• No results found

Peer leaders en het ontstaan van groepsaffect in sport

N/A
N/A
Protected

Academic year: 2021

Share "Peer leaders en het ontstaan van groepsaffect in sport"

Copied!
42
0
0

Bezig met laden.... (Bekijk nu de volledige tekst)

Hele tekst

(1)

Kopregel: PEER LEADERS EN GROEPSAFFECT IN SPORT 1

Peer leaders en het ontstaan van groepsaffect in sport

Maarten Snethlage 
 Universiteit van Amsterdam 
 Masterscriptie Sociale Psychologie UvA supervisor: Dr. Svenja A. Wolf

(2)

Auteur: M. F. C. Snethlage Studentennummer: 10713441


Inhoud: Masterscriptie Sociale Psychologie Thema: Groepsaffect vorming bij sportteams

UvA supervisor: Dr. Svenja A. Wolf 
 Nieuwe Achtergracht 129 1001 NK Amsterdam Nederland

Tweede beoordelaar: Dr. Frenk van Harreveld 
 Nieuwe Achtergracht 129 1001 NK Amsterdam Nederland Amsterdam, juli 2017

Contact informatie

Maarten Snethlage maartensnethlage@gmail.com +31 6 19 31 26 76

Thuis adres


Hasebroekstraat 5-II


(3)

PEER LEADERS EN GROEPSAFFECT IN SPORT 3 Voorwoord

In 2009 beleefde ik als jeugdige hockeyspeler een moeilijk seizoen. Ik had destijds een coach die veel negativiteit uitstraalde en die hard schreeuwde langs de zijlijn en ik was mijn plezier en talent in het hockeyen even helemaal kwijt. Inmiddels straal ik als aanvoerder van mijn hockeyteam en-thousiasme en positiviteit uit naar mijn teamgenoten, het liefste zowel binnen en buiten het veld. Bij aanvang van dit onderzoek was ik benieuwd of er een relatie bestaat tussen hoe positief of negatief een teamleider zich voelt en hoe de rest van het team zich voelt.

Dit onderzoek is als onderdeel van de Master Sociale Psychologie aan de Universiteit van Amsterdam uitgevoerd. Deze studie onderzoekt de relatie tussen het affect van peer leaders en de ontwikkeling van groepsaffect binnen sportteams tijdens- en rondom een sportwedstrijd. Het doel van dit onderzoek is om beter te begrijpen hoe groepsaffect ontstaat in sportteams zodat sportinstel-lingen, trainers en coaches hier beter op kunnen inspelen. Hiervoor is onderzocht of het affect van peer leaders het groepsaffect tijdens- en rondom het verloop van een sportwedstrijd kan voorspel-len. De gegevens van het onderzoek zijn verkregen door het afnemen van een aantal vragenlijsten op verschillende momenten tijdens een wedstrijddag bij verschillende Dames volleybal teams in Nederland.

Ik wil graag mijn begeleidster Svenja Wolf bedanken voor haar toegewijde en enthousiaste samenwerking, en voor alle steun en positieve feedback die zij mij geboden heeft tijdens dit onder-zoek. Mede dankzij haar heb geleerd om met plezier aan een onderzoek te werken. Daarnaast wil ik graag Prof. Michel ter Hark bedanken voor de kritische noten die hij aan mij heeft teruggeven om de formulering van mijn thesis kracht bij te brengen.

(4)

Abstract

Although previous research has found the importance of a group affect in work- and sport settings, researches have not yet come up with evidence concerning the possible predictors of the develop-ment of group affect in sports. However, it is not unlikely, that team leaders have a potential influ-ence on the development of group affect. In this study, it is investigated whether the affect of peer leaders predicts the development of group affect in sports. A distinction is made between task and motivational peer leaders. Task peer leaders mainly focus on task aimed successes within a group, whereas expressive peer leaders tend to motivate and strive for harmony within the team (Price & Weiss, 2011).

Dutch female volleybal teams were asked to complete a questionnaire during a sportmatch. The results of this study show that the peer leaders’ affect, and especially the motivational part, does in-deed predict group affect in a sportmatch, and that group affect becomes stronger over the course of a game. As soon as a game is finished, however, the results show that the teamaffect and predicted relationship reduces. It can be concluded that it is very important for a team’s wellbeing during a game to make sure the peer leaders are feeling positive. Overall, the results offer testable propositi-ons regarding peer leaders and group affect development in a sport context. Moreover, several best practices are formulated of which teams may profit in order to attain optimal team- functioning and performance.

(5)

PEER LEADERS EN GROEPSAFFECT IN SPORT 5 Peer leaders en het ontstaan van groepsaffect in sport

Introduction

In de wetenschappelijke literatuur over sportpsychologie wordt het begrip affect (letterlijk: ‘aandoening’) gebruikt als een overkoepelende term voor een brede schaal van gevoelens die een individu kan ervaren. Affect heeft een gradatie en staat voor het subjectieve gevoel van positiviteit of negativiteit dat ontstaat als reactie op een bepaalde ervaring die vaak ook een expressieve com-ponent bevat (Barsade & Gibson, 2007). Volgens Barsade en Gibson (2007) kunnen affectieve cessen motivatie ondersteunen en kunnen ze tevens bepalen hoe wij ons gedragen. Affectieve pro-cessen kunnen namelijk onze keuzes aansturen en dat maakt het voor leidinggevende partijen inte-ressant om hier op een goede manier mee om te gaan (Barsade & Gibson, 2007). In eerste eerst in-stantie is affect vastgesteld op individueel niveau. George (1990) toonde daarnaast met zijn empiri-sche onderzoek aan dat affect ook op een collectief niveau, ook wel groepsaffect genoemd, kan be-staan. Recentelijk is veel empirisch bewijs gevonden dat groepsaffect een grote invloed kan hebben op het functioneren van een groep of team. Ook binnen sport blijkt groepsaffect te bestaan (Totter-dell, 2000). Ondanks de positieve- en negatieve effecten die groepsaffect kan hebben op een sport-team is maar weinig bekend over welke oorzaken bijdragen aan de ontwikkkeling van groepsaffect.

Deze studie onderzoekt of het affect van peer leaders het groepsaffect rondom het verloop van een sportwedstrijd kan voorspellen. Het doel van dit onderzoek is om beter te begrijpen hoe groepsaffect ontstaat in sportteams zodat sportinstellingen, trainers en coaches hier beter op kunnen inspelen. Met deze kennis zou inzicht kunnen ontstaan over hoe het welbevinden en de prestaties van sportteams verbeterd zouden kunnen worden.

(6)

Achtergrond

Groepsaffect. Binnen groepen kan het voorkomen dat verschillende individuen in een groep na verloop van tijd groepsaffect ontwikkelen. Net als affect op individueel niveau heeft groepsaffect een gradatie en kan deze zowel positief als negatief zijn(Barsade & Knight, 2015). Groepsaffect houdt een affectieve toestand in die tijdens een sociale interactie gemeenschappelijk door een be-paalde groep/team ervaren kan worden en refereert naar een affect identificatie van verschillende individuen die aan deze sociale groep/team gebonden zijn (Goldenberg, Halperin, van Zomeren, & Gross, 2016; Goldenberg, Saguy, & Halperin, 2014).

Sinds George 27 jaar geleden heeft aangetoond dat groepsaffect in de werkcontext bestaat, hebben verschillende onderzoeken zich gericht op de invloed van groepsaffect (Burks, Barter, Rees & Huy, 2014; Grawitch, Munz & Kramer, 2003; Heerdink, Homan, Van Kleef & Fischer, 2013; Perry-Smith & Coff, 2011) en is Totterdell (2000) de eerste geweest die empirisch bewijs heeft ge-vonden voor het bestaan van groepsaffect in de sport-context. Uit deze onderzoeken is gebleken dat groepsaffect in verband staat met een grote hoeveelheid aan groepsprocessen en resultaten van niet affectieve aard. Zo zou een positief groepsaffect gerelateerd zijn aan groepsconformiteit- (Heerdink et al., 2013; Burks et al., 2014) en groepscreativiteit bij werkteams (Grawitch et al., 2003), door-groei successen bij start-ups (Perry-Smith & Coff, 2011), betere prestaties bij werk teams (Sy, Côté & Saavedra, 2005) en verbeterde sportprestaties bij cricketteams (Totterdell, 2000).

Het onderzoek naar groepsaffect in de sportcontext van Totterdell (2000) heeft zich gericht op 33 participerende atleten van vier verschillende cricketteams uit de twee hoogste Engelse competi-ties. De participanten hadden door middel van een pocket pc op verschillende wedstrijdmomenten, voor- tijdens- en na een wedstrijd, een vragenlijst ingevuld die betrekking had op hun affect op dat moment. Het onderzoek toonde aan dat door positief teamaffect het welbevinden van individuele

(7)

PEER LEADERS EN GROEPSAFFECT IN SPORT 7 teamspelers tijdens een sportwedstrijd toeneemt door het proces van ‘emotional contagion’ en dat

dit leidt tot een verbetering van zowel individuele als groepsprestaties. Vanwege te toepassing van het begrip ‘groepsaffect’ in de context van sportteams zal in deze studie veelal gesproken worden van een ‘teamaffect’. Ondanks het bewijs dat groeps-/teamaffect binnen sport bestaat en invloed heeft op het welbevinden en de prestaties van sportteams is er verder nog maar weinig onderzoek gedaan naar welke oorzaken bijdragen aan de ontwikkeling van teamaffect in sport. Gezien de indi-catie dat teamaffect veel invloed heeft op zowel de prestaties als ophet welbevinden van atleten, is het van belang om te weten hoe teamaffect tot stand komt en met name welke personen daarbij een bepalende rol spelen.

