• No results found

Risicofactoren voor jongeren bij online grooming

N/A
N/A
Protected

Academic year: 2021

Share "Risicofactoren voor jongeren bij online grooming"

Copied!
25
0
0

Bezig met laden.... (Bekijk nu de volledige tekst)

Hele tekst

(1)

Risicofactoren voor Jongeren bij Online Grooming Scarlett Rebel

Universiteit van Amsterdam

Studentnummer: 10372997

Pedagogische Wetenschappen en Onderwijskunde Bachelorscriptie

Begeleider: Mw. Drs. P. H. M. Stapel- van der Hoek Datum: 25 januari 2016

(2)

Inhoudsopgave

Abstract 3

Risicofactoren voor Jongeren bij Online Grooming 4

Persoonlijkheidsfactoren die een Risicofactor vormen 8

Omgevingsfactoren die een Risicofactor vormen 13

Discussie 17

(3)

Abstract

Dit literatuuronderzoek had als doel om na te gaan in hoeverre er risicofactoren bestaan voor jongeren (tussen de 10 en 17 jaar) bij het slachtoffer worden van online grooming. Jongeren tussen de 15 en 17 jaar zijn het kwetsbaarst voor het slachtoffer worden van online grooming. Daarnaast kunnen op persoonlijk vlak psychische- en gedragsproblemen, lage cognitieve vaardigheden, een mentale of psychische beperking, tabak, alcohol en marihuana

risicofactoren zijn voor jongeren bij het slachtoffer worden van online grooming. Ook in de omgeving van de jongeren bestaan mogelijke risicofactoren. Zo kunnen factoren van het gezin, de ouders en de vrienden van de jongeren een mogelijk risico vormen bij het slachtoffer worden van online grooming. Het is niet duidelijk of sommige risicofactoren voorkomen bij het gehele online grooming proces of enkel bij verschillende stappen. Vervolgonderzoek zou door middel van empirisch onderzoek de risicofactoren voor het gehele grooming proces in kaart kunnen brengen.

(4)

Risicofactoren voor Jongeren bij Online Grooming

Computers, mobiele telefoons en sociale netwerksites zijn een essentieel onderdeel van ons dagelijks sociale leven. Dit zorgt ervoor dat er snel intimiderende en pornografische teksten, foto`s en video`s gemaakt en verspreid kunnen worden onder kinderen (Quayle & Taylor, 2002). Het actief benaderen en verleiden van minderjarigen op het internet om seksueel misbruik te kunnen plegen, wordt online grooming genoemd (Craven, Brown, & Gilchrist, 2006). Onderdelen van online grooming zijn ongewenste seksuele verzoeken en seksuele intimidatie (O`Connell, 2003). Een ongewenst seksueel verzoek wordt gedefinieerd als het ontvangen van een verzoek om te praten over seks of om seksuele handelingen te verrichten (Ybarra, Espelage, & Mitchell, 2007). Daarnaast is seksuele intimidatie het herhaaldelijk ontvangen van aanstootgevende berichten (Smith, Thompson, & Davidson, 2014).

Steeds meer jongeren worden slachtoffer van online grooming. Terwijl in 2005 één op de zeven jongeren tussen de 10 en 17 jaar een ongewenst seksueel verzoek ontving op het internet (Wolak, Mitchell, & Finkelhor, 2006) was dit in 2010 al één op de vijf jongeren (Ospina, Harstall, & Dennet, 2010). Online grooming, waarbij volwassenen op het internet minderjarigen actief benaderen en verleiden wordt gezien als een nieuwe vorm van seksueel misbruik (Wolak, Finkelhor, Mitchel, & Ybarra, 2008). En is daardoor een vorm van

kindermishandeling aangezien seksueel misbruik één van de vormen van kindermishandeling beslaat (Nederlands Jeugdinstituut, 2015). Kindermishandeling wordt in de Nederlandse Jeugdwet omschreven als:

Elke vorm van voor een minderjarige bedreigende of gewelddadige interactie van fysieke, psychische of seksuele aard, die de ouders of andere personen ten opzichte van wie de minderjarige in een relatie van afhankelijkheid of van onvrijheid staat, actief of passief opdringen, waardoor ernstige schade wordt berokkend of dreigt te

(5)

worden berokkend aan de minderjarige in de vorm van fysiek of psychisch letsel (Jeugdwet, artikel 1.1, § 23, 2015).

Het gaat hierbij om lichamelijke mishandeling, lichamelijke verwaarlozing, psychische mishandeling, psychische verwaarlozing, getuige zijn van huiselijk geweld en seksueel misbruik, welke ook gelijktijdig kunnen plaatsvinden (Jeugdwet, artikel 1.1, alinea 23, 2014).

Bij de definitie van kindermishandeling wordt er uitgegaan van een

afhankelijkheidsrelatie van de minderjarige ten opzichte van de dader (Wet op de Jeugdzorg, 2005). Bij online grooming gaat het in de helft van de gevallen om bekenden van de jongere zoals familieleden, vrienden van de familie en buren (Mitchell, Finkelhor, & Wolak, 2005; Wolak, et al., 2006). De jongere heeft met deze bekende al een afhankelijkheidsrelatie. In de andere helft van de gevallen wordt de afhankelijkheidsrelatie gecreëerd door het ontwikkelen van controle en het isoleren van de jongere van zijn of haar familie en andere opvoeders en verzorgers die anders bescherming zouden bieden (Craven et al., 2006; Shannon, 2008). Door het vergroten van de macht en controle klampt het slachtoffer zich vast aan de dader en hierdoor versterkt op zijn beurt de afhankelijkheid van het slachtoffer (Ospina, et al., 2010).

