• No results found

De invloed van prijzende ouders op externaliserend probleemgedrag bij jonge kinderen

N/A
N/A
Protected

Academic year: 2021

Share "De invloed van prijzende ouders op externaliserend probleemgedrag bij jonge kinderen"

Copied!
29
0
0

Bezig met laden.... (Bekijk nu de volledige tekst)

Hele tekst

(1)

De Invloed van Prijzende Ouders op Externaliserend Probleemgedrag bij Jonge Kinderen

Masterscriptie Opvoedingsondersteuning Pedagogische en Onderwijskundige Wetenschappen Universiteit van Amsterdam R.A.C.M. Zantboer, 11012757 Begeleider: mw. J. Weeland Tweede beoordelaar: dhr. prof. dr. R.G. Fukkink

(2)

Inhoudsopgave Abstract ... 3 Inleiding ... 4 Methode ... 8 Resultaten ... 11 Referenties ... 19 Tabel 1 ... 26 Tabel 2 ... 28 Tabel 3 ... 29

(3)

Abstract

The Influence of Praising Parents on Externalizing Behavior in Young Children Externalizing behavior problems towards authority figures among young children diminishes when parents are trained to handle these situations. A frequently used and possibly effective element within parent training is the parenting technique praise. Despite frequent use there is limited empirical research on the effects of praise and the results of the scarce studies are conflicting. Therefore, the goal of this study is to examine whether the parenting technique praise causes a reduction in externalizing behavior. Existing data from the ORCHIDS study has been used to test experimentally if praise influenced externalizing behavior. Among 387 parents and children a multiple regression has been performed. Children showed more compliance when parents praised more. Therefore, it can be suggested that praising is a key element in parenting training to reduce externalizing problem behavior.

(4)

De Invloed van Prijzende Ouders

op Externaliserend Probleemgedrag bij Jonge Kinderen

Relatief veel ouders van jonge kinderen zoeken hulp voor externaliserend gedrag dat hun kinderen vertonen (Gardner, Burton, & Klimes, 2006; Kuczynski & Kochanska, 1990). Externaliserend gedrag is naar buiten gericht en wordt vooral door de omgeving als storend ervaren, zoals het vertonen van ongehoorzaamheid, agressiviteit, grensoverschrijdend gedrag en driftbuien (Fergusson, Horwood, & Ridder, 2005; Helmond, Overbeek, Brugman, & Gibbs, 2015). Bij veel jonge kinderen komt dergelijk gedrag voor, maar dit gedrag wordt problematisch wanneer kinderen een patroon van probleemgedrag vertonen tegenover autoriteitsfiguren. Het leren gehoorzamen van autoriteitsfiguren is een belangrijke ontwikkelingstaak bij de socialisatie van jonge kinderen (Lehman, Steiner, Guidash, & Wanna, 2002). Een hoge mate van externaliserend gedrag kan op latere leeftijd ernstige gevolgen hebben, zoals het vertonen van gewelddadig gedrag en slechte aanpassing aan de maatschappij (Campbell, Shaw, & Gilliom, 2000; Côté, Vaillancourt, LeBlanc, Nagin, & Tremblay, 2006). Tevens blijkt op de lange termijn dat kinderen met externaliserende gedragsproblemen een slechte partnerrelatie hebben en schoolverlaters zijn (Scott, Spender, Doolan, Jacobs, & Aspland, 2001). Gezien deze risico’s is het van belang dat bij

externaliserende problemen op vroege leeftijd wordt ingegrepen.

Om externaliserend probleemgedrag bij jonge kinderen te verminderen blijken oudertrainingen het meest geschikt (Leijten, Raaijmakers, Orobio de Castro, & Matthys, 2013; McCart, Priester, Hobart Davies, & Azen, 2006). Ouders zijn volgens McCart en collega’s (2006) namelijk het primaire middel om gedrag bij jonge kinderen te veranderen. Externaliserend gedrag lokt in sommige gevallen een dwingende en harde opvoedstijl uit bij ouders, waarbij het gevaar dreigt dat ouders en kinderen in een neerwaartse spiraal belanden (Odgers et al., 2008). Een dergelijke coercieve cyclus is een proces van wederzijdse

(5)

versterking van negatief gedrag totdat de interactie wordt beëindigd en de ouder en het kind op een negatieve manier beloond worden (Smith et al., 2014). De ouder geeft bijvoorbeeld een instructie aan het kind om speelgoed op te ruimen, het kind weigert en gaat huilen. Indien de ouder toegeeft en zelf het speelgoed opruimt wordt het kind beloond, omdat het kind zelf niet op hoeft te ruimen. Daarnaast wordt ook de ouder beloond, omdat het gehuil stopt. Het externaliserende gedrag wordt bij een coercieve cyclus in stand gehouden en versterkt. Het doel van een oudertraining is om dit gedrag te leren doorbreken (Granic & Patterson, 2006). In oudertrainingen worden onder andere vaardigheden aangeleerd die gericht zijn op het verbeteren van positieve ouder-kind interacties en ouders worden getraind om het positieve gedrag te prijzen in plaats het negatieve gedrag te bestraffen (Kelman, 1958; McCart et al., 2006; McConnell, Breitkreuz, & Savage, 2011; Webster-Stratton & McCoy, 2015). De ouders leren bijvoorbeeld te wachten tot het kind een begin maakt met opruimen van het speelgoed en prijzen vervolgens dit gewenste gedrag. De neerwaartse spiraal kan doorbroken worden, omdat ouders niet toegeven door het speelgoed zelf op te ruimen en kinderen ervaren dat ze worden geprezen voor gewenst gedrag.

Veel bestaande oudertrainingen zijn gericht op positieve ouder-kind interacties. Het is echter vaak onbekend welk specifiek element zorgt voor de werkzaamheid van de

oudertraining (Hinshaw, 2002). Onderzoek naar de werkzame elementen is belangrijk, omdat daarmee duidelijkheid wordt verkregen over de manier waarop een oudertraining zorgt voor een verandering in het gedrag van kinderen (Kazdin, 2007). Eén van de meest genoemde oudertechnieken en daarmee een mogelijk werkzaam element met betrekking tot een positieve ouder-kind interactie is prijzen. In onderzochte oudertrainingen, zoals Triple P en Incredible Years, speelt de oudertechniek prijzen een centrale rol (McConnell et al., 2011; Webster-Stratton & McCoy, 2015). Onder prijzen wordt verstaan dat ouders positieve non- of verbale uitingen geven aan kinderen indien zij gewenst gedrag laten zien met als doel dat dit gedrag

(6)

herhaald wordt (Owen, Slep, & Heyman, 2012). Prijzen zou er namelijk voor zorgen dat het zelfvertrouwen en de intrinsieke motivatie van kinderen wordt vergroot (Cameron & Pierce, 1994; Dev, 1997; Madsen, Becker, & Thomas, 1968). De ouder zegt bijvoorbeeld ‘Wat goed dat je aan het opruimen bent’ zodra een kind begint met het opruimen van speelgoed.

