• No results found

Boeken - Downloaden Download PDF

N/A
N/A
Protected

Academic year: 2021

Share "Boeken - Downloaden Download PDF"

Copied!
4
0
0

Bezig met laden.... (Bekijk nu de volledige tekst)

Hele tekst

(1)

Boeken

E.S.A. Bloemen, Scientific Management in Nederland 1900-1930 (Proefschrift Rijksuni­ versiteit Leiden 1988), Amsterdam, NEHA, 1988, 234 blz.

Ondanks eerdere golven van kritiek is het Taylo- risme als vorm van scientific management kenne­ lijk een zo hardnekkige organisatiewijze dat het tegenwoordig opnieuw ter discussie wordt gesteld, niet alleen door wetenschappers maar ook in kringen van het management. Bloemen vraagt zich in zijn dissertatie terloops af of Taylor daarbij wel juist geïnterpreteerd en volledig geci­ teerd wordt, maar dat is niet de probleemstelling van zijn studie. De volgende twee vragen staan in het boek centraal: 1) Welke personen en groepen maakten zich in Nederland sterk voor de verbrei­ ding van het scientific management en welke be­ langen vertegenwoordigen zij? 2) Hoe moet de versie van scientific management die zij uitdroe­ gen worden geïnterpreteerd: ging het om de tech- nische-economische beheersbaarheid van het be­ drijf of om de beheersing van de arbeiders? Beide doeleinden kunnen in principe naast elkaar voorkomen.

De uitwerking van deze vragen vindt langs twee lijnen plaats. De eerste lijn is een behandeling van verschillende interpretaties van Taylorisme en scientific management. Achtereenvolgens komen aan de orde de nadruk op beheersing van de ar­ beiders bij Braverman en Edwards, de nadruk op technisch-economische beheersbaarheid bij Litte- rer, Chandler en Nelson en de nadruk op scienti­ fic management als ideologie bij Merkle, Whita- ker en Meiksins. De tweede lijn betreft de accen­ ten die het scientific management in verschillende landen kenmerkte: de VS, Frankrijk, Duitsland en Engeland.

Vanaf hoofdstuk 3 gaat het over Nederland en dan met name over de machine industrie. De periode tot 1914 werd gekenmerkt door geworstel van

werkgevers met de vraag hoe zij hun organisatie moesten afstemmen op de voortgaande technische vernieuwingen, terwijl ook de schaalvergroting hen voor problemen plaatste. De oplossing werd vooral gezocht in verfijnde stukloonsystemen. Het gevolg was een grotere mate van arbeidsde­ ling en minder vrijheid voor de werklieden om zelf hun werk in te delen (wat nog niet hetzelfde is als ontscholing van de arbeid, hoewel die wel voorkwam). Het doel was niet, zoals Braverman voor Amerika suggereert, het denkwerk van het uitvoerend werk te scheiden maar wel om meer greep op de werkvloer te krijgen en de kosten te drukken. Deze maatregelen riepen weliswaar ver­ zet van de werklieden op, maar er was zeker geen sprake van grote conflicten.

Tijdens de Eerste Wereldoorlog waren de ideeën van Taylor en het scientific management bekend geworden in Nederland, maar ze waren meer on­ derwerp van debat dan dat ze werden toegepast. Bloemen laat zowel de propagandisten als de anti- propagandisten van socialistische en confessione­ le huize de revue passeren.

De toepassing van scientific management na de oorlog wordt door Bloemen geïllustreerd met de activiteiten van het organisatieadviesbureau van Hij mans en Van Gogh. Deze beide ingenieurs hadden een kritische houding tegenover het Tay­ lorisme. Zij legden de nadruk op technisch-eco­ nomische beheersbaarheid door op tijdstudies ge­ baseerde tarieven, een systematische werkverde­ ling, het gebruik van planborden, voorraadcon- trole en kostprijscontrole. Er hoeft geen twijfel over te bestaan dat Hijmans en Van Gogh ernaar streefden de macht van het management over de werklieden te vergroten door een betere planning, maar dat is nog iets heel anders dan het uit elkaar halen van de conceptie van het werk en de uitvoe­ ring ervan. Aan de inhoud van het werk verande­ ren zij zelden iets.