Het online grooming proces is complex, mede doordat er erg veel verschil in tijd bestaat die de daders nemen om het slachtoffer online te "groomen". Het Europese Online Grooming Project (Webster et al., 2012) laat aan de hand van interviews met 33 online daders verschillende tijdsbestekken van het online grooming proces zien. De tijd die de daders nemen voor het online grooming proces varieert van seconden tot soms jaren. Dit verschil in tijd die de dader nodig heeft om een jongere online te groomen hangt af van de verschillende doelstellingen en behoeftes die de dader heeft en de reactie van het slachtoffer op deze behoeftes (Webster et al., 2012). Daarnaast is het online grooming proces complex omdat er twee soorten daders te onderscheiden zijn die het online grooming proces op een andere manier gebruiken (Briggs, Simon, & Simonsen, 2011; Elliott & Beech, 2009; Webster et al.,

(6)

2012; Gallagher, Fraser, Christmann, & Hodgson, 2006). Enerzijds de contactgedreven daders, die online grooming zien als methode om in contact te komen met kinderen, met als doel om deze vervolgens seksueel te misbruiken. En anderzijds de fantasiegedreven daders die hun behoeftes bevredigen door het online grooming proces zelf (Briggs et al., 2011; Elliott & Beech, 2009; Webster et al., 2012; Gallagher et al., 2006).

Om het complexe proces van online grooming toch te kunnen onderzoeken wordt in dit literatuuronderzoek het vijf stappenmodel van O`Connell (2003) aangehouden. Dit model begint bij het vormen van vriendschap, waarbij de dader probeert in te gaan op simpele onderwerpen als leeftijd, geslacht en interesses. In stap twee vormt de dader een hechte band door te praten over vrienden, school en het sociale leven van het slachtoffer. De derde stap wordt gekenmerkt door het inschatten van het risico dat de dader loopt om ontdekt te worden, door navraag te doen over het schoolrooster van het slachtoffer en de werktijden van de ouders. Vervolgens probeert de dader in stap vier het vertrouwen te winnen van het slachtoffer, hierbij wordt verteld aan het slachtoffer dat de aard van de relatie geheim gehouden moet worden en wordt er ingespeeld op het schuldgevoel van het slachtoffer. Tot slot zal de dader explicieter worden over zijn seksuele bedoelingen en probeert de

contactgedreven dader offline af te spreken met het slachtoffer (O`Connell, 2003). Bij het model van O`Connell (2003) moet in acht genomen worden dat recent onderzoek laat zien dat daders op het internet de vijf stappen soms in een andere volgorde doorlopen dan daders die offline "groomen" (Black, Wollis, Woodworth, & Hancock, 2015). O`Connell (2003) erkent dat daders die online "groomen" het vijf stappenmodel soms anders doorlopen dan daders die offline "groomen". Een reden hiervoor is dat daders op het internet andere uitdagingen tegenkomen, zoals het probleem dat ze nooit zeker weten met wie zij communiceren (O`Connell, 2003).

(7)

Het slachtoffer worden van online grooming heeft verschillende gevolgen voor de jongere. Ten eerste hebben slachtoffers meer kans op depressieve klachten (Ybarra, 2004). Ten tweede voelen 33% van de jongeren die een ongewenst seksueel verzoek hebben

ontvangen en 38% van de jongeren die seksueel geïntimideerd zijn via het internet zich boos en bang over het voorval (Ybarra, 2004). Tot slot laten 25% van de jongeren die slachtoffer zijn geworden van online grooming stress symptomen zien, zoals het vermijden van het internet (17%), het blijven denken aan het incident (13%), zenuwachtig of geïrriteerd zijn (8%) en het verliezen van interesse in dingen (8%) (Wolak et al., 2006).

De ene jongere is kwetsbaarder voor het slachtoffer worden van online grooming dan de andere jongere (Webster et al. 2012). Het kwetsbaarder zijn voor online grooming kan worden verklaard door risicofactoren, wat attributen of omstandigheden zijn die ervoor zorgen dat de kans groter is dat het individu te maken krijgt met een negatieve uitkomst (Werner & Smith, 1982). Een enkele risicofactor hoeft niet direct te leiden tot het slachtoffer worden van online grooming, maar wanneer er meerdere risicofactoren aanwezig zijn, zal de kans op het slachtoffer worden van online grooming stijgen (Applleyard, Egeland, van Dulmen, & Sroufe, 2005). Dit wordt ook wel de cumulatieve risicobenadering genoemd, die verondersteld dat hoe meer risicofactoren er zijn, hoe groter de kans is op een schadelijke uitkomst voor het kind.

Het is van belang om te onderzoeken hoe omgevingsfactoren een mogelijk risico vormen voor het slachtoffer worden van online grooming omdat er weinig bekend is over de rol van de ouders en familie bij het slachtofferschap (Whittle, Hamilton-Giachritsis, & Beech, 2014). Bovendien is het van belang om te onderzoeken hoe persoonlijkheidsfactoren van de jongere een mogelijk risico vormen voor het slachtoffer worden van online grooming aangezien er weinig bekend is waardoor sommige jongeren kwetsbaarder zijn voor online grooming dan andere jongeren. Hierbij wordt gesteld dat er onderzoek gedaan moet worden

(8)

naar de risicofactoren van jongeren bij het slachtoffer worden van online grooming. Op deze manier wordt duidelijk welke groep het kwetsbaarst is en kan deze groep wellicht eerder gesignaleerd worden (Whittle, et al., 2014).

Daarom wordt in dit literatuuronderzoek antwoord gegeven op de volgende vraag: "In hoeverre bestaan er risicofactoren voor jongeren bij het slachtoffer worden van online

grooming?" Met jongeren wordt de doelgroep van 10 tot 17 jaar aangeduid omdat de periode van de adolescentie begint rond tienjarige leeftijd (Unicef, 2011). De adolescentie eindigt rond de leeftijd van 19 jaar (Unicef, 2011). Toch wordt de doelgroep tot 17 jaar aangehouden omdat online grooming een vorm is van kindermishandeling, waarbij kindermishandeling altijd gaat om minderjarige slachtoffers (Nederlands Jeugdinstituut, 2015). Tevens zijn jongeren tijdens de adolescentie het kwetsbaarst voor het slachtoffer worden van online grooming (Whittle, Hamilton-Giachritsis, Beech, & Collings, 2013).