De ontwikkeling van groepsaffect in sport. Inmiddels hebben verschillende onderzoeken zich gericht op verschillende affectieve verschijnselen die bijdragen aan de ontwikkeling van groepsaffect. Zo is empirisch bewijs gevonden dat groepsaffect zich zou kunnen ontwikkelen door-dat elk individueel groepslid een overeenkomstig niveau van positief of negatief affect ervaart bij het meemaken van een gedeelde gebeurtenis (Mackie, Devos & Smith, 2000; Weiss, Suckow & Cropanzano, 1999). Binnen sport zou het bijvoorbeeld kunnen zijn dat alle individuen in een team bij het spelen van een belangrijk punt hetzelfde niveau van positief- of negatief affect ervaren en hierdoor teamaffect ontwikkelt. Ook is gebleken dat bepaalde sociale normen voor emotionele ex-pressiviteit kunnen bestaan die het affect van een groep kunnen reguleren en dit invloed kan hebben op de vorming van groepsaffect (Bartel & Saavedra, 2000; Rafaeli & Sutton, 1989). Een voorbeeld hiervan is dat binnen een sportteam de norm heerst om heel erg te balen en negatief te reageren op gemaakte fouten. Wanneer iedereen conformeert naar deze norm en baalt bij elke fout die wordt gemaakt tijdens een wedstrijd, zou een negatief groepsaffect kunnen ontwikkelen. Het is overigens

(8)

ook zo dat, in het geval dat een atleet niet de gepaste emotie-norm toepast (bijvoorbeeld niet balen bij het maken van een fout), hij/zij door zijn/haar teamgenoten niet als ‘one of us’ wordt gezien. Hierdoor zouden de groepscohesie en prestaties kunnen verminderen (Taminen et al., 2016). Daar-om is het van belang Daar-om in een team een positieve sociale normen te hebben ten opzichte van emo-tionele expressiviteit. Bovendien is bewijs gevonden dat sociale vergelijking en ‘emotional contagi-on’ kan optreden waardoor individuen elkaars affectieve toestand overnemen en groepsaffect kan ontstaan (Barsade, 2002; Barsade & Gibson, 1998; Barsel & Saavedra, 2000; Hatfield, Cacioppo & Rapson, 1994; Sullins, 1991; Totterdell, 2000). Het zou bijvoorbeeld zo kunnen zijn dat bepaalde atleten in een team bij de aanvang van een wedstrijd negatief affect hebben en andere atleten juist een positief affect hebben. Door het optreden van sociale vergelijking en ‘emotional contagion’ zou het dan kunnen voorkomen dat de teamgenoten met een negatief affect tijdens de wedstrijd het af-fect van de positieve teamgenoten overnemen en hierdoor een positief teamafaf-fect ontstaat. Uit on-derzoek van Shore et al. (2004) blijkt overigens ook dat wanneer leden van een groep/team samen-werken om een gezamenlijke taak op te lossen, verwacht kan worden dat de kans na verloop van tijd toeneemt dat zij een overeenkomstig affect ontwikkelen. Tijdens een sportwedstrijd hebben teamgenoten voortdurend contact met elkaar en daarom is het belangrijk om mogelijke sociale as-pecten te bestuderen die bijdragen aan deze affectieve verschijnselen. Mogelijk spelen dominante spelers binnen een team, zoals leiders, hierbij een belangrijke rol.

Leiderschap en groepsaffect. Leiderschap is een veel gebruikte term met meerdere definities en opvattingen. Northouse (2015) definieert leiderschap als een proces van sociale invloed op een groep die resulteert in het bereiken van bepaalde doelen of doelstellingen. Een leider kan volgens Northouse (2015) de toon zetten voor de manier waarop een groep reageert op affectieve situaties.

(9)

PEER LEADERS EN GROEPSAFFECT IN SPORT 9 Uit verschillende onderzoeken naar leiderschap op de werkvloer blijkt dat succesvolle leiders over

de vaardigheid beschikken om affect op te wekken bij volgers en daarmee ook een krachtige in-vloed hebben op de prestaties van groepen (Anderson, Keltner, & John, 2003; Elfenbein, 2014; George, 1995; Chi, Chung & Tsai, 2011; Sy et al., 2005; Totterdell, 2000; Van Kleef et al., 2009). Leiders worden ten opzichte van het affect van groepsleden voornamelijk als belangrijke invloed-rijke personen gezien omdat leiders de macht en autoriteit hebben om leden instructies te geven, een rolmodel zijn voor de rest van de groep en leden veelal afhankelijk zijn van teamleiders (Anderson et al., 2003). Ter ondersteuning van het idee dat leiders een rol spelen bij de ontwikkeling van teamaffect in sport heeft George (1995) door middel van een veldonderzoek onder salesmanagers ooit als eerste aangetoond dat het positieve affect van een leider positief en significant correleert met een positief groepsaffect onder sales groepen. Sy et al. (2005) onderzochten in het verlengde van de studie van George de invloed van affect van leiders op die van het affect van een groep van 197 studenten die aan groepsprojecten werkten. Uit dit onderzoek bleek dat leiders met een negatief affect ervoor zorgden dat een negatief groepsaffect ontstond en andersom dat een positief groepsaf-fect ontwikkelde wanneer leiders een positief afgroepsaf-fect hadden. Ook is in aansluiting hierop uit een an-der onan-derzoek onan-der studenten werkteams gebleken dat een positief affect van leian-ders ervoor zorgt dat de affectieve groepstoon positief toeneemt onder de groepsleden en hierdoor bovendien de kwa-liteit van de teamprestaties verbeterden (Van Kleef et al, 2009; Chi et al., 2011). Ondanks al het empirische bewijs dat het affect van leiders gerelateerd is aan groepsaffect, heeft onderzoek zich eerder nog niet gericht op de relatie tussen het affect van teamleiders en teamaffect in de sportcon-text.


(10)

Taak- en motivationeel gericht peer leiderschap in sport. Onderzoek naar leiderschap in sport heeft zich voornamelijk gericht op formele leiders (coaches, trainers, managers en aanvoerders) als leidinggevenden en teamleden als volgers. De formele leiders kunnen gezien worden als de perso-nen die van te voren zijn aangesteld als leidinggevend figuur door een organisatie of club

(Loughead & Hardy, 2005). Naast de formele leiders bestaan ook informele leiders binnen een team die vaak niet als leidinggevend persoon aangesteld, maar wel leidinggevend gedrag vertonen rich-ting de andere teamleden (Loughead & Hardy, 2005). Deze informele leiders worden ook wel peer leaders genoemd. Peer leaders zijn de groepsleden die opstaan op het moment dat het team tijdens een moeilijke sport situatie begeleiding kan gebruiken om het gezamenlijk doel te bereiken. Ten opzichte van andere teamleden hebben peer leaders veel invloed op de mate waarin teamgeno-ten toegewijd zijn naar hun gezamenlijke doel door teamleden aan te moedigen, een goed voorbeeld te zijn en teamgenoten te ondersteunen bij het maken van beslissingen (Price & Weiss, 2011). Peer leaders kunnen zowel binnen als buiten het veld een leidinggevende rol vervullen. Uit eerder onder-zoek blijkt dat vooral de peer leaders binnen het veld veel invloed hebben op het functioneren van een team (Price & Weiss, 2011). Zo is uit onderzoek onder jeugd voetbal teams gebleken dat goed gedrag van peer leiders binnen het veld geassocieerd kan worden aan een toename van groepscohe-sie-, intrinsieke motivatie- en vertrouwen in de voetbalvaardigheden onder teamgenoten (Price & Weiss, 2011). Daarnaast rapporteerde het onderzoek van Price en Weiss (2011) dat teamgenoten bij goed peer leiderschap uitdagende taken boven makkelijke taken gaan prefereren en ook makkelijker te coachen worden doordat teamgenoten hun gedrag beter weten aan te passen aan de instructies die ze ontvangen.

Er wordt bij goed peer leiderschap binnen het veld onderscheid gemaakt tussen peer leaders die voornamelijk taak gericht zijn en peer leader die vooral motivationeel gericht zijn. Taak peer

(11)

PEER LEADERS EN GROEPSAFFECT IN SPORT 11 leaders hebben voornamelijk invloed op het plan van aanpak en de speeltactiek, het toezicht houden

op de team-eenheid, het duidelijk maken van de doelen en het oplossen van tactische problemen rondom het verloop van een wedstrijd (Yukl, 2012). Motivationele peer leaders focussen zich daar-entegen voornamelijk op het motiveren van een team en streven naar harmonie binnen het team (Price & Weiss, 2011). Zij hebben vooral invloed op teamgenoten door ondersteuning te bieden bij moeilijke speelsituaties, hun vertrouwen en waardering te delen naar andere teamgenoten en daar-naast de teamgenoten moed en kracht in te spreken (Price & Weiss, 2011).

