• No results found

De rol van schuld op de verdeling van zorg- en werktaken

N/A
N/A
Protected

Academic year: 2021

Share "De rol van schuld op de verdeling van zorg- en werktaken"

Copied!
15
0
0

Bezig met laden.... (Bekijk nu de volledige tekst)

Hele tekst

(1)

De Rol van Schuld op de Verdeling van Zorg- en Werktaken

Floortje van der Voort

Studentnummer: 10563369 Universiteit van Amsterdam Begeleid door: Astrid Jehle Aantal woorden abstract: 122 Aantal woorden onderzoek: 3546

(2)

Inhoudsopgave Abstract p. 3 Inleiding p. 4 Methode p. 6 Resultaten p. 8 Discussie p. 10 Literatuurlijst p. 13 Zelfreflectie p. 15

(3)

Abstract

De rol van schuldgevoelens bij de verdeling van zorg- en werktaken werd onderzocht bij een groep van 23 werkende ouders in een heteroseksuele relatie met ten minste een kind jonger dan 13. Om schuldgevoelens op te roepen werden deelnemers gevraagd om een situatie te beschrijven waar werktaken voorrang kregen op zorgtaken als onderdeel van een online vragenlijst. Hierop volgde een emotiemaat voor schuldgevoelens en een impliciete gedrag- en intentiemaat. Mannen en vrouwen verschilden niet op ervaren schuldgevoelens. Vrouwen hadden meer dan mannen de intentie om tijd te besteden aan het kind in plaats van werk. Schuld was niet de mediator is voor dit proces. Uit de resultaten kan daarom niet

geconcludeerd worden dat schuld de drijvende factor is voor sekseverschillen op compensatiegedrag.

(4)

Inleiding

Met de komst van de Industriële revolutie en anticonceptie is er veel veranderd voor de moderne vrouw. Dit leidde tot een emancipatiebeweging vanaf de jarig ‘60. Er is veel veranderd in de carrièrewereld voor de vrouw, maar er zijn geen wetten en cao’s opgesteld voor het thuisfront. Het traditionele moederbeeld, dat de moeder voor de kinderen en het huis zorgt is grotendeels gebleven (Munn, & Greer, 2015). Door modernisering is dit niet

weggevallen. Integendeel, er is een taak bij gekomen: werken. Een moeder die werkt, maar ook nog genoeg tijd heeft voor familie en het huishouden. Voor werkende vrouwen kan het thuisfront ook wel worden gezien als de tweede shift (Hochschild, 1989). Door deze

uitbreiding van normen en waarden voelen vrouwen zich schuldig wanneer zij niet aan dit traditionele moederbeeld kunnen voldoen qua geïnvesteerde tijd in de kinderen (Lancaster, 1975). Het onderzoek-paradigma van de afgelopen decennia heeft zich voornamelijk gefocust op de moeders en hoe zij dit proces ervaren. Echter is er een deel vergeten wat een grote rol speelt bij de ervaring van moeders; namelijk de rol die vaders hier spelen en hoe zij het combineren van werk en zorg voor de kinderen ervaren. In deze studie werd om deze reden gekeken naar de affectieve ervaring van werkende ouders bij het voorrang geven aan werk of aan de kinderen.

In de afgelopen jaren zijn er meer vrouwen gaan werken en ze blijven dit ook tot latere leeftijd doen (Toosi, 2007). Ook blijven meer vrouwen werken wanneer zij een verzorger worden voor de kinderen (Moen, Robison, & Fields, 1994). Er komst echter steeds meer bewijs naar voren dat het combineren van werk en zorg een impact heeft op de carrière van de vrouw (Lilly, Laporte, & Coyte, 2007). De vrouwen komen later aan op werk, gaan eerder naar huis en af en toe komt er ook tijdens de werkdag nog iets tussen zoals een ziek kind (Barnett, 2005). Deze duale rollen verhouding eisen hun tol op het psychologische en fysieke welzijn van de verzorgende vrouw (Schulz, O’Brien, Bookwala, & Fleissner, 1995), zoals angststoornissen en depressie. Deze voorgaande onderzoeken hebben voornamelijk een exploratieve en beschrijvende rol, namelijk wat voor gedrag een moeder vertoont en wat voor impact dit heeft op haar gesteldheid. Hierin wordt de rol van de vader echter achterwege gelaten. De interesse in deze vaderlijke rol groeit, waardoor er steeds meer onderzoeken naar dit aspect wordt gedaan. Zo komt er naar voren dat werkende moeders minder tijd kwijt zijn aan de verzorging van kinderen en het huishouden dan 50 jaar geleden, waar mannen dit meer zijn gaan doen (Bond et al., 1998). Er bestaat nog steeds een verschil tussen man en vrouw waar tijd aan wordt besteed in het dagelijks leven, maar dit verschil zal naar verwachting in