Om deze vraag te kunnen beantwoorden worden in de eerste paragraaf de persoonlijkheidsfactoren besproken die mogelijk een risico vormen voor het slachtoffer worden van online grooming. In de tweede paragraaf wordt er ingegaan op de

omgevingsfactoren van de jongeren die een mogelijk risico vormen voor het slachtoffer worden van online grooming. Tot slot wordt in de discussieparagraaf antwoord gegeven op de vraagstelling, worden er een aantal beperkingen aangehaald van dit literatuuronderzoek en worden er een aantal suggesties besproken voor vervolgonderzoek.

Persoonlijkheidsfactoren die een Risicofactor vormen

Een aantal persoonlijkheidsfactoren van jongeren zijn van invloed op het slachtoffer worden van online grooming. In de literatuur komen verschillende persoonlijkheidsfactoren naar voren die een mogelijk risico vormen bij het slachtoffer worden van online grooming. In deze paragraaf zullen de persoonlijkheidsfactoren leeftijd, geslacht, psychische gezondheid en

(9)

middelenmisbruik besproken worden aangezien deze door de literatuur als mogelijk risico gezien worden bij het slachtoffer worden van online grooming.

Ten eerste blijkt dat het risico voor jongeren om slachtoffer te worden van online grooming vergroot naarmate een jongere ouder wordt (Wolak, Finkelhor, & Mitchell, 2004). Zo zijn adolescenten kwetsbaarder voor ongewenste seksuele verzoeken en het contact met onbekenden op het internet dan jonge kinderen (Wurtele & Kenny, 2010). Livingstone, Bober, en Helsper (2005) hebben specifiek gekeken naar de doelgroep van 12 tot 17 jaar en vonden dat jongeren tussen de 15 en 17 jaar het meest kwetsbaar zijn voor online grooming. Een mogelijke verklaring voor de bevinding dat adolescenten kwetsbaarder zijn voor online grooming dan jongere kinderen is dat adolescenten vaker betrokken zijn bij complex

internetgebruik (Livingstone, 2006). Met complex internetgebruik wordt de nieuwsgierigheid van adolescenten naar seksuele en romantische onderwerpen bedoeld. Daarnaast zijn

adolescenten vaker betrokken bij complex internetgebruik omdat zij onafhankelijker zijn en meer vrijheid hebben om online interesses te onderzoeken in vergelijking met jongere kinderen die het internet simpeler en minder actief gebruiken (Livingstone et al., 2005).

Naast de leeftijd van de adolescent is het geslacht ook een mogelijke risicofactor bij het slachtoffer worden van online grooming. Zo laat onderzoek zien dat vrouw zijn een risicofactor is voor het slachtoffer worden van online grooming (Wolak et al., 2004; Wachs, Wolf, & Pan, 2012). Dit sluit niet uit dat jongens geen slachtoffer kunnen worden van online grooming. In het onderzoek van Wolak et al. (2004) naar karakteristieken van het online grooming proces was 25% van de slachtoffers jongen. Deze informatie is gebaseerd op telefonische interviews met lokale, provinciale en federale rechercheurs over 129 zedenmisdrijven die zijn begonnen met online verzoeken. Daarbij zijn jongens die

homoseksueel zijn of twijfels hebben over hun geaardheid kwetsbaarder dan heteroseksuele jongens (Wolak et al., 2008). Daarentegen blijkt uit een grootschalig onderzoek op basis van

(10)

zelfrapportage van 1500 internetgebruikers dat jongens evenveel seksuele intimidatie ervaren als meisjes (Ybarra, Mitchell, Wolak, & Finkelhor, 2006).

Jongeren met psychische problemen hebben ook een groter risico om het slachtoffer te worden van online grooming (Livingstone & Palmer, 2012). Zo vindt onderzoek onder acht respondenten die te maken hebben gehad met online grooming bij alle respondenten de volgende psychische problemen: het hebben van een laag zelfvertrouwen, eenzaamheid en depressieve klachten (Whittle et al., 2014). Dit bleek echter niet te gaan om een significant verband. Daarnaast had het onderzoek een kleine onderzoeksgroep, hierdoor moeten de conclusies met enige voorzichtigheid genomen worden. Als er specifieker naar de psychische gezondheid wordt gekeken dan blijkt uit onderzoek van Mitchell, Ybarra, en Finkelhor (2007) dat depressiviteit gerelateerd is aan het vaker ontvangen van online seksuele verzoeken. In het onderzoek rapporteerden adolescenten die een online seksueel verzoek hadden ontvangen twee keer zo vaak dat zij depressief waren. Echter is in dit onderzoek niet bekend welke richting het verband heeft. Depressiviteit kan enerzijds een risicofactor zijn voor het ontvangen van seksuele verzoeken en anderzijds een gevolg. Wel komt naar voren dat depressiviteit een risicofactor is voor online seksuele intimidatie. Dit wordt deels verklaard doordat mensen die online seksueel geïntimideerd worden, vaak ook offline slachtoffer zijn geworden van seksuele intimidatie, wat kan leiden tot depressieve klachten (Mitchell et al., 2007).

Ook gedragsproblemen zijn een mogelijke risicofactor voor jongeren bij het

slachtoffer worden van online grooming (Noll, Shenk, Barnes, & Haralson, 2013). Noll et al. (2013) deden onderzoek naar risicogedrag op het internet onder 130 mishandelde en 121 niet-mishandelde meisjes tussen de 14 en 17 jaar. In het onderzoek wordt seksueel risicogedrag en niet seksueel risicogedrag onderscheiden. Met seksueel risicogedrag wordt interesse hebben in pornografische foto's, het bespreken van seksuele thema`s en het hebben van veel gedachten

(11)

over seks bedoeld. En met niet seksueel risicogedrag wordt middelenmisbruik en externaliserend gedrag aangeduid. De resultaten laten ten eerste zien dat het hebben van gedragsproblemen kan resulteren in online seksueel risicogedrag zoals het bekijken van porno, het maken van uitdagende profielen op sociale netwerksites en het ontvangen van online seksuele verzoeken. Ten tweede werd gevonden dat online seksueel risicogedrag als onafhankelijke risicofactor gezien kan worden voor het offline ontmoeten van een persoon die de jongere via het internet heeft ontmoet (Noll et al., 2013). Het hebben van

gedragsproblemen vormt dus niet direct een risicofactor bij het slachtoffer worden van online grooming. Maar het risicogedrag dat kan voortkomen uit gedragsproblemen wordt wel als risico gezien bij het slachtoffer worden van online grooming.