De aanname dat prijzen een effectieve oudertechniek is voor het verminderen van externaliserend probleemgedrag is slechts beperkt onderzocht en de resultaten zijn

tegenstrijdig. Uit een review onder kinderen van anderhalf tot elf jaar blijkt dat nog weinig bekend is over de werkzaamheid van de oudertechniek prijzen (Owen et al., 2012).

De conclusie van de review bevestigt dit door uit te wijzen dat prijzen van ouders zorgt voor verschillende uitkomsten bij kinderen en daardoor geen eenduidige uitspraak kan worden gedaan over de werkzaamheid van prijzen. Verschillende artikelen die in de review

aangehaald worden laten tegenstrijdige resultaten zien. Uit de onderzoeken van Bullock en Normand (2006), Everett, Olmi, Edwards en Tingstrom (2005) en Feldman en Klein (2003) blijkt bijvoorbeeld dat prijzen zorgt voor een toename van gehoorzaamheid bij kinderen. Aan de andere kant blijkt uit de onderzoeken van Dowling, Slep en O’Leary (2009), Jones, Sloane en Roberts (1992) en Kuczynski, Kochanska, Radke-Yarrow en Girnius-Brown (1987) dat prijzen zorgt voor een afname van gehoorzaamheid bij kinderen. Latere onderzoeken van onder andere Bayat (2011) en Brummelman en collega’s (2014) tonen tevens aan dat te veel prijzen ervoor kan zorgen dat kinderen eerder opgeven en zich meer gaan vergelijken met andere kinderen. Prijzen kan zelfs nadelige effecten hebben indien deze oudertechniek continu toegepast wordt (Weissbourd, 2009).

De effectiviteit van prijzen in het algemeen is reeds in verschillende onderzoeken aangetoond (Cameron & Pierce, 1994; Dev, 1997; Lalli, et al., 1999; Madsen et al., 1968), maar wordt in sommige onderzoeken in twijfel getrokken (Bayat, 2011; Owen et al., 2012; Weissbourd, 2009). Eerdere studies die de werkzaamheid van prijzen aantoonden hebben de

(7)

beperking dat ze cross-sectioneel zijn en derhalve geen causaal verband aan kunnen tonen (Lalli, et al., 1999; Madsen et al., 1968). Alleen met een experimenteel design kan causaliteit vastgesteld worden en om aan deze beperking tegemoet te komen wordt in dit onderzoek een gerandomiseerd experiment uitgevoerd. Door middel van een interventie- en controlegroep wordt vergeleken of de interventiegroep een verandering in de oudertechniek prijzen laat zien. Doordat er sprake is van een interventie, wordt één van de twee groepen gemanipuleerd en kan inzicht worden verkregen in gedragsverandering na de manipulatie. Ten slotte, doordat ouder- en kindgedrag op verschillende tijdsmomenten wordt gemeten kan een uitspraak gedaan worden over een volgorde effect. Ouders hebben volgens Webster-Stratton, Rinaldi en Reid (2010) na het volgen van de oudertraining tijd nodig om een positief interactiepatroon met hun kind te ontwikkelen. Indien ouder- en kindgedrag op hetzelfde tijdsmoment wordt gemeten kan niet uitgesloten welk gedrag eerst verandert. Dit kan worden gezien als een zwak punt van onderzoek in gedragsverandering, omdat met een volgorde effect vrijwel nooit rekening wordt gehouden (Kazdin, 2007). Aangezien in dit onderzoek het oudergedrag op een eerder moment wordt geobserveerd dan het kindgedrag kan worden uitgesloten dat het

kindgedrag eerder dan het oudergedrag verandert. Op basis van bovengenoemde limitaties van eerder onderzoek naar de oudertechniek prijzen is er behoefte aan meer experimenteel onderzoek. Het doel van dit onderzoek is om op een experimentele wijze te onderzoeken of de oudertechniek prijzen een afname van het externaliserend probleemgedrag van kinderen veroorzaakt na verloop van tijd. Verwacht wordt dat een toename van de oudertechniek prijzen zorgt voor een afname van externaliserend probleemgedrag, omdat theoretisch gezien het prijzen van gewenst gedrag zorgt voor een vermindering van ongewenst gedrag (Cameron & Pierce, 1994; Lalli, et al., 1999).

(8)

Methode Design en procedure

Voor dit onderzoek werd gebruik gemaakt van bestaande data van de Observational Randomized Trial on Childhood Differential Susceptibility, ook wel de ORCHIDS studie genoemd (Weeland & Chhangur et al., submitted for publication). Deze studie is een Randomized Controlled Trial (RCT) waarbij de participanten na een voormeting random werden ingedeeld in een interventie- (n = 197) of controlegroep (n = 190). Met de Eyberg Child Behavior Inventory (ECBI) werd, bij twee GGD’s in Nederland, het inclusiecriterium gescreend dat de ouders kinderen hadden in de leeftijdscategorie van vier tot acht jaar met lichte tot (sub)klinische externaliserende gedragsproblemen. Alle gescreende ouders kregen een brief met de vraag om deel te nemen aan het onderzoek. Kinderen in het 75e percentiel werden gevraagd verder deel te nemen, waarna drie meetmomenten plaatsvonden: voordat de trial begon (voormeting), na zes maanden (nameting) en na tien maanden (follow-up). Ouders vulden bij elk meetmoment een vragenlijst in (ECBI, Eyberg & Pincus, 1999) en de ouder-kind interactie werd bij elk meetmoment geobserveerd tijdens een spel situatie (DPICS, Robinson & Eyberg, 1981). Voor het beantwoorden van de onderzoeksvraag is gebruik gemaakt van prijzen op de nameting en gehoorzaamheid op de follow-up.