Er bestaan indicaties dat peer leaders ook een rol spelen bij de vorming van teamaffect. Uit studies onder honkbal- en voetbal- teams is gebleken dat peer leaders ten opzichte van andere team-genoten sociaal beter in de groep liggen en hoger scoren op instrumenteel- en (non)verbaal expres-sief gedrag (Eys, Loughead, & Hardy, 2007; Moran & Weiss, 2006). Wróbel en Królewiak (2015) rapporteerden dat mensen sneller geneigd zijn om een positief affect van een persoon over te nemen wanneer ze deze persoon mogen. Daarnaast is uit onderzoek van Cole, Walter en Bruch (2008) ge-bleken dat groepsleden het affect van andere groepsleden eerder over nemen wanner deze hoog sco-ren op non-verbale emotionele expressiviteit. Hierdoor is het aannemelijk dat atleten zullen con-formeren naar het affect van peer leaders en zij dus ook belangrijk zijn ten opzichte van de ontwik-keling van teamaffect in sport. Er bestaan overigens geen indicaties die erop wijzen dat een bepaald type peer leader (taak- of motivationele) sterker gerelateerd zou zijn aan de ontwikkeling van teamaffect.

Relevantie onderzoek

Door te onderzoeken of het affect van taak- en motivationele peer leaders in relatie staat tot het teamaffect zal er meer kennis ontstaan over de mogelijke factoren die meespelen bij de

(12)

ontwik-keling van teamaffect. Peer leaders zouden er zelf baat bij hebben om bewust te zijn van een moge-lijk effect dat hun affect op het affect van de rest van de groep heeft. Daarnaast zijn de bevindingen van dit onderzoek relevant voor sportorganisaties, sportclubs en sportcoaches die willen inspelen op de vorming van een positief teamaffect. Middels dit onderzoek krijgen sportorganisaties, sportclubs, sportcoaches en peer leaders meer inzicht in hoe zij het welbevinden van de teams zouden kunnen vergroten en de prestaties kunnen laten verbeteren. Daarom is het bij deze studie interessant om te achterhalen of peer leaders (taak- en motivationeel gericht) een rol spelen bij de vorming van teamaffect tijdens en rondom een sportwedstrijd.

Onderzoeksvragen en onderzoekshypothesen

Dit onderzoek richt zich op de vraag of peer leaders een rol spelen bij de ontwikkeling van teamaffect rondom het verloop van een sportwedstrijd. Meer in het bijzonder is de eerste onder-zoeksvraag (1) ‘’voorspelt het affect van peer leaders (taak- en motivationeel gericht) het teamaf-fect rondom het verloop van een sportwedstrijd voorspelt’’?

Op basis van al het empirische bewijs uit voorgaande onderzoeken met betrekking tot de ontwikkeling van het groepsaffect wordt verwacht dat teamgenoten verder in de wedstrijd eerder geneigd zijn groepsaffect te ontwikkelen ten opzichte van het begin van een wedstrijd. Dit leidt tot de hypothese (H1a.) ‘’Het teamaffect zal sterker worden naarmate een wedstrijd vordert’’.

Bovendien wordt, op basis van de bevindingen uit voorgaand onderzoek dat (peer) leiders zoveel invloed hebben op teamgenoten, verwacht dat teamgenoten tijdens een sportwedstrijd gezamenlijk steeds sterker zullen conformeren naar het affect van peer leaders en peer leaders dus een belangrij-ke rol spelen bij de ontwikbelangrij-keling van groepsaffect. Dit leidt tot de volgende twee hypothesen (H1b.) ‘’het affect van peer leaders voorspelt het teamaffect over een hele sportwedstrijd’’ en

(13)

PEER LEADERS EN GROEPSAFFECT IN SPORT 13 (H1c.) ‘’het affect van peer leaders zal naarmate de wedstrijd vordert het teamaffect sterker

voor-spellen’’.

Tevens wordt onderzocht of er een verschil bestaat in relatie tussen het affect van een taak- en motivationele peer leader en de vorming van teamaffect. De tweede onderzoeksvraag luidt (2) ‘’bestaat er een verschil in de relatie tussen teamaffect dat door het affect van de taakgerichte peer leader voorspeld kan worden en het teamaffect dat door de motivationele peer leader voorspeld kan worden rondom het verloop van een sportwedstrijd?

Omdat onderzoek naar peer leiderschap in sport zich eerder nog niet direct heeft gericht op het effect van het type peer leader (taak- of motivationele gericht) op het teamaffect tijdens en rondom een sportwedstrijd is deze onderzoeksvraag exploratief van aard en zijn er geen hypothesen aan gebonden.

Methode Steekproef

Dit onderzoek is uitgevoerd bij verschillende dames volleybalteams (N = 11) die wedstrijden spelen in diverse Nederlandse competities. De teamgrote verschilde tussen de 4 en 10 spelers. In totaal hebben 98 vrouwelijke atleten vrijwillig aan dit onderzoek deelgenomen die allemaal ouder dan 18 jaar waren. De leeftijd van de atleten binnen de participerende teams heeft gevarieerd tussen de 18 en 55 jaar met een gemiddelde leeftijd van 26.55 jaar (SD = 8.35). Het competitie niveau van de participanten heeft gevarieerd tussen de promotie klasse en de eerste-, tweede en vijfde klasse. De duur dat participanten competitieve volleybal ervaring hadden heeft gevarieerd tussen de 3 en 37 jaar (M = 14.21, SD = 6.53) en het aantal jaren dat de participanten lid waren van hun huidige team verschilde tussen de 0 en 16 jaar (M = 2.57, SD = 2.48).

(14)

Materialen en meetbare gegevens

Bij deze studie is per team het teamaffect meegenomen als afhankelijke variabele en het af-fect van de peer leaders als onafhankelijke variabele die beiden op verschillende wedstrijdmomen-ten gemewedstrijdmomen-ten zijn.

Teamaffect. Per team zijn twee verschillende teamaffect metingen geconstrueerd met betrekking tot de wedstrijd; één exclusief het affect van de taak- en één exclusief het affect van de motivatione-le peer motivatione-leader. Het individuemotivatione-le affect is gemeten aan de hand van een zelf ontworpen vraag die op elk wedstrijdmoment gesteld is: ‘’Geef met een markering ( | ) op onderstaande lijn aan hoe jij je op dit moment over het algemeen voelt met betrekking tot de komende/ huidige/ afgelopen wedstrijd’. De participanten mochten dit item op een schaal, variërend van zeer negatief tot zeer positief, een streep te zetten hoe zij zich voelden op het betreffende wedstrijdmoment (zie bijlage A). Door mid-del van een lineaal is naderhand bij de data-analyse een score toegekend variërend tussen 0.00 en 15.00. Om de twee teamaffecten per wedstrijdmoment te meten, zijn de affect-scores van alle indi-vidu’s per team, exclusief het affect van één van de peer leaders, op een bepaald wedstrijdmoment bij elkaar opgeteld en gedeeld door het aantal spelers. Het teamaffect over de hele wedstrijd is ge-meten door per team de gemiddelde affecten over de verschillende wedstrijdmomenten bij elkaar op te tellen en te delen door het aantal wedstrijdmomenten. Tabel A1 toont in de bijlagen een overzicht van de verschillende teamaffect metingen die op elk wedstrijdmoment gemeten zijn.

De taak- en motivationele peer leaders. In dit onderzoek zijn per team twee verschillende peer leader affect-variabelen geconstrueerd. Enerzijds is het affect van de taak peer leader meegenomen en daarnaast affect van de motivationele peer leader. Bij de omschrijving van beide type leiders in de vragenlijst (zie bijlage B) is gebruik gemaakt van een Nederlandse vertaling van beide

(15)

construc-PEER LEADERS EN GROEPSAFFECT IN SPORT 15 ten (Fransen, Vanbesekaere, De Cuyper, Vande Broek & Boen, 2014). De originele beschrijving van

de constructen worden in meerdere studies naar taak- en motivationeel leiderschap gebruikt (Du-puis, Bloom & Loughead, 2006; Holmes, McNeil & Adorna, 2010; Mosher 1979).

Om te bepalen wie de taak- en motivationele peer leaders van de teams waren heeft elke participant een score toegekend aan de taak- en motivationele leiderschapsvaardigheden van elk teamlid, inclusief zichzelf. Beide items zijn gescoord op een 10-punts likert schaal, variërend van 0 = zeer slecht taak / motivationele leider tot 10 = zeer goede taak / motivationele leider. Ook zijn de participanten gevraagd wie van alle teamgenoten zij de beste taak- en/of motivationele peer lea-der vinden. 


De taak- en motivationele peer leaders van een team waren de participanten die gemiddelde de hoogste score toegekend hadden gekregen. Het was hierbij mogelijk dat de taak- en motivatione-le peer motivatione-leader dezelfde persoon betrof in een team. Wanneer binnen een team twee spemotivatione-lers dezelfde hoogste score hadden gekregen, is gekeken welke van de twee spelers door haar teamgenoten het vaakst als beste taak en/of motivationele peer leader is bevonden. In het geval dat ook hier geen verschil in zat zijn beide spelers meegenomen als taak- en/of motivationele peer leader binnen het team.

Procedure

De participerende teams zijn voornamelijk via online werving (social media en contact zoe-ken via de website van volleybalclubs) en deels face-to-face geworven. In eerste instantie is er via de mail en telefoon contact gezocht met volleybalcoaches en volleybal commissies om het onder-zoek beknopt toe te lichten en om te polsen of er interesse was om mee te werken. Wanneer het

(16)

team unaniem instemde om mee te werken aan het onderzoek is vervolgens met de coach een ge-schikt trainings- en wedstrijdmoment afgesproken om het onderzoek uit te voeren.

