• No results found

De ouder-kind relatie in de vroege adolescentie : welke samenhang is er met symptomen van sociale angst bij meisjes en bij jongens?

N/A
N/A
Protected

Academic year: 2021

Share "De ouder-kind relatie in de vroege adolescentie : welke samenhang is er met symptomen van sociale angst bij meisjes en bij jongens?"

Copied!
22
0
0

Bezig met laden.... (Bekijk nu de volledige tekst)

Hele tekst

(1)

De Ouder-Kindrelatie in de Vroege Adolescentie: Welke Samenhang is er met Symptomen van Sociale Angst bij Meisjes en bij Jongens?

Masterscriptie Orthopedagogiek Pedagogische en Onderwijskundige Wetenschappen

Universiteit van Amsterdam Linda W. H. van der Burgt Begeleider: prof. dr. G. J. Overbeek

Tweede beoordelaar: onbekend Amsterdam, juli 2017

(2)

De Ouder-Kindrelatie in de Vroege Adolescentie: Welke Samenhang is er met Symptomen van Sociale Angst bij Meisjes en bij Jongens?

Masterscriptie Orthopedagogiek Pedagogische en Onderwijskundige Wetenschappen

Universiteit van Amsterdam Linda W. H. van der Burgt Begeleider: prof. dr. G. J. Overbeek

Tweede beoordelaar: onbekend Amsterdam, juli 2017

(3)

The Parent-Child Relationship in the Early Adolescence: What Relation Exists with Symptoms of Social Anxiety in Girls and in Boys?

Abstract

In the present study the relation between the parent-child relationship, characterised by support, negative interaction and power, and symptoms of social anxiety in the early

adolescence has been investigated. From previous research it was expected that parent support would be associated with less symptoms of social anxiety and that negative interaction and power would be associated with more symptoms of social anxiety. Moreover, it was expected that this effect would be stronger in girls. Participants (305 adolescents between 11 and 16 years old, M = 13.6, SD = .90) were acquired by approaching high schools in the Netherlands. The results of the regression analyses showed that parent support is negatively predictive, negative interaction not predictive and power positively predictive for symptoms of social anxiety. There was no moderating role found for gender. The most important conclusion from this study is that when adolescents, both girls and boys, in the relationship with their parents, experience a lot of support and little negative interaction the level of social anxiety is

significantly lower.

Keywords: parent-child relationship, support, negative interaction, power, social anxiety, adolescents

(4)

De Ouder-Kindrelatie in de Vroege Adolescentie: Welke Samenhang is er met Symptomen van Sociale Angst bij Meisjes en bij Jongens?

Samenvatting

In de huidige studie is de samenhang tussen de ouder-kindrelatie, gekenmerkt door steun, conflict en dominantie, en symptomen van sociale angst in de vroege adolescentie onderzocht. Gebaseerd op eerder onderzoek was de verwachting dat steun van ouders samen zou hangen met minder symptomen van sociale angst en dat conflict en dominantie van ouders samen zouden hangen met meer symptomen van sociale angst. Bovendien werd verwacht dat deze verbanden bij meisjes sterker zouden zijn. Participanten (305 adolescenten in de leeftijd van 11 tot en met 16 jaar, M = 13.6, SD = .90) zijn geworven door het benaderen van middelbare scholen in Nederland. De resultaten van regressieanalyses lieten zien dat steun van ouders negatief voorspellend, conflict van ouders niet voorspellend en dominantie van ouders positief voorspellend zijn voor symptomen van sociale angst. Er werd geen modererende invloed gevonden voor sekse in deze verbanden. Het belangrijkste resultaat uit dit onderzoek is dat wanneer adolescenten, zowel meisjes als jongens, in de relatie met hun ouders veel steun en weinig dominantie ervaren het niveau van sociale angst significant lager is.

(5)

De Ouder-Kindrelatie in de Vroege Adolescentie: Welke Samenhang is er met Symptomen van Sociale Angst bij Meisjes en bij Jongens?

De vroege adolescentie, die ongeveer loopt van 10 tot en met 14 jaar, is een periode waarin veel veranderingen plaatsvinden en waarin een kind ontwikkelingsopgaven moet gaan volbrengen (Nelis & Van Sark, 2009; Rigter, 2013). Het is een periode waarin een adolescent verlegenheid, geremdheid of sombere gevoelens kan ervaren. Als deze problemen aanhouden en problematisch worden dan kan er sprake zijn van symptomen van sociale angst.

Symptomen van sociale angst kunnen een risico zijn voor het niet volbrengen van de ontwikkelingsopgaven in de vroege adolescentie, zoals de ontwikkeling van emotionele zelfstandigheid, omgaan met eigen leeftijdsgenoten van de eigen en andere sekse en de ontwikkeling van een waardesysteem (Bijstra & Oostra, 2000; Rapee, Schniering, & Hudson, 2009; Rigter, 2013). Daarnaast vergroten symptomen van sociale angst in de vroege

adolescentie de kans op het ontwikkelen van gerelateerde angst- en/of depressieve klachten (Pine, Cohen, Gurley, Brook, & Ma, 1998). Ouders spelen een belangrijke rol in de

ontwikkeling van symptomen van sociale angst (Bögels, Stevens, & Majdandžić, 2010; Brown & Whiteside, 2008; Buehler & Gerard, 2002; Junger, Mesman, & Meeuws, 2003). Het is echter onbekend welke rol ouders spelen in de vroege adolescentie. Bij een positieve ouder-kindrelatie, gekenmerkt door steun van ouders, zal een kind zich beter kunnen ontwikkelen, terwijl bij een negatieve ouder-kindrelatie, gekenmerkt door conflict en dominantie van ouders, een kind zich juist minder goed zal kunnen ontwikkelen (Junger et al., 2003).