Naast leeftijd, geslacht, psychische- en gedragsproblemen blijken jongeren met lage cognitieve vaardigheden (Noll et al., 2013) en met een beperking (Wells & Mitchell, 2014) kwetsbaarder te zijn voor het slachtoffer worden van online grooming. Wells en Mitchell (2014) deden onderzoek naar jongeren met en zonder een psychische beperking op het internet en concludeerden dat jongeren die gebruik maken van speciaal onderwijs vaker online seksuele verzoeken ontvangen dan jongeren die hier geen gebruik van maken. Ook Livingstone, Görzig, en Olafsson (2011) deden onderzoek naar jongeren met een beperking op het internet. De onderzoeksgroep bestond uit 25.142 jongeren tussen de 11 en 16 jaar uit 25 verschillende landen. De factor beperking werd opgedeeld in mentale, psychische en een groep met overige beperkingen die niet gespecificeerd zijn. Uit het onderzoek komt naar voren dat jongeren met een beperking sneller geneigd zijn om af te spreken met onbekende mensen die zij online ontmoet hebben. Opvallend is dat de digitale vaardigheden van jongeren met een beperking boven gemiddeld zijn. Een mogelijke verklaring voor de bevinding dat jongeren met een beperking toch kwetsbaarder zijn van voor online grooming is dat de ouders

(12)

minder zelfverzekerd zijn in het omgaan met het internetgedrag van de beperkte jongere (Livingstone et al., 2011).

Ten slotte ontvangen jongeren die vaak middelen gebruiken vaker online seksuele verzoeken (Noll, Shenk, Barnes, & Putman, 2009; Mitchell et al., 2007). Mitchell et al. (2007) deden onderzoek naar de relatie tussen het online en offline slachtofferschap en depressiviteit, delinquentie en middelengebruik. Zij gebruikten een onderzoekgroep van 1500 internetgebruikers tussen de 10 en 17 jaar. Uit de resultaten komt naar voren dat jongeren die een online seksueel verzoek hebben ontvangen twee keer zo vaak middelen gebruiken. Middelengebruik werd gedefinieerd als het gebruiken van één of meer middelen in het afgelopen jaar, te weten tabak, alcohol, marihuana en andere soorten drugs die niet verder gespecificeerd werden. Het vaak gebruiken van deze middelen wordt niet als een directe risicofactor voor het ontvangen van online seksuele verzoeken gezien. Deze indirecte relatie wordt mogelijk verklaard door onderliggende factoren zoals weinig sociale ondersteuning of een problematische relatie tussen opvoeder en kind (Mitchell et al., 2007). Het onderzoek van Noll et al. (2009) naar risicofactoren van meisjes tussen de 14 en 17 jaar voor het slachtoffer worden van online grooming maakt daarentegen onderscheid in drie soorten middelen, te weten tabak, alcohol en marihuana. Uit de resultaten komt onder andere naar voren dat het gebruik van middelen een risicofactor is voor het ontvangen van online seksuele verzoeken. Ook werd gevonden dat het ontvangen van deze online seksuele verzoeken gerelateerd is aan het vaker offline afspreken met personen die meisjes online ontmoet hebben (Noll et al., 2009). Uit de onderzoeken van Mitchell et al. (2007) en Noll et al. (2009) komt niet naar voren of er middelen zijn die een grotere risicofactor vormen voor online grooming dan andere middelen.

In deze paragraaf is ingegaan op de persoonlijkheidsfactoren van jongeren die een mogelijk risico vormen voor het slachtoffer worden van online grooming. Geconcludeerd kan

(13)

worden dat jongeren tussen de 15 en 17 jaar het grootste risico hebben om slachtoffer te worden van online grooming. Daarnaast bestaat er nog geen eenduidigheid of het geslacht van de jongere van invloed is op het slachtoffer worden van online grooming. Met enige

voorzichtigheid kan gesteld worden dat psychische problemen als mogelijke risicofactor fungeren bij het slachtoffer worden van online grooming, waarbij bij de risicofactor

depressiviteit niet bekend is of het een oorzaak of een gevolg is van online grooming. Verder kunnen gedragsproblemen leiden tot online seksueel risicogedrag en het online seksueel risicogedrag is op zijn beurt een risicofactor voor offline ontmoetingen. Ook zijn jongeren met lage cognitieve vaardigheden en met een mentale of psychische beperking kwetsbaarder voor online seksuele verzoeken en het offline ontmoeten van daders van online grooming. Tot slot ontvangen jongeren die tabak, alcohol en marihuana gebruiken vaker online seksuele verzoeken.

Omgevingsfactoren die een Risicofactor vormen

Naast persoonlijkheidsfactoren die een mogelijk risico vormen voor online grooming zijn een aantal omgevingsfactoren van mogelijke invloed bij het slachtoffer worden van online

grooming. In de literatuur komen een aantal omgevingsfactoren naar voren die een mogelijke risicofactor zijn bij het slachtoffer worden van online grooming. In deze paragraaf zullen de volgende omgevingsfactoren besproken worden: het gezin, de ouders en de vrienden.

Het ervaren van problemen thuis wordt als belangrijke risicofactor gezien voor het slachtoffer worden van online grooming (Webster et al., 2012). Een mogelijke verklaring die hiervoor gegeven wordt is dat daders van online grooming kinderen herkennen die op zoek zijn naar empathie of aandacht omdat zij dit thuis door verscheidende problemen

tekortkomen. Zo groeien 75% van de jongeren die slachtoffer zijn geweest van online grooming op in één oudergezinnen of in samengestelde gezinnen (Gallagher, 2007).