Interventie: Oudertraining Incredible Years. De oudertraining Incredible Years is

een interventie voor ouders van jonge kinderen met gedragsproblemen, waarin ouders leren om beter met de gedragsproblemen om te gaan (Webster-Stratton, 1998). De ouders die gerandomiseerd werden in de interventiegroep kwamen veertien weken lang gedurende twee uur bijeen en volgden na één maand nog een booster sessie. Tijdens de training kregen de ouders verschillende vaardigheden aangeleerd, zoals positieve aandacht geven en gewenst gedrag prijzen (Webster-Stratton & McCoy, 2015). Door veelvoorkomende situaties van probleemgedrag te oefenen en hierover te discussiëren leerden ouders van elkaar.

(9)

Onder leiding van groepsleiders werden ook videofragmenten getoond om ideeën uit te wisselen over mogelijke oplossingen. Uit een recente meta-analyse van 50 studies is de oudertraining Incredible Years effectief gebleken in het verminderen van dwars en opstandig gedrag bij jonge kinderen (Menting, Orobio de Castro, & Matthys, 2013).

Participanten

In totaal namen 387 ouders en kinderen deel aan dit onderzoek. De kinderen (55% jongens) waren tussen de 4 en 8 jaar oud op de voormeting (M = 6.31, SD = 1.33). De ouders (92% moeders) waren tussen de 23 en 51 jaar oud op de voormeting (M = 38.10, SD = 4.84). Van de ouders was 72.10% getrouwd, 15.80% samenwonend, 10.10% alleenstaand en had 1.80% een nieuwe gezinssamenstelling, zoals een nieuwe partner na scheiding.

Bijna driekwart van de ouders (73.60%) had een betaalde baan, ongeveer een kwart (14%) was werkeloos en iets minder dan een kwart (12.40%) bleef thuis om voor de kinderen te zorgen. Van de moeders had 78% na de middelbare school nog doorgestudeerd aan MBO (27.60%), HBO (34.60%) of Universiteit (15.80%). Van de vaders had 72.40% gestudeerd aan het MBO (26.40%), HBO (26.40%) of Universiteit (19.50%). De ouders hadden

minimaal één kind en maximaal zes kinderen (M = 2.27, SD = .82). Hiervan was 97.40% van de kinderen geboren in Nederland, 1.20% binnen Europa en 1.40% buiten Europa.

Instrumenten

Dyadic Parent-Child Interaction Coding System. De DPICS is een categorisch

observatiesysteem om de kwaliteit van de interactie tussen ouders en kinderen te beoordelen (Robinson & Eyberg, 1981). Gedurende vier fasen van vijf minuten werd door een

onderzoeker het ouder- en kindgedrag geturfd. In de eerste fase werd vrij gespeeld om te wennen aan de situatie, in de tweede fase mocht het kind bepalen waarmee gespeeld werd (CDI), in de derde fase mocht de ouder bepalen waarmee gespeeld werd (PDI) en in de vierde fase werd opgeruimd (CU). Tijdens de eerste fase hadden de ouder en het kind interactie met

(10)

elkaar, maar was er geen specifieke opdracht en waren ze zich erg bewust van de camera. Om die reden werd voor dit onderzoek alleen van de tweede, derde en vierde fase gebruik gemaakt.

Voor dit onderzoek werd externaliserend probleemgedrag gemeten middels

gehoorzaamheid. Onder gehoorzaamheid werd verstaan dat kinderen de instructie die ouders gaven opvolgden (Owen et al., 2012). Voor de uitkomstmaat gehoorzaamheid werd een score gemaakt van de reactie van het kind op de variabelen ‘indirecte opdracht’, ‘directe opdracht’, ‘grootmoeders regel’, ‘waarschuwing’ en ‘time out’, zoals uitgelegd in Tabel 1.

De voorspeller prijzen werd gemeten door het gemiddelde van het aantal keer prijzen over de drie fasen van de DPICS en werden de variabelen ‘gelabelde complimenten’ en ‘ongelabelde complimenten’ gebruikt. Voor de ORCHIDS studie werd 20% van de observaties blind gecodeerd door twee onderzoekers, waaruit een acceptabele

interbeoordelaars-betrouwbaarheid kwam van κ = .96 tot .97 voor positief ouderschap (prijzen) en κ = .82 tot .93 voor positief kindgedrag (gehoorzaamheid).

Analyse

In dit onderzoek werd gekeken of de oudertechniek prijzen op de nameting de mate van gehoorzaamheid op de follow-up veroorzaakte. In versie 20 van het statistiekprogramma SPSS voor Windows werden drie stappen uitgevoerd om dit te toetsen (IBM Corp, 2011). Als eerste stap werd een randomisatie check uitgevoerd om vast te stellen of voorafgaand aan de manipulatie verschillen bestonden tussen de interventie- en controlegroep. Als tweede stap werd een manipulatie check uitgevoerd om te kijken of prijzen op de nameting sterker toenam voor de interventiegroep dan voor de controlegroep. Indien uit de randomisatie check bleek dat er geen verschillen bestonden tussen de groepen en uit de manipulatie check bleek dat prijzen op de nameting sterker toenam voor de interventiegroep dan de controlegroep, zal in de verdere analyse alleen de interventiegroep meegenomen worden. In de eerste en de tweede

(11)

stap is dan reeds gecontroleerd voor de effecten ten opzichte van de controlegroep. Als derde stap werd een multipele regressie analyse uitgevoerd om te kijken of de oudertechniek prijzen zou zorgen voor een afname van externaliserend probleemgedrag.

Resultaten

Voorafgaand aan het werken met de data werd gecontroleerd voor uitbijters. Een uitbijter werd beschouwd als een score die meer dan drie standaarddeviaties van het gemiddelde verwijderd lag. Uit de data bleek dat een aantal zeer hoge waarden aanwezig waren voor prijzen op de nameting die wellicht de schattingen van regressie coëfficiënten onevenredig konden beïnvloeden. De betrouwbaarheid van de schattingen van de

coëfficiënten kon hierdoor in twijfel worden getrokken. De uitbijters kregen om die reden de score van het 99e percentiel. Slechts de hoogste 1% van alle cases zijn vervangen door de scores op het 99e percentiel voor prijzen op de nameting (maximum = 36.80). Na het aanpassen van de uitbijters werd aan de aanname voor lineariteit voldaan en was er geen sprake van multicollineariteit. Inspectie van de residuen gaf weer dat er een lichte

heteroscedasticiteit was, de spreiding van de residuele afwijking was grotere naarmate de voorspelde gehoorzaamheid hoger was, maar gezien de grote steekproef was dit niet problematisch. De normaalverdeling van residuele afwijkingen van gehoorzaamheid op de nameting bleek scheef naar rechts te zijn verdeeld. Dit had echter geen invloed op de significantie van de regressie coëfficiënten en is derhalve zo gelaten.