Onduidelijk is nog of de ouder-kindrelatie op eenzelfde manier van invloed is voor meisjes en jongens. Onderzoek naar de mogelijk modererende rol van sekse in het verband tussen de relatie met ouders en symptomen van sociale angst is belangrijk, omdat het inzicht geeft in wie de meeste risico’s lopen voor het ervaren van symptomen van sociale angst. Daarom wordt in de huidige studie de samenhang tussen de ouder-kindrelatie en symptomen van sociale angst in de vroege adolescentie onderzocht. Daarnaast wordt gekeken of sekse de samenhang tussen de ouder-kindrelatie en symptomen van sociale angst in de vroege adolescentie verandert en of het verband dan mogelijk meer van invloed is voor meisjes of jongens.

Symptomen van Sociale Angst

Symptomen van sociale angst bestaan uit een duidelijke, aanhoudende en extreme angst voor sociale situaties, zoals het praten in het openbaar voor een grote groep, waarin de angst niet meer realistisch en buitenproportioneel is (Beidel et al., 2007; Ollendick &

(6)

Hirshfeld-Becker, 2002; Rigter 2013). Sociale angst is de meest voorkomende vorm van angsten bij adolescenten en volwassenen (Ollendick & Hirshfeld-Becker, 2002). Het belangrijkste kenmerk van symptomen van sociale angst is de onjuiste interpretatie van een sociale situatie en wordt ook wel een denkfout genoemd (Beck, Rush, & Shaw, 1979). Hiermee wordt bijvoorbeeld bedoeld dat een situatie onterecht als negatief beoordeeld wordt, zoals het denken dat je als minderwaardig beschouwd wordt of dat anderen je afkeuren. Denkfouten kunnen leiden tot een vertekend beeld van een sociale situatie (Ellis, 1962), waardoor symptomen van sociale angst kunnen ontstaan. Met name relaties gekenmerkt door conflict en dominantie, kunnen van invloed zijn op het ontstaan en in standhouden van symptomen van sociale angst (Deković & Buist, 2005). Dit komt doordat bij negatieve relaties met andere mensen een adolescent sociale situaties eerder als negatief kan beoordelen dan bij positieve relaties met andere mensen (Ollendick & Hirshfeld-Becker, 2002). Door negatieve relaties ontstaan dus eerder denkfouten, wat het belangrijkste kenmerk is van symptomen van sociale angst.

De Ouder-kindrelatie en Symptomen van Sociale Angst

Alhoewel veel bestaand onderzoek zich richt op ouderlijke kenmerken (Cobham, Dadds, & Spence, 1999; Rork & Morris, 2009; Siqueland, Kendall, & Steinberg, 1996), is het daarnaast ook zo dat de ouder-kindrelatie samenhangt met wederkerigheid in contact tussen ouder en adolescent (Weisfelt, 1996). Om deze reden wordt in dit onderzoek specifiek gekeken naar de ouder-kindrelatie. De samenhang tussen de ouder-kindrelatie en symptomen van sociale angst is minder onderzocht. Een positieve ouder-kindrelatie wordt vooral

gekenmerkt door steun van ouders, dat wil zeggen dat er sociale- en emotionele ondersteuning geboden wordt (Deković & Buist, 2005). Een negatieve ouder-kindrelatie wordt vooral

gekenmerkt door een hoge mate van conflict en dominantie van ouders en een lage mate van steun van ouders (Deković & Buist, 2005). Bovendien is een hoge mate van conflict,

dominantie en weinig warmte in de ouder-kindrelatie gerelateerd aan het ervaren van minder sociale steun van ouders (Junger et al., 2003). Uit de literatuur blijkt dat er een verband is tussen het ervaren van weinig steun van ouders en het ervaren van meer psychosociale problemen (Junger et al., 2003; Robinson & Garber, 1995). Onveilige gehechtheid, afwijzing en over-controle hangen bijvoorbeeld samen met symptomen van een gegeneraliseerde angststoornis (Hale, Engels, & Meeus, 2006). Deze conclusie is naar voren gekomen uit onderzoek naar de perceptie van adolescenten in de leeftijd van 12 tot en met 19 jaar over het opvoedingsgedrag van hun ouders. Aannemelijk is dat dit verband ook andersom geldt, wat

(7)

betekent dat meer steun van ouders samenhangt met minder psychosociale problemen (Junger et al., 2003). Het is dus bekend dat het ervaren van weinig steun van ouders samenhangt met het ervaren van meer psychosociale problemen, maar er is specifiek over symptomen van sociale angst niet bekend of deze samenhangen met de ouder-kindrelatie.

De Modererende Rol van Sekse

De rol van sekse in de kwaliteit van de ouder-kindrelatie en daarmee samenhangend symptomen van sociale angst is belangrijk omdat het inzicht geeft in wie de meeste risico’s lopen voor het ervaren van symptomen van sociale angst. Uit eerder onderzoek komen verschillende resultaten naar voren over de vraag of meisjes of jongens ‘gevoeliger’ zijn voor steun, conflict en dominantie in de ouder-kindrelatie. In onderzoek over de invloed van de kwaliteit van de ouder-kindrelatie op symptomen van sociale angst onder 144 kinderen in de leeftijd van acht tot en met 12 jaar is geen bewijs gevonden voor het verschil tussen meisjes en jongens, zij ervaarden dezelfde invloed vanuit hun ouders op sociale angst (Bögels et al., 2010). Onderzoek onder 655 kinderen in de leeftijd van negen tot en met 18 jaar bevestigt deze conclusie (Bokhorst, Sumter, & Westenberg, 2009). In ander onderzoek wordt juist benadrukt dat meisjes gevoeliger lijken voor steun van ouders (Helsen, Vollebergh, & Meeus, 2000). Dit sluit aan bij de theorie dat meisjes over het algemeen gevoeliger zijn voor