(14)

Dit wordt ook gevonden in het onderzoek van Whittle et al. (2014). Daarnaast worden ruzies thuis, ziekte in de familie, rouw in de familie of het geen tot weinig contact hebben met de familie ook gevonden bij de jongeren. Een kanttekening betreft de gebruikte methode. De resultaten zijn gebaseerd op interviews met acht respondenten die te maken hebben gehad met het gehele online grooming proces. Daarbij bestaat er geen significant verband tussen ruzies thuis, ziekte in de familie, rouw in de familie of het geen tot weinig contact hebben met de familie en het slachtoffer worden van online grooming. Er werd enkel gevonden dat deze omstandigheden van het gezin bij de acht jongeren voorkwamen (Whittle et al., 2014).

Naast verscheidende problemen in het gezin, kan de sociaal economische status (SES) van het gezin waar de jongere in opgroeit ook een mogelijke risico vormen bij het slachtoffer worden van online grooming. Zo concludeert een literatuurreview dat er enig bewijs bestaat dat jongeren die opgroeien in een gezin met een hoge SES vaker online seksuele verzoeken ontvangen (Whittle et al., 2013). Hiervoor wordt de verklaring gegeven dat kinderen uit een hoog SES gezin meer computers en telefoons hebben en daardoor makkelijker toegang hebben op het internet dan kinderen uit een laag SES gezin. Wel wordt aangegeven dat kinderen uit een hoog SES gezin veerkrachtiger en beter weerstand kunnen bieden tegen deze online seksuele verzoeken. De resultaten moeten met enige voorzichtigheid genomen worden aangezien er nog weinig literatuur is over de relatie tussen SES en slachtoffer worden van online grooming (Whittle et al., 2013).

Ook de ouders kunnen in bepaalde omstandigheden een risicofactor zijn voor jongeren bij het slachtoffer worden van online grooming. Zo is het hebben van laag opgeleide ouders een mogelijke risicofactor bij online grooming (Livingstone & Palmer, 2012). De

grootschalige studie onder 1000 kinderen uit 33 verschillende landen geeft de verklaring dat laag opgeleide ouders over het algemeen minder snel op zoek gaan naar informatie over veilig internetgebruik. Ook wordt er gevonden dat ouders die zelf het internet niet gebruiken een

(15)

risicofactor kunnen vormen voor jongeren bij het slachtoffer worden van online grooming. Hierbij wordt gesteld dat ouders die zelf het internet niet gebruiken minder informatie

meekrijgen over het veilig gebruik van internet. Hierdoor zijn ouders die zelf het internet niet gebruiken minder zelfverzekerd in het ondersteunen van hun kinderen. Hiernaast gaan

kinderen van ouders die het internet niet gebruiken minder snel naar de ouders toe als zij vervelende ervaringen opdoen op het internet (Livingstone & Palmer, 2012).

Daarentegen kunnen ouders ook als protectieve factor fungeren voor jongeren bij het slachtoffer worden van online grooming. Hierbij is het aanwezig zijn van de opvoeder tijdens de maaltijden, na school en tijdens bedtijd een protectieve factor tegen het ontvangen van online seksuele verzoeken (Noll et al., 2009). Daarnaast is de betrokkenheid van ouders bij het internetgebruik van de jongeren evenzo een protectieve factor tegen het slachtoffer worden van online grooming (Soo & Bodanovskaya, 2011; Noll et al., 2009). Deze betrokkenheid zou moeten bestaan uit uitleg over hoe je online seksuele verzoeken moet afweren en hoe je door aanstootgevende beelden en aanstootgevende avatars in spelletjes iemand zijn gedrag en percepties kan beïnvloeden (Noll et al., 2009).

Tot slot is het monitoren van het internetgebruik door de ouders evenzo een

protectieve factor tegen het slachtoffer worden van online grooming (Soo & Bodanovskaya, 2011; Noll et al., 2009). Onderzoek laat zien dat als jongeren weten dat ouders hun

internetgedrag monitoren, ze minder snel seksuele gesprekken en activiteiten ondernemen op het internet (De Graaf & Vanwesenbeeck, 2006).

Naast de invloed van het gezin en de ouders kunnen ook de vrienden van jongeren van invloed zijn op het slachtoffer worden van online grooming. Enerzijds is het hebben van weinig vrienden of sociale isolering een risicofactor voor jongeren bij het slachtoffer worden van online grooming (Livingstone & Palmer, 2012). Hierbij wordt de verklaring gegeven dat kinderen met weinig vrienden minder snel gewaarschuwd worden voor vreemd of eigenaardig

(16)

gedrag van daders op het internet. Daders van online grooming zoeken jongeren die

geïsoleerd zijn van hun vrienden of de buitenstaander zijn in de vriendengroep (Webster et al., 2012). Anderzijds kan het aanwezig zijn van vrienden ook als risicofactor gezien worden voor jongeren bij het slachtoffer worden van online grooming (Noll et al., 2009). Als jongeren te maken hebben met vrienden die risicogedrag vertonen spreken ze sneller af met iemand die ze online ontmoet hebben. Hier wordt met risicogedrag het gebruik van alcohol en marihuana en het hebben van verschillende bedpartners, one-night stands of onveilige gemeenschap hebben als men onder invloed is van drank of drugs bedoeld (Noll et al., 2009).