Als eerste stap werd, om vast te stellen of voorafgaand aan de manipulatie verschillen bestonden tussen de interventie- en controlegroep, een randomisatie check uitgevoerd. In de interventie- (M = 5.82, SD = 4.99) en controlegroep (M = 5.27, SD = 4.61) waren in prijzen op de voormeting voorafgaand aan de manipulatie geen verschillen (F (1,377) = 1.25, p = .27; partial η2

(12)

(M = 30.48, SD = 15.14) in gehoorzaamheid op de voormeting geen verschillen (F (1,376) = 0.39, p = .53; partial η2

< .01). In de interventie- (M = 6.30, SD = 1.36) en controlegroep (M = 6.32, SD = 1.29) waren in de conditie voorafgaand aan de manipulatie tevens geen verschillen in leeftijd. Groepsverschillen kon geen alternatieve verklaring zijn voor verschillen op latere meetmomenten (F (1,384) = 0.01, p = .92; partial η2

<.01). Tevens gold voor sekse dat er geen verschillen bestonden, omdat ook deze p-waarde hoger was dan .05 2

(1) = 0.87, p = .35; φ = -.05). Dit betekende dat de randomisatie succesvol was en

alternatieve verklaringen voor initiële verschillen op de nameting konden worden uitgesloten. Als tweede stap, vanwege de experimentele aard van dit onderzoek, werd vooraf gekeken of prijzen op de nameting sterker toenam voor de interventiegroep in vergelijking met de controlegroep. Uit deze manipulatie check bleek dat prijzen op de nameting in de interventiegroep (M = 10.59, SD = 8.38) hoger was dan in de controlegroep (M = 5.02, SD = 3.98). Voor de interventiegroep werd een significant hoger gemiddelde van prijzen gevonden dan in de controlegroep ongeacht leeftijd of sekse en had een sterk effect (F (1,352) = 63.73, p < .01; partial η2

= .15). Dit betekende dat de interventie effectief was en de manipulatie was gelukt. Verschillen die gevonden werden zijn te verklaren door de

manipulatie en om die reden werd alleen de interventiegroep in de analyses meegenomen. Een samenvatting van bovenstaande beschrijvende statistieken staat weergegeven in Tabel 2. Om inzicht te krijgen in hoe de variabelen zich voorafgaand aan de analyse tot elkaar

verhielden is correlatie-onderzoek uitgevoerd. Uit Tabel 3 blijkt dat er een sterke positieve, bivariate samenhang tussen alle variabelen bestond die significant is, behalve voor variabelen die samenhangen met de variabele sekse (Cohen, 1988). Dit betekende dat de

controlevariabele sekse niet significant samenhing en dus geen invloed had op de verdere analyses en is derhalve niet in de verdere analyses meegenomen.

(13)

Als derde stap, om te onderzoeken of de oudertechniek prijzen zou zorgen voor een afname van externaliserend probleemgedrag, werd gebruik gemaakt van een multipele regressie analyse. Uit de eerste stap is gebleken dat er geen verschillen bestonden tussen de groepen en uit de tweede stap is gebleken dat prijzen op de nameting sterker toenam voor de interventiegroep dan de controlegroep. Om die reden wordt in deze derde stap alleen de interventiegroep meegenomen in de analyse. Het hele model gaf een significante verklaring aan de verschillen in gehoorzaamheid (F (1,172) = 4.35, p = .04; R2

= .03). Het percentage van de verklaarde variantie van gehoorzaamheid op de follow-up was 3%. Dit betekende dat 3% van de variantie van gehoorzaamheid op de follow-up verklaard kon worden door prijzen op de nameting. Het gevonden effect van prijzen op de nameting was positief (B = 0.26, t = 2.09, p =.04; 95% BI [0.01 ; 0.50]; r = .16). De niet-gestandaardiseerde regressie

coëfficiënt was 0.26 en week significant af van geen effect. In de interventiegroep bleek dat als de ouders één keer vaker prezen op de nameting, de verwachte gehoorzaamheid gemiddeld met 0.26 toenam. Dat betekende dat als ouders bijvoorbeeld 4 keer vaker hun kind prezen, dat kinderen gemiddeld ongeveer 1 keer (1.04) vaker instructies van hun ouders opvolgden. Aan het 95% betrouwbaarheidsinterval is te zien dat indien de steekproef nog 100 keer getrokken zou worden, het effect van prijzen in 95 van deze steekproeven zal liggen tussen 0.01 en 0.50. De gevonden gestandaardiseerde regressie coëfficiënt was .16. Dit betekende dat als ouders één standaarddeviatie (SD = 8.42) vaker hun kind prezen, de gehoorzaamheid gemiddeld met 0.16 standaarddeviaties toenam (SD = 13.70) en kinderen iets meer dan twee keer gehoorzaamden.

(14)

Discussie

Het prijzen van gewenst gedrag kan zorgen voor een vermindering van ongewenst gedrag (Cameron & Pierce, 1994; Lalli, et al., 1999). Deze aanname is echter beperkt

onderzocht en de resultaten uit eerder onderzoek zijn tegenstrijdig (Owen et al., 2012). In dit huidige onderzoek werd middels een gerandomiseerd experiment getoetst of de oudertechniek prijzen zou zorgen voor een afname van externaliserend probleemgedrag bij jonge kinderen. Hierbij werd verwacht dat een toename van de oudertechniek prijzen zou zorgen voor een afname van externaliserend probleemgedrag. De onderzoeksvraag is in drie stappen getoetst. In de eerste stap blijkt dat de interventie- en controlegroep niet van elkaar verschillen en daarmee de randomisatie is gelukt. In de tweede stap blijkt dat de interventiegroep na zes maanden meer prijst dan de controlegroep en daarmee de manipulatie is gelukt. In de derde stap blijkt dat de mate van prijzen van ouders na zes maanden de gehoorzaamheid van kinderen na tien maanden voorspelt. Ouders die hebben leren prijzen in de oudertraining hebben na een aantal maanden kinderen die minder externaliserend probleemgedrag vertonen.

