Uitwerkingen Meetkunde MULO-B 1955 Openbaar.
Opgave 1.
5 sin sin 0,8000338335 CD CD A AC AC A 6, 249735687 6, 2. 5 tan tan 1,333489987 CD CD A AD AD A 3,749559462BD10 3, 749559462 6, 250440538. 2 2 2 2 6, 2504405382 52 BD CD BC BC 2 64, 06800692 8, 004249304 8, 0 BC BC . o o 5 tan 38,65783831 39 6, 250440538 CD B B BD Opgave 2.
Omdat de raaklijnen CE en BE gelijk zijn en loodrecht staan op respectievelijk CM en BM is BECM een vlieger. Hetzelfde geldt voor ADCM.
1 2 ( boog ) AC BC AB EM BC DM ME DM AC
Omdat ADCM een vlieger is met DAM 90o
en
o
90
DCM
is ADCM een koordenvierhoek en geldt bijvoorbeeld MAC MDC.
Omdat ook geldt ACB DME geldt DEM ABC, dus DE AB ME BC: : (1)
Ook geldt MCE MBE90o BECM is een
koordenvierhoek, waardoor geldt CEM ABC.
Omdat ook geldt MCE CFB90o zijn de driehoeken CME en FCB gelijkvormig.
Uit CMEFCB volgt CM CF: ME BC: (2)
Opgave 3.
Met de gegevens kunnen we eenvoudig ABD construeren. Omdat ABCD een koordenvierhoek is geldt
o o o o
180 180 108 72
DCB BAD
.
Van BCD weten we dus de basis (BD) en tophoek C. Construeer nu BDM met
o
144
BMD
en DBM BDM 18o
. Punt C ligt nu op een cirkel door B en D met M als middelpunt. Bovendien ligt C op de lijn door A en het midden van BD.