• No results found

Risicoreductie bij accountants door het klantacceptatieproces : een onderzoek naar het effect van risicomanagement strategieën binnen het klantacceptatieproces

N/A
N/A
Protected

Academic year: 2021

Share "Risicoreductie bij accountants door het klantacceptatieproces : een onderzoek naar het effect van risicomanagement strategieën binnen het klantacceptatieproces"

Copied!
24
0
0

Bezig met laden.... (Bekijk nu de volledige tekst)

Hele tekst

(1)

Risicoreductie bij accountants door het

klantacceptatieproces

Een onderzoek naar het effect van risicomanagement strategieën binnen het

klantacceptatieproces

Daan de Boer 10346600

Bachelorthesis, eindversie Bsc Accountancy & Control Universiteit van Amsterdam dhr. R. van Loon RA

(2)

Verklaring eigen werk

Hierbij verklaar ik, Daan de Boer, dat ik deze scriptie zelf geschreven heb en dat ik de volledige verantwoordelijkheid voor de inhoud op mij neem.

Ik verklaar dat deze scriptie origineel is en dat ik geen gebruik heb gemaakt van andere bronnen dan welke in de tekst en in de referenties worden genoemd.

De Faculteit Economie en Bedrijfskunde is enkel verantwoordelijk voor de begeleiding tot het inleveren van deze scriptie, niet de inhoud.

(3)

Abstract

Klantacceptatie is een proces dat verschillende risico’s met zich meebrengt. Aan de hand van risicomanagement strategieën kan een accountantskantoor deze risico’s reduceren. De vraag die centraal staat in dit literatuuronderzoek is: “In hoeverre draagt het

klantacceptatieproces bij aan risicoreductie voor accountantskantoren?”. De vraag is relevant vanwege de kosten die al die risico’s met zich meebrengen in de vorm van boetes en

rechtszaken. Het antwoord op die vraag wordt aan de hand van twee modellen gezocht. De risico’s die samenhangen met het klantacceptatieproces zijn: audit risico, inherent risico, controle risico, detectie risico, klant bedrijfsrisico, accountant bedrijfsrisico, litigation risico en reputatierisico. Uit de resultaten blijkt dat risicomanagement strategieën invloed hebben in positieve, negatieve en niet eenduidige wijze op de risico’s. De bijdrage van dit onderzoek ten opzichte van voorgaande onderzoeken is dat in dit onderzoek het gehele

klantacceptatieproces wordt geanalyseerd. En daarnaast draagt het bij tot de suggesties voor vervolgonderzoek, die te vinden zijn in het einde van de conclusie.

(4)

Inhoud

Abstract ... 3

1. Inleiding ... 5

2. Welke risico’s zijn er? ... 6

2.1 Audit risico ... 7 2.2 Klant bedrijfsrisico ... 8 2.3 Accountant bedrijfsrisico ... 9 2.4 Litigation risico ...10 2.5 Reputatie risico ...11 3. Klantmanagement ...12 3.1 Klantacceptatieproces ...12

3.2 Invloed van wet- en regelgeving op klantacceptatie ...15

3.3 Vergelijk tussen modellen en wet- en regelgeving klimaat ...16

4. Management strategieën om risico’s te reduceren ...17

4.1 Invloed van Specialisten ...17

4.1.1 Audit risico ...18

4.1.2 Klant bedrijfsrisico ...18

4.1.3 Accountant bedrijfsrisico ...18

4.1.4 Litigation risico ...18

4.1.5 Reputatie risico ...19

4.2 Invloed van audit vergoedingen ...19

4.2.1 Audit risico ...19

4.2.2 Klant bedrijfsrisico ...19

4.2.3 Accountant bedrijfsrisico ...20

4.2.4 Litigation risico ...20

4.2.5 Reputatie risico ...20

4.3 Overige risicomanagement strategieën ...20

5. Conclusie ...21

6. Literatuur ...23

Lijst met Figuren en Tabellen Figuur 2-1 Risico’s, AICPA, 1985 ... 8

(5)

1. Inleiding

Accountants zijn de afgelopen jaren voortdurend in het nieuws, vanwege boetes of verbeteringen die gewenst worden in hun sector. Ook afgelopen maand werd er in het Financieel Dagblad weer geschreven over een bezwaar van PricewaterhouseCoopers (PWC) tegen een boete die opgelegd was door de Autoriteit Financiële Markten (AFM) aan de vier grote accountantskantoren (Piersma, 2016). De boete was opgelegd vanwege tekortkomingen bij controledossiers. Die tekortkomingen en de gehele sector van

accountants zijn al langer punt van discussie, waar de AFM tot op heden alleen handhaaft en weinig duidelijkheid verschaft, aldus PwC. Volgens Laux en Newman (2010) zijn handhaving omstandigheden van invloed op het klantacceptatieproces van accountantskantoren. Een strikt handhaving klimaat heeft een positief effect op audit kwaliteit en audit vergoedingen.

Daarnaast worden accountants aansprakelijk gesteld door aandeelhouders of klanten wanneer zij met onvoldoende zorgplicht hun werkzaamheden uitvoeren. Dit risico wordt ook wel litigation risico genoemd (Shu e.a., 2000). Volgens haar artikel is er een positieve relatie tussen het beëindigen van een klantrelatie door accountants en een toename in litigation risico.

Er zijn een drietal aanvullende risico’s die samenhangen met het accepteren van klanten door accountants. Ten eerste audit risico, dit risico ontstaat als een accountant een onjuist oordeel geeft als er een materiële fout in de financiële stukken staat. Audit risico bestaat uit drie componenten: inherent risico, controle risico en detectie risico (AICPA ,1983). Ten tweede klant bedrijfsrisico, dit hangt samen met de omgeving van het bedrijf. De

omgeving in de zin van interne controle, externe concurrentie en geldende wet- en

regelgeving (Johnstone, 2000). Ten derde accountant bedrijfsrisico, dit is het risico op een verliesgevende relatie met de klant.

Volgens Nierop (2011) moeten bovenstaande risico’s geanalyseerd worden door de accountant, maar uiteindelijk moet de accountant de risico’s wel nemen en met professionele scepsis te werk gaan. Hij ziet de accountant als toezichthouder in dienst van de

maatschappij, daarom mogen zij niet te kritisch zijn in het accepteren van hun klanten. Dit is tegenstrijdig met de praktijk die Laux en Newman (2010) in hun artikel schetsen. Waarin de wet- en regelgeving van een bepaald land of bepaalde sector de oorzaak is van het weren van klanten door accountants.