In dit onderzoek is aangetoond dat kinderen na verloop van tijd hun ouders beter gehoorzamen als ouders meer gaan prijzen aan de hand van oudertraining Incredible Years. De werkzaamheid van de oudertechniek prijzen sluit aan bij de bevindingen uit eerdere onderzoeken en de verwachting van dit huidige onderzoek (Bullock & Normand, 2006; Everett et al., 2005; Feldman & Klein, 2003). Aan de andere kant toonden verschillende onderzoeken aan dat prijzen zou zorgen voor een afname van gehoorzaamheid bij kinderen (Dowling et al., 2009; Kuczynski et al., 1987). Deze eerdere bevindingen kunnen door dit huidige onderzoek weerlegd worden. Vanwege beperkingen als een cross-sectioneel design, kleine steekproef en het gebruik van één meetmoment in eerder onderzoek is het niet vreemd dat deze bevindingen niet overeen komen. Eveneens in het onderzoek van Jones en collega’s (1992) werd gebruik gemaakt van de oudertechniek prijzen om het externaliserend

(15)

probleemgedrag van kinderen te verminderen: het kind werd geprezen indien het vijf

seconden na instructie van de ouder geen externaliserend gedrag vertoonde. Uit de resultaten van het onderzoek blijkt dat prijzen niet leidde tot een toename van gehoorzaamheid (Jones et al., 1992). Volgens Webster-Stratton en collega’s (2010) hebben ouders en kinderen tijd nodig om een positief interactiepatroon met elkaar te ontwikkelen. In het onderzoek van Jones en collega’s (1992) is geen rekening gehouden met verschillende tijdsmomenten, maar in dit huidige onderzoek wel. Hierdoor kan gesuggereerd worden dat een verandering van het oudergedrag een verandering van het kindgedrag veroorzaakt en kunnen bevindingen van het eerdere, vergelijkbare onderzoek in twijfel worden getrokken. Op basis van de bevindingen van dit huidige onderzoek kan ook de hulpverleningspraktijk, waar de oudertrainingen worden aangeboden, ouders adviseren hun kinderen te prijzen. Hierbij is het doen van experimenteel onderzoek van belang voor de betrouwbaarheid van de resultaten van de oudertrainingen. Met betrekking tot het doen van onderzoek wordt aangeraden om door middel van een mediatie analyse te kijken of de oudertechniek prijzen de interventie-effecten van oudertraining Incredible Years verklaart. Op die manier kan binnen de

hulpverleningspraktijk een volledig beeld worden verkregen van de werkzaamheid van de oudertraining op de afname van externaliserend gedrag bij jonge kinderen.

Alhoewel het blijkt dat kinderen van prijzende ouders na verloop van tijd beter gehoorzamen kent het huidige onderzoek een aantal limitaties. Ten eerste kan gesuggereerd worden dat het goed is dat een oudertraining gebruik maakt van de oudertechniek prijzen, maar dat is niet direct getoetst. In dit onderzoek is slechts gekeken naar de werkzaamheid van de oudertechniek prijzen op het verminderen van externaliserend probleemgedrag bij jonge kinderen. Een belangrijke limitatie van deze methode van analyse is dat niet geconcludeerd kan worden dat prijzen een belangrijke interventietechniek is. Om wel een uitspraak te kunnen doen over het interventie-effect is het raadzaam om volledige mediatie te toetsen.

(16)

Ten tweede namen kinderen in de leeftijdscategorie vier- tot acht jaar met lichte tot (sub)klinische externaliserende gedragsproblemen deel aan dit onderzoek. Dit geeft een limitatie van de sample aan, omdat de resultaten van dit onderzoek niet gegeneraliseerd kunnen worden naar niet-klinische groepen. Oudertrainingen zijn echter vaak gericht op kinderen met gedragsproblemen, waardoor wel gesuggereerd kan worden dat prijzen een effectieve oudertechniek is voor het verminderen van externaliserend probleemgedrag.

Ondanks bovenstaande limitaties onderscheidt dit onderzoek zich van eerder onderzoek op vier manieren. Ten eerste wordt in dit onderzoek gebruik gemaakt van een gerandomiseerd experiment met controlegroep. De participanten werden in dit onderzoek willekeurig over een interventie- en controlegroep verdeeld. Alleen de interventiegroep nam deel aan de oudertraining Incredible Years, waarbij uit een manipulatie check bleek dat deze groep ouders meer gaat prijzen dan ouders in de controlegroep (Webster-Stratton, 1998). In vergelijkbaar onderzoek wordt geen gebruik gemaakt van een gerandomiseerd experiment met controlegroep, waardoor geen uitspraken over causale relaties kunnen worden gedaan (Jones et al., 1992). Ten tweede betreft dit onderzoek een grote steekproef (n = 387) wat als voordeel heeft dat een gedegen uitspraak kan worden gedaan over de onderzoeksresultaten. In eerdere onderzoeken wordt gebruik gemaakt van een kleine steekproef (n < 40), waardoor de resultaten niet gegeneraliseerd kunnen worden en de kans op een type 1 fout groter is (Jones et al., 1992; Lalli et al., 1999; Madsen et al., 1968). Ten derde wordt in dit onderzoek rekening gehouden met een volgorde effect, omdat onderzocht wordt of de oudertechniek prijzen op de nameting de mate van gehoorzaamheid op de follow-up veroorzaakt. Indien ouder- en kindgedrag op hetzelfde tijdsmoment geobserveerd zou worden, kan niet met zekerheid gezegd worden welke van de gedragingen het eerste verandert (Kazdin, 2007). Aangezien in dit onderzoek het oudergedrag vóór het kindgedrag wordt geobserveerd kan dit uitgesloten worden. Ten vierde onderscheidt dit onderzoek zich van eerdere onderzoeken,