(5)

de toekomst steeds verminderen (Bond et al., 1998). Het bewijs dat er verschuiving gaande is in de kijk op ouderlijke rolverdeling, waar vrouwen vaker carrière willen maken en vaders meer tijd willen besteden met het kind (Lancaster, 1975; Munn, & Greer, 2015). Deze intentie voor meer tijd steken in een carrière als moeder of het kind bij een vader wordt steeds meer belicht, echter is het onderliggende mechanisme nog niet duidelijk. Voor beide geslachten zijn er factoren die een rol spelen bij de instandhouding van de onbalans in de rolverdeling.

Een factor die meespeelt in het op zich nemen van taken is de traditionele kijk op wat mannen- en vrouwen-taken zijn. Zoogdieren van het vrouwelijk geslacht die krijgen de kinderen en zorgen ervoor, terwijl de mannetjes de familie beschermen. In de tijd van de mens, toen de mens nog jagers en verzamelaars waren, wordt er gedacht dat er een vergelijkbare rolverdeling was. De vrouwen bleven thuis om voor het huis te zorgen en kinderen groot te brengen, terwijl de mannen voor voedsel zorgden en het gevaarlijke werk deden. In de loop der tijd werd dit de traditionele rolverdeling. Hieruit voortvloeiend kwamen verwachtingen naar hoe de geslachten zich moesten gedragen, wat de norm zou moeten zijn. Nu zijn er echter ontwikkelingen als de anticonceptie, faciliteiten zoals een supermarkt of crèche en beroepen van oppas. Deze gemakken hebben geleid tot meer zelfstandigheid en tijd voor vrouwen om te werken. Voltooiing van dagelijkse taken zoals voor eten zorgen en andere zorgtaken worden gefaciliteerd, wat zou moeten leiden tot minder tijdsinvestering in deze zaken. Door deze moderne manier van leven worden veel aspecten die vroeger essentieel waren om te overleven overbodig. Desondanks deze moderne gemakken blijven de

traditionele rolverdelingen hangen (Bonney, Kelley, & Levant, 1999). Dit is vreemd, omdat er juist meer tijdruimte zou moeten vrijkomen voor ouders. Wanneer de aspecten die vroeger veel tijd kostten in het moederschap zoals het huishouden en voor de kinderen zorgen uit handen kunnen worden gegeven en ook wordt gedaan, blijft er toch een verwachting hangen uit een tijd waar dit minder de norm was.

Nochtans dat deze kijk op rolverdeling veel zou kunnen verklaren geeft dit geen inzicht in waarom verwachtingen aan ouders zich op deze manier uit. Het is immers volgens de traditionele kijk op het ouderschap normaal dat de vrouw de meeste tijd in de kinderen investeert. Door deze verwachting zou het aannemelijk zijn dat wanneer vrouwen werk voorrang geven op zorgtaken, zij zich hierover schuldiger voelen dan mannen. Vrouwen zijn vanuit evolutionair perspectief al duizenden generaties de verzorgers geweest, waar mannen buitenshuis voor eten en bescherming zorgden (Barnett, 2001). Wanneer de vrouw gaat werken zou het daarom mogelijk zijn dat het voelt alsof ze niet volledig aan haar traditionele takenpakket kan voldoen (Lancaster, 1975). Om dit schuldgevoel op te lossen, zouden

(6)

vrouwen willen compenseren door tijdelijk extra tijd te investeren in zorgtaken. Wanneer mensen schuld ervaren willen zij dit op lossen door compensatiegedrag te vertonen (Yu, et al., 2014). Als vrouwen meer schuld ervaren dan mannen, zou het aannemelijk zijn dat vrouwen meer zouden compenseren dan mannen. Dit proces van tijdelijk extra tijd te investeren zou dan ook gemedieerd worden door schuldgevoelens.

