A.L.Mok
Column
De toekomst van het vakmanschap
Rousseau liet zijn Emile een vak leren, want al leen in het vakmanschap kan een mens vrij heid en ontplooiingskansen vinden, zo stelde hij in zijn beroemde boek Em ile ou de 1’éduca-
tion (1762). Bij de keuze van een handwerk liet Rousseau zich niet leiden door overwegingen van beroepsprestige of geldelijk gewin, maar door de invloed die het zou hebben op het oor deelsvermogen van Emile, diens verstandelijke ontwikkeling en zijn mogelijkheden om de na tuur te beheersen. 'Alles wel beschouwd ware het mij het liefst, als mijn pupil het schrijnwer- kersvak koos. Het is rein en nuttig; het houdt het lichaam voldoende bezig; het vraagt van de vakman handigheid en kunstvaardigheid; zijn producten getuigen van goede smaak en kwali teit'. Rousseau verwerpt de maatschappelijke orde die de mensen slecht maakt en die nood zakelijkerwijs tot revolutie zal leiden (sic!). Emile zal het in zichzelf moeten zoeken. In het schrijnwerkersvak gaan lichamelijke en geestelijke oefening samen, waaraan de vak man nut en genoegen ontleent. De zeggings kracht tot op de huidige dag van Rousseau's tekst komt voort uit de zakelijke en bijna koel- rationele wijze waarop hij zijn keuze voor Emi- le's 'carrière' rechtvaardigt. Een vak waarin men zelfstandig kan werken, zonder monotone ar beid of routinetaken, waarin men niet 'mecha nisch'te werk gaat, geen vernederende discipli ne hoeft te ondergaan en dat voor de toekomst bestaanszekerheid biedt.
Precies 236 jaar na Rousseau wijdde Richard Sennett aan dit onderwerp een meesterlijk boek.In The Corrosion of Chamctei. The Perso-
nal Consequences o f Wozk in the New Capita- *
lism (Norton, 1998), heet de nieuwe Emile: 'Rico' en het gesprek met hem vindt, toepasse lijk modern, plaats in een vliegtuig. Rico's va der, 'Enrico', was ongeschoolde arbeider in de automobielindustrie, immigrant en van Itali aanse afkomst. Hij wilde dat zijn zoon meer zou bereiken dan hij, dat Rico een echt vak zou leren en daarin carrière zou maken. Rico werd ingenieur, maar in het 'nieuwe kapita lisme' geeft dat geen garantie meer voor duur zaam vakmanschap. Het nieuwe kapitalisme wordt gekenmerkt door vluchtigheid, flexibili teit en discontinuïteit. Na twintig jaar heeft Rico het gevoel dat zijn vaardigheden van bin nenuit geërodeerd zijn, dat de technische ont wikkelingen steeds meer tot standaardisatie en routinearbeid leiden en dat men hem,niet zo kneedbaar vindt als de aanstormende jeugd. En dan dat eeuwige teamwork, wat heeft Rico daar een hekel aan. Eigenlijk, zo vindt 'men', is hij al te oud om soepel te kunnen functioneren in de flexibele organisatie. Bij het ouder wor den verliezen de geaccumuleerde beroepserva ring en beroepskennis aan waarde. Het geëro deerde vakmanschap zit de vernieuwing die de 'nieuwe kapitalisten' willen doorvoeren, in de weg. De nadruk die Rico legt op product- en dienstkwaliteit (naast en niet ondergeschikt aan winstgevendheid), wordt in het bedrijf steeds minder gewaardeerd. Mede als gevolg daarvan wordt de vanzelfsprekendheid van het vroegtijdig uittreden steeds groter. Rico wordt niet verondersteld een lange-termijn binding aan zijn bedrijf te hebben. Men kan immers bezwaarlijk lange-termijn doeleinden nastre ven in een economie die beheerst wordt door
* De auteur is emeritus hoogleraar aan de Landbouw Universiteit Wageningen en de Universiteit van Antwerpen
Column
korte-termijn denken. Rico's kinderen doen een beetje lacherig als hun vader het heeft over 'commitment': zij kennen niet anders meer dan de geflexibiliseerde nieuwe economie met haar los-vaste bindingen. Trouwens, ook de af nemers/consumenten zijn gewend geraakt aan de gestandaardiseerde producten en diensten uit de lopende-band organisatie. Zij stellen nauwelijks kwaliteitseisen en letten in plaats daarvan vooral op 'de kleintjes'. Consumenten zijn met de komst van de 'nieuwe economie' productonkritischer geworden.