Het trainingsmoment diende als informatie-sessie over het onderzoek. Hierbij werd het team ingelicht over de toepassing van het onderzoek en zijn de participanten gevraagd om een geïnfor-meerde toestemming in te vullen om mee te werken aan het onderzoek. Daarnaast is een aantal vra-genlijsten afgenomen die betrekking hadden op de demografische gegevens en het peer leiderschap. Zoals in figuur 1 te zien is, heeft de data verzameling op de wedstrijddag op een gestructureerde manier plaatsgevonden door middel van vragenlijsten op verschillende wedstrijdmomenten. De vragenlijst die het affect van de volleybalsters heeft gemeten is tweemaal voor de wedstrijd afge-nomen (één uur voor de wedstrijd en vlak voor de wedstrijd begint), tussen elke set-break (drie keer) en eenmaal direct na de wedstrijd. Deze vragenlijst zou ook tijdens de time-outs worden afge-nomen, maar dit meetmoment is eruit gehaald omdat vrijwel alle teams hiermee niet akkoord gin-gen.

Figuur 1. Verschillende (team)affect metingen tijdens wedstrijd

Deze studie is onderdeel van een groter onderzoek dat uitgevoerd wordt door Dr. Svenja A. Wolf, Dr. Katrien Fransen en Dr. Katharine Greenaway. Naast de genoemde variabelen zijn bij deze studie ook nog andere variabelen meegenomen die bij huidig onderzoek niet zijn behandeld.

Voor-Tijdens de wedstrijd Na de wedstrijd Voor de wedstrijd

T3

T2

T1

V2

V1

N1

(17)

PEER LEADERS EN GROEPSAFFECT IN SPORT 17 beelden hiervan zijn groepscohesie en de vijf verschillende basisemoties angst, enthousiasme,

moed, boosheid en blijdschap voor de vragenlijsten die voor- tijdens en na de wedstrijd zijn afge-nomen. Daarnaast is ook een vragenlijst afgenomen om demografische gegevens van de deelnemers te meten. Voorbeelden hiervan zijn leeftijd, speelniveau, speelpositie en het hoogst gespeelde ni-veau.

Resultaten

Van de 98 participanten die oorspronkelijk mee zouden doen aan huidig onderzoek is één participant uitgesloten door de afwezigheid van alle ingevoerde items die de afhankelijke variabele vormden. Bij verschillende participanten ontbraken daarnaast één of meer items over het affect op een bepaald wedstrijdmoment. De ontbrekende items zijn opgeslagen als ‘ontbrekende waarden’ waarna ze bij bepaalde analyses zijn uitgesloten. Geen van deze participanten is geheel uit de data-set gesloten.

Voor het analyseren van de data is gebruik gemaakt van meerdere regressie- en Intraclass Correlatie analyses. Voordat de analyses uitgevoerd konden worden zijn eerst verschillende nieuwe variabelen gecodeerd. Allereerst is een variabele aangemaakt waarin de gemiddelde affect score van elk individu over de hele wedstrijd was berekend.

Ten tweede zijn twee verschillende variabele aangemaakt waarbij de taak- en motivationele peer leader van de niet-taak- en motivationele peer leaders gescheiden zijn door ze te filteren. Voor de ene variabele werd elke taak peer leader met een (1) en de rest van het team met een (0) gefilterd. Voor de andere variabelen werd de motivationele peer leader met een (1) gefilterd en de rest van het team met een (0).

(18)

Ook is per team éénmaal een variabele aangemaakt die het gemiddelde affect van alle team-leden, exclusief het affect van de taak peer leader, over de hele wedstrijd betrof. Daarnaast is ook een variabele aangemaakt voor het gemiddelde affect over de hele wedstrijd van alle teamleden, exclusief het affect van de motivationele peer leader.

Tenslotte is ook per team, voor elk apart wedstrijdmoment een variabele aangemaakt die het gemiddelde teamaffect betrof waarbij enerzijds het affect van de taak- en anderzijds van de motiva-tionele peer leader ontbrak.

Om de hypotheses te toetsen zijn verschillende regressie analyses uitgevoerd waarbij het affect van de taak- en motivationele peer leaders telkens meegenomen als voorspellende variabele. Het teamaffect, op verschillende wedstrijdmomenten of over de hele wedstrijd, is daarnaast meege-nomen als de afhankelijke variabele. Daarnaast zijn verschillende Intraclass Correlatie Coëfficiënt (ICC) analyses uitgevoerd. De ICC is gedefineerd als het aandeel ware variantie ten opzichte van de totale variantie (Bickel, 2007). Alle individuele affect scores van de participanten per wedstrijd-moment zijn meegenomen als afhankelijke variabelen, het teamnummer als onderwerp en zijn er geen onafhankelijke variabele meegenomen. Door middel van de ICC analyse kon worden gekeken of het aandeel ware variantie, in dit geval het teamaffect, over de verschillende wedstrijdmomenten sterker is geworden.

Descriptieve statistieken

Tabel één toont een overzicht van de gemiddelde affect waardes die zowel op de verschil-lende wedstrijdmomenten, als over heel de wedstrijd, ervaren zijn en de onderlinge correlaties

(19)

tus-PEER LEADERS EN GROEPSAFFECT IN SPORT 19 sen de affect metingen over de verschillende wedstrijdmomenten. 


Toetsing onderzoeksvragen & hypothesen

Analyse onderzoeksvraag 1. Om de eerste onderzoeksvraag te onderzoeken is gekeken of het affect van peer leaders (taak- en motivationele) het teamaffect rondom het verloop van een sport-wedstrijd kan voorspellen. De eerste hypothese die getoetst wordt is hypothese 1a: Het teamaffect zal sterker worden naarmate de wedstrijd vordert. Deze hypothese is getoetst door het uitvoeren van zes verschillende Intraclass Correlatie analyses voor de affecten van elk wedstrijdmoment af-zonderlijk. Tabel twee toont een overzicht van de output die uit de analyses zijn gekomen. In de ta-bel is te zien dat, met uitzondering van meetmoment twee, de ICC steeds sterker wordt tot en met het vierde meetmoment. Dit betekent dat het aandeel ware variantie ten opzichte van de totale vari-antie groter is geworden tot na de derde set en het teamaffect dus steeds sterker is geworden. Bij de

Tabel 1

Gemiddelde affect waardes per wedstrijdmomenten inclusief onderlinge correlaties r Meetmoment N M SD 1. 2. 3. 4. 5. 6. 1. Voor wedstrijd 1 89 10.64 (2.28) 1 2. Voor wedstrijd 2 53 11.20 (2.48) .72** 1 3. Na set 1 75 10.06 (2,74) .37* .13 1 4. Na set 2 70 10.04 (3.36) .35* .26 .71** 1 5. Na set 3 71 9.62 (2.87) .42* .39 * .27 .25 1 6. Na wedstrijd 74 10.93 (3.23) .34 .19 .45* .45** .60** 1 Over hele wedstrijd 97 10.50 (1.99)

(20)

laatste twee meetmomenten wordt de ICC echter kleiner en neemt het teamaffect dus ten opzichte van de eerdere wedstrijdmomenten ook af. Deze hypothese kan dus maar deels worden aangeno-men.

De tweede hypothese die getoetst is betreft hypothese 1b: Het affect van peer leaders voorspelt het teamaffect over een hele sportwedstrijd. Hypothese 1b is getoetst door middel van het uitvoeren van twee enkelvoudige regressie-analyses. Tabel drie toont een overzicht van de bèta waardes voor zowel de relatie tussen het affect van de peer leaders en het teamaffect op de verschillende wed-strijdmomenten, inclusief het teamaffect gemiddeld over de hele wedstrijd. In de tabel is bij ‘over hele wedstrijd’ de output te zien die uit de twee verschillende regressie analyses is gekomen. Hier is te zien dat bèta waarde tussen het affect van de motivationele peer leader vrij hoog en significant is. De betekenis hiervan is dat een verandering in het affect van de motivationele peer leader leidt tot een verandering van het teamaffect en deze dus kan voorspellen. De tabel toont daarnaast dat het

Tabel 2

Intraclass Correlatie Coëfficiënten teamaffect over verschillende wedstrijdmomenten

N ICC 95% CI 1. Voor wedstrijd 1 89 .06 [.24 , 4.19] 2. Voor wedstrijd 2 53 .00 . 3. Na set 1 75 .34 [.85 , 8.06] 4. Na set 2 70 .56 [2.49 , 18.42] 5. Na set 3 71 .50 [1.57 , 12.40] 6. Na de wedstrijd 74 .42 [1.55 , 12.93]

Notities. Totale hoeveelheid participanten is 97 en op meetmoment 2 hebben relatief veel participanten het item niet beantwoord.

(21)

PEER LEADERS EN GROEPSAFFECT IN SPORT 21 affect van de taak leider geen significante voorspeller is van het teamaffect. De hypothese kan om

die reden slechts deels worden aangenomen.