interpersoonlijke interacties dan jongens en dat meisjes sensitiever zijn voor steun vanuit de omgeving (Hankin & Abramson, 2001). Hierdoor zijn meisjes mogelijk gevoeliger voor de kwaliteit van hun relatie met hun ouders, wat zou kunnen leiden tot een sterkere samenhang met symptomen van sociale angst. Dat wil zeggen dat meisjes bij een positieve ouder-kindrelatie waarschijnlijk minder kans hebben op symptomen van sociale angst dan dat jongens dit hebben, omdat meisjes gevoeliger zijn voor de invloed van ouders. Andersom geldt hetzelfde; als er sprake is van een negatieve ouder-kindrelatie bij meisjes zal er waarschijnlijk meer kans zijn op het ervaren van symptomen van sociale angst dan bij jongens.

Onderzoeksopzet en Hypothesen

In de huidige studie wordt de samenhang tussen de ouder-kindrelatie en symptomen van sociale angst in de vroege adolescentie onderzocht. Daarnaast wordt gekeken of er in deze samenhang mogelijk een sterker verband is voor meisjes of voor jongens. Op basis van de genoemde onderzoeken wordt verwacht dat een positieve ouder-kindrelatie, gekenmerkt door steun, samenhangt met minder symptomen van sociale angst. Bovendien wordt verwacht dat

(8)

een negatieve ouder-kindrelatie, gekenmerkt door conflict en dominantie, samenhangt met meer symptomen van sociale angst. Daarnaast wordt verwacht dat deze verbanden bij meisjes sterker zullen zijn. Dat wil zeggen dat meisjes mogelijk gevoeliger zouden zijn voor zowel een meer positieve als een meer negatieve ouder-kindrelatie en daarmee samenhangend symptomen van sociale angst.

Methode Procedure

De huidige studie betrof een cross-sectioneel onderzoek waarbij verschillende constructen gemeten werden door middel van een vragenlijst. De vragenlijst is goedgekeurd door de ethische commissie van het Research Institute Child Development and Education van de Universiteit van Amsterdam. Adolescenten werden geworven door het benaderen van middelbare scholen in Nederland. De middelbare scholen werden benaderd door gebruik te maken van een informatieve e-mail, waarna een van de onderzoekers na ongeveer vijf werkdagen telefonisch contact opnam met de desbetreffende middelbare school met behulp van een bestaand belprotocol. Nadat een school aangaf graag te willen participeren in het onderzoek werden ouders per e-mail geïnformeerd door docenten. Ouders gaven passieve toestemming voor deelname aan het onderzoek voor hun kind. Voor de dataverzameling werd een afspraak ingepland door de onderzoekscoördinator. Een van de onderzoekers bezocht de middelbare school op een afgesproken datum en tijd om de vragenlijst bij de adolescenten af te nemen. Bij een van de participerende scholen is de afname gedaan door docenten van de middelbare school. De afname van de vragenlijst gebeurde per klas in een klaslokaal van de middelbare school. De instructie voor het afnemen van de vragenlijst was gestructureerd middels een protocol. Gedurende de afname van de vragenlijst was er ook een docent van de desbetreffende school aanwezig. De afname van de vragenlijst duurde ongeveer 45 minuten en kon binnen een lesuur worden afgenomen. De vragenlijst is op papier afgenomen. Aan alle adolescenten is kenbaar gemaakt dat de gegevens vertrouwelijk verwerkt zouden worden.

Participanten

De participanten waren adolescenten uit de eerste, tweede en derde klas van het

voortgezet onderwijs. In totaal hebben drie middelbare scholen meegedaan aan het onderzoek. Er waren 130 (42.9%) adolescenten welke het Voortgezet Middelbaar Beroepsonderwijs (VMBO) volgden, 74 (24.4%) adolescenten welke het Hoger Algemeen Voortgezet Onderwijs (HAVO) volgden en 99 (32.7%) adolescenten welke het Voorbereidend

(9)

Wetenschappelijk Onderwijs (VWO) volgden. In totaal hebben 305 adolescenten de vragenlijst ingevuld. Tot de steekproef behoorden 148 (53.2%) meisjes en 130 (46.8%) jongens. De gemiddelde leeftijd van de participanten was M = 13.6 jaar (SD = .90; spreiding 11 - 16). De huidige gezinssamenstelling bestond bij de meeste adolescenten uit twee-ouder gezinnen (78.1%). De meeste adolescenten hebben de Nederlandse achtergrond (70.2%). Niet alle participanten hebben alle algemene vragen ingevuld, waardoor er een aantal missings zijn.

Materialen

Sociale angst. Om symptomen van sociale angst te meten is gebruik gemaakt van de Nederlandse vertaling van de Screen for Child Anxiety Related Disorders (SCARED) vragenlijst (Birmaher et al., 1997). De SCARED is een zelfrapportage vragenlijst. In huidig onderzoek is de Social Phobia subschaal gebruikt welke bestaat uit zeven items. Daarnaast zijn er twee items uit de Generelized Anxiety subschaal gebruikt. Deze items zijn toegevoegd aangezien deze gerelateerd zijn aan situaties waarin sociale angst voor kan komen. Op elk van de negen items konden de adolescenten reageren door middel van drie

antwoordmogelijkheden, namelijk 1 niet waar, 2 soms waar en 3 vaak waar. Er werd aan adolescenten gevraagd in welke mate bepaalde stellingen bij ze pasten. De stellingen hadden betrekking op sociale situaties, zoals ‘Ik ben niet graag bij mensen die ik niet goed ken’ of ‘Ik voel me zenuwachtig als ik iets moet doen terwijl andere kinderen of volwassenen naar me kijken (bijvoorbeeld: bij hardop lezen, een spreekbeurt, een spel of een sport)’. Uit

verschillende studies is gebleken dat de SCARED een betrouwbaar en valide meetinstrument is (Birmaher et al., 1999; Hale, Raaijmakers, Muris, & Meeus, 2005). De huidige studie laat een hoge mate van interne consistentie zien (α = .87). De twee items van de subschaal gegeneraliseerde angst hangen ook significant samen met de overige items van de subschaal sociale angst.