In dit onderzoek kregen de deelnemende ouders de instructie om een situatie te herinneren waarin zij werk voorrang geven op zorgtaken en deze beschrijven. Hierop volgde vragenlijsten om de emotionele ervaring van het beschreven moment in kaart te brengen, zowel als een keuze waaraan ze een waardebon zouden spenderen; werk of kinderen en een vrijetijdsbesteding indicatie.

Er werd verwacht werd dat vrouwen hoger zouden scoren op schuldcomponenten van de emotievragenlijst, eveneens als meer negatief affect zouden ervaren dan mannen. Hierbij zouden vrouwen meer compensatiegedrag vertonen dan mannen wat zich uit in vaker de keuze van kind gerelateerde waardebonnen en vaker vrije tijd te besteden aan het kind in plaats van werk. Schuld zou in dit proces een voorspeller zijn van compensatiegedrag.

Methode Deelnemers

De deelnemers werden geworven door het langsgaan bij basisscholen en via de kennissenkring van de uitvoerende studenten. De deelnamecriteria voor de ouders waren dat zij een heteroseksuele relatie hebben, ten minste 20 uur per week werken en ten minste één kind onder de 12 hebben. Op deze manier werden er 27 mensen gevonden die wilden

deelnemen aan dit onderzoek (13 vrouwen, 14 mannen), wonend in Amsterdam en omstreken. De leeftijd verschilde van 28 tot 48 (M = 38). De laagst genoten opleiding was MBO.

Materiaal

Om schuldgevoelens op te roepen bij de deelnemers werd gevraagd naar een situatie in het leven om deze in detail op te roepen en te beschrijven. Affect werd gemeten door middel van de PANAS-x (Positive and Negative Affect Schedule). Als informed consent kregen de deelnemers het toestemmingsformulier van de Universiteit van Amsterdam met rechten en het doel van het onderzoek. Als impliciete gedragsmaat werd er een keuze gemaakt uit een aantal waardebonnen en werd er een indicatie gegeven van vrijetijdsbesteding tussen kind of werk.

Ervaren schuldgevoelens werden opgeroepen door de deelnemers een situatie in hun leven op te laten roepen waar zij werktaken voorrang hadden gegeven op zorgtaken. Er werd

(7)

naar een situatie gevraagd die zich had afgespeeld in de afgelopen 4 weken waar werk

voorrang kreeg op het kind. De deelnemers konden onder de beschrijving van de vraag zelf de situatie beschrijven in het daarvoor aangegeven tekstvak. Een voorbeeld uit de beschrijving was: “Noem beide taken, dus welke werk taak u voorrang gaf, ten koste van welke taak die bij de zorg van uw kind zorgt.”

Emotie en schuldgevoelens werden gemeten aan de hand van de PANAS-x, ontwikkeld door Watson & Clark (1994). Deze test bestaat uit 60 items die op een vijfpuntschaal kunnen worden beantwoord, variërend van 1 (erg weinig of niet) tot 5

(extreem). Voorbeelditems zijn: “schuldig”, “bang” of “ontevreden met mezelf”. Hier wordt aangegeven hoe zeer de persoon desbetreffende emotie op een moment ervoer. De vragenlijst heeft een scorebereik van 60 tot 300. De schaal bestaat uit 13 componenten, waaronder schuld. In dit onderzoek is de schaalcomponent van 6 items meegenomen, zowel als 5 items die affect meten (verdrietig, bang, blij, tevreden, boos).

Impliciet gedrag werd gemeten aan de hand van de hand van de keuze uit een waardebon. Er kon gekozen worden tussen uit 4 werk-gerelateerde of 4 kind-gerelateerde waardebonnen. Deze werden in een volgorde gezet van 1 tot 8. Op nummer 1 kwam de waardebon te staan die de deelnemers het liefst zouden en op 8 de waardebon die ze het minst graag zouden willen. Een mogelijk keuze was een waardebon voor Staples als werk

gerelateerde keuze en Kidsproof als kind gerelateerde keuze.