Naast deze organisatieadviespraktijk begon de

(2)

Boeken bedrijfsorganisatie zich ook als wetenschap te

ontwikkelen en kregen de bedrijfskundigen gezel­ schap en concurrentie van psychotechnici en ac­ countants. Bloemen spreekt van een beweging van scientific management. In een apart hoofdstuk be­ schrijft hij hoe de beweging zich moeizaam orga­ niseerde in het Nederlandsch Instituut voor Effi­ ciency. Bloemen concludeert dat de beweging voor scientific management niet resulteerde in een duidelijke breuk met eerdere vormen van be­ drijfsorganisatie. De aanpak was weliswaar ge­ richt op de ondernemer, maar zakelijk, niet anti- vakbeweging. De ondernemers moesten zelf meestal door de ingenieurs worden overgehaald. Dit karakter van de beweging maakte het volgens Bloemen voor de vakbeweging mogelijk om on­ danks enkele bezwaren tegen de ideeën van Taylor de praktijk van het scientific management te aan­ vaarden.

Degenen die zich sterk maakten voor het scienti­ fic management waren dus vooral wetenschappers en ingenieurs. Zij vertegenwoordigden de belan­ gen van het management op een niet anti-vakbe- weging-manier. Veel ingenieurs hadden zelfs uit­ gesproken socialistische sympathieën. De tech- nisch-economische beheersbaarheid stond voor­ op. Aanwijzingen voor een gerichtheid op beheer­ sing van de arbeiders heeft Bloemen vrijwel niet gevonden.

Gegeven de huidige nieuwe fase in het debat over de bedrijfsorganisatie (flexibiliteit, beheersbaar­ heid, kwaliteit van de arbeid) is de grootste ver­ dienste van de studie van Bloemen dat het boek een kader biedt voor 1) een betere reflexie op de oorsprong van huidige organisatievormen en 2) voor historische bedrijfsstudies om het geschetste algemene beeld in te vullen en te toetsen. Interes­ sant zijn verder met name de hoofdstukken over het organisatiebureau van Hijmans en Van Gogh en over de NIVE, waarover tot nu toe nog geen empirische studies waten gepubliceerd.

Een analyse van grote lijnen houdt uiteraard ook beperkingen in en die doen naar mijn mening toch iets af aan het gewicht van de conclusies, hoewel die juist zijn als ze beschouwd worden als onderbouwde hypothesen. Door het vrijwel ont­ breken van historische bedrijfsstudies is er nog heel weinig bekend over hoe de opstelling van on­ dernemers en werknemers was. We weten nu eigenlijk alleen wat de doelstellingen van de inge­ nieurs waren. Bovendien is er om dezelfde reden nog weinig kennis over hoe de bedrijfsorganisatie precies veranderde. Die kennis is nodig om de

werkelijke effecten voor technisch-economische beheersbaarheid en beheersing van arbeiders na te gaan. Die kunnen immers niet rechtstreeks uit geformuleerde doelstellingen worden afgeleid. In de conclusies raakt een beetje op de achtergrond dat deze gaan over de machine-industrie met zijn enkelstuks en kleinserieproduktie. Uit wat inmid­ dels over bijvoorbeeld de textielindustrie en Phi­ lips in dezelfde periode bekend is, zouden wel­ licht andere conclusies getrokken kunnen wor­ den. Tenslotte geeft ook de terecht gekozen be­ perking tot een bepaalde periode aanleiding tot voorzichtigheid. De praktijk van de beweging voor scientific management ontwikkelde zich in Nederland pas in de jaren twintig. Daarna volg­ den de specifieke omstandigheden van recessie en oorlog. Misschien is het scientific management in Nederland pas na de Tweede Wereldoorlog tot bloei gekomen.

In de jaren zeventig werd in Nederland het weten­ schappelijk debat over de ontwikkeling van het arbeidsproces bijna uitsluitend aan de hand van buitenlandse publikaties gevoerd. Langzamer­ hand verschijnt er een serie studies over de ont­ wikkelingen in eigen land. De discussie krijgt daardoor meer diepgang en meer relevantie voor de eigen praktijk. Het boek van Bloemen is een waardevolle uitbreiding van die serie.

Frank Pot

Dr. ir. J. Rieken (red.), Venster op sociale ze­ kerheid, Kluwer, Deventer, 1988.