Hoe accountants te werk gaan in het accepteren van klanten wordt beschreven in het model van Johnstone en Bedard (2003). Het model bestaat uit drie fases, waarin de klant evaluatie ondergaat. Fase 1 is de evaluatie van het risico ten opzichte van de opbrengst voor

(6)

de accountant. Fase 2, het overwegen van risicomanagement strategieën. Fase 3 is de afrondende fase waarin de daadwerkelijke keuze voor het aangaan voor een klantrelatie wordt gemaakt.

Daarnaast is er het model van Laux en Newman (2010). Dit model baseert zich aan de ene kant op de wet- en regelgeving omstandigheden waarmee de accountant te doen heeft en aan de andere kant concentreert het model zich op de potentiële klant die investeringen probeert te werven voor een toekomstig project.

Beide modellen zijn gebaseerd op de richtlijnen van de American Institute of Certified

Public Accountants (AICPA,1983,1998). Die richtlijnen hebben als doel een evaluatie te

maken van de klant. Een gestructureerde analyse met als doel: het mijden van ‘te’ risicovolle klanten. Volgens de AICPA zorgt een correct klantacceptatieproces voor het bereiken van dit doel. Echter is het de vraag hoe succesvol dit proces volgens de literatuur is. Daarom is de vraag die centraal staat in deze scriptie: “In hoeverre draagt het klantacceptatieproces bij

aan risicoreductie voor accountantskantoren ?”.

Aan de hand van een literatuurstudie wordt getracht deze vraag te beantwoorden. Deze scriptie zal waarde toevoegen aan reeds voltooide onderzoeken, omdat in deze scriptie het gehele proces van klantacceptatie wordt besproken. Dus niet alleen de initiële fase waarin een potentiële klant wordt geëvalueerd maar ook de fase waarin bestaande klantrelaties worden geëvalueerd met de vraag of de relatie moet worden voortgezet.

Daarnaast komen er in tegenstelling tot veel voorgaande onderzoeken meerdere risico’s aan bot.

Dit onderzoek heeft de volgende indeling: Hoofdstuk twee bevat een aantal centrale begrippen en definities van risico’s. In hoofdstuk drie wordt de theorie achter

klantacceptatieproces aan de hand van twee modellen en de richtlijnen van AICPA uitgelicht. In hoofdstuk vier wordt aan de hand van verschillende risicomanagement strategieën

gekeken wat hun effect is op de risico’s voor de accountant binnen het

klantacceptatieproces. Tot slot vormt hoofdstuk vijf de conclusie van deze scriptie en worden de beperkingen van dit onderzoek en suggesties voor vervolgonderzoek besproken.

2. Welke risico’s zijn er?

In dit hoofdstuk worden de verschillende risico’s die een rol spelen bij het

klantacceptatieproces toegelicht. Ten eerste het audit risico. Ten tweede het klant

bedrijfsrisico. Ten derde het accountant bedrijfsrisico. Ten vierde het litigation risico en ten vijfde het reputatie risico.

(7)

2.1 Audit risico

Audit risico is het risico op materiële fouten in een financieel verslag die niet worden ontdekt, zie figuur 2-1 voor een visueel overzicht, tijdens de audit van een accountant (AICPA, 1983). Het is een maatstaf voor de betrouwbaarheid van de informatie die wordt gebruikt in het accounting systeem. Simunic en Stein (1990) zien audit risk als een specifiek verschijnsel binnen de klantportfolio van de accountant. Het is de variatie in risico als er een klant wordt toevoegd aan de portfolio. Of de verandering in standaard deviatie door de opbrengst van een extra audit die wordt toegevoegd aan de klant portfolio. Volgens hen is dit de portfolio theorie en hangt die af van een drietal punten: ten eerste de variantie in audit opbrengst, ten tweede de covariantie tussen de opbrengst van de audit en de opbrengst van de audit in de oorspronkelijke portfolio van de accountant. Ten derde het aandeel dat wordt geïnvesteerd in de nieuwe audit opdracht ten opzichte van de oorspronkelijke portfolio.

Risico’s die de basis vormen van audit risk zijn: inherent risico, controle risico en detectie risico. Inherent risico hangt samen met de aard van een bepaald bedrijf of bepaalde handeling. Volgens Elder e.a. (2009) wordt inherent risico bepaald door de mate van

materiële fouten in een financieel verslag als er geen interne controle procedures zijn ingericht binnen dat bedrijf. In figuur 2-1 wordt de eerste filter gevormd door controle risico. Dit risico wordt vergroot als er een matig intern controlesysteem binnen een bedrijf is gevestigd (Elder e.a., 2009; AICPA, 1985). Met andere woorden is het de mate waarin materiële fouten niet worden ontdekt door de interne controle procedures.

De tweede filter in figuur 2-1 is het detectie risico. Dit risico ontstaat als de uitvoerige tests en procedures van de accountant een materiële fout in een financieel verslag niet detecteren (Elder e.a., 2009; AICPA, 1985). Uiteindelijk na alle maatregelen, zowel interne controlemaatregelen van het bedrijf, als detectie maatregelen van de accountant blijft er altijd een kans op fouten die niet worden opgemerkt. Dit is het audit risico.

(8)

Figuur 2-1 Risico’s, AICPA, 1985

2.2 Klant bedrijfsrisico

Klant bedrijfsrisico is volgens Huss en Jacobs (1991):

“Het risico dat economische staat van de klant achteruitgaat”.

Dit is met andere woorden de mate waarin een bedrijf in staat is om voort te bestaan of winstgevend te blijven. Volgens hen zijn er een aantal factoren die de basis vormen van het klant bedrijfsrisico. Ten eerste bedrijfsklimaat, bestaande uit de mate van concurrentie en het marktaandeel van het bedrijf. Ten tweede solvabiliteit en liquiditeit percentages. De

International Auditing and Assurance Standards Board (IAASB, 2012) geeft nog een aantal

richtlijnen waaraan klant bedrijfsrisico’s kunnen worden geïdentificeerd:

 Financiële maatstaven van de bedrijfsprestatie

 Doelstellingen en strategieën die materiële fouten ten gevolge kunnen hebben

 De sector, regelgeving en regels voor financiële verslaggeving

 Het soort organisatie en het beleid op interne controle maatregelen

 De keuze voor grondslagen voor waardering en de motivatie ervan

Financiële maatstaven van de bedrijfsprestatie dragen bij aan het beoordelen van het klant bedrijfsrisico. De maatstaven die informatie verschaffen aan de accountant zijn bijvoorbeeld:

(9)

Doelstellingen en strategieën die materiële fouten ten gevolge kunnen hebben, vormen de basis van het beleid binnen een organisatie. Het bestuur dat een beleid uitdenkt stuurt daarmee de werknemers in een bepaalde richting die risico’s met zich mee kan brengen. Die risico’s kunnen fouten veroorzaken die terecht komen in de financiële verslagen.