De ouder-kindrelatie. Om de ouder-kindrelatie te beoordelen is gebruik gemaakt van de Nederlandse vertaling van de Network Relationships Inventory (NRI) vragenlijst (Furman & Buhrmester, 1985). Op elk van de 20 items konden de adolescenten reageren op een

vijfpunt Likertschaal variërend van 1 weinig of niet tot 5 meer kan niet. De items zijn onder te verdelen in 3 subschalen, namelijk steun, conflict en dominantie. Er werd aan adolescenten gevraagd in welke mate bepaalde stellingen bij ze pasten. De stellingen hadden betrekking op de relatie met beide ouders, zoals ‘Ergeren jij en je ouders je aan elkaar en worden jullie boos

(10)

op elkaar?’ of ‘Hoe zeker ben je ervan dat de relatie met je ouders zal blijven bestaan, wat er ook gebeurt?’. Eerder onderzoek heeft aangetoond dat er steun gevonden is voor de

betrouwbaarheid en validiteit van de NRI (Furman, 1996). De interne consistentie werd in deze huidige studie voldoende bevonden (α = .73). Ook de afzonderlijke subschalen steun (α = .73), conflict (α = .91) en dominantie (α = .81) lieten een voldoende of hoge mate van interne consistentie zien.

Resultaten

Alvorens de data werden geanalyseerd, is met het programma G-Power een poweranalyse uitgevoerd om een inschatting te maken van de benodigde grootte van de steekproef. Deze poweranalyse toonde dat er 270 participanten nodig waren om een power van .80 te halen bij een linear bivariate regression (t-tests).In de huidige studie werd dit aantal bereikt, waardoor er betrouwbare uitspraken gedaan konden worden over de resultaten.

Beschrijvende Analyses

Uit de beschrijvende analyses bleek dat het gemiddelde algemene niveau van symptomen van sociale angst in totaal .71 was. Het gemiddelde algemene niveau van de ouder-kindrelatie was 3.34 (steun), 1.20 (conflict) en 2.63 (dominantie). Adolescenten ervaarden gemiddeld het meeste steun en het minste conflict in relatie tot hun ouders. Daarnaast werd een onafhankelijke t-toets uitgevoerd om verschillen in gemiddelden tussen groepen, in dit geval meisjes en jongens, te bekijken. Uit deze toets bleek dat er een

significant verschil gevonden werd in symptomen van sociale angst tussen meisjes en jongens (F(225) = 2.903, p = .001). Meisjes rapporteerden meer symptomen van sociale angst dan jongens. Er werden geen significante verschillen gevonden in steun (F(238) = .119, p = .13), conflict (F(246) = .029, p = 5.18) en dominantie (F(247) = 2.47, t = - .26, p = .979) van ouders tussen meisjes en jongens. Meisjes en jongens rapporteerden een even hoge mate van steun, conflict en dominantie van hun ouders. In Tabel 1 worden de verschillen tussen

gemiddelden en standaarddeviaties voor meisjes en jongens in de huidige studie weergegeven. Het aantal participanten (N) verschilt per subschaal door een aantal missings.

Pearson’s Correlatietoets

Om te onderzoeken of variabelen in de huidige studie met elkaar samenhingen is er gebruik gemaakt van de Pearson’s correlatietoets. Uit deze correlatietoets bleek dat

(11)

wat betekent dat wanneer er meer symptomen van sociale angst waren gerapporteerd er sprake was van meer conflict en meer dominantie van ouders. Ook is gebleken dat steun van ouders negatief samenhing met conflict van ouders; wanneer er meer steun gerapporteerd werd, was er sprake van minder conflict van ouders. Steun van ouders hing positief samen met dominantie, wat betekent dat wanneer er meer steun gerapporteerd werd er meer dominantie van ouders was gerapporteerd. Conflict van ouders hing positief samen met symptomen van sociale angst, steun en dominantie van ouders, wat betekent dat wanneer er meer conflict van ouders was gerapporteerd er sprake was van meer symptomen van sociale angst, meer steun en meer dominantie van ouders. Tenslotte hing dominantie van ouders ook positief samen met symptomen van sociale angst, steun en conflict van ouders, wat betekent dat wanneer er meer dominantie van ouders gerapporteerd was, er sprake was van meer symptomen van sociale angst, meer steun en meer conflict van ouders. In Tabel 2 zijn de uitkomsten van de Pearson’s correlatietoets weergegeven.

Regressieanalyses

Om te onderzoeken of symptomen van sociale angst samenhingen met steun, conflict en dominantie van ouders werden er hiërarchische regressieanalyses uitgevoerd. Uit de regressieanalyses bleek dat steun, conflict en dominantie van ouders gezamenlijk significant voorspellend waren voor symptomen van sociale angst (F(4, 187) = 6.180, p < .001). De verklaarde variantie van steun, conflict en dominantie van ouders voor symptomen van sociale angst was gezamenlijk 11.7% (zie Tabel 3).

