Tanja van der Lippe
Inleiding
Hoogste tijd voor vaders
'Wie is toch die man die op zondag altijd het vlees komt snijden?' Deze zin komt uit een spotje dat de afgelopen maanden op de Neder landse televisie was te zien en is een onderdeel van de campagne van SIRE 'Mannen zijn thuis net zo onmisbaar als op het werk' (1997). Een schitterend filmpje, maar hoe staat het er ei genlijk voor in Nederland met de zorg van mannen voor hun kinderen? Is die de laatste tijd wat substantiëler geworden? En gaan va ders door zo'n campagne meer zorgen ?
Uit de nieuwe Sociale Atlas van de Vrouw blijkt de arbeidsverdeling in de jaren negentig bij veel paren redelijk symmetrisch zolang er nog geen kinderen zijn: beide partners werken fors buitenshuis en zijn qua taken binnenshuis in evenwicht (Niphuis-Nell, 1997). Met de komst van kinderen verandert er echter veel in het huishouden: de taken worden 'klassiek' verdeeld, ook al waren partners dit van te voren nooit van plan. Zo werkt bij ongeveer de helft van de paren met kinderen alleen de man. Als de vrouw wel werkt, dan is dit in bijna alle ge vallen in deeltijd. Toch groeit het aantal uren dat mannen gemiddeld aan zorgtaken beste den wel. Besteden vaders met jonge kinderen in 1975 zo'n vijf uur aan de zorg van hun kinde ren, in 1995 is dit al ruim acht uur. Vergeleken met de bijdrage van moeders (bijna 20 uur) is dit natuurlijk nog weinig, maar de toename voor vaders is toch substantieel te noemen. Kanttekening daarbij is wel dat mannen meer spelen, praten, fietsen en stoeien met de kinde ren dan dat ze luiers verschonen of hun kinde ren te eten geven.
Interessant in dit verband is dat niet alleen vaders maar ook moeders, en zelfs werkende
moeders meer tijd met hun kinderen door brengen. Het lijkt erop of een steeds groter ac cent komt te liggen op de waardering van het opvoeden en zien opgroeien van kinderen. Kinderen zijn tegenwoordig een bewuste en positieve keuze. En uit de genoemde Sociale Atlas blijkt dan ook dat moeders en vaders he den ten dage druk doende zijn om een nieuwe formule voor de opvoeding te vinden, waarbij tijd, betrokkenheid en communicatie de con dities voor goed ouderschap vormen. Voorals nog wordt hieraan door moeders en vaders op verschillende wijze vorm gegeven. Moeders ge ven prioriteit aan het ouderschap en het ge zinsleven en vaders willen meer in hun vrije tijd met kinderen doen. In schril contrast hier mee staan de bevindingen van het recent ver schenen boek van Hochschild 'The time bind' (1997). Uit haar onderzoek in een groot Ameri kaans bedrijf blijkt dat werk steeds meer thuis wordt en thuis meer en meer werk. Ouders brengen steeds meer tijd op hun werk door om dat ze het daar leuker vinden, zich meer op hun gemak voelen en zich meer kunnen ont spannen dan thuis, waar ze moeten regelen, rennen en organiseren om alles op orde te hou den en waar ze bovendien ruzie maken met hun partner over de taakverdeling. Opvallend is dat, hoewel het bedrijf de mogelijkheid biedt om parttime (35 uur) te werken, vrouwen net als hun mannelijke collegae de voorkeur geven aan fulltime banen. Bovendien zijn zij in even grote mate bereid om overuren te maken. Aan dacht voor de kinderen neemt dus eerder af dan toe.
In Nederland zien wij een zekere verschui ving optreden in het emancipatiebeleid. Waren
* Tanja van der Lippe is lid van de redactie van het Tijdschrift voor Arbeidsvraagstukken.
Inleiding
de jaren zeventig en tachtig de periode van sti mulering van de arbeidsmarktparticipatie van vrouwen, in de jaren negentig ligt het accent op de combineerbaarheid van arbeid en zorg en op de herverdeling van onbetaalde zorgtaken tussen partners. Verlofregelingen zijn verbe terd, voorzieningen voor kinderopvang zijn uitgebreid en verdergaande maatregelen zijn in voorbereiding. Dit neemt niet weg dat het in Nederland voor velen en ook zeker voor man nen, nog steeds moeilijk is arbeid en zorg te combineren. Niet in de laatste plaats lijkt dat te komen door het gevoel van veel mannen dat 'het' niet kan of zoals het treffend verwoord is in de SIR brochure dat een goede collega ambi tieus, loyaal en altijd beschikbaar hoort te zijn. Wij zijn er dus nog lang niet en een televisie- spot lijkt daarmee wel op zijn plaats.