De sector, regelgeving en regels voor financiële verslaggeving hebben invloed op de klant. Dit wordt ook benoemd door Laux en Newman (2010) in hun artikel. Volgens de IAASB (2012) zijn er een aantal punten waar de accountant op moet letten wanneer hij de sector, wet- en regelgeving en regels voor financiële verslaggeving in acht neemt. Namelijk concurrentie, capaciteit en product technologie. Daarnaast ook de regels voor

waarderingsgrondslagen, belasting en overheidsbeleid die gelden voor de klant.

Het soort organisatie en het beleid op interne controle maatregelen. Hierbij kijkt de accountant naar de werkzaamheden van het bedrijf. Welke inkomsten zijn daaraan

verbonden: producent, dienstverlener of verkoper van producten? Wie zijn de voornaamste leveranciers? Hoe groot is de markt waarin het bedrijf zich bevindt? Daarnaast kijkt de accountant naar de investeringen van het bedrijf (IAASB, 2012). In welke rechtspersonen is het bedrijf actief? Tot slot kijkt de account naar de wijze waarop het bedrijf is gefinancierd. Hoeveel schulden heeft het bedrijf? Wie zijn de eigenaars en hoe zijn de aandelen verdeeld?

De keuze voor grondslagen voor waardering en de motivatie van de keuze. Dit is belangrijk voor het waarderen van opbrengsten en kosten en de mate waarmee de

waarderen kan worden gestuurd. De mate van ingewikkelde transacties en waarderingen. Volgens Bedard en Johnstone (2004) moeten bij al deze richtlijnen wel audit

procedures worden ingericht om het risico te beperken tot een acceptabel niveau. Natuurlijk kunnen niet alle fouten worden ontdekt en daarom is de mate van materialiteit, de marge die deze kwantificeert.

2.3 Accountant bedrijfsrisico

Volgens Bell e.a. (2002) is accountant bedrijfsrisico het risico dat de accountant verlies draait op een opdracht van de klant. Dit kan meerdere oorzaken hebben. Bijvoorbeeld de toename in kosten voor rechtszaken en verzekeringen om dit risico af te dekken. Simunic en Stein (1990) zien de accountant als investeerder in zijn eigen portfolio. Dus klanten zijn

investeringsopties. Hierdoor verschuift het audit risk van algemeen risico naar portfolio specifiek risico en dus vormt het een onderdeel van het accountant bedrijfsrisico.

Laux en Newman (2010) zien audit kwaliteit als een component die mogelijk het accountant bedrijfsrisico kan vergroten. Door een hogere vergoeding te ontvangen van de

(10)

klant wordt de accountant geprikkeld om de opdracht met een hogere kwaliteit uit te voeren. Dit houdt in: samenstelling van een auditteam met specialistische kennis. Als de audit correct wordt uitgevoerd neemt het resultaat toe. Maar als de opdracht na afloop niet het gewenste resultaat bij de klant heeft teweeg gebracht (gunstige werving van kapitaal) dan kan er eventueel een nadelig effect volgen uit de hogere investering in de audit kwaliteit. De kosten voor personeel zijn hoger met als gevolg dat het bedrijfsrisico toeneemt.

Concurrentie speelt ook een centrale rol in het accountant bedrijfsrisico. Volgens Bedard en Johnstone (2004) kiezen accountantsbedrijven voor een hoger tarief of hogere vergoeding als er bovengemiddelde risico’s bij een klant worden geconstateerd. Deze verhoogde tarieven of vergoedingen zijn een dekking voor specialistisch personeel of eventuele toekomstige rechtszaken. Echter deze tarieven komen onder druk te staan door de concurrentie in een competitieve markt. De accountant tracht opdrachten binnen te halen door voordeliger te zijn dan de concurrent. De marges nemen af en de reserves voor

toekomstige boetes of rechtszaken worden niet meer aangevuld. Hierdoor neemt het accountant bedrijfsrisico toe.

2.4 Litigation risico

Volgens Shu e.a. (2000) is litigation risico een risico dat in de jaren 90 een enorme toename kende. De oorzaak ligt volgens Power (2004) in het ontstaan van een verschuiving in risico. In begin jaren 80 werd er vooral gefocust op het risico van materiële fouten in financiële verslagen. Deze focus begon te verschuiven naar het financiële risico en reputatie risico voor accountants. De verschuiving werd versterkt door professionele richtlijnen,

kwaliteitscontroles en het klantacceptatieproces dat in dit onderzoek centraal staat. Daarnaast droegen wet- en regelgeving en codes voor behoorlijk bestuur ook bij aan de verschuiving van de focus.

De accountant die met zijn audit werkzaamheden deze risico’s zou moeten beperken bij klanten, kreeg er nu zelf mee te maken. De maatschappij zowel bij de overheid als

bedrijfsmatig probeerde de aansprakelijkheid van de risico’s te minimaliseren. Een voorbeeld die Power (2004) als cruciale factor van de verschuiving van risicofocus ziet, is het jaar 1995. In dat jaar ging de Barings bank failliet. Dit was de aanleiding voor het doorzetten van de regelgeving van Basel 2 en een verdere verschuiving naar de focus op het risico

management. Er werden nieuwe banen en titels gecreëerd als gevolg van deze verschuiving. Laux en Newman (2010) onderscheiden de financiële gevolgen van het litigation risico in een tweetal definities. Ten eerste de schadevergoedingen die accountants betalen aan de investeerders of eigenaren van de klant. Indien er door de klant een rechtszaak tegen

(11)

de accountant succesvol wordt afgesloten. Ten tweede zijn er volgens hen de litigation

frictions. Dit zijn overige kosten rondom rechtszaken, zoals boetes voor overtredingen van de

wet, advocaatkosten en reputatieschade.

2.5 Reputatie risico

Reputatieschade wordt door Laux en Newman (2010) gezien als onderdeel van de litigation

frictions. Maar door anderen als op zichzelf staand risico. Volgens de IAASB (2012) is

reputatie risico het volgende:

“Het risico op verlies van werkzaamheden als gevolg van een negatieve publieke opinie en

daaruit voortkomende schade aan de reputatie van het bedrijf.”

De oorzaken van reputatie risico kunnen volgens hen liggen aan het niet goed beheren van risico’s, betrokkenheid bij illegale of ongepaste zaken, zoals earnings management of andere vormen van fraude door individuen binnen het bedrijf.