(17)

omdat gebruik is gemaakt van observatiedata in plaats van ouderrapportage. Methodologisch gezien heeft het gebruik van observatiedata meer voordelen dan het gebruik van

ouderrapportage, omdat ouder- en kindgedrag met elkaar samenhangen als voor beide maten ouderrapportage wordt gebruikt. Beide maten zijn niet onafhankelijk bij ouderrapportage, omdat de ouder dan zowel het eigen- als het kindgedrag invult. Bij observatiedata wordt geobserveerd in een natuurlijke setting en dit zorgt wel voor onafhankelijke metingen, omdat de onderzoeker het ouder- en het kindgedrag invult. De common method bias kan van invloed zijn op ouderrapportage, omdat de samenhang een sterke correlatie geeft tussen beide maten en om die reden waarschijnlijk een vertekend beeld van de resultaten wordt verkregen (Conway & Lance, 2010). Tevens kan het zijn dat ouders bij ouderrapportage sociaal

wenselijke antwoorden geven, wat ook een bias geeft (Neuman, 2009). Voor dit onderzoek is door verschillende onderzoekers gedrag geobserveerd bij ouders en kinderen thuis, waarbij zij in een natuurlijke omgeving op elkaars gedrag reageren. Op die manier wordt natuurlijk gedrag geobserveerd en dit geeft een minder vertekend beeld dan dat verkregen zou worden bij ouderrapportage.

In dit huidige onderzoek is gekeken naar de werkzaamheid van de oudertechniek prijzen op het verminderen van externaliserend probleemgedrag bij jonge kinderen. Het is niet direct getoetst dat prijzen een belangrijke interventietechniek is. Op basis van deze methode van analyse kan slechts gesuggereerd worden dat een toename van de oudertechniek prijzen zorgt voor de afname van externaliserend probleemgedrag. Om hier wel een uitspraak over te kunnen doen is het voor toekomstig onderzoek raadzaam om mediatie te toetsen, omdat daarmee een uitspraak over de interventietechniek prijzen kan worden gedaan.

Daarnaast werd in dit onderzoek gekeken naar de werkzaamheid van prijzen in het algemeen en zijn voor de voorspeller prijzen de variabelen gelabelde en ongelabelde complimenten samengenomen. Uit eerdere onderzoeken is echter gebleken dat gelabelde complimenten

(18)

effectiever zijn voor het verhogen van gehoorzaamheid van kinderen met gedragsproblemen dan ongelabelde complimenten (Bernhardt & Forehand, 1975; Fullerton, Conroy, & Correa, 2009; Stormont, Smith, & Lewis, 2007). In toekomstig onderzoek kan op de huidige

onderzoeksresultaten wellicht een aanvulling worden gegeven door een onderscheid te maken tussen de werkzaamheid van gelabelde en ongelabelde complimenten.

Met betrekking tot de hulpverleningspraktijk is dit onderzoek een aanvulling geweest door te suggereren dat nieuw gedrag de tijd moet krijgen om te beklijven bij ouders en kinderen. Voor het aanleren van nieuw gedrag moeten de ouder en het kind samen een positief interactiepatroon ontwikkelen (Webster-Stratton et al., 2010). Aangetoond is dat de mate waarin ouders hun kinderen prijzen na de oudertraining voorspelt hoe gehoorzaam kinderen zijn na verloop van tijd. Aangezien in dit huidig onderzoek gebruik is gemaakt van een gerandomiseerd experiment kan de bevinding dat de oudertechniek prijzen een mogelijk werkzaam element is in oudertrainingen worden versterkt. De oudertechniek prijzen kan waarschijnlijk gezien worden als positieve bekrachtiger om externaliserend probleemgedrag bij kinderen te verminderen. In de hulpverleningspraktijk wordt reeds gebruik gemaakt van oudertrainingen waarin de oudertechniek prijzen centraal staat. Op basis van de bevindingen van dit onderzoek kunnen professionals ouders adviseren over de werkzaamheid van de oudertechniek prijzen en aanbevelen jonge kinderen die externaliserend gedrag vertonen te prijzen voor gewenst gedrag.

(19)

Referenties

Bayat, M. (2011). Clarifying issues regarding the use of praise with young children. Topics in Early Childhood Special Education, 31, 121-128. doi:10.1177/0271121410389339 Bernhardt, A. J., & Forehand, R. (1975). The effects of labeled and unlabeled praise upon

lower and middle class children. Journal of Experimental Child Psychology, 19, 536-543. doi:10.1016/0022-0965(75)90082-X

Brummelman, E., Thomaes, S., Orobio de Castro, B., Overbeek, G., & Bushman, B. (2014). That’s not beautiful, that’s incredibly beautiful!: The adverse impact of inflated praise on children with low self-esteem. Psychological Science, 25, 728-735.

doi:10.1177/0956797613514251

Bullock, C., & Normand, M. P. (2006). The effects of a high-probability instruction sequence and response-independent reinforcer delivery on child compliance. Journal of Applied Behavior Analysis, 39, 495-499. doi: 10.1901/jaba.2006.115-05

Cameron, J., Pierce, W. D. (1994). Reinforcement, reward and intrinsic motivation: A meta analysis. Review of Educational Research, 64, 363-423.

doi:10.3102/00346543064003363

Campbell, S. B., Shaw, D. S., & Gilliom M. (2000). Early externalizing behavior problems: Toddlers and preschoolers at risk for later maladjustment. Development and

Psychopathology, 12, 467-488. doi:10.1017/S0954579400003114

Cohen, J. (1988). Statistical power analysis for the behavioral sciences. Hillsdale: New Jersey

Conway, J. M., & Lance, C. E. (2010). What reviewers should expect form authors regarding common method bias in organizational research. Journal of Business and Psychology, 25, 325-334. doi:10.007/s10869-010-9181-6

(20)

Côté, S. M., Vaillancourt, T., LeBlanc, J. C., Nagin, D. S., & Tremblay, R. (2006). The development of physical aggression from toddlerhood to pre-adolescence: A nationwide longitudinal study of Canadian children. Journal of Abnormal Child Psychology, 34, 71-75. doi:10.1007/s10802-005-9001-z

Dev, P. C. (1997). Intrinsic motivation and academic achievement: What does their relationship imply for the classroom teacher? Remedial and Special Education, 18, 12-19. doi:10.1177/074193259701800104

Dowling, C. B., Slep, A. M. S., & O’Leary, S. G. (2009). Understanding preemptive

parenting: Relations with toddlers’ misbehavior, overreactive and lax discipline, and praise. Journal of Clinical Child & Adolescent Psychology, 38, 850-857.

doi:10.1080/15374410903258983

Everett, G. E., Olmi, D., Edwards, R. P., & Tingstrom, D. H. (2005). The contributions of eye contact and contingent praise to effective instruction delivery in compliance training. Education & Treatment of Children, 28, 48-62. Verkregen via

http://www.jstor.org/stable/42899827

Eyberg, S. M., Nelson, M., Duke, M., & Boggs, S. (2004). Dyadic parent-child interaction coding system for traumatized children. Abbreviated Guide for Clinicians.