In de jaren tachtig heeft het realiseren van structu­ rele bezuinigingen centraal gestaan in het sociale zekerheidsbeleid. Het belangrijkste instrument daarbij is geweest de verlaging van de uitkerin­ gen. Voor doelstellingen en grondslagen van de sociale zekerheid was nauwelijks belangstelling; dit boek beoogt een discussie hierover aan te zwengelen. Een dergelijke discussie is, zo stelt redacteur Rieken in de verantwoording, noodza­ kelijk in verband met structurele ontwikkelingen in de economie, technologie en cultuur. Na de Bismarckperiode, gekenmerkt door het verzeke­ ringenmodel, en de Beveridgeperiode, geken­ merkt door het zorgmodel, is een derde koers- wending in de sociale zekerheid noodzakelijk. In deze derde fase moet niet alleen aandacht worden besteed aan stelselkenmerken als de uitkerin­ genstructuur, de financieringsstructuur en de

(3)

ganisatiestructuur, maar moet de sociale zeker­ heid worden bezien in samenhang met andere be­ leidsterreinen zoals arbeidsmarkt, onderwijs en gezondheidszorg.

Het boek bestaat uit een drieluik. In deel I geven wetenschappers van verschillende disciplines, te weten de economie, de sociologie, de politicolo­ gie en de psychologie, hun visie op de toekomst van de sociale zekerheid. Een dergelijke multidis­ ciplinaire benadering van de sociale zekerheid werkt verfrissend temeer daar in Nederland van oudsher de juridische en economische benaderin­ gen hebben overheerst. De bijdragen van de eco­ noom Douben en de politicologen Therborn en Roebroek bieden de meeste aanknopingspunten waar het gaat om een visie op de relatie van socia­ le zekerheid met andere beleidsterreinen. De auteurs komen vanuit verschillende invalshoeken tot eenzelfde conclusie met echter geheel ver­ schillende consequenties voor de inrichting van het stelsel van sociale zekerheid.

Douben baseert zich bij het schetsen van de con­ touren van een nieuw stelsel van sociale zekerheid vooral op de eisen die internationale en economi­ sche ontwikkelingen aan de Nederlandse econo­ mische structuur stellen. De huidige sociale ze­ kerheid heeft de zo nodige flexibiliteit van econo­ mie en arbeidsmarkt doen afnemen. Vertrekkend vanuit de coördinerende functie van het marktme­ chanisme in de economische orde zal volgens Douben een nieuw stelsel van sociale zekerheid een integratie moeten realiseren van het ar­ beidsmarkt-, scholings-, werkgelegenheids- en in­ komensbeleid. Het accent op de markt als coördi­ nerend mechanisme resulteert in een meer selec­ tief stelsel van sociale zekerheid waarin lonen en uitkeringen verder worden ontkoppeld en een sterkere scheiding bestaat tussen minimumvoor- zieningen en bovenminimale, voornamelijk semi- collectieve en particulier georganiseerde regelin­ gen. Deze visie is niet geheel onbekend: ze komt bijvoorbeeld naar voren in het WRR-rapport ‘Waarborgen voor sociale zekerheid’ (1985), bij de opstelling waarvan Douben betrokken was. Therborn en Roebroek karakteriseren de Neder­ landse welvaartsstaat als een passieve wel­ vaartsstaat: een welvaartsstaat die wordt geken­ merkt door een passieve houding van de overheid ten opzichte van de wijze waarop de levensvoor­ waarden van zijn burgers vorm krijgen, gekop­ peld aan een sterke nadruk op het marktmecha­ nisme. Er wordt bovendien weinig rekening ge­ houden met interaktie-effecten tussen de verschil­

lende beleidsterreinen. Dit alles heeft in belang­ rijke mate bijgedragen aan het ontstaan en voortbestaan van de massale werkloosheid. In het kader van een actief werkgelegenheidsbeleid staan Therborn en Roebroek een alternatieve stra­ tegie voor waarin het accent ligt op een politieke regulering van de arbeidsmarkt. Zij hebben hier­ bij de ‘sterke welvaartsstaat’ Zweden op het oog. In deze strategie wordt sociale zekerheid opgevat als een element van een meer geïntegreerd geheel van activiteiten op sociaal-economisch en ar­ beidsmarktpolitiek terrein alsmede activiteiten op het gebied van onderwijs, volkshuisvesting en ge­ zondheidszorg. Dit resulteert in een solidair stel­ sel van sociale zekerheid waar de nadruk ligt op preventie en positieve prikkels in plaats van cura­ tief beleid en negatieve sancties.