De laatste hypothese die getoetst wordt is hypothese 1c, die luidt: ‘Het affect van peer lea-ders zal naarmate de wedstrijd vordert het teamaffect sterker voorspellen’. Om deze hypothese te toetsen zijn in totaal twaalf regressie analyses uitgevoerd. Tabel drie laat zien dat de bèta waarden

Tabel 3

Relatie tussen teamaffect en affect van peer leaders over verschillende wedstrijdmomenten

Wedstrijdmoment Type peer leader β 95% CI

1. Voor wedstrijd 1 
Taak 


Motivationele

.24 
 .46

[-.32 , .63]
 [-.11 , .50] 2. Voor wedstrijd 2
 Taak

motivationele -.78 -.21 [-1.00 , .50]
 [-2.47 , 1.94] 3. Na set 1 
 Taak motivationele .54
 .31 [-.13 , .78]
 [-.27 , .58] 4. Na set 2 Taak motivationele .74* .89** [.06 , 1.16] [.30 , .91] 5. Na set 3 Taak motivationele .85** .84** [.26 , .78] [.29 , 1.04] 6. Na de wedstrijd Taak motivationele .43
 .66 [-.12 , .44] [-.07 , 1.18] Over hele wedstrijd 


Taak motivationele .23 .64* [-1.13 , 2.2] [.03 , .60]

Notities. Op meetmoment 2 hebben relatief veel participanten het item niet beantwoord, * p < .05. ** p < .01.

(22)

voor de relatie tussen het affect van beide type peer leaders en het teamaffect vanaf meetmoment vier significant zijn en steeds groter worden. Dit betekent dat het affect van de peer leaders het teamaffect verder in de wedstrijd, vanaf meetmoment vier tot meetmoment vijf, zoals verwacht steeds sterker weet te voorspellen. In tabel drie is daarnaast ook te zien dat de bèta waarde op het meetmoment na de wedstrijd ten opzichte van het vijfde meetmoment niet significant groter is ge-worden. Het affect van de peer leaders kan dus tot het teamaffect steeds sterker voorspellen, maar na de wedstrijd juist minder. Hierdoor kan de hypothese slechts deels worden aangenomen.

Analyse onderzoeksvraag 2. Ook is geanalyseerd of verschillen bestaan in de relatie tussen enerzijds het affect van de taak peer leader en het teamaffect en anderzijds het affect van de motiva-tionele peer leader en het teamaffect rondom het verloop van een sportwedstrijd. Om onderzoeks-vraag twee te toetsen zijn enkel de descriptieve statistieken afgelezen die bij de eerdere analyses zijn uitgevoerd. Onderaan tabel drie is te zien dat het affect van de motivationele peer leader over de hele wedstrijd genomen een significante voorspeller is van het teamaffect en dat het affect van de taak peer leader dat niet is.

In tabel drie is daarnaast te zien dat zowel het affect van de taak peer leader als het affect van de motivationele peer leader enkel op meetmoment vier en vijf significant het teamaffect voor-spellen. Voor meetmoment vier geldt dat het affect van de motivationele peer leader het teamaffect sterker voorspelt dan het affect van de taakgericht leider het teamaffect voorspelt. Voor meetmo-ment vijf geldt dat het affect van de taakgericht peer leader het teamaffect marginaal sterker voor-spelt dan het affect van de motivationele peer leader het teamaffect voorvoor-spelt.

(23)

PEER LEADERS EN GROEPSAFFECT IN SPORT 23 Discussie 


In deze studie is onderzocht of het affect van (verschillende typen) peer leaders het teamaffect rondom het verloop van een volleybalwedstrijd kan voorspellen. Daarbij is onderzocht of er een verschil bestaat in relatie tussen de taak- en de motivationele peer leader. De belangrijkste bevin-dingen zijn; dat tijdens een sportwedstrijd het teamaffect steeds sterker wordt naarmate de wedstrijd vordert, het affect van de peer leaders, en met name van de motivationele peer leader, hier sterk mee samenhangt, dat deze relatie ook sterker wordt tijdens de wedstrijd en dat bij afloop van de wed-strijd tenslotte, zowel het teamaffect, als de relatie tussen het affect van peer leaders en het teamaf-fect, afneemt.

Integratie van eerdere bevindingen

Naar verwachting is gebleken dat tijdens de wedstrijd inderdaad teamaffect ontwikkelt en dat deze sterker wordt naarmate de wedstrijd vordert. De resultaten sluiten aan bij de uitkomsten van eerdere onderzoeken dat binnen werkteams de kans na verloop van tijd toeneemt dat een over-eenkomstig affect ontwikkelt wanneer leden van een groep samenwerken om een gezamenlijke taak op te lossen (Burks et al., 2014; Fischer et al., 2013; George, 1990; Grawitch et al., 2003; Perry-et al., 2011; Shore et al., 2004). Net als het onderzoek van Totterdell (2000) toont dit onderzoek dus aan dat groepsaffect niet alleen in de werkcontext, maar ook in de sportcontext bestaat. Het kan ook zo zijn dat peer leaders een belangrijke rol spelen bij het ontwikkelen van teamaffect tijdens een wedstrijd en dat sluit aan bij de bevinding in dit onderzoek dat het affect van peer leaders steeds sterker gerelateerd kan worden aan de vorming van groepsaffect naarmate de wedstrijd vordert. At-leten hebben tijdens het verloop van een wedstrijd steeds meer contact met de peer leaders en hier-door is het aannemelijk dat teamgenoten naar het affect van peer leaders gaan conformeren.

(24)

Daarnaast toont huidig onderzoek aan dat naast de eerdere bevindingen over de relatie tus-sen formele leiders en groepsaffect (George, 1995; Chi, et al., 2011; Sy et al., 2005; Van Kleef et al, 2009;), ook informele leiders (peer leaders) in verband staan met de ontwikkeling van groepsaffect. Het is overigens opvallend dat uit de bevindingen blijkt dat het affect van de motivationele peer leaders een belangrijkere rol speelt ten opzichte van de ontwikkeling van teamaffect dan het affect van de taak peer leaders over een hele wedstrijd. Eerder was er nog geen empirisch bewijs over een mogelijk verschil in relatie tussen taak- en motivationele peer leaders en de ontwikkeling van groepsaffect. Een mogelijke verklaring voor het verschil tussen beide type peer leaders is dat de af-fect-score van de motivationele peer leaders (Maffect = 10.91, SDaffect = 2.34), gemiddeld hoger was dan het affect van de taak peer leaders (Maffect = 10.31, SDaffect = 2.50). Zie bijlage C voor een tabel met SPSS uitkomsten hiervan. Onderzoek van Barsade (2002) heeft aangetoond dat men-sen eerder geneigd zijn om een positief affect over te nemen van anderen, waarschijnlijk omdat mensen die een hoog positief affect hebben vaak extraverter zijn en daardoor meer de mogelijkheid hebben om anderen te beïnvloeden. Dit sluit ook aan bij de bevindingen van het onderzoek van Cole et al. (2008) waaruit is gebleken dat groepsleden eerder geneigd zijn om affect van andere groepsleden over te nemen wanneer deze hoog scoren op non-verbale emotionele expressiviteit. Het zou goed kunnen zijn dat een taak peer leader haar positieve- en negatieve emoties minder de loop laat, om haar instrumentele taken beter uit te kunnen voeren (al dan niet bewust of onbewust). Mo-gelijk zijn teamgenoten eerder geneigd om te conformeren naar de hogere affect scores van motiva-tionele peer leaders, waarschijnlijk ook door de hogere non-verbale emomotiva-tionele expressiviteit ni-veaus van motivationele peer leaders ten opzichte van de taak peer leader. Aansluitend op de bevin-dingen van Wróbel en Królewiak (2015) zou het ook kunnen dat de motivationele peer leaders meer dan de taak peer leaders sympathiek worden gevonden door de andere teamgenoten waardoor

(25)

atle-PEER LEADERS EN GROEPSAFFECT IN SPORT 25 ten eerder geneigd waren om het affect van motivationele peer leaders over te nemen. Daarnaast is

een mogelijke verklaring voor het verschil in relatie tussen het affect van beide type leiders en het teamaffect dat de meetmomenten tijdens de wedstrijd direct na elke set plaatsvonden. Tijdens de sets worden teamgenoten vooral motiverend toegesproken tussen elk punt en bestaat op die momen-ten weinig ruimte voor tactische besprekingen. Het is aannemelijk dat teamgenomomen-ten direct na de set voornamelijk het affect van de motivationele peer leader hebben overgenomen en minder die van de taak peer leader.

Ook is het opvallend dat uit de resultaten blijkt dat het teamaffect afneemt wanneer de wed-strijd is afgelopen. Deze uitkomst sluit niet aan op de eerdere bevindingen van Shore et al. (2004) dat leden van een groep steeds een sterker groepsaffect ontwikkelen naarmate ze langer samenwer-ken om een gezamenlijke taak op te lossen. Mogelijk bestaat een simpele verklaring voor deze uit-komst. Het zou namelijk kunnen zijn dat teamgenoten bij het eindigen van de wedstrijd de geza-menlijke taak ook echt als beëindigd zien, waardoor de groepsfocus losgelaten wordt en zij zich meer van de individuele behoeften bewust worden. Doordat niet meer gezamenlijk gepresteerd hoeft te worden zou ruimte kunnen ontstaan voor bijvoorbeeld een individuele reflectie op de wed-strijd of vervolgplannen voor de rest van de dag. Ten gevolgen hiervan zou het teamaffect af kunnen nemen en zijn teamgenoten wellicht ook minder vatbaar zijn voor het affect van peer leaders. Dit sluit ook aan bij het resultaat dat het affect van de peer leaders het teamaffect na de wedstrijd min-der sterk blijkt te voorspellen vergeleken met het wedstrijdmoment eermin-der.