Gedragsintentie werd gemeten aan de hand van vrijetijdsbesteding. Er werd gevraagd naar wanneer de deelnemers vrije tijd zou hebben, aan wat zij dit zouden besteden. Dit werd gemeten aan de hand van een achtpunts Likert-schaal. De minimumscore van 1 staat voor dat de deelnemer de vrije tijd zou besteden aan werk, en bij de maximumscore van 8 werd de vrije tijd besteed aan het kind. Een voorbeeld van de vraag was: “Ik ga deze tijd besteden aan mijn werk of aan mijn kind(eren).”

Procedure

Alle deelnemers kregen een weblink opgestuurd, die hen leidde naar Qualtrics. Na de informed consent werd er gevraagd naar demografische gegevens gevraagd van de deelnemer. Op basis daarvan werden de deelnemers werden ingedeeld in de situatiebeschrijving of

werden uitgesloten van deelname. Aan de deelnemers werd er gevraagd om een situatie uit hun leven op te roepen en in detail te beschrijven. Bij het beschrijven van de situatie werd gevraagd naar een moment waar ouders werktaken voorrang hadden gegeven op zorgtaken. Vervolgens werd de PANAS-X afgenomen en de impliciete gedragsmaten. Na het invullen

(8)

van alle onderdelen werden de deelnemers bedankt voor hun deelname en eindigde het onderzoek.

Resultaten

Aan het onderzoek deden 27 mensen mee, waarvan 14 mannen en 13 vrouwen. Er zijn vier deelnemers uitgesloten. Twee hadden de situatiebeschrijving niet ingevuld en de andere twee hadden de situatievraag verkeerd begrepen. Bij de impliciete gedragsmaat van de

waardebon werden nogmaals twee deelnemers uitgesloten omdat zij dit onderdeel niet hadden ingevuld.

De gemiddelden en de standaarddeviaties van de uitkomstvariabelen voor beide seksen worden weergegeven in Tabel 1. Om te kijken of de groepen verschilden op leeftijd en opleidingsniveau werden er twee standaardisatiechecks uitgevoerd. De standaardisatiecheck op leeftijd werd gedaan met een independent t-test. Aan de assumptie van normaliteit is niet voldaan (man, W = 0.934, p = .449; vrouw, W = 0.875, p = .77). Aan de assumptie van gelijke variantie is wel voldaan (F (1, 21) = 1.492, p = .236). Omdat wij hier gemiddelde leeftijd vergelijken en niet een statistische eenheid is er niet gekozen voor non-parametrisch toetsen door middel van een Mann-Whitney toets. De mannen hadden gemiddeld een hogere leeftijd (M = 5.18, SD = 1.168) dan de vrouwen (M = 4.58, SD = .793). Dit verschil was echter niet significant t(21) = 1.449, p = .162.

De standaardisatiecheck op opleidingsniveau werd ook gedaan met een independent t-test. Aan de assumptie van normaliteit is voldaan (man, W = 0.822, p = .018; vrouw, W = .777, p = .005. Aan de assumptie van gelijke variantie is ook voldaan (F (1, 21) = 0.201, p = .658). De mannen (M = 4.18, SD = 0.751) en de vrouwen (M = 4.33, SD = .778) hadden gemiddeld ongeveer hetzelfde opleidingsniveau. Er werd dan ook geen significant verschil gevonden t(21) = -0.474, p = .64. Er was dus een evenredige verdeling van leeftijd en opleidingsniveau voor beide seksen.

TABEL 1. Scores op de Uitkomstvariabelen van Man en Vrouw: Gemiddelden en Standaarddeviaties tussen haakjes voor Schuld en Compensatie

Man Vrouw

Schuld 2.91 (0.831) 3.25 (1.138)

Compensatie 0.56 (0.3) 0.5 (0.477)

Intentie* 5.73 (1.35) 6.92 (0.9)

(9)