In deze paragraaf zijn de factoren uit de omgeving besproken die een risico vormen voor jongeren bij het slachtoffer worden van online grooming. Geconcludeerd kan worden dat het opgroeien in één oudergezinnen of samengestelde gezinnen risicofactoren zijn voor het slachtoffer worden van online grooming. Op gezinsniveau zijn ook de volgende risicofactoren gevonden: ruzie thuis, ziekte in de familie, rouw in de familie en geen tot weinig contact met de familie. Echter betrof dit geen significant verband. Daarnaast kan het opgroeien in een hoog SES gezin een risico vormen. Ook ouders kunnen in bepaalde omstandigheden van invloed zijn voor jongeren bij het slachtoffer worden van online grooming. Zo zijn ouders enerzijds een risicofactor als zij laag opgeleid zijn of zelf het internet niet gebruiken. Anderzijds wordt gevonden dat ouders een protectieve factor kunnen zijn bij het slachtoffer worden van online grooming als zij aanwezig zijn op belangrijke momenten van de dag, betrokken zijn bij het internetgebruik van de jongere en als zij het internetgebruik van de jongere monitoren. Tot slot is het hebben van weinig vrienden of sociale isolering een

risicofactor voor jongeren bij het slachtoffer worden van online grooming. Opvallend is dat de aanwezigheid van vrienden ook een risicofactor kan zijn voor offline ontmoetingen als deze vrienden alcohol of marihuana gebruiken of als zij seksueel risicogedrag vertonen.

(17)

Discussie

Dit literatuuronderzoek had als doel om na te gaan in hoeverre er risicofactoren bestaan voor jongeren (tussen de 10 en 17 jaar) bij het slachtoffer worden van online grooming. Deze risicofactoren zijn opgedeeld in persoonlijkheidsfactoren en omgevingsfactoren van jongeren. De eerste paragraaf heeft de persoonlijkheidsfactoren besproken die een mogelijk risico zijn voor jongeren bij het slachtoffer worden van online grooming. Hieruit blijkt dat jongeren tussen de 15 en 17 jaar het meest kwetsbaar zijn bij het slachtoffer worden van online grooming. Daarnaast kunnen psychische- en gedragsproblemen, lage cognitieve vaardigheden, een mentale of psychische beperking, tabak, alcohol en marihuana

risicofactoren zijn bij de verschillende stappen van het online grooming proces. Over de factor geslacht is nog geen consensus in de literatuur. De tweede paragraaf heeft zich op de omgevingsfactoren gericht die een mogelijk risico zijn voor jongeren bij het slachtoffer worden van online grooming. Hieruit komt naar voren dat factoren op gezinsniveau,

ouderniveau en vrienden van jongeren van invloed zijn bij de verschillende stappen van het online grooming proces.

Dit literatuuronderzoek bevat verschillende beperkingen. Zoals eerder beschreven is volgens de cumulatieve risicobenadering de kans op het slachtoffer worden van online grooming groter naarmate er meer risicofactoren aanwezig zijn. Echter is er in dit onderzoek geen connectie gemaakt tussen de risicofactoren en hierdoor is niet duidelijk of de opstapeling of interactie tussen bepaalde risicofactoren van invloed is op het slachtoffer worden van online grooming.

Verder bestaat er in de gevonden literatuur geen consensus of geslacht een risicofactor is bij het slachtoffer worden van online grooming. Zo wordt er geconcludeerd dat vrouw zijn een risicofactor is bij het slachtoffer worden van online grooming terwijl ander onderzoek concludeert dat jongens evenveel seksuele intimidatie ervaren als meisjes. Deze verschillende

(18)

resultaten kunnen zijn ontstaan doordat de impact van het geslacht vaak overschat wordt in onderzoeken naar seksueel misbruik door een lage rapportage van jongens (O`Leary & Barber, 2008). Als er in een onderzoek meer meisjes deelnemen dan jongens of als er meer onderzoeken zijn gedaan naar alleen meisjes, kan het vermoeden ontstaan dat meisjes vaker te maken hebben met online grooming dan jongens terwijl deze bevinding te wijten is aan het lage percentage jongens.

Daarnaast wordt in dit literatuuronderzoek gevonden dat depressiviteit gerelateerd is aan online grooming. Echter is de richting van het verband niet bekend en daarmee niet duidelijk of depressiviteit een risicofactor of een gevolg is van het online grooming proces. Bij het gebruik van sociale netwerksites door jongeren bestaat er een poor-get-poorer hypothese (Selfhout, Branje, Delsing, ter Bogt, & Meeuws, 2009). Deze gaat ervan uit dat eenzame jongeren eerder excessief gebruik maken van sociale netwerksites en hierdoor een hogere kans hebben op het ontwikkelen van internaliserende problemen. Jongeren die al problemen hebben kunnen dus nog meer problemen ontwikkelen. Om uit te sluiten of dit ook geldt voor jongeren die slachtoffer worden van online grooming zou vervolgonderzoek zich kunnen richten op de vraag of eenzaamheid de relatie tussen online grooming en depressiviteit versterkt.

Tot slot bestaat de beperking dat de gebruikte studies niet altijd dezelfde fase van het online grooming proces onderzochten. De meeste studies deden onderzoek naar seksuele intimidatie en het ontvangen van online seksuele verzoeken, die tevens onderdelen zijn van het online grooming proces. Maar enkele studies deden onderzoek naar het gehele online grooming proces. Een mogelijke verklaring hiervoor is dat de groep die te maken heeft gehad met alle aspecten van het online grooming proces, inclusief offline contact erg klein is. Dit literatuuronderzoek deed onderzoek naar het online grooming proces in zijn geheel en heeft hierbij gebruik gemaakt van studies die onderzoek deden naar verschillende stappen van het

(19)

online grooming proces. Hierdoor kan niet uigesloten worden dat alle gevonden risicofactoren voorkomen in het gehele online grooming proces of dat er risicofactoren bestaan die enkel bij een bepaalde stap uit het grooming proces voorkomen. Om dit te verduidelijken zou

vervolgonderzoek de risicofactoren van het gehele online grooming proces in kaart kunnen brengen door middel van empirisch onderzoek.

Dit literatuuronderzoek heeft getracht de risicofactoren zichtbaar te maken voor jongeren bij het slachtoffer worden van online grooming. Door middel van de risicofactoren die in kaart zijn gebracht kan de praktijk de jongeren die kwetsbaar zijn voor online grooming sneller signaleren. Daarnaast kunnen jongeren op school preventief informatie krijgen over de factoren die hen kwetsbaarder maken voor online grooming. Wellicht kan op deze manier meer seksueel misbruik voorkomen of verholpen worden.