(26)

Theoretische implicaties

Al met al heeft dit onderzoek een aantal interessante resultaten opgeleverd. Een groot deel van de uitkomsten sluit aan bij de bevindingen van eerdere studies. Zo blijkt bijvoorbeeld inderdaad groepsaffect te ontwikkelen wanneer een groep mensen een bepaalde periode gezamenlijk aan een zelfde taak werken. Dit onderzoek is ten opzichte van eerdere studies daarnaast van toegevoegde waarde wat betreft de ontwikkeling van teamaffect in de sportcontext en de rol die peer leaders hierbij spelen. Dit onderzoek bevatte affect metingen voor- (twee keer), tijdens- (drie keer) en na de wedstrijd (één keer), waardoor de ontwikkeling van teamaffect heel gestructureerd gemeten kon worden. De meeste studies hebben enkel een begin- en een eind meetpunt meegenomen bij het on-derzoeken van groepsaffect. Totterdell (2000) is de enige die met zijn onderzoek affect metingen op verschillende wedstrijdmomenten heeft gedaan bij cricketteams, echter waren de affect metingen bij zijn onderzoek niet zo dicht op de daadwerkelijke speelmomenten als bij huidig onderzoek. Bij Tot-terdell’s studie vonden de affect metingen tijdens de wedstrijd namelijk plaats tijdens de lunch- en thee pauzes. Daarnaast heeft Totterdell het onderzoek slechts op één wedstrijddag bij vier verschil-lende teams afgenomen terwijl bij dit onderzoek elf teams hebben deelgenomen. Het ontwerp van dit onderzoek heeft ervoor gezorgd dat participanten zo min mogelijk beïnvloed konden worden door processen die niet met de wedstrijd te maken hadden. Hierdoor is een uitgebreide en betrouw-bare visie ontstaan op de voorspellende waarde die het affect van peer leaders op het teamaffect heeft.

Voorheen had onderzoek zich bovendien nog niet gericht op de rol die taak- en/of motivati-onele peer leaders speelden bij de ontwikkeling van groepsaffect. De bevindingen van dit onder-zoek voegen hierdoor meer inzicht toe over mogelijke factoren die bij kunnen dragen aan de vor-ming van groepsaffect. Daarbij heeft eerder onderzoek ook niet gevonden dat het groepsaffect na de

(27)

PEER LEADERS EN GROEPSAFFECT IN SPORT 27 wedstrijd afneemt ten opzichte van een wedstrijdmoment eerder en zouden vervolg studies hier

re-kening mee mogen houden.

Praktische implicaties

Het huidige onderzoek rapporteert veelbelovende resultaten met betrekking tot de ontwikke-ling van groepsaffect in de sportcontext. Eerdere bevindingen vonden al dat een positief groepsaf-fect positieve gevolgen heeft op onder andere groepsconformiteit (Heerdink et al., 2013; Burks et al., 2014), groepscreativiteit (Grawitch, et al., 2003), doorgroei successen (Perry-Smith & Coff, 2011) en verbeterde sportprestaties (Totterdell, 2000). De uitkomsten van dit onderzoek laten zien dat peer leaders, waarvan met name de motivationele peer leaders, kunnen bijdragen aan de ont-wikkeling van een positief groepsaffect. De bevindingen van dit onderzoek betekenen voor sportor-ganisaties, trainers en coaches dat het belangrijk is om een positief affect bij peer leaders te onder-steunen. Op basis van de bevindingen kan er geconcludeerd worden dat het essentieel is dat peer leaders leren om hun affect te reguleren om een positief groepsaffect bij andere teamgenoten te kunnen aanwakkeren en hierdoor een team optimaal gaat functioneren en presteren.

Trainers, coaches en sportinstellingen zouden op basis van deze bevindingen hun voordeel kunnen behalen door bijvoorbeeld te investeren in de ontwikkeling en implementatie van een speci-fiek affectief management programma of training. Hierbij zouden peer leaders, en wanneer mogelijk ook andere spelers, mogen leren om de vorming van een positief affect te begrijpen, vast te houden en ook uit te stralen. Door middel van dit programma/ deze training zouden peer leaders en eventu-eel ook de overige teamgenoten kunnen leren om te begrijpen welke invloed positief affect heeft op het nastreven van succes in sportprestaties en om effectief hun affect te reguleren en uit te stralen naar andere teamgenoten. De bevindingen van dit onderzoek betekenen bovendien voor trainers,

(28)

coaches en sportinstellingen dat het belangrijk om binnen een team positieve sociale normen te ontwikkelen ten opzichte van emotionele expressiviteit en deze door te communiceren naar de peer leaders. Daarnaast zouden trainers en coaches er goed aan doen om veel taken en oefeningen mee te geven aan de teamgenoten die een hoog niveau van taak en sociale onderlinge afhankelijkheid ken-nen om positieve ‘emotional contagion’ tussen teamleden aan te wakkeren en hierdoor een positief teamaffect ondersteund kan worden (Bartel & Saavedra, 2000; Chi et al., 2011).

Voor peer leaders betekent het dat zij tijdens een wedstrijd mogen leren om bewust te zijn van het effect dat hun affect expressie kan hebben op teamgenoten. Het team zou ervan profiteren wanneer peer leaders leren om tijdens een sportwedstrijd andere teamgenoten altijd opbouwend en bemoedigend toe te spreken. Daarnaast zouden peer leaders mogen leren om expressief veel positi-viteit uit te stralen door middel van gezichtsuitdrukkingen en een juiste toon van de stem (Rafaeli & Sutton, 1989). Zo zou het bijvoorbeeld kunnen helpen om als peer leader veel te glimlachen. Hier-door zouden andere teamgenoten eerder geneigd zijn om een gevoel van competentie en vertrouwen te ontwikkelen waardoor een positief teamaffect gestimuleerd kan worden (Côté, Bruner, Erickson, Strachan, & Fraser-Thomas, 2010).

Limitaties & Vervolgonderzoek

Er bestaan verschillende limitaties in het onderzoek waarmee rekening zou mogen worden gehouden bij de interpretatie van de resultaten. Met betrekking tot de steekproef allereerst, is de N (11) allereerst erg laag doordat in dit onderzoek is gekeken naar volleybalteams in het geheel en niet naar elk individuele speler afzonderlijk. Daarnaast hebben veel participanten bij het invullen van de vragenlijsten de vraag die betrekking heeft op ‘hun affect’ over het hoofd gezien waardoor vrijwel alle analyses zijn uitgevoerd met een lager aantal participanten dan de beoogde steekproefgrootte.

(29)

PEER LEADERS EN GROEPSAFFECT IN SPORT 29 Gelukkig is dit deels opgevangen doordat in dit onderzoek meerdere meetmomenten hebben

plaats-gevonden om de data af te nemen. Bij een vervolgstudie zou de vraag over het affect er goed aan doen om niet onderaan een A4 deze vraag te stellen om te voorkomen dat participanten de vraag vergeten in te vullen. Ook betreft de steekproef enkel vrouwen volleybalteams waardoor de uitkom-sten niet volledig te generaliseren zijn naar andere (mannen) sporten. Onderzoek van Steven en Hamann (2012) toonden al aan dat vrouwen sterker reageren op negatieve emotionele stimuli dan mannen. Wellicht verschilt de relatie tussen het affect van peer leaders op het teamaffect bij manne-lijke sportteams dan ook wel van die bij vrouwen sportteams. Bovendien is volleybal een sport met een klein speelveld waarbij het gehele team dicht op elkaar staat tijdens het spelen en tussen elk punt het team vaak een moment samen komt. Bij andere sporten zoals bijvoorbeeld voetbal, is het veld daarentegen een stuk groter en maakt de voorhoede veel minder contact met de achterhoede dan bij volleybal het geval is. Het is inmiddels bekend dat groepsleden door middel van ‘emotional contagion' processen geneigd zijn elkaars affect over te nemen wanneer ze veel interactie met elkaar (Barsade, 2002; Barsade & Gibson, 1998; Barsel & Saavedra, 2000; Hatfield et al., 1994; Sullins, 1991; Totterdell, 2000). Het zou zo kunnen zijn dat een verschil in interactie tussen teamgenoten van andere teamsporten ten opzichte van volleybalteams ervoor zouden zorgen dat het teamaffect zich anders ontwikkelt en dat de relatie tussen het affect van peer leaders en het teamaffect ook ver-schilt. Het zou daarom goed zijn om in een vervolgstudie om de ontwikkeling van teamaffect en de rol van peer leaders bij zowel mannen als vrouwen sportteams in verschillende sporten, waarbij de fysieke afstand verschilt, te onderzoeken. 


Daarnaast is bij de huidige studie het onderzoek per team eenmalig uitgevoerd tijdens en rondom een wedstrijd. Het zou interessant kunnen zijn om bij één, of twee, verschillende teams het-zelfde onderzoek longitudinaal uit te voeren rondom verschillende wedstrijden. Daardoor zou de

(30)

steekproef veelal hetzelfde blijven en zou heel mooi een ontwikkeling rondom het teamaffect en de voorspellers hiervan in kaart kunnen worden gebracht. Ook zou door longitudinaal onderzoek mak-kelijker bepaald kunnen worden wie de peer leaders zijn. Bovendien biedt dit de mogelijkheid om een manipulatie toe te voegen aan het onderzoek, door bijvoorbeeld een specifiek affectief mana-gement programma of training te ontwikkelen en implementeren. Hierdoor zou de vervolgstudie, in tegenstelling tot huidige studie, causale verbanden kunnen ontwikkelen.

