. nature, Lond. 287 620-630.
-Delag’e, Y. , 1837* Une
forction nouvelle ces otocystes comr-e organes
d’orientation locomotrice. 7rchiv. Zool. F.xp. Gen. (2) 1S87 - 1-26.
-Hesse, H. & F. Doflein, 1910. Tierbau und Tierleben bd. 1 Der Tierk.örper als selbstandiger Orpanisr-us. Teubner. Leipzig. 789 p.
-Kreidl, A. 1893. Heitere Beitrape zur Physiolorie des Ohrlabyrirthes. Versuche ar Krebsen. Sitz. ber. Akad. Wiss. Wien *’ath-Naturv7. KI. 102:
11+9-17U.
-Sterher.s, P.R. & J.Z. Youna, 1978. Semicircular canals in squids. Nature Lond. 271: UUU-Mj.
Fig. 1-3 Schets van een rechter statoliet van een teuthoiöe inktvis 1 van
voren, 2 van- achteren en 3 van onzij; a- dorsal dom.e b= lateral
dore, c= rostrum, d= wino.
Fig. h-9 Enkele afbeeldingen van (rechter) statolieten van inktvissen met hun lengte in mm.
14= Loli.po forbesi (2 nm), 5= Sepia (1,7? mm), 6=
Notodarus sloani (1,26 mi”), 7= Loligo apnlegati (1,1*5 mm), S= Loligo barheri (1,50 mm), 9- Berryteuthis
sp. (2,77 mr). 1-6 naar Clarke.