Uit de regressieanalyse bleek dat steun van ouders voorspellend was voor symptomen van sociale angst (β = - .195, t = -2.333, p = .021). Steun van ouders hing negatief samen met symptomen van sociale angst, wat betekent dat wanneer een adolescent meer steun van zijn of haar ouders ervaarde er minder symptomen van sociale angst waren gerapporteerd. Verder bleek uit de regressieanalyse dat conflict van ouders niet significant voorspellend was voor symptomen van sociale angst (β = .027, t = .637, p = .525), maar dominantie van ouders was wel significant voorspellend voor symptomen van sociale angst (β = .109, t = 2.134, p = .034). Dominantie van ouders hing positief samen met symptomen van sociale angst, wat betekent dat wanneer een adolescent meer dominantie van zijn of haar ouders ervaarde er meer symptomen van sociale angst waren gerapporteerd.

Om te toetsen of er een moderatie verband voor meisjes of voor jongens was, werd het verband van de interactie op de afhankelijke variabele in het regressiemodel geschat. Uit de regressieanalyse bleek dat er geen voorspellend verband van de interactie voor meisjes of

(12)

voor jongens was bij steun, conflict en dominantie van ouders en symptomen van sociale angst. Dit betekent dat meisjes en jongens even gevoelig waren voor steun, conflict en dominantie van hun ouders en de invloed hiervan op de mate waarin zij symptomen van sociale angst ervaarden. In Tabel 3 is de hiërarchische regressieanalyse weergegeven.

Discussie

In de huidige studie is de samenhang tussen de ouder-kindrelatie en symptomen van sociale angst in de vroege adolescentie onderzocht. Eveneens is onderzocht of de samenhang tussen de ouder-kindrelatie en symptomen van sociale angst sterker waren voor meisjes of voor jongens. Als er gekeken wordt naar de ervaren steun, conflict en dominantie van ouders dan blijkt dat wanneer jongeren meer steun van hun ouders rapporteerden, zij minder

symptomen van sociale angst rapporteerden. Bij conflict van ouders werden niet meer of minder symptomen van sociale angst gerapporteerd. Echter wanneer jongeren meer dominantie van hun ouders rapporteerden, rapporteerden zij meer symptomen van sociale angst. Er is geen sterker verband gevonden tussen de ouder-kindrelatie en symptomen van sociale angst voor meisjes of voor jongens.

De verwachting in de huidige studie was dat een positieve ouder-kindrelatie samen zou hangen met minder symptomen van sociale angst. Deze hypothese werd in dit onderzoek bevestigd. Daarmee sluiten de huidige resultaten aan bij eerder onderzoek, waaruit al naar voren kwam dat meer steun van ouders samenhangt met minder psychosociale problemen (Junger et al., 2003). Een mogelijke verklaring hiervoor zou kunnen zijn dat steun van ouders bestaat uit het bieden van sociale- en emotionele ondersteuning aan de adolescent, waardoor een adolescent minder snel een sociale situatie onjuist als negatief zal interpreteren (Deković & Buist, 2005; Ollendick & Hirshfeld-Becker, 2002). Door de positieve ouder-kindrelatie zal er minder snel een denkfout ontstaan, wat het belangrijkste kenmerk is van symptomen van sociale angst (Beck et al., 1979).

Bovendien werd verwacht dat een meer negatieve ouder-kindrelatie samen zou hangen met meer symptomen van sociale angst. In de huidige studie werd een negatieve

ouder-kindrelatie geoperationaliseerd als een relatie waarbinnen jongeren veel conflict ervaren met hun ouders en hun ouders als dominant zien in de relatie. Tegen de verwachting in hing alleen dominantie van ouders samen met meer symptomen van sociale angst. Een mogelijke

verklaring voor dit onverwachte resultaat zou kunnen zijn dat dominantie van ouders in de vroege adolescentie samenhangt met psychologische controle van ouders (De Goede, Branje, & Meeus, 2009), iets waarvan bekend is dat het samenhangt met hogere niveaus van

(13)

internaliserende problematiek (Barber, Stolz, Olsen, Collins, & Burchinal, 2005). Een (lichte) verhoging van conflict van ouders in de adolescentie is echter normaal (Collins & Laursen, 2004), en om deze reden is er mogelijk geen samenhang gevonden voor conflict van ouders en symptomen van sociale angst.

Tenslotte werd verwacht dat meisjes gevoeliger zouden zijn voor steun, conflict en dominantie van ouders en daarmee samenhangend symptomen van sociale angst. Deze

hypothese is tegen de verwachting in niet bevestigd; geslacht had geen invloed op het verband tussen de ouder-kindrelatie en symptomen van sociale angst. Dit resultaat staat in contrast met resultaten uit eerder onderzoek (Hankin & Abramson, 2001; Helsen et al., 2000), die lieten zien dat meisjes over het algemeen gevoeliger zijn voor interpersoonlijke interacties dan jongens en dat meisjes sensitiever zijn voor steun vanuit de omgeving. Echter is in ander onderzoek ook gevonden dat er geen modererende rol van sekse is op het verband tussen de kwaliteit van de ouder-kindrelatie en symptomen van sociale angst (Bögels et al., 2010; Bokhorst et al., 2009). Een mogelijke verklaring voor deze tegenstrijdige resultaten kan zijn dat er simpelweg geen sterk bewijs is voor de moderatie van sekse. In eerdere onderzoeken, inclusief de huidige studie, is immers geen verschil gevonden. Daarnaast blijkt uit de

resultaten van de huidige studie dat adolescenten relatief weinig symptomen van sociale angst ervaren. Ook ervaren de adolescenten het meeste steun van hun ouders vergeleken met

conflict en dominantie van hun ouders. Uit de huidige studie blijkt dat het over het algemeen goed gaat met de adolescenten uit de steekproef.