Bij een vervolgstudie is het overigens ook goed om rekening te houden met een mogelijke afwijzing om tijdens de Time-Outs meetmomenten te plannen. Dit was oorspronkelijk het plan bij huidig onderzoek, echter, gingen vrijwel alle teams niet akkoord omdat dit hun concentratie tijdens de wedstrijd te veel zou verstoren. Toch zou het bij een vervolgstudie erg interessant zijn om te kij-ken of tijdens de set (gedurende de time-outs) op bepaalde momenten het teamaffect sterker zou zijn geweest en hoe dit in relatie staat tot het affect van de peer leaders. Een vervolgstudie zou eventueel tijdens de Time-Outs enkel de affect meting vraag kunnen bevatten (en niet de vragenlijst van een aantal vragen zoals bij dit onderzoek het geval is) en deze vraag zowel bij de start van de Time-Out en Set-Break als aan het einde af kunnen nemen. Hierdoor zou getoetst kunnen worden welk effect de bespreking tijdens de pauzes heeft op de vorming van teamaffect en hoe dit in relatie staat het affect van peer leaders.

(31)

PEER LEADERS EN GROEPSAFFECT IN SPORT 31 Conclusie

Huidige studie heeft bijgedragen aan de kennis over mogelijke factoren die meespelen bij de ontwikkeling van groepsaffect/teamaffect binnen de sportcontext. Eerder onderzoek heeft al aange-toond dat coaches invloed hebben op de vorming van groepsaffect en de bevindingen van dit onder-zoek tonen dat peer leaders, waarvan met name motivationele peer leaders, ook een belangrijke rol spelen bij de vorming van groepsaffect. Aangezien een positief groepsaffect gepaard gaat met zo-veel gunstige sportuitkomsten is het dan ook verstandig om je als atleet positief te voelen en zo-veel positiviteit uit te stralen naar je teamgenoten, zeker wanneer je een leidinggevende rol hebt binnen het team. Als peer leader / aanvoerder kun je je in het vervolg daarom maar beter geen negatieve opmerking maken als je een teamgenoot een stomme fout ziet maken. Reageer daarentegen met po-sitieve, bemoedigende woorden en een lach waardoor zowel jij, de betreffende teamgenoot en uit-eindelijk zelfs de rest van het team zich beter zal gaan voelen. Het aller mooiste is dat zowel de sportprestaties van ieder individueel teamlid als ook van het gehele team hierdoor zal verbeteren.

(32)

Referenties

Anderson, C., Keltner, D., & John, O. P. (2003). Emotional convergence between people over time. Journal of Personality and Social Psychology, 84(5), 1054-1068.

Ashforth, B. E., & Humphrey, R. H. (1995). Emotion in the workplace: A reappraisal. Human Relations, 48, 97-125.

Barsade S. G. (2002). The ripple effect: Emotional 'contagion' and its influence on group behavior. Administrative Science Quarterly, 47, 644–675.

Barsade S, G., & Gibson D. E. (1998). Group emotion: A view from top and bottom. Research on Managing Groups and Teams, 1, 81–102.

Barsade, S. G., & Gibson, D, E. (2007). Why does affect matter in organizations? The Academy of Management Perspectives, 21(1), 36-59.

Barsade, S. G., & Gibson, D, E. (2012). Group affect: Its influence on individual and group outcomes. Current Directions in Psychological Science, 21(1), 119-123.

Barsade, S. G., & Knight, A.P. (2015). Group affect. Annual Review of Organizational Psychology and Organizational Behavior, 2(1), 21-46.

Bartel, C. A., & Saavedra, R. (2000). The collective construction of work group moods. Administrative Science Quarterly, 45(2), 197-231.

Bickel, R. (2007). The interclass correlation revisited. In R. Bickel (Ed.), Multilevel analysis for applied research: It's just regression (pp. 249-252). New York: Guilford Press.

Briñol, P., Richard, E. P., & Wagner, B. (2009). Body posture effects on self-evaluation: A self-validation approach. European Journal of Social Psychology, 39(6), 1053-1064.

(33)

PEER LEADERS EN GROEPSAFFECT IN SPORT 33 Burks, J., Barter, C. A., Rees, L., & Huy, Q. (2015). Assessing collective affect recognition via the

Emotional Aperture Measure. Cognition and Emotion, 30, 117-133.

Chi, N., Chung, Y., & Tsai, W. (2011). How do happy leaders enhance team success? The mediating roles of transformational leadership, group affective tone, and team processes. Journal of Applied Social Psychology, 41(6), 1421-1454.

Cole, M. S., Walter, F., & Bruch, H. (2008). Affective mechanisms linking dysfunctional behavior to performance in work teams: Amoderated mediation study. Journal of Applied Psychology, 93, 945–958.

Cotterill, S. T., & Fransen, K. (2016). Athlete leadership in sport teams: Current understanding and future directions. International Review of Sport and Exercise Psychology, 9(1), 116-133. Côté, J., Bruner, M., Erickson, K., Strachan, L., & Fraser-Thomas, J. (2010). Athlete development

and coaching. Sports Coaching: Professionalisation and Practice: 63-84. Dupuis, M., Bloom, G. A., & Loughead, T. M. (2006). Team captains' perceptions of athlete

leadership. Journal of Sport Behavior, 29(1), 60-78.

Elfenbein, H. A. (2014). The many faces of emotional 'contagion': An affective process theory of affective linkage. Organizational Psychology Review, 4(4), 326-362.

Eys, M. A., Loughead, T. M., & Hardy, J. (2007). Athlete leadership dispersion and satisfaction in interactive sport teams. Psychology of Sport and Exercise, 8(3), 281-296.

Fransen, K. Vanbesekaere, N., De Cuyper, B., Vande Broek, G., & Boen, F. (2014). The myth of the team captain as principal leader: extending the athlete leadership classification within sport teams. Journal of Sports Sciences, 32(14), 1389-1397.

George, J. M. (1990). Personality, affect, and behavior in groups. Journal of Applied Psychology, 75, 107–116.

(34)

George, J. M. (1995). Leader positive mood and group performance: the case of customer service. Journal of Applied Psychology, 25, 778-794.

Grawitch, M. J., Munz, D. C., & Kramer, T. J. (2003). Effects of member mood states on creative performance in temporary workgroups. Group Dynamics, 7, 41–54.

Hatfield, E., Cacioppo, J. T., & Rapson, R. L. (1994). Emotional 'contagion': Cambridge studies in emotion and social interaction. Statistics in Medicine, 21, 1089-1101.

Heerdink, M, W., van Kleef, G. A., Homan, A. C., & Fischer, A. H. (2013). On the social influence of emotions in groups: interpersonal effects of anger and happiness on conformity versus deviance. Journal of Personality and Social Psychology, 105(2), 262.

Holmes, R. M., McNeil, M., & Adorna, P. (2010). Student athletes' perceptions of formal and informal team leaders. Journal of Sport Behavior, 33(4), 442-465.

Loughead, T. M., & Hardy, J. (2005). An examination of coach and peer leader behaviors in sport. Psychology of Sport and Exercise, 6(3), 303-312.

Mackie, D. M, Devos. T., & Smith, E. R. (2000). Intergroup emotions: explaining offensive action tendencies in an intergroup context. Journal of Personality and Social Psychology, 79, 602– 16.

McColl-Kennedy, J. R., & Anderson, R. D. (2002). Impact of leadership style and emotions on sub ordinate performance. The Leadership Quarterly 13(5), 545-559.

Moran, M. M., & Weiss, M.R. (2006). Peer leadership in sport: Links with friendship, peer acceptance, psychological characteristics, and athletic ability. Journal of Applied Sport Psychology 18(2), 97-113.

(35)

PEER LEADERS EN GROEPSAFFECT IN SPORT 35 Northouse, P. G. (2015). Leadership defined. In M. Stanley (Ed.), Leadership: Theory and practice

(pp. 2-6). Thousand Oaks, CA: Sage.

Perry-Smith, J. E., & Coff, R.W. (2011). In the mood for entrepreneurial creativity? How optimal group affect differs for generating and selecting ideas for new ventures. Strategic

Entrepreneurship Journal, 5(3), 247-268.

Price, M. S., & Weiss, M. R. (2011). Peer leadership in sport: Relationships among personal characteristics, leader behaviors, and team outcomes. Journal of Applied Sport Psychology, 23(1), 49-64.

Price, M. S., & Weiss, M. R. (2013). Relationships among coach leadership, peer leadership, and adolescent athletes’ psychosocial and team outcomes: A test of transformational leadership theory. Journal of Applied Sport Psychology, 25(2), 265-279.

Rafaeli, A., & Sutton, R. (1989). The expression of emotion in organizational life. Research in Organizational Behavior, 11(1), 1-42.

Sullins, E. S. (1991). Emotional 'contagion' revisited: Effects of social comparison and expressive style on mood convergence. Personality and Social Psychology Bulletin, 17(2), 166-174. Shore, L. M., Tetrick, L. E., Taylor, M. S., Coyle-Shapiro, J. A.M., Liden, R. C., McLean Parks, J.,

. . . Van Dyne, L. (2004). The employee-organization relationship: A timely concept in a period of transition. Research in Personnel and Human Resources Management, 23, 291-370.

Sy, T., Côté, S., & Saavedra, R. (2005). The contagious leader: impact of the leader's mood on the mood of group members, group affective tone, and group processes. Journal of applied Psychology, 90(2), 295.

(36)

Taminen, K. A., Palmateer, T. M., Denton, M., Sabiston, C., Crocker, P. R. E., Eys, M., & Smith, B, (2016). Exploring emotions as social phenomena among Canadian varsity athletes.