Bij de schuld- en intentieanalyse deden er 23 mensen mee, waarvan 11 mannen en 12 vrouwen. Om het verschil in schuld te analyseren tussen man en vrouw zou er normaliter gebruik worden gemaakt van een independent t-test. Aan de assumptie van het niveau van de variabelen is voldaan, omdat de afhankelijke variabele op interval niveau is gemeten. Aan de assumptie van gelijke variantie is voldaan (F (1, 21) = 1.255, p = .275). Echter was de assumptie van normaliteit voor mannen geschonden (man, W = 0.819, p = .017). Bij kleine sample sizes (N < 30) is het van belang dat er aan de assumptie van normaliteit is voldaan bij een independent t-test. Om deze reden is er gekozen voor de non-parametrische Mann-Whitney toets. De afhankelijke variabele was schuld en de onafhankelijke variabele was geslacht. Aan de assumptie van het niveau van de variabelen is voldaan, voor schuld een ordinaal niveau en voor geslacht een categorisch niveau. Uit de resultaten bleek dat mannen (Mdn = 3) en vrouwen (Mdn = 4) niet significant verschilden op schuld (U = 51.5, z = -.934, p = .379). Dit is niet in overeenkomst met de verwachting dat vrouwen hoger zouden scoren op de schuld emotiemaat wanneer zij werktaken voor laten gaan op zorgtaken.

Twee deelnemers hadden de compensatiemaat niet ingevuld, waardoor deze

deelnemers werden uitgesloten van de compensatieanalyse. Hierdoor bleven er 9 mannen en 12 vrouwen over. Om het verschil in compensatiegedrag te analyseren tussen man en vrouw werd ook hier gebruik gemaakt van een Mann-Whitney toets. Gedrag was onderverdeeld in twee deelaspecten, vrijetijdsbesteding als intentie en keuze uit de waardebon als compensatie. Deze twee afhankelijke variabelen werden apart geanalyseerd. De onafhankelijke variabele bij deze analyses was geslacht. Deze worden apart geanalyseerd, omdat er bij de twee componenten niet hetzelfde aantal deelnemers waren en dus niet samengevoegd konden worden. Aan de assumpties van het niveau van de variabelen is voldaan. In beide gevallen was sekse de categorische variabele en intentie en compensatie waren beide op ordinaal niveau. Uit de resultaten bleek dat mannen (Mdn = 0.5) en vrouwen (Mdn = 0.5) niet

significant verschilden op compensatie (U = 53, z = -.078, p = .972). Verder bleek echter wel dat mannen (Mdn = 6) en vrouwen (Mdn = 7) wel significant verschilden op intentie (U = 30.5, z = -2.261, p = .027, r = 0.47). Voor intentie is dit in overeenkomst met de verwachting dat vrouwen een hoger indicatiecijfer zouden geven aan compensatie intentie dan mannen wanneer zij werk voorrang gaven op het kind. Voor compensatie is dit niet in overeenkomst met dezelfde verwachting, alleen dan met daadwerkelijk compensatiegedrag.

Mannen en vrouwen verschilden niet op schuld, echter wel op intentie. Om deze reden is er een mediatie analyse door middel van een regressie uitgevoerd. De afhankelijke

(10)

werd niet aan de assumpties voldaan, echter is de analyse toch uitgevoerd om een beeld te geven van de eventueel effect. Geslacht is een significante voorspeller voor de gedragsintentie van een persoon, zonder mediator, b1 = 1.14, t = 2.33, p = .03. Schuld is echter geen

significante voorspeller voor de gedragsintentie van een persoon, b2 = 0.1407, t = 0.5604, p = .5814. De verklaarde variantie van de regressie was niet significant, R^2 = 0.2424, F(2,20) = 3.2, p = 0.0623. Dit was niet in overeenkomst met de verwachting dat compensatiegedrag zou worden gemedieerd door de score op de schuld emotiemaat.

Discussie

Uit de resultaten is gebleken dat vrouwen zich niet schuldiger voelen dan mannen wanneer zij werktaken voorrang geven op werktaken. Vrouwen hebben echter wel meer dan mannen de intentie tijd te investeren in de kinderen dan tijd aan hun werk, nadat ze eerder werk voorrang hebben gegeven, wanneer zij hier keuze in hebben. Dit proces wordt echter niet gemedieerd door schuld. Mannen en vrouwen verschillen dus niet in schuld als drijvende emotie die compensatiegedrag zou verklaren, maar toch geven vrouwen aan meer tijd investeren in de kinderen dan mannen. Er is dus wel een stap gezet richting het aantonen dat mannen en vrouwen verschillen in het ouderschap, maar in dit onderzoek is schuld hier niet de drijvende factor.