Beperkingen en Sterktes

Opvallend aan de huidige steekproef is dat drie middelbare scholen uit dezelfde regio (omgeving Amsterdam) mee hebben gedaan aan het onderzoek. Het is onbekend welk

vertekend beeld dit mogelijk heeft opgeleverd. Wat betreft de generaliseerbaarheid kunnen er daarom geen gedegen uitspraken gedaan worden, aangezien de steekproef niet representatief is voor alle jonge adolescenten in Nederland. Daarnaast kunnen op basis van de resultaten uit de huidige steekproef geen uitspraken gedaan worden over klinische relevante

sociale-angstproblematiek. Verder is in de huidige studie de ouder-kindrelatie geoperationaliseerd als steun, conflict en dominantie van ouders. De ouder-kindrelatie bestaat echter uit nog veel meer factoren, zoals hechting, warmte en acceptatie (van Beest & Baerveldt, 1999). In de huidige studie is niet gecontroleerd voor deze andere factoren die mogelijk wel van invloed zijn op de ouder-kindrelatie. Als er wel gecontroleerd zou zijn op andere factoren die van invloed zijn op de ouder-kindrelatie, dan zouden de resultaten wellicht anders zijn. Of conflict

(14)

en dominantie bijvoorbeeld een negatieve rol spelen in de ontwikkeling van symptomen van sociale angst hangt af van de algemene kwaliteit van de ouder-kindrelatie. De algemene kwaliteit van de ouder-kindrelatie bestaat echter uit meerdere factoren die in de huidige studie niet zijn gemeten.

Naast de verscheidene beperkingen kent de huidige studie ook diverse sterktes. Zo is uit de steekproef gebleken dat alle schoolniveaus (VMBO, HAVO en VWO) in voldoende mate gerepresenteerd zijn in de huidige studie. De huidige steekproef is daardoor een goede afspiegeling van de verschillende leerniveaus op reguliere middelbare scholen in Nederland. Daarnaast is uit factoranalyses gebleken dat er een voldoende tot hoge interne consistentie is bij de subschalen steun, conflict en dominantie van ouders, wat betekent dat de afzonderlijke items hetzelfde meten. Verder is gebleken dat de gewenste power in de huidige studie bereikt is, waardoor er betrouwbare uitspraken gedaan kunnen worden over de resultaten. Ook zijn symptomen van sociale angst dimensioneel gemeten, waardoor aangeduid kan worden dat adolescenten in meer of mindere mate symptomen van sociale angst ervaren in plaats van dat ze wel of niet symptomen van sociale angst ervaren. De voordelen van dimensioneel meten zijn dat er meer behoud van informatie, een grotere betrouwbaarheid en een hogere validiteit van de concepten is (Grietens, 2014).

Implicaties voor Toekomstig Onderzoek

Een aanbeveling voor toekomstig onderzoek is om de huidige studie te herhalen met een steekproef die representatief is voor jonge adolescenten in Nederland. Om dit te kunnen bewerkstelligen zullen er scholen uit verschillende regio’s moeten participeren in het onderzoek. Aangezien in de huidige studie gekeken is naar de vroege adolescentie, is het interessant om een longitudinale studie uit te voeren om inzicht te krijgen in hoe adolescenten steun, conflict en dominantie van ouders over de tijd heen ervaren en hoe dit ontwikkelt in samenhang met symptomen van sociale angst. Als symptomen van sociale angst dimensioneel gemeten worden, kan in longitudinaal onderzoek preciezer gekeken worden naar de mate waarin symptomen van sociale angst af- of toenemen bij een af- of toename van steun, conflict en dominantie van ouders. Daarop aansluitend is een aanbeveling voor toekomstig onderzoek om te analyseren of het ervaren van symptomen van sociale angst voorspellend is voor de steun, conflict en dominantie die adolescenten ervaren van hun ouders. In

longitudinaal onderzoek wordt dit zichtbaar, want er kan gekeken worden naar de richting van het genoemde effect, dat wil zeggen dat niet alleen zichtbaar wordt of een relatie gekenmerkt door steun, conflict of dominantie van ouders leidt tot symptomen van sociale angst, maar ook

(15)

andersom. Er wordt verwacht dat wanneer bij een adolescent symptomen van sociale angst aanwezig zijn hij of zij de relatie met ouders als negatiever zal ervaren, met hogere niveaus van conflict en dominantie van ouders. Tenslotte is in de huidige studie de rol van

leeftijdsgenoten niet meegenomen, terwijl zij wel een steeds belangrijkere rol gaan spelen in het leven van adolescenten naarmate zij ouder worden (La Greca & Harrison, 2005). Om deze reden is het wellicht interessant om te controleren voor de invloed van leeftijdsgenoten in de samenhang tussen de ouder-kindrelatie en symptomen van sociale angst. Er wordt verwacht dat leeftijdsgenoten in de vroege adolescentie nog een kleine rol spelen in symptomen van sociale angst, maar dat naarmate adolescenten ouder worden leeftijdsgenoten een grotere rol zullen gaan spelen in symptomen van sociale angst (La Greca & Harrison, 2005).

Het belangrijkste resultaat uit dit onderzoek is dat wanneer adolescenten, zowel meisjes als jongens, in de relatie met hun ouders veel steun en weinig dominantie ervaren het niveau van sociale angst significant lager is. Hierdoor wordt het voor adolescenten

waarschijnlijk gemakkelijker om de ontwikkelingsopgaven behorend bij de vroege

adolescente te voltooien (Rigter, 2013) en is er een verminderde kans op het ontwikkelen van gerelateerde angst- en/of depressieve klachten (Pine et al., 1998).