Wat zijn de reacties van vakmensen die met een dergelijke 'deskilling' worden geconfron teerd? Uit een onderzoek van Gavin Macken zie onder Amerikaanse vaklieden in het bouw bedrijf en de industrie (The aiistocm cy o f la-
boi, 1973) bleek men massaal een eigen bedrijf te willen beginnen om een hoger niveau van vakmanschap en een betere kwaliteit product te kunnen realiseren dan mogelijk was bij het bedrijf waar men in dienst was. Een belangrijk motief was 'to turn out a product the way it should be turned out' (uitspraak van een schrijnwerker!). Het vak in volle omvang kun nen uitoefenen en een kwalitatief goed product of dienst kunnen leveren, de kern van het be grip vakmanschap, was ook verreweg de be langrijkste doelstelling van een steekproef van 759 Nederlandse kleine zelfstandige onderne mers die door Harry van den Tillaart in 1978 werden ondervraagd. Deze ondernemers waren in overgrote meerderheid niet bereid koste wat kost een hoger bedrijfsresultaat na te streven als dat een geringere betrokkenheid betekende bij hun product, dienst of klanten. Herhaling van deze vraagstelling bij dezelfde onderne mers in 1985 leverde hetzelfde resultaat op, of schoon de conjunctuur inmiddels aanzienlijk verslechterd was. Een ander onderzoek van Harry van den Tillaart betrof het bakkerijbe- drijf, eveneens door Sennett beschreven, in
The Hidden Injuries o f Class. Broodproductie is niet alleen interessant vanwege de precaire relatie tussen automatisering (bijvoorbeeld van de deegmakerij) en vakmanschap, maar ook omdat het een van de weinige voorbeelden is van de weigering van consumenten om als 'ka- nonnenvlees' te dienen. Een groot deel van hen bleef de voorkeur geven aan het ambachtelijke product van de 'warme bakker' boven dat van de broodfabriek. De voorbeelden van een der gelijk protest van afnemers tegen standaardise
ring en kwaliteitsverlies zijn schaars, maar ze zijn er.
De klacht van (grote) ondernemingen over het tekort aan vaklieden op de arbeidsmarkt is nogal hypocriet. Ze hebben het ernaar ge maakt. Jongeren hebben de boodschap gekre gen dat vakmanschap niet meer zo in tel is, dat technisering en automatisering het hoogste goed is. Niet je leven lang je inzetten voor je vak, of dat nu schrijnwerker, ingenieur, ver pleegkundige, leraar, metselaar, kelner of wat dan ook is, is de garantie voor een succesvolle carrière, zo wordt jongeren te verstaan gege ven, maar multi-inzetbaarheid, flexibiliteit en
job hopping.
Gelukkig is alles in de arbeidswereld cy clisch. Er zijn tekenen die erop wijzen dat 'Emile' en 'Rico' zoeken naar nieuwe wegen om levenskwaliteit via hun arbeid te garande ren en dat zij die ook vinden. 'Eigen baas, nie mands knecht', een zogenoemde 'zelfstandige zonder personeel' (zzp-er) worden, is een steeds populairder mogelijkheid. Bewerkingen die vroeger in het grote bedrijf werden gedaan, worden steeds meer uitbesteed aan kleine be drijfjes waar vakmensen hun nestwarmte te ruggevonden hebben, ook al zijn ze voor hun orders afhankelijk van het grote bedrijf. Zelf standig worden kan een stilzwijgend protest zijn tegen de vluchtigheid en tijdelijkheid van arbeidsrelaties, die leiden tot overbelasting, stress, burn out en arbeidsongeschiktheid. Vak manschap, zo kan de conclusie luiden, zal in de komende tijd weer aantrekkingskracht gaan uitoefenen omdat 'Emile' en 'Rico' de zeggen schap over eigen werk niet wensen los te laten en omdat ook de grotere ondernemers wegens de grote vraag naar vaklieden eieren voor hun geld zullen kiezen. Dat gaat niet zonder slag of stoot. Om de arbeidstaakbeheersing te herove ren of voor de toekomst te behouden, zal een bikkelhard gevecht moeten worden geleverd met degenen die het arbeidsproces steeds ver der vertechniseren en standaardiseren en de korte-termijn winstgevendheid als doel in zichzelf beschouwen. Uit welbegrepen eigen belang zullen de desbetreffende vak- en be roepsbonden hierbij steun moeten verlenen. Afnemers/consumenten zullen moeten wor den opgevoed om zich niet meer als willig ka- nonnenvlees te laten gebruiken, maar hoge ei sen te stellen aan de kwaliteit van producten
en diensten. •