Deze resultaten zijn een aanvulling op de hiervoor besproken theorieën. Het zou zo kunnen zijn dat de maatschappij van tegenwoordig in Nederland zo is veranderd dat ouders weten dat zij zich niet schuldig hoeven te voelen wanneer zij werken. Schuld is in dit

onderzoek namelijk niet een factor die ouders drijft om extra tijd te investeren in de kinderen. Het is namelijk zo dat in dit onderzoek zich heeft afgespeeld in Amsterdam, de hoofdstad van dit land. De normen en waarden die hier regeren in Amsterdam hoeven niet representatief te zijn voor de rest van Nederland. Er is binnen Nederland nog geen onderzoek naar dit

onderwerp gedaan. In Amsterdam is er een overvloed van kinderdagverblijven, oppasservices, groepen voor werkende ouders en scholen met op het kind aangepaste leertechnieken. Dit zou in verband kunnen staan met dat in andere landen wel wordt aangetoond dat werkende moeders schuld ervaren wanneer zij gaan werken.

Eveneens hadden alle deelnemers uit de steekproef minstens een MBO opleiding genoten, waar het gemiddelde van de steekproef HBO was. Educatie brengt moderne opvattingen met zich mee, mede over ouderschap. Wanneer vrouwen een opleiding hebben gevolgd en werken, is er waarschijnlijk van jongs af aan geen stigma vanuit de ouders over uitgesproken van een moeder die werkt. Als de omgeving, de partner en de ouders achter het

(11)

feit staan dat een moeder kan werken en voor het kind zorgt, zou er in mindere mate schuld ervaren kunnen worden.

Wanneer verwachtingen over het ouderschap moderner door middel van omgeving en opleiding zou er een discrepantie kunnen zijn met andere regio’s waar deze factoren in mindere mate een rol spelen. Traditionele rolverdelingen van een werkende vader en een verzorgende moeder zou hier nog de norm kunnen zijn.. Dat zou een effect kunnen hebben op de resultaten, omdat vaders en moeders hierdoor in andere mate schuld zouden kunnen ervaren. Wanneer men slechts aan de verwachtingen wilt voldoen van de maatschappij en de omgeving, zou de vader minder schuld kunnen ervaren wanneer hij werkt en de moeder juist meer wanneer zij de traditionele norm nastreven. De steekproef uit dit onderzoek was echter dan ook te klein om echt uitspraken te kunnen doen over de gevonden resultaten (Field, 2013).

Om deze implicaties in een vervolgonderzoek te ondervangen, zou er een grotere steekproef nodig moeten zijn om zo een grote effectgrootte te kunnen vinden van ten minste 100 personen. Werkende koppels behoren echter tot een van de drukste doelgroepen om te bereiken, maar zou een officiële Universiteit van Amsterdam kraam op bijvoorbeeld de huishoudbeurs of kinderevenementen mogelijk meer deelnemers trekken. Voor

representativiteit van de resultaten en andere gevonden effecten zouden de deelnemers verdeeld moeten zijn over Nederland in plaats van grotendeels gevestigd in Amsterdam. Ook zou het voor de generaliseerbaarheid van de resultaten goed zijn om mensen van meerdere opleidingsniveaus mee te nemen in de steekproef, omdat opleiding een factor zou kunnen zijn die meespeelt in de ervaren schuldgevoelens. In dit onderzoek gaven meerdere deelnemers aan in de opmerkingen sectie dat de vraagstelling uitgaat van een conflict tussen werk en zorg, waar geen conflict hoeft te zijn. Dan lijkt het ook vanzelfsprekend dat men hier niet of in mindere mate schuld ervaart. In een vervolgonderzoek zou het daarom voordelig kunnen zijn dat de situatieschets niet uitgaat van een conflict tussen zorg en werk. Het zou

bijvoorbeeld een mogelijkheid zijn om te kijken naar de intentie van ouders om te kiezen tussen werk en kind, in plaats van hoe ze door omstandigheden geen keuze hebben. Dit zou geoperationaliseerd kunnen worden door de ouder te laten nadenken over een hypothetische situatie waar er wel keuze is tussen werk en kind, in plaats van een geforceerde keuze. Een controle conditie en een conditie waar de situatie zo beschreven is dat het wel schuld oproept. Dat zou mogelijk iets anders aantonen in de sekseverschillen op ervaren schuldgevoelens. Op de gedragsintentie is dan ook in dit onderzoek wel een verschil gevonden tussen seksen. Dit onderzoek heeft aangetoond dat tussen ouders wel een verschil is in gedragsintentie, wat een