Volgens Power (2004) is het begrip reputatie risico een relatief jong begrip. Volgens hem kwam het voor het eerst ter sprake tijdens de poging van Shell om hun schip de Brent Spar te laten dumpen op de zeebodem. Greenpeace activisten kwamen in actie en bezetten het schip. Shell had berekend dat het laten afzinken van het schip de minste schade zou toebrengen aan het milieu. Alleen was ze in de communicatie naar belanghebbenden tekort geschoten. Als gevolg hiervan werd er een campagne tegen Shell opgestart en diverse tankstations werden geboycot en dit leidde tot financiële verliezen.

In algemene zin schetst dit voorbeeld een situatie waarin de keuze en werkwijze van een aantal werknemers om de boot te laten afzinken, een volledig bedrijf kan beïnvloeden op negatieve wijze. In het voorbeeld was het door toedoen van activisten maar ook markten kunnen eenmansacties zien als een signaal over de cultuur binnen een bedrijf. Met als gevolg dat een bedrijf financiële verliezen kon leiden.

Deze situatie veroorzaakte een aantal initiatieven in de accountancy sector. Het klantacceptatieproces en het evalueren over het eventueel beëindigen van klantrelaties kregen nadrukkelijk meer aandacht. Daarnaast werd er gekeken naar de leidinggevenden van een bedrijf: hun manier van leidinggeven, de wijze waarop zij via vergoedingen werden geprikkeld (aandelen, bonuscultuur) en de wijze waarop er toezicht op hen werd gehouden (IAASB, 2012). De focus werd dus gelegd op het risico management van accountants binnen het kantoor zelf.

Voorafgaand aan deze verschuiving was materialiteit de maatstaf waaraan

accountants hun risico konden meten. Maar door het ontstaan van reputatie risico veranderd het idee achter de materialiteit. Materialiteit is de mate waarin een fout in de informatie

(12)

economische beslissingen van de gebruikers van financiële verslagen kan beïnvloeden. De mate van materialiteit wordt gebaseerd op de grote van het object of de grote van de fout (AICPA,1983). Door het reputatie risico kunnen kleine fouten of fraudes door individuen een enorme weerslag hebben op de economische staat van een bedrijf. Vooral voor

accountantskantoren is reputatie essentieel, een goede naam is vaak blijk van degelijke audits van hoge kwaliteit (Shu e.a., 2000). De omvang van economische schade hangt af van de mate waarin het bekend wordt in de sector, media of aandeelhouderskring.

3. Klantmanagement

In dit hoofdstuk wordt aan de hand van een tweetal modellen en de richtlijnen van de AICPA (1983, 1998) de theorie van het klant acceptatieproces besproken. Ten eerste het model van Johnston en Bedard (2003) dat centraal staat in veel onderzoeken. Vervolgens een recenter model van Laux en Newman (2010). De modellen worden met elkaar en met de richtlijnen vergeleken.

3.1 Klantacceptatieproces

Volgens Huss en Jacobs (1991) bestaat een klantrelatie uit het, al dan niet impliciet, continu accepteren van de klant. Gedurende de relatie vinden er regelmatig evaluatie momenten plaats.

Het model in figuur 3-1 richt zich vooral op het proces omtrent de acceptatie van nieuwe klanten. Dit is het model van Johnstone en Bedard (2003). Het model concentreert zich op de risk/return van de keuze voor klanten. Zij beschrijven een aantal fases in hun model.

Fase 1 bestaat uit het werven van potentiële klanten. Hier wordt informatie over de klant ingewonnen. De risico’s behorende bij de klant worden geëvalueerd. De AICPA (1983) ziet deze fase als het identificeren van de werkzaamheden van het bedrijf van de klant en de bijbehorende risico’s. In deze fase moeten ook maatregelen in stellen worden gebracht om de eventuele risico’s te mitigeren. De keuze over het wel of niet accepteren van die

(13)

Fase 2 bestaat uit drie stappen: het evalueren van de risk/return, het overwegen van strategieën om de risico’s te beheersen en daadwerkelijk de keuze maken om wel of niet met de klant een relatie aan te gaan.

De eerste stap is volgens Huss en Jacobs (1991) een cruciale stap in het proces. De risico’s die in stap één geïdentificeerd worden, zijn onder andere: audit risico, klant specifiek risico en kantoor specifiek risico (Johnstone en Bedard, 2003). Deze risico’s zijn in hoofdstuk twee al nader toegelicht.

Stap twee, het overwegen van risicomanagement strategieën, kent verschillende strategieën op basis van personeelsbeleid, prijsstrategieën, het aanpassen van de audit en het gebruik maken van toezicht tijdens de opdracht. De twee die centraal staan zijn: het aanstellen van specialistisch personeel en het rekenen van hogere tarieven door de accountant.

Stap drie, de daadwerkelijke klantacceptatie, volgt op stap een en twee. Als de voorgaande stappen positief uitvallen dan kunnen onderhandelingen over de prijs van de audit beginnen. Indien dit niet het geval is worden de onderhandelingen afgebroken.

Fase 3 bestaat uit het overeenstemmen van een tarief met de klant. Als de klant en het kantoor het eens worden over de prijs. Dan dient er een contract te worden opgesteld waarin de voorwaarden, omvang en prijs van de audit in is vastgelegd. Dit is van belang om eventuele aansprakelijkheid af te dekken (Johnstone & Bedard, 2000).

De AICPA (1983) heeft een aantal voorwaarden betreffende de onderhandelingen. De klant en accountant moeten eenduidig zijn overeengekomen over de werkzaamheden van de accountant. Daarnaast moet de accountant duidelijk maken hoe zijn audit team eruit ziet, zijn aanpak toelichten en de kwaliteit van de audit inschatten en bekend maken.

Volgens de IAASB (2012) zijn er voor het uitvoeren van een audit bij een nieuwe klant en tweetal vragen die een accountant zichzelf moet stellen. Ten eerste of de beginbalans materiële afwijkingen bevat die invloed hebben op de jaarrekening van de lopende periode. Ten tweede of er de juiste waarderingsgrondslagen zijn toegepast en of er eventuele wijzigingen van de grondslagen consequent zijn toegepast. Deze vragen zijn kunnen het best worden gesteld aan de voorgaande accountant, als die er is en er kan op redelijke grond van uit worden gegaan dat zijn antwoorden betrouwbaar zijn.