Psychology of Sport and Exercise, 27, 28-38.

Totterdell, P. (2000). Catching moods and hitting runs: Mood Linkage and subjective performance in professional sport teams. Journal of Applied Psychology, 85(6), 848-859.

van Kleef, G. A., Homan, A. C., Beersma, B., Van Knippenberg, D., Van Knippenberg, B., van Knippenberg., & Damen, F. (2009). Searing sentiment or cold calculation: The effects of leader emotional displays on team performance depend on follower epistemic motivation. Academy of Management Journal, 52, 562–580.

Weiss, H. M., Suckow, K., & Cropanzano, R. (1999). Effects of justice conditions on discrete emotions. Journal of Applied Psychology, 84(5), 786-794.

Wróbel, M., & Królewiak, K. (2015). Is your mood more contagious if you are likeable? The role of liking in the social induction of affect. Polish Psychological Bulletin, 46(3), 413.

Yukl, G. (2012). Effective leadership behavior: What we know and what questions need more attention. The Acadamy of Management Perspectives, 26(4), 66-85.

(37)

PEER LEADERS EN GROEPSAFFECT IN SPORT 37 Bijlage A

Affect-vraag meting op verschillende wedstrijd momenten

AFFECTMETING VOOR DE WEDSTRIJD

Je initialen (e.g., SW): ________________________________________________________________

Geef met een markering ( | ) op onderstaande lijn aan hoe jij je op dit moment over het algemeen voelt met betrekking tot de komende wedstrijd:

AFFECTMETING TIJDENS DE WEDSTRIJD

Je initialen (e.g., SW): 


Geef met een markering ( | ) op onderstaande lijn aan hoe jij je op dit moment over het algemeen voelt met betrekking tot de huidige wedstrijd:

AFFECTMETING NA DE WEDSTRIJD

Geef met een markering ( | ) op onderstaande lijn aan hoe jij je op dit moment over het algemeen voelt met betrekking tot de afgelopen wedstrijd:

zeer negatief zeer positief

zeer negatief zeer positief

(38)

Tabel A1

Uitleg berekeningen teamaffect metingen per team over de verschillende wedstrijdmomenten

Wedstrijdmoment Teamaffect 1 Teamaffect 2

1. Voor de wedstrijd 1 (V1)

T1.1 = Optellen affect van alle teamspelers - Pa1.1* / Het to-taal aantal teamspelers -1

T2.1 = Optellen affect van alle teamspelers - Pa2.1** / Het totaal aantal teamspelers -1 2. Voor de wedstrijd 2

(V2)

T1.2 = Optellen affect van alle teamspelers - Pa1.2* / Het to-taal aantal teamspelers -1

T2.2 = Optellen affect van alle teamspelers - Pa2.2** / Het totaal aantal teamspelers -1 3. Na set 1

(S1)

T1.3 = Optellen affect van alle teamspelers - Pa1.3* / Het to-taal aantal teamspelers -1

T2.3 = Optellen affect van alle teamspelers - Pa2.3** / Het totaal aantal teamspelers -1 4. Na set 2

(S2)

T1.4 = Optellen affect van alle teamspelers - Pa1.4* / Het to-taal aantal teamspelers -1

T2.4 = Optellen affect van alle teamspelers - Pa2.4** / Het totaal aantal teamspelers -1 5. Na set 3

(S3)

T1.5 = Optellen affect van alle teamspelers - Pa1.5* / Het to-taal aantal teamspelers -1

T2.5 = Optellen affect van alle teamspelers - Pa2.5** / Het totaal aantal teamspelers -1 6. Na de wedstrijd

(N1)

T1.7 = Optellen affect van alle teamspelers - Pa1.6* / Het to-taal aantal teamspelers -1

T2.7 = Optellen affect van alle teamspelers - Pa2.6** / Het totaal aantal teamspelers -1 Over de hele wedstrijd T1 totaal = (T1.1 + T1.2. +

T1.3 + T1.4 + T1.5 + T2.6) / het aantal wedstrijdmomen-ten (=6)

T2 totaal = (T2.1 + T2.2. + T2.3 + T2.4 + T2.5 + T2.6) / het aantal wedstrijdmomen-ten (=6)

Noot. *Pa1 = Peer leader affect van taak peer leader


(39)

PEER LEADERS EN GROEPSAFFECT IN SPORT 39 Bijlage B

Vragenlijst peer leiderschap

LEIDERSCHAP

In dit deel stellen we twee verschillende leiderschapsrollen voor die spelers op zich kunnen nemen, een taak-leider en een motivationele taak-leider. Gelieve elk van je teamgenoten een score te geven op hun taak- leiderschaps-kwaliteiten als taakleider (A-vraag) en als motivationele leider (B-vraag).

A. Taakleider

“Een taakleider neemt de leiding op het veld; deze persoon helpt ons team te focussen op onze doelstellingen en helpt bij het nemen van tactische beslissingen. Verder geeft deze taakleider zijn teamgenoten raad tijdens de wedstrijd en stuurt ze bij waar nodig.”

(a) Gelieve voor elke teamgenoot (inclusief jezelf) aan te geven in welke mate je vindt dat ze goede taaklei-ders zijn op het veld

Teamgenoot zeer slechte

taakleider tussenin

zeer goede taakleider 1. //de namen van de spelers nog in te

vullen// 0 1 2 3 4 5 6 7 8 9 10 2. 0 1 2 3 4 5 6 7 8 9 10 3. 0 1 2 3 4 5 6 7 8 9 10 4. 0 1 2 3 4 5 6 7 8 9 10 5. 0 1 2 3 4 5 6 7 8 9 10 6. 0 1 2 3 4 5 6 7 8 9 10 7. 0 1 2 3 4 5 6 7 8 9 10 8. 0 1 2 3 4 5 6 7 8 9 10 9. 0 1 2 3 4 5 6 7 8 9 10

(40)

(b) Welke speler in jouw team is de beste taakleider (dit is de speler met de hoogste score; maak bij gelijke scores zelf een keuze)?

Opmerking: Gelieve hier de naam van een speler in te vullen, niet van je coach of van iemand anders buiten het team. Deze leider kan verschillen van de leider die andere spelers aanduidden. Dat is geen probleem.

(voornaam en achternaam) ____________________________________________________________

Wanneer we in het vervolg van de vragenlijst verwijzen naar de taakleider, dan bedoelen we de speler die jij bij deze vraag als beste taakleider aanduidde.

B. Motivationele leider

“De motivationele leider is de grootste motivator op het veld; deze persoon kan zijn teamgeno-ten aanmoedigen om tot het uiterste te gaan; ook spelers die er even door zitteamgeno-ten, spreekt deze leider terug moed in. Kortom, alle emoties op het veld leidt deze leider in goede banen om zo als team optimaal te presteren.”

(a) Gelieve voor elk elke teamgenoot (inclusief jezelf) aan te geven in welke mate je vindt dat ze goede moti-vationele leiders zijn op het veld.

10. 0 1 2 3 4 5 6 7 8 9 10

Teamgenoot zeer slechte

motivationele leider tussenin zeer goede motiva-tionele leider 1. //de namen van de spelers nog in te

vullen// 0 1 2 3 4 5 6 7 8 9 10

2. 0 1 2 3 4 5 6 7 8 9 10

3. 0 1 2 3 4 5 6 7 8 9 10

4. 0 1 2 3 4 5 6 7 8 9 10

(41)

PEER LEADERS EN GROEPSAFFECT IN SPORT 41

(b) Welke speler in jouw team is de beste motivationele leider (dit is de speler met de hoogste score; maak bij gelijke scores zelf een keuze)?

Opmerking: Gelieve hier de naam van een speler in te vullen, niet van je coach of van iemand anders buiten het team. Deze leider kan verschillen van de leider die andere spelers aanduidden. Dat is geen probleem.

(voornaam en achternaam) ____________________________________________________________

Wanneer we in het vervolg van de vragenlijst verwijzen naar de motivationele leider, dan bedoelen we de spe-ler die jij bij deze vraag als beste motivationele leider aanduidde.

6. 0 1 2 3 4 5 6 7 8 9 10

7. 0 1 2 3 4 5 6 7 8 9 10

8. 0 1 2 3 4 5 6 7 8 9 10

9. 0 1 2 3 4 5 6 7 8 9 10

(42)

Bijlage C

Referenties

GERELATEERDE DOCUMENTEN

Correlation coefficients between the plethysmograph and the estimated respiratory signals using different sign correction methods.. Optimal correlation coefficients below 0.5

In [1], a distributed adaptive node-specific signal estimation (DANSE) algorithm is described for fully connected WSN’s, which generalizes DB-MWF to any number of nodes and

▪ Een Peer Assist is een workshop waarbij iemand/een projectteam een specifieke situatie voorlegt aan een groep collega’s (‘peers’) die daar relevante kennis van en/of ervaring

In peer support werkwijzes kunnen peers informationele ondersteuning geven door bijvoorbeeld jongeren te adviseren hoe zij zich kunnen oriënteren op verschillende

We estimate the probability density function that a device is located at a position given a probability density function for the positions of the other devices in the network, and

[r]

Papa Als je ‘m net gewassen hebt wel, maar anders niet.. Enne… heeft een

By means of phase Doppler particle analysis, three velocity components, their higher order moments, and sizes of droplets were measured, showing high intensity velocity fluctuations