In deel II kijken de wetenschappelijke bureaus van VVD, CDA en PvdA vooruit. In deze bijdra­ gen is weinig of niets terug te vinden van een mo­ gelijke derde koerswending in de sociale zeker­ heid. Een visie op relaties en interacties tussen relevante beleidsterreinen als sociale zekerheid, arbeidsmarkt, onderwijs en gezondheidszorg ont­ breekt. Alleen in de bijdrage van het wetenschap­ pelijk bureau van het CDA wordt de problematiek als zodanig onderkend. Kortom, de auteurs van deze ideologische bijdragen beperken zich tot het weergeven van de, ook al eerder gepubliceerde, opvattingen van (stromingen binnen) hun partij. Deel III is de kern van het boek. Er wordt gecon­ cludeerd dat bij lezing van de verschillende we­ tenschappelijke en ideologische bijdragen niet on­ middellijk een nieuw concept voor de sociale ze­ kerheid in de toekomst zichtbaar wordt. Wel zijn er in enkele bijdragen gemeenschappelijke ten- denzen te onderkennen die wellicht bouwstenen kunnen vormen voor het toekomstige sociale ze- kerheidsbeleid. De trefwoorden luiden: integra­ tie, flexibiliteit en preventie. Deze begrippen ne­ men een centrale plaats in in de vier ideaal-typi- sche beleidsscenario’s die door redacteur Rieken, alsmede Berghman en Muffels, in het slothoofd­ stuk worden ontwikkeld; deze scenario’s zijn ver­ schillend al naar gelang de rol van de overheid. Daarbij wordt niet duidelijk wat de visie van de auteurs is op de rol van de overheid in een toe­ komstig sociaal zekerheidsstelsel. Hun opvatting daarover zou afgeleid kunnen worden uit hun ka­ rakterisering van het huidige beleid als een brand- blusser-scenario: de overheid laat zoveel mogelijk over aan particuliere en maatschappelijke organi­ saties en treedt pas curatief op als deze in gebreke

(4)

Boeken blijken. De auteurs lijken in te stemmen met de

visie van Therborn en Roebroek dat door dit marktconforme beleid in de toekomst een ontwik­ keling dreigt in de richting van een gespleten wel­ vaartsstaat met aan de ene kant werknemers met goed betaalde banen en een hoog niveau aan so­ ciale zekerheid en aan de andere kant mensen die marginale of helemaal geen arbeid verrichten met een minimum aan sociale zekerheid.

Dit lijkt een somber perspectief, ware het niet dat in ‘Venster op de sociale zekerheid’ aanzetten

worden gegeven voor een derde koerswending in de sociale zekerheid. Aanzetten die evenwel een nadere concretisering behoeven. Gezien de in dit boek geëtaleerde visies van de grote politieke stromingen en gezien de huidige politieke constel­ latie lijkt de tijd echter nog niet rijp voor een der­ gelijke koerswending.

T.J.H.M. Berben

Sociaal-Economische Raad

Referenties

GERELATEERDE DOCUMENTEN

In the early second century AD, the Roman military established a fort at the Nabataean settlement of Hawara in southern Jordan, 50 km southeast of Petra and 80 km north

In locating the ‘essence’ of democracy in the intrinsic capacity of the demos to engage in politics, rather than from the perspective of political regimes, this thesis can aptly

sacred music and in the worship customs at the Court Chapel of Anhait-Zerbst during the first half o f the eighteenth century. Most im portantly, this multi-volume chronicle allows

1) Communities adjacent to salmon farms would be different than those distant from the farm, community similarity would h a e a s e with distance from the farm, as the farm

The values in the magic square can be rearranged so that the total frequency incident to any point is the same as the other points in the design. In order to keep the row and

This chapter: (i) analyses the autonomous dynamics of SVO distribution among n users over a network with infinite bandwidth and no communication delay; (ii) investigates the

If memory reconstruction based on the schema activated by the scene is a sufficient factor to provoke false memory, then participants would more often falsely

The scripts are written to enable a wider audience to experience multiple layers of parents’ experiences around video games or have them experience what Eisner terms