(16)

Referenties

Barber, B. K., Stolz, H. E., Olsen, J. A., Collins, W. A., & Burchinal, M. (2005). Parental support, psychological control, and behavioral control: Assessing relevance across time, culture, and method. Monographs of the Society for Research in Child Development, 70(4), 1936-2011.

Beck, A. T., Rush, A. J., & Shaw, B. F. (1979). Cognitive therapy of depression. New York: The Guilford Press.

Beidel, D. C., Turner, S. M., Young, B. J., Ammerman, R. T., Sallee, F. R., & Crosby, L. (2007). Psychopathology of adolescent social phobia. Journal of Psychopathology and Behavioral Assessment, 29, 46-53. doi:10.1007/s10862-006-9021-1

Birmaher, B., Brent, D. A., Chiappetta, L., Bridge, J., Monga, S., & Baugher, M. (1999). Psychometric properties of the Screen for Child Anxiety Related Emotional Disorders (SCARED): A replication study. Journal of the American Academy of Child &

Adolescent Psychiatry, 38(10), 1230-1236. doi:10.1097/00004583-199910000-00011 Birmaher, B., Khetarpal, S., Brent, D., Cully, M., Balach, L., Kaufman, J. … & McKenzie, S.

(1997). The Screen for Child Anxiety Related Emotional Disorders (SCARED): Scale construction and psychometric characteristics. Journal of the American Academy of Child & Adolescent Psychiatry, 36(4), 545-553.

doi:https://doi.org/10.1097/00004583-199704000-00018

Bijstra, J. O., & Oostra, L. (2000). Sociale vaardigheid van adolescenten in kaart gebracht. Kind en Adolescent, 21(4), 166-171. doi:10.1007/BF03060781

Bögels, S., Stevens, J., & Majdandžić, M. (2010). Parenting and social anxiety: Fathers’ versus mothers’ influence on their children’s anxiety in ambiguous social situations. The Journal of Child Psychology and Psychiatry, 52(5), 599-606.

doi:10.1111/j.1469-7610.2010.02345.x

Bokhorst, C. L., Sumter, S. R., & Westenberg, P. M. (2009). Social support from parents, friends, classmates, and teachers in children and adolescents aged 9 to 18 years: Who is perceived as most supportive? Journal of Social Development, 19(2), 417-426. doi:10.1111/j.1467-9507.2009.00540.x

Brown, A. M., & Whiteside, S. P. (2008). Relations among perceived parental rearing behaviors, attachment style, and worry in anxious children. Journal of Anxiety Disorders, 22(2), 263-272. doi:http://dx.doi.org/10.1016/j.janxdis.2007.02.002

Buehler, C., & Gerard, J. M. (2002). Marital conflict, ineffective parenting, and children’s and adolescent’s maladjustment. Journal of Marriage and Family, 64, 78-92.

(17)

Cobham, V. E., Dadds, M. R., & Spence, S. H. (1999). Anxious children and their parents: What do they expect? Journal of Clinical Child Psychology, 28(2).

doi:10.1207/s15374424jccp2802_9

Collins, W. A., & Laursen, B. (2004). Parent-adolescent relationships and influences. In R. M. Lerner & L. Steinberg (Eds.), Handbook of adolescent psychology (331-361).

Hoboken, NJ: Wiley.

Crone, E. (2008). Het puberende brein. Over de ontwikkeling van de hersenen in de unieke periode van de adolescentie. Amsterdam: Uitgeverij Prometheus.

De Goede, I. H. A., Branje, S. J. T., & Meeus, H. J. (2009). Developmental changes in adolescents’ perceptions of relationships with their parents. Journal of Youth and Adolescence, 38(1), 75-88. doi:10.1007/s10964-008-9286-7

Deković, M., & Buist, K. L. (2005). Multiple perspectives within the family: Family relationship patterns. Journal of Family Issues, 26, 467-490.

doi:10.1177/0192513X04272617

Ellis, A. (1962). Reason and emotion in psychotherapy. Secaucus, NJ: Citadel Press.

Furman, W. (1996). The measurement of children and adolescents’ perceptions of friendships: Conceptual and methodological issues. In W. M. Bukowski, A. F. Newcomb, & W. W. Hartup (Eds.), The company they keep: Friendships in childhood and adolescence (41–65). New York, NY: Cambridge University Press.

Furman, W., & Buhrmester, D. (1985). Children’s perception of the personal relationships in their social networks. Developmental Psychology, 21, 10-16.

doi:http://dx.doi.org/10.1037/0012-1649.21.6.1016

Furman, W., & Buhrmester, D. (1992). Age and sex differences in perceptions of networks of personal relationships. Child Development, 63(1), 103-115.

doi:10.1111/j.1467-8624.1992.tb03599.x

Grietens, H. (2014). Assessment van psychopathologie: Categorisch of dimensioneel? In P. Prins, & C. Braet (Eds.), Handboek klinische ontwikkelingspsychologie (211-230). Houten: Bohn Stafleu van Loghum.

Hale, W. W., Engels, R., & Meeus, W. (2006). Adolescent’s perceptions of parenting

behaviours and its relationship to adolescent Generalized Anxiety Disorder symptoms. Journal of Adolescence, 29(3), 407-417.

doi:http://doi.org/10.1016/j.adolescence.2005.08.002

(18)

properties of the Screen for Child Anxiety Related Emotional Disorders (SCARED) in the general adolescent population. Journal of the American Academy of Child & Adolescent Psychiatry, 44(3), 283-290. doi:10.1097/00004583-200503000-00013 Hankin, B. L., & Abramson, L. Y. (2001). Development of gender differences in depression:

An elaborated cognitive vulnerability transactional stress theory. Psychological Bulletin, 127(6), 773-796. doi:http://dx.doi.org/10.1037/0033-2909.127.6.773 Helsen, M., Vollebergh, W., & Meeus, W. (2000). Social support from parents and friends

and emotional problems in adolescence. Journal of Youth and Adolescence, 29(3), 319–335. doi:10.1023/A:1005147708827

Junger, M., Mesman, J., & Meeus, W. (2003). Psychosociale problemen bij adolescenten. Assen: Uitgeverij en drukkerij Koninklijke Van Gorcum.