(12)

rol kan spelen bij de ervaren schuld. Vrouwen hebben meer de intentie dan mannen om hun vrije tijd in de kinderen te investeren. Het gevonden verschil tussen seksen heeft bijgedragen aan de theorieën op dit gebied, namelijk dat schuld niet een drijvende factor hoeft te zijn om te compenseren door meer tijd in zorgtaken te investeren. De eerste prioriteit lag voor beide seksen bij het kind in plaats van werk, alhoewel vrouwen dit meer deden dan mannen. Deze keuze in tijdsinvestering toont aan dat het ouderlijk rollenbeeld richting moderne gelijkheid voor beide seksen schuift. Dit kan ons als maatschappij alleen maar ten goede komen.

(13)

Literatuurlijst

Barnett, R. C., & Hyde, J. S. (2001). Women, men, work, and family. American psychologist, 56(10), 781.

Bond, J. T., Galinsky, E., & Swanberg, J. E. (1997). The National Study of the Changing Workforce, 1997. No. 2. Families and Work Institute, 330 Seventh Avenue, New York, NY 10001.

Bonney, J. F., Kelley, M. L., & Levant, R. F. (1999). A model of fathers' behavioral involvement in child care in dual-earner families. Journal of Family

Psychology, 13(3), 401.

Fagan, J., & Barnett, M. (2003). The relationship between maternal gatekeeping, paternal competence, mothers' attitudes about the father role, and father involvement. Journal of Family Issues, 24(8), 1020-1043.

Field, A. (2013). Discovering statistics using IBM SPSS statistics. Sage.

Goldberg, A. E., Moyer, A. M., Black, K., & Henry, A. (2015). Lesbian and heterosexual adoptive mothers’ experiences of relationship dissolution. Sex Roles, 73(3-4), 141-156.

Gordon, J. R., Pruchno, R. A., Wilson-Genderson, M., Murphy, W. M., & Rose, M. (2011). Balancing caregiving and work: Role conflict and role strain dynamics. Journal of Family Issues, 0192513X11425322.

Hochschild, A., & Machung, A. (2012). The second shift: Working families and the revolution at home. Penguin.

Huber, J. (1988). A theory of family, economy, and gender. Journal of Family Issues, 9(1), 9-26.

Lancaster, J. (1975). Coping mechanisms for the working mother. The American journal of nursing.

Lilly, M. B., Laporte, A., & Coyte, P. C. (2007). Labor market work and home care's unpaid caregivers: a systematic review of labor force participation rates, predictors of labor market withdrawal, and hours of work. Milbank Quarterly,85(4), 641-690.

McBride, B. A., Brown, G. L., Bost, K. K., Shin, N., Vaughn, B., & Korth, B. (2005). Paternal Identity, Maternal Gatekeeping, and Father Involvement.Family Relations, 54(3), 360-372.

Moen, P., Robison, J., & Fields, V. (1994). Women's work and caregiving roles: A life course approach. Journal of Gerontology, 49(4), S176-S186.

(14)

Munn, S. L., & Greer, T. W. (2015). Beyond the “Ideal” Worker: Including Men in Work– Family Discussions. In Gender and the Work-Family Experience (pp. 21-38). Springer International Publishing.

Nangle, S. M., Kelley, M. L., Fals-Stewart, W., & Levant, R. F. (2003). Work and family variables as related to paternal engagement, responsibility, and accessibility in dual-earner couples with young children. Fathering, 1(1), 71.

Schoppe-Sullivan, S. J., Brown, G. L., Cannon, E. A., Mangelsdorf, S. C., & Sokolowski, M. S. (2008). Maternal gatekeeping, coparenting quality, and fathering behavior in families with infants. Journal of Family Psychology, 22(3), 389.

Schulz, R., Visintainer, P., & Williamson, G. M. (1990). Psychiatric and physical morbidity effects of caregiving. Journal of Gerontology, 45(5), P181-P191.

Shaw, E., & Burns, A. (1993). Guilt and the working parent. Australian Journal of marriage and Family, 14(1), 30-43.

Shipley, P., & Coats, M. (1992). A community study of dual-role stress and coping in working mothers. Work & Stress, 6(1), 49-63.

Toossi, M. (2007). Labor force projections to 2016: More workers in their golden years. Monthly Lab. Rev., 130, 33.