De klant bedrijfsrisico’s dienen ieder jaar te worden geëvalueerd en er moet een afweging worden gemaakt of de accountant nog wel diensten wil verlenen aan deze klant (Bedard & Johnstone, 2004). Voor een klantrelatie die wordt voortgezet zijn er een aantal andere punten die de accountant moet overwegen ten opzicht van een nieuwe klant (IAASB, 2012). Een evaluatie van de manier waarop de accountant waarde kan toevoegen aan het bedrijf, bijvoorbeeld: door de verklaring van de accountant kan de klant een voordeliger tarief voor zijn aandelen of investering verkrijgen (Laux & Newman, 2010). Het bespreken van de

(14)

huidige regelgeving en toekomstige veranderingen die van invloed kunnen zijn om de klant. Eventuele wijzigingen in het auditteam en wederom een voorstel doen voor de vergoeding van de opdracht.

(15)

3.2 Invloed van wet- en regelgeving op klantacceptatie

Het tweede model is die van Laux en Newman (2010). Daarin staat het wet- en regelgeving klimaat, litigation risico en reputatie risico centraal. Volgens hen beperkt een hoog

aansprakelijkheidsrisico voor accountants het ontstaan van een effectieve kapitaalmarkt. De oorzaak hiervan is dat de accountant potentiële klanten afwijst, indien die klanten risicovol blijken te zijn. Shu e.a. (2000) onderschrijft deze stelling. De significante toename in uitgaven die betrekking hebben op rechtszaken veroorzaakt een toename in afwijzingen door

accountantskantoren.

In het model is de moeite of tijd die de accountant in de evaluatie van de klant steekt cruciaal. De accountant leert door die evaluatie of de klant een risicovolle, startup, is of een klant met gematigde risico’s. Als de accountant niet achter het type klant komt, wordt de klant gezien als risicovol. In dit model is er sprake van een moral hazard wat ontstaat door het niet genoeg tijd steken in het evalueren van de klant. Een oplossing is volgens Laux en Newman (2010) niet alleen het wet- en regelgeving klimaat, maar vooral de vergoeding die aan de accountant in het vooruitzicht wordt gesteld. Hoe hoger de vergoeding hoe meer tijd de accountant steekt in het evaluatieproces.

Om het wet- en regelgeving klimaat te analyseren stellen Laux en Newman (2010) drie componenten op van dat klimaat. Het doel is om te onderzoeken wat de effecten van het klimaat veroorzaken met betrekking tot het niet accepteren van geschikte klanten door de accountant. Het eerste component is de mate van striktheid binnen de wet- en regelgeving. Met andere woorden de kans dat de accountant wordt aangeklaagd en aansprakelijk bevonden na het vinden van een fout in de audit. Ten tweede de schadebetaling aan de investeerders of eigenaren van het bedrijf na een succesvolle rechtszaak tegen de

accountant. Ten derde de litigation frictions, zoals beschreven in het vorige hoofdstuk. Dit zijn overige kosten rondom rechtszaken, zoals boetes voor overtredingen van de wet,

advocaatkosten en reputatieschade. Volgens het model leidt een strikter wet- en regelgeving klimaat tot een toename in component twee, schadebetaling, en een toename in component drie, litigation frictions. In een gematigd wet- en regelgeving klimaat worden minder klanten afgewezen ten opzichte van een zwak en sterk klimaat.

Aan het model ligt het zogenaamde driehoek effect ten grondslag (Laux & Newman, 2010). Dit effect kent drie deelnemers: de potentiële klant, de accountant en de potentiële investeerders van de klant. Indien er een toename is in component twee, schadebetaling, dan leidt dit tot een afname in afwijzingen van potentiële klanten. Deze stelling gaat tegen de intuïtie in maar heeft een verklaring. Door een toename in risico voor schadebetaling moet

(16)

de klant een hogere vergoeding in het vooruitzicht stellen, anders gaat de accountant de relatie niet aan. De toename voor vergoeding is per saldo geen werkelijke kostenpost voor de klant. De investeerders van de klant verwachten een hogere schadevergoeding in het geval van het falen van de audit, dus zijn zij bereid om de klant betere

investeringsvoorwaarden aan te bieden. Deze hogere investering kan de klant gebruiken om de accountant een hogere vergoeding te geven voor zijn blootstelling aan meer risico. Dit is het driehoek effect.

Een indirect effect van de theorie beschreven in de alinea hiervoor is het aanstellen van specialistisch personeel om de audit kwaliteit te verhogen. Door de verhoogde kwaliteit kan de klant betere investeringsvoorwaarden ontvangen en is de klant bereid om meer vergoeding te betalen aan de accountant.

Het model bestaat uit vier fases. In fase 1 verzoekt de klant om een audit en biedt de klant een vergoeding voor de audit aan. In fase 2 steekt de accountant een bepaalde

hoeveelheid tijd in de evaluatie van de klant. Tevens maakt de accountant een keuze om de opdracht wel of niet te accepteren. In fase 3 kan het model twee richtingen op gaan. De accountant wijst de opdracht af en de relatie wordt beëindigd. De andere optie is dat de accountant de opdracht accepteert. Vervolgens wordt er een audit gedaan en een rapport uitgegeven, die twee mogelijke uitkomsten kent. Bij een positief rapport financieren de

investeerders het nieuwe project. Bij een negatief rapport vindt er geen financiering plaats en eindigt de relatie. In fase 4 als het project wordt gerealiseerd en slaagt delen de

investeerders en klant de winst. Als het project wordt gerealiseerd en faalt dan wordt de accountant aangeklaagd om een schadebetaling, component twee, te verhalen.

3.3 Vergelijk tussen modellen en wet- en regelgeving klimaat

Johnstone en Bedard (2003) richting zich vooral op de risk/return van een potentiële klant. Laux en Newman (2010) gaan ook uit van die verhouding alleen wel met de voorwaarde dat de accountant tijd steekt in de evaluatie. Deze doelstelling komen overeen met die van de AICPA (1998). Volgens hen is de doelstelling van het evalueren van de klanten en die van het overtuigen van de klant om de opdracht te krijgen.

In het eerste model zijn er opties om de risico’s te verminderen door een tweetal strategieën. Ten opzichte van het tweede model waar er de optie is om meer tijd in de evaluatie te steken en het verhogen van de vergoeding vanaf de klant komt en niet als strategie wordt gezien. De AICPA (1998) kent zeven procedures die de risico’s in het klantacceptatieproces en de uiteindelijke relatie moeten beperken. Het evalueren van de klant en de reden voor de audit. Het bepalen van de haalbaarheid van ethische richtlijnen

(17)

met betrekking tot de klant. Bepalen of er specialisten benodigd zijn voor de audit. Contact zoeken met de voorgaande accountant. Een klantvoorstel voorbereiden. Een audit team samenstellen. En tot slot opdracht verkrijgen van de klant door een contractovereenkomst te sluiten.