(20)

Literatuurlijst

Appleyard, K., Egeland, B., van Dulmen, M. H. M., & Sroufe, L. A. (2005). When more is not better: The rol of cumulative risk in child behavior outcomes. Journal of Child Psychology and Psychiatry, 46(3), 235-245. doi:10.1111/j.1469-7610.2004.00351.x Black, P. J., Wollis, M., Woodworth, M., & Hancock, J. T. (2015). A linguistic analysis of

grooming strategies of online child sex offenders: Implications for our understanding of predatory sexual behavior in an increasingly computer-mediated world. Child Abuse & Neglect, 44, 140-149. doi:10.1016/j.chiabu.2014.12.004

Briggs, P., Simon, W. T., & Simonsen, S. (2011). An exploratory study of internet-initiated sexual offenses and the chat room sex offender: Has the internet enabled

a new typology of sex offender? Sexual Abuse: A Journal of Research and Treatment, 23, 72–91. doi:10.1177/1079063210384275

Craven, S., Brown, S., & Gilchrist, E. (2006). Sexual grooming of children: Review of literature and theoretical considerations. Journal of Sexual Aggression, 12, 287–299, doi:10.1080/13552600601069414

Elliott, I. A., & Beech, A. R. (2009). Understanding online child pornography use: Applying sexual offense theory to internet offenders. Aggression and Violent Behavior, 14, 180–193. doi:10.1016/j.avb.2009.03.002

European Online Grooming Project: Webster, S., Davidson, J., Bifulco, A., Gottschalk, P., Caretti, V., Pham, T., & Grove-Hills, J. (2012). European Online Grooming Project Final Report, European Union. Opgehaald van:

http://www.european-online-grooming-project.com/

Gallagher, B., Fraser, C., Christmann, K., & Hodgson, B. (2006). International and internet child sexual abuse and exploitation: Research report. Huddersfield, UK: Centre for

(21)

Applied Childhood Studies; University of Huddersfield. Opgehaald van: http://eprints.hud.ac.uk/461/

Gallagher, B. (2007). Internet-initiated incitement and conspiracy to commit child sexual abuse (CSA): The typology, extent and nature of known cases. Journal of Sexual Aggression, 13, 101-119. doi:10.1080/13552600701521363

Graaf, H. de, & Vanwesenbeeck, I. (2006). Seks is een game: Gewenste en ongewenste seksuele ervaringen van jongeren op het internet. Rutgers Nisso Groep, Utrecht. Gelezen in: Whittle, H., Hamilton-Giachritsis, C., Beech, A., & Collings, G. (2013). A review of online grooming: Characteristics and concerns. Agression and Violent Behavior, 18, 62-70. doi:10.1016/j.avb.2012.09.003

Jeugdwet (2015, 1 januari). Opgehaald op 22 januari 2016, van:

http://wetten.overheid.nl/BWBR0034925

Livingstone, S., Bober, M., & Helsper, E. (2005). Internet literacy among children and young people: Findings from the UK Children Go Online Project. London: London School of Economics and Political Science. Opgehaald van: http://eprints.lse.ac.uk/397/1/ UKCGOonlineLiteracy.pdf

Livingstone, S. (2006). Drawing conclusions from new media research: Reflections and puzzles regarding children’s experience of the Internet. The Information Society, 22, 219–230.doi:10.1080/01972240600791358

Livingstone, S., Görzig, A., & Olafsson, K. (2011). EU Kids Online September 2011. Opgehaald van: www2.lse.ac.uk/media@lse/research/EUKidsOnline/EU%20kids %2011%20(2009-11)/EUKidsOnlineIIIReports/Final%20report.pdf

Livingstone, S., & Palmer, T. (2012) Identifying vulnerable children online and what strategies can help them. UK Safer Internet Centre, London, UK. Opgehaald van: http://eprints.lse.ac.uk/44222/

(22)

Mitchell, K. J., Finkelhor, D., & Wolak, J. (2005). The internet and family and acquaintance sexual abuse. Child Maltreatment, 10, 49-60. doi:10.1177/1077559504271917 Mitchell, K. J., Ybarra, M., & Finkelhor, D. (2007). The relative importance of online

victimization in understanding depression, delinquence, and substance use. Child Maltreatment, 12(4), 314-324. doi:10.1177/1077559507305996

Nederlands Jeugdinstituut. (2015). Vormen (2015). Opgehaald van: http://www.nji.nl/Vormen Noll, J. G., Shenk, C. E., Barnes, J. E., & Putnam, F. W. (2009). Childhood abuse, avatar

choices and other risk factors associated with internet-initiated victimization of adolescent girls. Pediatrics, 123(6), 1078-1083.doi:10.1542/peds.2008-2983

Noll, J. G., Shenk, C. E., Barnes, J. E., & Haralson, K. J. (2013). Association of maltreatment with high-risk internet behaviors and offline encounters. Pediatrics, 131(2), 510- 517. doi:10.1542/peds.2012-1281

O’Connell, R. (2003). A typology of cyber sexploitation and online grooming practices. Preston, England: University of Central Lancashire. Opgehaald van:

http://www.uclan.ac.uk/host/cru/docs/cru010.pdf

O’Leary, P. J., & Barber, J. (2008). Gender Differences in Silencing Following Childhood Sexual Abuse. Journal of Child Sexual Abuse: Research, Treatment, and Program Innovations for Victims, Survivors, and Offenders, 17, 133-143. doi:

10.1080/10538710801916416

Ospina, M., Harstall, C., & Dennet, L. (2010). Sexual exploitation of children and youth over the internet: A rapid review of the scientific literature. Alberta, Canada: Institute of Health Economics Opgehaald van: http://www.ihe.ca/documents/

Online%20Sexual%20Exploitation.pdf

Quayle, E., & Taylor, M. (2002). Child pornography and the internet: Perpetuating a cycle of abuse. Deviant Behavior, 23(4), 331–361. doi:10.108001639620290086413

(23)

Selfhout, M. H. W., Branje, S. J. T., Delsing, M., ter Bogt, T. F. M., & Meeus, W. H. J. (2009). Different types of internet use, depression, and social anxiety: the role of perceived friendship quality. Journal of Adolescence, 32(4), 819-833.