La Greca, A. M., & Harrison, H. M. (2005). Adolescent peer relations, friendships, and romantic relationships: Do they predict social anxiety and depression. Journal of Chilinical Child & Adolesccent Psychology, 34(1), 49-61.

doi:10.1207/s15374424jccp3401_5

La Greca, A. M., & Lopez, N. (1998). Social Anxiety among adolescents: Linkages with peer relations and friendships. Journal of Abnormal Child Psychology, 26(2), 83-94. doi:10.1023/A:1022684520514

Nelis, H., & Van Sark, Y. (2009). Puberbrein binnenstebuiten. Wat beweegt jongeren van 10 tot 25 jaar? Utrecht/Antwerpen: Kosmos Uitgevers B.V.

Ollendick, T. H., & Hirshfeld-Becker, D. R. (2002). The developmental psychopathology of social anxiety disorder. Biological Psychiatry, 51, 44-58.

doi:http://dx.doi.org/10.1016/S0006-3223(01)01305-1

Pine, D. S., Cohen, P., Gurley, D., Brook, J., & Ma, Y. (1998). The risk for early-adulthood anxiety and depressive disorders in adolescents with anxiety and depressive disorders. Archives of General Psychiatry, 55, 56-64. doi:10.1001/archpsyc.55.1.56

Ranta, K., Kaltiala-Heino, R., Koivisto, M., Tuomisto, M. T., Pelkonen, M., & Marttunen, M. (2007). Age and gender differences in social anxiety symptoms during adolescence: The Social Phobia Inventory (SPIN) as a measure. Psychiatry Research, 153(3), 261-270. doi:http://dx.doi.org/10.1016/j.psychres.2006.12.006

Rapee, R. M., Schniering, C. A., & Hudson, J. L. (2009). Anxiety disorders during childhood and adolescence: Origins and treatment. Annual Review of Clinical Psychology, 5, 311-345. doi:10.1146/annurev.clinpsy.032408.153628

(19)

Rigter, J. (2013). Handboek ontwikkelingspsychopathologie bij kinderen en jeugdigen. Bussum: Uitgeverij Coutinho.

Robinson, N. S., & Garber, J. (1995). Social support and psychopathology across the life span. Developmental psychopathology, 2, 162-209.

Rork, K. E., & Morris, T. L. (2009). Influence of parenting factors on childhood social anxiety: Direct observation of parental warmt hand control. Child & Family Behavior Therapy, 31, 220-235. doi:10.1080/07317100903099274

Siqueland, L., Kendall, P. C., & Steinberg, L. (1996). Anxiety in children: Perceived family environments and observed famliy interaction. Journal of Clinical Child Psychology, 25(2), 225-237. doi:10.1207/s15374424jccp2502_12

Van Beest, M., & Baerveldt, C. (1999). The relationship between adolescents’ social support from parents and from peers. Child & Adolescent Psychology, 34(133).

Weisfelt, P. (1996). Nestgeuren. Over de betekenis van de ouder-kind relatie in een mensenleven. Soest: Uitgeverij Nelissen.

(20)

Tabel 1

Overzicht aantal Participanten, Gemiddelden en Standaarddeviaties per Schaal

Totaal Meisjes Jongens

N M SD n M SD n M SD

Sociale angst 245 .71 .49 127 .81 .50 100 .59 .45

Steun 263 3.34 .51 124 3.40 .46 116 3.31 .51

Conflict 272 1.20 .97 133 1.18 .99 115 1.27 .97 Dominantie 272 2.63 .71 133 2.63 .76 116 2.64 .66 Notitie. N = aantal participanten, M = gemiddelde, SD = standaarddeviatie.

(21)

Tabel 2 Pearson’s Correlatietoets Variabele 1 2 3 4 Sociale angst - - - - Steun -.13 - - - Conflict .15* -.45** - - Dominantie .16* .16** .26** -

(22)

Tabel 3

Hiërarchische Regressieanalyse

Model 1 Model 2 Model 3

Voorspeller Β Β Β Intercept .81** 1.15** 1.10** Geslacht -.23** -.24** -.22** Steun -.20* -.18* Conflict .027 .025 Dominantie .11* .11* Steun x Geslacht -.32 Conflict x Geslacht -.05 Dominantie x Geslacht .05 R² .052 .117 .134

Referenties

GERELATEERDE DOCUMENTEN

This section derives the pricing equation for (and then values) a credit default swap, which will then be modified to price a weather derivative based on a specific event..

Even though the difference between the two methods is this small, it is able to change the results of the lasso estimator with regards to the ridge regression quite drastically,

Since the delay of the input signal is only an integer delay, a more accurate adjustment of the delay of the input signal times the input signal to the feedback signal with

CONCLUSIONS The adhesion of RFL-coated fibres to two different industrial rubber compounds with peroxide and sulphur curing systems have been investigated with SPAF and lap

No

However, SVM rank- ing modelling social behaviours as a group and consider- ing relative differences resulted in the best performance compared to the individual classification

Firms can implement three different business models oriented to use wastes in their production processes: i) input replacement; ii) co-products generation; and iii) new products

In short, chapter 2 investigated how teachers’ characteristics—in particular their perceptions of bullying—were related to the number of self-reported victims in their