In het tweede model wordt er aandacht besteed aan het wet- en regelgeving klimaat dat van invloed is op de acceptatie of afwijzing van de klant. Het relevante wet- en

regelgeving klimaat dat in deze scriptie van toepassing is, is het klimaat na de invoering van

the Sarbanes-Oxley Act (SOX; Hoitash ea., 2008). De invoering zorgde voor een herziening

van de procedures die vereist werden van de accountant. In het huidige klimaat worden kwaliteitscontroles, controle door een tweede partner en partner roulatie vereist. De interne controle van de klant moet worden beoordeeld. De bestuurders moeten een mening geven over verschillende bedrijfsprocessen (Power, 2004). Volgens Hoitash (2008) veroorzaakte de invoering van SOX voor een toename in concentratie op interne controle systemen. Power (2004) geeft een aantal redenen hiervoor. Het hebben van een goed intern controle systeem zorgt voor een bepaalde vorm van verzekering. Door kort op de bedrijfsprocessen te zitten gaan er geen onnodige grondstoffen of financiële middelen verloren. Ten tweede zijn interne controle systemen verplicht in regelgeving zoals Basel 2. Ten derde het is een reactie op een aantal crises en fraudezaken en interne controle systemen worden gezien als mogelijke oplossing hiervoor.

4. Management strategieën om risico’s te reduceren

In dit hoofdstuk worden de verschillende risicomanagement strategieën uiteengezet. Ten eerste wordt de invloed van specialisten met betrekking tot de verschillende risico’s bekeken. Vervolgens de invloed van audit vergoedingen. Daarna kijken we naar overige strategieën. Tot slot worden de resultaten in tabelvorm weergegeven.

4.1 Invloed van Specialisten

Volgens Johnstone en Bedard (2003) is het aanstellen van specialistisch personeel binnen een audit team een belangrijke risicomanagement strategie. Ditzelfde vinden Laux en Newman (2010) in hun onderzoek. Bij een toename van het risico op schadevergoeding neemt de kwaliteit, de hoeveelheid specialisten, toe. In figuur 3-1 wordt er, nadat er

(18)

vastgesteld is dat de risk/return niet acceptabel is, bepaald of de risicomanagement strategie de verhouding risk/return naar een acceptabel niveau kan worden gebracht. In de volgende paragrafen wordt per risico geanalyseerd of specialisten invloed hebben op het risico. 4.1.1 Audit risico

De invloed van specialistisch personeel op audit risico is divers. Een aantal schrijvers vindt volgens Johnstone en Bedard (2003) bewijs dat specialistisch personeel beter presteert in het detecteren van onjuistheden. Laux en Newman (2010) ondersteunen dit bewijs, een toename in specialisten leidt tot een beperking in audit risk. Terwijl anderen geen eenduidig resultaat met betrekking tot de invloed van personeel kregen. Maar per saldo zorgt het gebruiken van specialisten voor een positieve invloed op de prestatie van de audit en wordt het audit risico omlaag gebracht. Er moet wel een kanttekening bij deze resultaten worden geplaatst, aangezien ze gelden voor de prestatie van de audit is niet helder of dit ook in algemene zin geldt.

4.1.2 Klant bedrijfsrisico

Een accountant die zijn klant begrijpt op gebied van sector, economische toestand, bedrijfsvoering en marktpositie ten opzichte van concurrenten zou het klant bedrijfsrisico omlaag kunnen brengen in theorie. Volgens Johnstone en Bedard (2003) zou het toepassen van specialisten een going-concern verklaring theoretisch versterken. Dus in kleine mate het klantbedrijfsrisico omlaag brengen. Maar uit hun resultaten blijkt dat er geen grond is voor die hypothese en dat specialisten geen invloed hebben op het klant bedrijfsrisico.

4.1.3 Accountant bedrijfsrisico

Johnstone en Bedard (2003) schatten de invloed van specialisten op accountant

bedrijfsrisico laag in. De specialisten kunnen veel kennis over de klant hebben maar stel dat die klant een publiek verkocht aandeel heeft en de prijs daalt, zonder een audit fout of andere reden. Dan kan de klant alsnog de accountant aanklagen. Dus de invloed van specialisten is niet effectief op het matigen van het accountant bedrijfsrisico.

(19)

Het litigation risico wordt gematigd door het toepassen van specialisten (Johnstone & Bedard, 2003). Dit wordt ondersteund door Laux en Newman (2010) en anderen. Accountants die specialisten inzetten komen eerder achter de mate van risico van een project dat de klant wil ondernemen. Hierdoor wordt de klant eerder afgewezen en het

litigation risico beperkt.

4.1.5 Reputatie risico

Op gebied van specialisten wordt er geen eenduidig verband gevonden tussen het inzetten van specialisten en reductie in reputatie risico. Volgens Power (2004) komt dit doordat er geen invloed kan worden uitgeoefend op reputatie schade. Volgens hem kan potentieel alles invloed hebben op reputatie risico. Daar zouden specialisten een kleine rol in kunnen spelen maar dat is tot op heden niet in de literatuur naar voren gekomen.

4.2 Invloed van audit vergoedingen

In de voorgaande paragraaf werd het gebruik van specialisten besproken. In een aantal gevallen kunnen die specialisten nuttig zijn in het reduceren van het risico. Maar die specialisten brengen ook een prijskaartje met zich mee. Om de risk/return weer naar een acceptabel niveau te brengen kan ervoor gekozen worden om de audit vergoedingen als risicomanagement strategie toe te passen. In de volgende paragrafen wordt per risico geanalyseerd of de hoogte van de audit vergoeding invloed heeft op het risico.

4.2.1 Audit risico

Een hogere vergoeding leidt niet direct tot een matiging in audit risico. Volgens Hoitash (2008) volgt de audit vergoeding audit risico’s. Met andere worden als er veel interne controlerisico’s en detectie risico’s worden geconstateerd dan wordt de audit vergoeding omhoog bijgesteld. Volgens Elder (2009) is dit verband juist en volgt er een verhoging in audit vergoeding om bedrijven met zwakken interne controle systemen toch te kunnen accepteren.

4.2.2 Klant bedrijfsrisico

Laux en Newman (2010) beschrijven een relatie tussen een risicovol project en een lagere audit vergoeding. Dit komt doordat zij de audit vergoeding zien als prikkel om accountants

(20)

tijd te laten steken in de evaluatie van de klant. Johnstone en Bedard (2003) vinden precies een tegenovergestelde relatie, waarbij een toename in audit vergoeding resulteert in een afname van klant bedrijfsrisico. Met name in gevallen van going-concern risico.