Sacramento, CA: UV Davis PCIT Training Center.

Eyberg, S. M., & Pincus, D. (1999). Eyberg child behavior inventory and sutter-eyberg student behavior inventory-revised: Professional manual. Odessa, FL: Psychological Assessment Resources.

Feldman, R., & Klein, P. S. (2003). Toddlers’ self-regulated compliance to mothers, caregivers, and fathers: Implications for theories of socialization. Developmental Psychology, 39, 680-692. doi:10.1037/0012-1649.39.4.680

(21)

Fergusson, D. M., Horwood, L. J., & Ridder, E. M. (2005). Show me the child at seven: The consequences of conduct problems in childhood for psychosocial functioning in adulthood. Journal of Child Psychology and Psychiatry, 46, 837-849.

doi:10.1111/j.1469-7610.2004.00387.x

Fullerton, E. K., Conroy, M. A., & Correa, V. I. (2009). Early childhood teachers’ use of specific praise statements with young children at risk for behavioral disorders. Behavioral Disorders, 34,118-135. Verkregen via

http://www.jstor.org/stable/43153473

Gardner, F., Burton, J., & Klimes, I. (2006). Randomised controlled trial of a parenting intervention in the voluntary sector for reducing child conduct problems: Outcomes and mechanisms of change. Journal of Child Psychology and Psychiatry, 47, 1123-1132. doi:10.1111/j.1469-7610.2006.01668.x

Granic, I., & Patterson, G. R. (2006). Toward a comprehensive model of antisocial development: A dynamic systems approach. Psychological Review, 113, 101-131. doi:10.1037/0033-295X.113.1.101

Helmond, P., Overbeek, G., Brugman, D., & Gibbs, J. C. (2015). A meta-analysis on cognitive disortions and externalizing problem behavior. Associations, moderators, and treatment effectiveness. Criminal Justice and Behavior, 42, 245-262.

doi:10.1177/0093854814552842

Hinshaw, S. P. (2002). Intervention research, theoretical mechanisms, and causal processes related to externalizing behavior patterns. Development and Psychopathology, 14, 789-818. doi:10.1017.S0954579402004078

IBM Corp. (2011). IBM SPSS Statistics for Windows, Version 20.0. Armonk, NY: IBM Corp. Jones, R. N., Sloane, H. N., & Roberts, M. W. (1992). Limitations of ‘don’t’ instructional

(22)

Kazdin, A. E. (2007). Mediators and mechanisms of change in psychotherapy research. The Annual Review of Clinical Psychology, 3, 1-27.

doi:10.1146/annurev.clinpsy.3.022806.091432

Kelman, H. C. (1958). Compliance, identification, and internalization three processes of attitude change. The Journal of Conflict Resolution, 2, 51-60.

doi:10.1177/002200275800200106

Kuczynski, L., & Kochanska, G. (1990). Development of children’s noncompliance strategies from toddlerhood to age 5. Developmental Psychology, 26, 398-408.

doi:10.1037/0012-1649.26.3.398

Kuczynski, L., Kochanska, G., Radke-Yarrow, M., & Girnius-Brown, O. (1987). A developmental interpretation of young children’s noncompliance. Developmental Psychology, 23, 799-806. doi:10.1037/0012-1649.23.6.799

Lalli, J. S., Vollmer, T. R., Progar, P. R., Wright, C., Borrero, J., Daniel, D., …May, W. (1999). Competition between positive and negative reinforcement in the treatment of escape behavior. Journal of Applied Behavior Analysis, 32, 285-296.

doi:10.1901/jaba.1999.32-285

Lehman, E. B., Steier, A. J., Guidash, K. M., & Wanna, S. Y. (2002). Predictors of compliance in toddlers: Child temperament, maternal personality, and emotional availability. Early Child Development and Care, 172, 301-310.

doi:10.1080/03004430212124.

Leijten, P., Raaijmakers, M. A. J., Orobio de Castro, B., & Matthys, W. (2013). Does socioeconomic status matter? A meta-analysis on parent training effectiveness for disruptive child behavior. Journal of Clinical Child & Adolescent Psychology, 42, 384-392. doi:10.1080/15374416.2013.769169

(23)

Madsen, C. H., Becker, Jr. W. C., & Thomas, D. R. (1968). Rules, praise, and ignoring: Elements of elementary classroom control. Journal of Applied Behavioral Analysis, 1, 139-150. doi:10.1901/jaba.1968.1-139

McCart, M. R., Priester, P. E., Hobart Davies, W., & Azen, R. (2006). Differential effectiveness of behavioral parent-training and cognitive-behavioral therapy for antisocial youth: A meta-analysis. Journal of Abnormal Child Psychology, 34, 527-543. doi:10.1007/s10802-006-9031-1

McConnell, D., Breitkreuz, R., & Savage, A. (2011). Independent evaluation of the Triple P positive parenting program in family support service settings. Child and Family Social Work, 17, 43-54. doi:10.1111/j.1365-2206.2011.00771.x

Menting, A., Orobio de Castro, B., & Matthys, W. (2013). Effectiveness of the Incredible Years parent training to modify disruptive and prosocial child behavior: A meta-analytic review. Clinical Psychology Review, 33, 901-913.

doi:10.1016/j.cpr.2013.07.006

Neuman, W. L. (2009). Understanding research. Boston: Pearson.