V Naidoo, A., & Jano, R. (2002). Role salience of dual-career women managers. SA Journal of Industrial Psychology, 28(3).

Yu, H., Hu, J., Hu, L., & Zhou, X. (2014). The voice of conscience: neural bases of interpersonal guilt and compensation. Social cognitive and affective

(15)

Beste Astrid,

Eindelijk zijn we klaar! Wat is het snel gegaan. De verkregen feedback vond ik fijn, zowel in persoon als in het Word document. De feedback op alleen het word document was soms namelijk een beetje op meerdere manieren te interpreteren, maar op onze afspraken heb ik meestal veel bijgekrabbeld op een papiertje wat ik nog meer kon verbeteren. Elke keer als we een afspraak hadden gehad ging ik eerst de feedback in het Word bestand zoveel mogelijk proberen te verbeteren naar wat er nodig was. Daarna haalde ik mijn geschreven feedback erbij om te kijken of er nog punten waren die ik had gemist of nog extra kon verbeteren. Zoals we al beiden snel achter kwamen is dat ik mijn gedachten kort door de bocht opschrijf en daarom soms een onlogisch verslag schrijf wat van de hak op de tak overgaat. Vooral in de inleiding in discussie kwam dit aan bod. Ik heb namelijk op de middelbare school 1 tot 4 havo gedaan en daarna 5 + 6 vwo. Ik heb eigenlijk altijd alleen maar geleerd HOE je iets moet doen, in plaats van het echt snappen. Om deze reden vond ik de methode en resultaten sectie makkelijker te schrijven, omdat ik precies weet wat er van me verwacht wordt om een voldoende te halen. Daarom liggen mijn sterke punten denk ik in het methode en resultatensectie gedeelte. Mijn discussie viel wel mee, maar voor mijn inleiding ben ik huiverig. Ik hoop echt dat ik de feedback goed heb verwerkt want het liep nog wel eens vast in mijn hoofd. Excuus daarvoor. Qua ethische aspecten (staat in de studentenhandleiding voor bespreking) had ik niet zoveel ervaren. Ik vond het soms wel moeilijk om op ouders af te stappen en ze te benaderen tijdens het werven maar dat is allemaal goed gekomen. Mijn baas had de vragenlijst ook ingevuld en die dacht dat het een evaluatie was van hoe “goed” mensen als ouders fungeren. Ik merkte dit ook bij de opmerkingen sectie dat mensen zich soms op hun teentjes getrapt voelden. Ik ben echter van mening dat het meer iets van eigen

onzekerheid is dan dat wij onethisch hebben gehandeld in de vraagstelling.

Al met al vond ik het fijn dat jij mijn begeleider was en ons zo door dit zware proces hebt geleidt. Ik dacht dat ik hier stuk op zou lopen maar volgens mij valt dat nog redelijk mee (fingers crossed!).

Dankjewel.

Vriendelijke groet, Floortje

Referenties

GERELATEERDE DOCUMENTEN

Movisie • Zorg en werk in balans voor vrouwen en mannen 45 Maatschappelijke organisaties die werknemers in dienst hebben, kunnen deze stappen zelf doorlopen en de

Ik wil ontzettend graag binnen de graduate school van de Universiteit voor Humanistiek een social work graduate groep maken van promovendi in het sociaal werk

Gewoon een stuk tekst in het Nederlands, Engels, Duits, Frans, Spaans, Portugees, Italiaans, Pools of Russisch invoeren of plakken en aan- geven naar welke van deze talen je het

Goede zorg wordt door verpleegkundigen vaak omschreven als het ‘hebben van tijd en aandacht voor de patiënt'?. Dat sluit aan bij het streven van Bernhoven om in 2016 het

[r]

Op basis van zowel de opgave door de leveranciers als de analyseresultaten was de afvoer van stikstof met de vleesvarkens, mest en gasvormige stikstofverliezen bij alle

De nummers 3 en 4 gaan door naar de B poule en kunnen niet meer voor een echt kampioenschap spelen, maar wel als winnaar in de B-poule eindigen. Met enige trots kan TVM

Op jaarbasis worden naar schatting vier keer meer langdurige werkzoekenden geactiveerd door opleiding en vorming dan door de diverse programma’s voor directe jobcreatie en