4.2.3 Accountant bedrijfsrisico

Specialisten konden niet het accountant bedrijfsrisico matigen. Dit is volgens Johnstone en Bedard (2003) ook het geval bij verhoging van de audit vergoeding.

4.2.4 Litigation risico

Volgens Laux en Newman (2010) wordt de vergoeding uiteindelijk vastgesteld door de klant. De klant geeft een hogere vergoeding indien hij aantrekkelijke kapitaalvoorwaarden krijgt door de audit van de accountant. Dit hogere tarief zorgt ervoor dat een gedeelte van het

litigation risico wordt gematigd.

4.2.5 Reputatie risico

Volgens Power (2004) kan er geen invloed worden uitgeoefend op reputatie risico. In

tegenstelling tot Laux en Newman (2010) die in hun model bewijs vinden voor een matigend effect van audit vergoeding op het reputatie risico.

4.3 Overige risicomanagement strategieën

Uit het onderzoek van Elder (2009) kom naar voren dat er nog een tweetal andere

risicomanagement strategieën zijn. Namelijk het geven van aangepaste verklaringen en het beëindigen van de klantrelatie. Deze strategieën worden gebruikt om het audit risico en met name het controle risico te beperken. Volgens Elder (2009) zit er een volgorde in de wijze waarop accountants reageren op controlerisico. Bij gematigd controlerisico volgt er een aanpassing in de audit vergoeding, naarmate het risico toeneemt volgt eerst de

risicomanagement strategie: het geven van een aangepaste verklaring en vervolgens het beëindigen van de klantrelatie.

(21)

Tabel 4.1 Resultaten

Onderzoek

Risicomanagement

strategie Risico Effect

Johnson e.a. (1991) Specialistisch personeel Audit risico + Wright & Wright (1997) Specialistisch personeel Audit risico + Bedard & Biggs (1991) Specialistisch personeel Audit risico +/- Bell e.a. (2001) Specialistisch personeel Audit risico + Johnstone & Bedard

(2003) Specialistisch personeel Audit risico +

Biggs e.a. (1993) Specialistisch personeel Klant bedrijfsrisico - Johnstone & Bedard

(2003) Specialistisch personeel

Accountant

bedrijfsisico +/-

Johnstone & Bedard

(2003) Specialistisch personeel Litigation risico +

Laux en Newman (2010) Specialistisch personeel Litigation risico + Asare e.a. (1994) Specialistisch personeel Litigation risico + Power (2004) Specialistisch personeel Reputatie risico +/-

Hoitash e.a. (2008) Audit vergoedingen Audit risico +

Elder (2009) Audit vergoedingen Audit risico +

Johnstone & Bedard

(2003) Audit vergoedingen Audit risico +/-

Laux en Newman (2010) Audit vergoedingen Klant bedrijfsrisico - Simunic & Steint (1996) Audit vergoedingen Klant bedrijfsrisico + Johnstone & Bedard

(2003) Audit vergoedingen Klant bedrijfsrisico +

Johnstone & Bedard

(2003) Audit vergoedingen

Accountant

bedrijfsrisico -

Laux en Newman (2010) Audit vergoedingen Litigation risico + Laux en Newman (2010) Audit vergoedingen Reputatie risico +

Power (2004) Audit vergoedingen Reputatie risico +/-

Elder (2009) Aangepaste verklaring Audit risico +

Elder (2009) Klantrelatie beëindigen Audit risico +

+ Strategie heeft matigend effect op het risico +/- Strategie heeft geen eenduidig effect op het risico - Strategie heeft versterkend/positief effect op het risico

5. Conclusie

De aanleiding voor het schrijven van deze scriptie is dat accountants met diverse risico’s te maken hebben in het klantacceptatieproces, die nadelige financiële gevolgen met zich meebrengen. Er is onderzocht wat de invloed van risicomanagement strategieën was op de verschillende risico’s. De centrale onderzoeksvraag van deze literatuurstudie luidde: “In hoeverre draagt het klantacceptatieproces bij aan risicoreductie voor accountantskantoren?”.

Om deze vraag te kunnen beantwoorden zijn allereerst de risico’s gedefinieerd die in de centrale vraag genoemd staan. Audit risico is het risico op materiële fouten in een

(22)

weergegeven in figuur 2-1: inherent risico, controle risico en detectie risico. Inherent risico hangt samen met de aard van een bepaalde activiteit of sector en wordt bepaald door de mate van materiële fouten in een financieel verslag als er geen interne controle procedures aanwezig zijn. Controle risico is de mate waarin materiële fouten niet worden ontdekt door de interne controle procedures. Detectie risico ontstaat als de uitvoerige tests en procedures van de accountant een materiële fout in een financieel verslag niet detecteren.

Daarnaast zijn er nog een aantal risico’s. Klant bedrijfsrisico, is het risico dat economische staat van de klant achteruitgaat. Accountant bedrijfsrisico is het risico dat de accountant verlies draait op een opdracht van de klant. Litigation risico is het risico dat accountants schadevergoedingen en litigation frictions moeten betalen. Reputatie risico, is het risico op verlies van werkzaamheden als gevolg van een negatieve publieke opinie en daaruit voortkomende schade aan de reputatie van het bedrijf.

Vervolgens zijn er een tweetal modellen centraal gesteld om het

klantacceptatieproces te schetsten. Het eerste model was dat van Johnstone en Bedard (2003). Het model bestaat uit drie fases. Fase 1 bestaat uit het werven van potentiële

klanten. Fase 2 bestaat uit drie stappen: het evalueren van de risk/return, het overwegen van strategieën om de risico’s te beheersen en daadwerkelijk de keuze maken om wel of niet met de klant een relatie aan te gaan. Fase 3 bestaat uit het overeenstemmen van een tarief met de klant.

Het tweede model is het model van Laux en Newman (2010). Het gaat bij dat model om het wet- en regelgeving klimaat en het motiveren van de accountant om de klant te evalueren door audit vergoeding als prikkel te gebruiken. Het model bestaat uit vier fases. In fase 1 verzoekt de klant om een audit. In fase 2 steekt de accountant een bepaalde

hoeveelheid tijd in de evaluatie van de klant. In fase 3 kan het model twee richtingen op gaan. De accountant wijst de opdracht af en de relatie wordt beëindigd. De andere optie is dat de accountant de opdracht accepteert. Bij acceptatie en een positief rapport financieren de investeerders het nieuwe project. Bij een negatief rapport vindt er geen financiering plaats en eindigt de relatie. In fase 4 als het project slaagt delen de investeerders en klant de winst. Als het project faalt dan wordt de accountant aangeklaagd.