Odgers, C. L., Moffitt, T. E., Broadbent, J. M., Dickson, N., Hancox, R. J., Harrington, H., … Caspi, A. (2008). Development and Psychopathology, 20, 673-716.

doi:10.1017/S0954579408000333

Owen, D. J., Slep, A. M. S., & Heyman, R. E. (2012). The effect of praise, positive nonverbal response, reprimand, and negative nonverbal respond on child compliance: A

systematic review. Clinical Child and Family Psychology Review, 15, 364-385. doi:10.1007/s10567-012-0120-0

Robinson, E. A., & Eyberg, S. M. (1981). The dyadic parent-child interaction coding system: Standardization and validation. Journal of Consulting and Clinical Psychology, 49, 245-849. doi:10.1037/0022-006X.49.2.245

(24)

Scott, S., Spender, Q., Doolan, M., Jacobs, B., & Aspland, H. (2001). Multicentre controlled trial of parenting groups for childhood antisocial behaviour in clinical practice. British Medical Journal, 323, 194-197. doi:10.1136/bmj.323.7306.194

Smith, J. D., Dishion, T. J., Shaw, D. S., Wilson, M. N., Winter, C. C., & Patterson, G. R. (2014). Coercive family process and early-onset conduct problems from age 2 to school entry. Development and Psychopathology, 26, 917-932.

doi:10.1017/S0954579414000169

Stormont, M. A., Smith, S. C., & Lewis, T. J. (2007). Teacher implementation of precorrection and praise statements in Head Start classrooms as a component of a program-wide system of positive behavior support. Journal of Behavioral Education, 16, 280-290. doi: 10.1007/s10864-007-9040-3

Webster-Stratton, C. (1998). Preventing conduct problems in Head Start children: Strengthening parenting competencies. Journal of Consulting and Clinical Psychology, 66, 715-730. doi:10.1037/0022-006X.66.5.715

Webster-Stratton, C., & McCoy, K. P. (2015). Bringing the incredible years programs to scale. In K. P. McCoy & A. Diana (Eds.). The science, and art, of program

dissemination: Strategies, successes, and challenges. New Directions for Child and Adolescent Development, 149, 81-95. doi:10.1002/cad.20115

Webster-Stratton, C., Rinaldi, J., & Reid, J. M. (2010). Long-term outcomes of incredible years parenting program: Predictors of adolescent adjustment. Child and Adolescent Mental Health, 16, 38-46. doi:10.1111/j.1475-3588.2010.00576.x

Weeland, J., & Chhangur, R. R., et al. (revise and submit). ORCHIDS: An observational randomized control trial on child differential susceptibility. BMC Public Health, 12, 917. doi:10.1186/1471-2458-12-917

(25)

Weissbourd, R. (2009). The parents we mean to be: How wellintentioned adults undermine children’s moral and emotional development. New York, NY: Houghton Mifflin Harcourt.

(26)

Tabel 1

Variabelen uit de DPICS met definitie en voorbeeld (Bernhardt & Forehand, 1975; Eyberg, Nelson, Duke, & Boggs, 2004)

Variabele Definitie Voorbeeld

‘Gelabelde complimenten’

Gedrag specifieke complimenten. Wat heb je dat blokje netjes opgeruimd.

‘Ongelabelde complimenten’

Niet-gedrag specifieke complimenten. Goed gedaan.

‘Indirecte opdracht’ Een indirecte opdracht kan door een kind geïnterpreteerd worden als optioneel of impliciet. Een indirecte opdracht kan als vraag gesteld worden, maar suggereert wel dat het kind het gedrag moet uitvoeren.

Wil je me het gele blokje geven?

‘Directe opdracht’ Een directe opdracht is een duidelijk commando of een duidelijke vraag. De gegevens dienen zo specifiek te zijn dat het gedrag wordt verwacht van het kind.

Kleur dit vakje blauw in.

‘Grootmoeders regel’

Ouder beschrijft regels voor het juiste gedrag of beschrijft hoe het kind iets moet doen.

Kinderen mogen niet schelden.

(27)

‘Waarschuwing’ Ouder geeft een waarschuwing aan de hand van getoond gedrag.

Als je nu niet opruimt gaan we niks leuks doen.

‘Time out’ Ouder geeft een time out aan de hand van ongewenst getoond gedrag.

Als je het speelgoed van je broer afpakt krijg je een time out.

(28)

Tabel 2

Beschrijvende statistieken van prijzen, gehoorzaamheid, leeftijd en sekse, opgesplitst per interventie- en controlegroep Variabele Interventiegroep (n = 197) Controlegroep (n = 190) M (n) SD (%) M (n) SD (%) 1. Prijzen op de voormeting 5.82 4.99 5.28 4.61 2. Prijzen op de nameting 10.59 8.38 5.02 3.98 3. Gehoorzaamheid op de follow-up 26.76 13.74 24.80 14.03 4. Leeftijd 6.30 1.36 6.32 1.29 5. Sekse jongen (114) (53.30%) (100) (46.70%) meisje (83) (48%) (90) (52%)

(29)

Tabel 3

Correlaties tussen de voorspellers, de uitkomstmaat, leeftijd en sekse

Variabele 1 2 3 4 5 1. Prijzen op de voormeting 1 .46** .16** -.19** -.07 2. Prijzen op de nameting .46** 1 .17** -.19** -.03 3. Gehoorzaamheid op de follow-up .16** .17** 1 -.30** -.05 4. Leeftijd -.19** -.19** -.30** 1 .01 5. Sekse -.07 -.03 -.05 .01 1 * p < .05, ** p < .01, *** p < .001

Referenties

GERELATEERDE DOCUMENTEN

The humanitarian crisis following the mass displacement caused by the Syrian conflict was characterized by the emergence of diverse humanitarian approaches refugee

Medical professionals who have been in the profession since a long time and have used reusable equipment before have a high chances of retaining the competency of

When the stock market of Japan is tested for the presence of rational bubbles, this results in the same conclusion as for the United States: when QE started, the stationarity tests

Hindu Priest May 26, 2017 Trincomalee Yes Primary school principal May 27, 2017 Trincomalee No Buddhist monk May 26, 2017 Trincomalee Yes Jesuit Father May 26, 2017 Trincomalee

To this end, we propose the Ball-I3D method, which consists of a conversion of player positions to a video of coordinate histograms, which are used as inputs to the I3D video encoder

With education, knowledge about for example tiger biology, the importance of tiger conservation and reducing injuries to tigers (Barlow et al., 2010; Respondent 4,

This study aimed to investigate the feasibility of mapping both mineral composition and thermal anomalies associated with geo- thermal activity within the East Africa Rift using day

Objective Objectives of this study were to determine (1) reference maximum standardized uptake values (SUVmax) for normal adrenal 18 F-DOPA tracer uptake and (2) the optimal