doi:10.1016/j.adolescence.2008.10.011

Soo, D., & Bodanovskaya, Z. (2012). Risk factors of becoming a victim of internet related sexual abuse. In M. Ainsaar, & L. Lööf (Eds.), Online behaviour related to child sexual abuse: Literature report. European Union and Council of the Baltic Sea States: ROBERT Project (Risktaking Online Behaviour Empowerment Through Research and Training). Gelezen in: Whittle, H., Hamilton-Giachritsis, C., Beech, A., &

Collings, G. (2013). A review of online grooming: Characteristics and concerns. Agression and Violent Behavior, 18, 62-70. doi:10.1016/j.avb.2012.09.003

Shannon, D. (2008). Online sexual grooming in Sweden - Online and offline sex offences against children as described in Swedish police data. Journal of Scandinavian Studies in Criminology and Crime Prevention, 9(2), 160-180.

doi:10.1080/14043850802450120

Smith, P. K., Thompson, F., & Davidson, J. (2014). Cyber safety for adolescent girls: Bullying, harassment, sexting, pornography, and solicitation. Current Opinion in Obstetrics and Gynecology, 26(5), 360–365. doi:10.1097/GCO.0000000000000106 Unicef (2011). The State of the World's Children 2011 - Executive Summary: Adolescence

an Age of Opportunity. Opgehaald van:

https://books.google.nl/books?hl=nl&lr=&id=S94hOBDJFcIC&oi=fnd&pg=PA1&dq =age+adolescence&ots=x7yAw5nUMN&sig=NpVijj4zOa17eSXqgNZPRE5czjY#v= onepage&q=age%20adolescence&f=false

(24)

Wachs, S., Wolf, K. D., & Pan, C. (2012). Cybergrooming: Risk factors, coping strategies and associations with cyberbullying. Psicothema, 24(4), 628-633. Opgehaald van:

http://www.unioviedo.es/reunido/index.php/PST/article/view/9714

Wells, M., & Mitchell, K. J. (2014). Patterns of internet use and risk of online victimization for youth with and without disabilities. The Journal of Special Education, 48(3), 204-213. doi:10.1177/0022466913479141

Werner, E. E., & Smith, R. S. (1982). Vulnerable but invincible: A study of resilient children. New York: McGraw-Hill

Whittle, H., Hamilton-Giachritsis, C., Beech, A., & Collings, G. (2013). A review of online grooming: Characteristics and concerns. Agression and Violent Behavior, 18, 62-70. doi:10.1016/j.avb.2012.09.003

Whittle, H. C., Hamilton-Giachritsis, C. E., & Beech, A. R. (2014). In their own words: young peoples vulnerabilities to being groomed and sexually abused online. Psychology, 5(10), 1185-1196. doi:10.4236/psych.2014.510131

Wolak, J., Finkelhor, D., & Mitchell, K. (2004). Internet-initiated sex crimes against minors: Implications for prevention based on findings from a national study. Journal of Adolescent Health, 35, 11–20. doi:10.1016/j.jadohealth.2004.05.006

Wolak, J., Mitchell, K. J., & Finkelhor, D. (2006). Online victimization of youth: Five years later. National Center for Missing & Exploited Children Bulletin -#07-06-025. Alexandria, VA. Opgehaald van: http://scholars.unh.edu/cgi/viewcontent.cgi? article=1053&context=ccrc

Wolak, J., Finkelhor, D., Mitchel, K. J., & Ybarra, M. L. (2008). Online “predators” and their victims. Myths, realties, and implications for prevention and treatment. American Psychologist, 63(2), 111-128. doi:10.1037/0003-066X.63.2.111

(25)

Wurtele, S. K., & Kenny, M. C. (2010). Preventing online sexual victimization of youth. The Journal of Behavior Analysis of Offender and Victim Treatment and Prevention, 2, 63-73. doi:10.1037/h0100468

Ybarra, M. L. (2004). Linkages between depressive symptomatology and internet

harassment among young regular internet users. Cyber Psychology & Behavior, 7(2). 247-257. doi:10.1089/109493104323024500

Ybarra, M. L., Mitchell, K. J., Wolak, J., & Finkelhor, D. (2006). Examining characteristics and associated distress related to internet harassment: Findings from the second youth internet safety survey. Pediatrics, 118(4), doi:10.1542/peds.2006-0815

Ybarra, M. L., Espelage, D. L., & Mitchell, K. J. (2007). The co-occurence of internet harassment and unwanted sexual solicitation victimization and perpetration:

Associations with psychosocial indicators. Journal of Adolescent Health, 41, 31−41. doi:10.1016/j.jadohealth.2007.09.010

Referenties

GERELATEERDE DOCUMENTEN

Haat is geen boek met hoge literaire kwaliteiten, maar wel een verhaal met leesbevorderende elementen, geschreven voor een breed publiek en daarom buitengewoon geschikt voor

Tot slot willen we weten of de jongeren die alleen een virus hebben verstuurd of iemand online hebben bedreigd, afwijken qua achtergrondkenmerken van jongeren die geen of

[r]

De aandacht moet volgens alle respondenten niet alleen gericht zijn op de jongeren maar ook op hun ouders zodat zij hun kinderen er op kunnen wijzen?. Hoe meer mensen er vanaf

The development of the electronic design of grooming products is currently being done in-house at Philips Consumer Lifestyle in Drachten, but the future ambition is

3 Nu sociale media een steeds groter onderdeel worden van de leefwereld van jongeren is het voor jongerenwerkers niet langer voldoende alleen offline actief te zijn.. In de

Maar zij kunnen ook verwijzen naar de informatie op de landelijke website.” De informatie is in twee categorieën onderverdeeld, namelijk voor kinderen van 8 tot 12 jaar en

richt zich op hoe jongerenwerkers in de online leefwereld individuele en groepen (kwetsbare) jongeren kunnen vinden, contact met hen kunnen maken, een betekenisvolle relatie