Om de vraag te beantwoorden werd er gekeken naar de risico’s die een rol speelden en de management strategieën die uit de modellen naar voren kwamen. Hieruit kwamen verschillende resultaten, maar veelal werd het risico beperkt. Een kanttekening die al geplaatst is bij de resultaten is dat de resultaten betrekking hebben op de prestatie van de audit en dat niet direct uit de resultaten blijkt dat dit ook wordt veroorzaakt de

klantacceptatiebeslissing. Dit wordt wel in veel onderzoeken aangenomen maar niet daadwerkelijk getoond in de resultaten.

(23)

In een volgend onderzoek zou er kunnen worden gekeken naar de invloed van het klantacceptatieproces op zichzelf. Zodat de resultaten die nu nog worden aangenomen dan ook cijfermatige onderbouwing hebben. Daarnaast zou er ook kunnen worden gekeken naar een vergelijk tussen klantacceptatieprocessen een aantal grote accountantskantoren. Hieruit zullen misschien vernieuwingen naar voren komen ten opzichte van voorgaande literatuur.

6. Literatuur

107th US Congress, 2002, SEC, 404 ‘Management Assessment of Internal Controls’, Sarbanes–Oxley Act of 2002, Public Law 107–204, Senate and House of Representatives of the United States of America in Congress assembled, Washington, DC, 30 July.

American Institute of Certified Public Accountants (AICPA). 1983. Audit Risk and Materiality in Conducting an Audit. Statement on Auditing Standards No. 47. New York. NY: AICPA.

American Institute of Certified Public Accountants (AICPA), ‘Auditing Procedures Study’ in Audits of Small Business, AICPA, New York, 1985, p.44.

American Institute of Certified Public Accountants (AICPA) 1998. Acceptance and

continuance ofclients and engagements. Quality Control Policies and Procedures for CPA Firms. New York, NY: AlCFA.

AICPA (2007). Statement on Quality Control Standards No. 7: A Firm’s System of Quality Control.

Almelo, L. (2015). Nee als het onder de gordel is. Accountant.

https://www.accountant.nl/globalassets/accountant.nl/blad/2015-q3/acc_2015_q3_nee_als_het_onder_de_gordel_is.pdf, geraadpleegd april 2016. Bedard, J. C., & Johnstone, K. M. (2004). Earnings manipulation risk, corporate governance

risk, and auditors' planning and pricing decisions. The Accounting Review, 79(2), 277-304.

Bell, T. B., Landsman, W. R., & Shackelford, D. A. (2001). Auditors' perceived business risk and audit fees: Analysis and evidence. Journal of Accounting research, 39(1), 35-43. Elder, R., Zhang, Y., Zhou, J., & Zhou, N. (2009). Internal control weaknesses and client risk

(24)

Hogan, C. E., & Wilkins, M. S. (2008). Evidence on the audit risk model: Do auditors increase audit fees in the presence of internal control deficiencies?.Contemporary Accounting

Research, 25(1), 219-242.

Hoitash, R., Hoitash, U., & Bedard, J. C. (2008). Internal control quality and audit pricing under the Sarbanes-Oxley Act. Auditing: A Journal of Practice & Theory, 27(1), 105-126.

Huss, H. F., & Jacobs, F. A. (1991). Risk containment: Exploring auditor decisions in the engagement process. Auditing: A Journal of Practice & Theory, 10(2), 16-32.

International Auditing and Assurance Standards Board (IAASB), 2012, International Standard on Auditing (ISA 300-510) ‘Planning an Audit of Financial Statements’, para. 4,

Handbook of International Quality Control, Auditing, Review, Other Assurance, and Related Services Pronouncements, 2012 edn, Volume 1, International Federation of Accountants, New York.

Johnstone, K. M. (2000). Client-acceptance decisions: Simultaneous effects of client

business risk, audit risk, auditor business risk, and risk adaptation.Auditing: A Journal

of Practice & Theory, 19(1), 1-25.

Johnstone, K. M., & Bedard, J. C. (2003). Risk management in client acceptance decisions. The Accounting Review, 78(4), 1003-1025.

Johnstone, K. M., & Bedard, J. C. (2004). Audit firm portfolio management decisions.

Journal of Accounting Research, 42(4), 659-690.

Laux, V., & Paul Newman, D. (2010). Auditor liability and client acceptance decisions. The

Accounting Review, 85(1), 261-285.

Nierop, T., (2011). Klantscreening maar dan serieus. Accountant,

https://www.accountant.nl/opinie/2011/6/klantscreening-maar-dan-serieus, geraadpleegd april 2016.

Piersma, J. (2016). Afm voldhardt ondanks weerstand bij PwC. Finacieel

Dagblad,http://fd.nl/ondernemen/1156700/afm-volhardt-ondanks-weerstand-bij-accountant-pwc, geraadpleegd mei 2016

Power, M. (2004). The risk management of everything: Rethinking the politics of uncertainty. Demos.

Simunic, D. A., & Stein, M. T. (1990). Audit risk in a client portfolio context.Contemporary

Accounting Research, 6(2), 329-343.

Shu, S. Z. (2000). Auditor resignations: Clientele effects and legal liability.Journal of

Accounting and Economics, 29(2), 173-205.

Simunic, D. A., & Stein, M. T. (1990). Audit risk in a client portfolio context.Contemporary

Referenties

GERELATEERDE DOCUMENTEN

De resultaten betreffende de vragen over het inherent risico, het beheersingsrisico en het frauderisico (vra- gen 14-16) liepen sterk uiteen. Het inherent risico werd door

De formulering van het Voorstel luidt dat overeenkomst bestaat indien de goederen 'geschikt zijn voor elk specifiek, door de consument gewenst gebruik dat deze

Indien hij/zij regelmatig vergeet te eten, bel dan vlak voor etenstijd op.. Het is ook mogelijk thuiszorg te regelen voor het toezicht op

Risicogestuurd werken (terwijl je de grootte van het risico niet

Op basis van de verwachte kosten zou je zeggen ‘nee’, maar de omvang van de mogelijke schade is zó groot dat verzekeren tóch voor de hand ligt. Ondanks de verzekering zullen

[3 pt.] Neem aan dat u een bedrag B naar keuze mag investeren in een project dat met kans .3 een opbrengst geeft van 3.5B en met kans .4 een opbrengst van 2.5B (in het eerste geval

Bij het gebruik van domperidon bij kinde- ren moet men bedacht zijn op het optreden van extrapiramidale stoornissen, vooral omdat domperidon niet receptplichtig is en

Audit Magazine sprak met Geraldine Leegwater, voorzitter van het uitvoerend bestuur van het ABN AMRO Pensioenfonds (AAPF), over haar rol als bestuurder, de rol van Internal Audit