Maar hebben dergelijke campagnes eigenlijk wel effect? Campagnes worden meestal ingezet als min of meer zelfstandig instrument om houdingen en gedrag te veranderen, maar ook wordt het wel gebruikt om, toegespitst op spe cifieke situaties, andere maatregelen te onder steunen (Tertoolen en van Kreveld, 1995). De hier genoemde massamediale campagne lijkt een duidelijk voorbeeld van het eerste soort en is bedoeld om vaders te doordringen van het feit dat ze thuis ook nodig zijn. Of hun gedrag als gevolg hiervan ook zal veranderen is na tuurlijk altijd de vraag, maar in ieder geval wordt het gedrag ter discussie gesteld. Dit on der de aandacht brengen of zogenaamde 'agen- da-setting' kan één van de doelen van voorlich ting zijn; andere, meer vergaande doelen zijn attitude verandering (waarbij individuen an ders over iets gaan denken) en normatieve be ïnvloeding (binnen de gehele doelgroep wordt het gepropageerde gedrag als meer acceptabel of zelfs wenselijk gezien). Het blijkt uitermate moeilijk om effecten van campagnes te meten en een vaak gehoord credo is dan ook: baat het niet, dan schaadt het ook niet. Of dat laatste werkelijk zo is, is nog maar de vraag. In dit verband is het aardig om te vermelden dat rond 1990 bij het ministerie van WVC (nu WVS) het voornemen bestond om een publiekscam pagne op te zetten gericht op het vergroten van de zorg van jongens en mannen. Tegenover de campagne 'Een slimme meid is op haar toe komst voorbereid' doemde de slogan 'Een echte vent strijkt zijn eigen overhemd' op. Van een werkelijke overheidscampagne is het indertijd
niet gekomen, met als voornaamste reden dat er weerstand bij de doelgroep bestond; jongens en mannen zouden er nog niet aan toe zijn. Onbedoeld had een campagne dan een tegen gesteld effect teweeg kunnen brengen. Zo lijkt dus het tijdstip van een massamediale actie wel degelijk van belang. De timing van de huidige campagne lijkt wat dit betreft zeker veel beter.
Nu is deze campagne specifiek gericht op 'va ders'. Heel graag zou ik eens een campagne of soortgelijke actie zien om bedrijven te stimule ren een meer gezinsvriendelijk beleid te voeren. Want het is natuurlijk onzinnig om te denken dat alleen de mentaliteit van individuele vaders (en moeders) zou moeten veranderen. Zij wer ken immers in een organisatie. Een campagne gericht op organisaties zou laten zien dat de combinatie van arbeid en zorg niet alleen een privé aangelegenheid tussen twee partners is.
In het kader van een gezinsvriendelijk be leid zouden regelingen binnen organisaties veel meer op mannen gericht moeten worden. De huidige situatie biedt immers nog maar weinig stimulansen om vaders aan te zetten tot grotere zorgverantwoordelijkheid. Gedacht kan worden aan betaald ouderschapsverlof, kraamverlof voor vaders en een wettelijk recht op deeltijdarbeid. Maar naast dergelijke rege lingen is het minstens zo belangrijk dat de vol- tijdscultuur binnen organisaties wordt aange pakt. Zo zal een vader in een leidinggevende positie niet graag het aspect minder werken aankaarten bij zijn werkgever; niet zozeer om dat het zijn mannelijk imago zou aantasten, maar vooral omdat hij weet dat zijn carrière kansen daarmee verkeken zijn. Men is nog niet doordrongen van het feit dat je met een deeltijdbaan net zo goed kwalitatief werk kunt leveren, niet minder ambitieus bent of minder loyaal aan je werkgever.
Literatuur
Hochschild, A. 1997. The time bind; when work be-
comes home and home becomes work. New York:
Metropolitan books.
Niphuis-Nell, M. (red.) 1997. Sociale atlas van de
vrouw; deel 4 Veranderingen in de primaire leef sfeer. Rijswijk/Den Haag: Sociaal en Cultureel
Planbureau/VUGA.
Terstoolen, G. en D. van Kreveld. 1995. Innefectivi- teit en schadelijke bijwerkingen van voorlichting: overheidscampagnes ter discusssie. Beleid &. Maatschappij, 296-303