• No results found

CNV in verandering - Downloaden Download PDF

N/A
N/A
Protected

Academic year: 2021

Share "CNV in verandering - Downloaden Download PDF"

Copied!
4
0
0

Bezig met laden.... (Bekijk nu de volledige tekst)

Hele tekst

(1)

C.J. Vos*

CNV in verandering

Kan de vakbeweging overleven? Met deze vraag houden velen binnen en buiten de vakbeweging zich thans bezig. Ook binnen het CNV is een discussie gaande over de toekomst van de christelijke vakbe­ weging in Nederland. Deze discussie lijkt vooral in het teken te staan van het dilemma: decentraliseren of niet decentraliseren?

Op zich mag dit opmerkelijk worden genoemd. In veel opzichten lijkt dit dilemma inmiddels achter­ haald. Wijst niet alles op een onweerstaanbare en duurzame decentralisering van ons stelsel van arbeids­ verhoudingen? Ligt de enige overlevingskans voor de vakbeweging niet in haar manifestatie op decen­ traal niveau? Waarom dan toch nog een dilemma?

Workshop

Met het voorgaande is in het kort de thematiek aangeduid van een workshop, georganiseerd door het CNV op 25 september 1986 ter gelegenheid van het afscheid van voorzitter Harm van der Meulen. De workshop stond in het teken van de presentatie van een aan Van der Meulen gewijde herdenkingsbundel onder de titel Vakbeweging in verandering. Dilemma’s en uitdagingen} De manier waarop door het CNV aandacht werd besteed aan het aftreden van Harm van der Meu­ len en het aantreden van Henk Hofstede als nieuwe voorzitter onderstreept eens te meer, dat voor een vakbeweging een wisseling van voorzit­ ter heel wat meer betekent dan de overhandiging van de voorzittershamer. Vakbondsvoorzitters bepalen doorgaans in sterke mate het gezicht van de eigen organisatie en drukken een persoonlijk stempel op de presentatie van het beleid naar binnen en naar buiten. Een wisseling van voor­ zitter vormt als het ware de afsluiting van een periode en het begin van een nieuw tijdperk. Daardoor markeerde de workshop op zich al een belangrijke verandering in het CNV.

Bundel

Gedurende zijn voorzitterschap heeft Van der Meulen zich doen kennen als een geharnast pleit­

* Dr. C.J. Vos is werkzaam bij het Ministerie van So­

ciale Zaken en Werkgelegenheid, Directoraat-Generaal van de Arbeid, en redactielid van dit tijdschrift.

bezorger van de decentraliseringsgedachte. In de bundel wordt hierop voortgeborduurd aan de hand van beschouwingen over diverse ontwikke­ lingen binnen de Nederlandse arbeidsverhoudin­ gen in de periode 1978-1986, de jaren waarin Harm van der Meulen voorzitter van het CNV is geweest. Daarbij wordt een pragmatisch decen- traliseringsbegrip gehanteerd. Zwaartepunt vormt de samenwerking tussen werkgevers en werkne­ mers op ondernemingsniveau, de onderneming als werkgemeenschap, maar daarnaast worden alle nieuwe vormen van overleg en samenwerking tus­ sen sociale partners met decentralisering in ver­ band gebracht. In zijn bijdrage over de relatie tussen het CNV en de Nederlandse overheid noemt Albeda het Stichtingsakkoord van novem­ ber 1982 een keerpunt in de arbeidsverhoudin­ gen. Sindsdien manifesteert zich een tendens tot decentralisatie, waar volgens Albeda de werkge­ vers méér van kunnen profiteren dan de vakbewe­ ging. Om te overleven zal voor de vakbeweging een andere aanpak nodig zijn. Zo’n andere aan­ pak wordt besproken in de bijdrage van de werk­ geversvertegenwoordigers Crijns en Van Hove. In het kader van een pleidooi voor een ‘verbreed en verdiept decentralisatiemodel voor de jaren negen­ tig’ bespreken beide auteurs het CNV-initiatief de overheidsinvloed op het terrein van de werkne­ mersverzekeringen terug te dringen. Naar hun mening gaat het CNV op dit punt nog niet ver ge­ noeg door weliswaar autonomie van de sociale partners voor de werknemersverzekeringen te be­ pleiten, maar qua vormgeving te kiezen voor een centrale besturing door de sociale partners.

(2)

CNV in verandering Mogelijke veranderingen in het arbeidsvoorwaar­

denoverleg voor de ambtenaren worden bespro­ ken door CNV-beleidsmedewerker Kroon. In zijn beschouwing oppert hij een vorm van cao-over- leg als mogelijkheid voor de vaststelling van de arbeidsvoorwaarden bij de overheid, waarbij hij differentiatie binnen het overheidspersoneel niet uitsluit.

Scharnierpunt in de bundel vormt de bijdrage van Leenhouwers, omdat via deze beschouwing de toespitsing op de afzonderlijke arbeidsorganisatie plaatsvindt. Leenhouwers formuleert als opdracht voor de onderneming, dat werkgever en werkne­ mers samen, ‘als menselijke werkgemeenschap’, in dienst moeten staan van het algemeen belang. Ondernemingsniveau

Na de beschouwing van Leenhouwers wordt in de bundel ingegaan op enkele ontwikkelingen op on­ dernemingsniveau. Van Zuthem houdt een plei­ dooi voor het consequent toepassen van mense­ lijke verantwoordelijkheid, tot uiting komend in een vorm van gematigd werknemerszelfbestuur. Looise bespreekt het CNV-beleid met betrekking tot de OR, uitmondend in de aanbeveling, dat aan de OR een grotere inbreng moet worden toe­ gekend bij het arbeidsvoorwaardenoverleg. CNV-onderzoekcoördinator Paauwe behandelt de bemoeienis van de vakbeweging met het sociaal beleid. In zijn opvatting kon er in de jaren zeven­ tig nog gesproken worden van een vermaatschap­ pelijking van het sociaal of personeelsbeleid, die aansloot bij het CNV-standpunt als verwoord in het SER-advies inzake het Sociaal Beleid van 20 maart 1981. Thans is het verzakelijking wat de klok slaat, met ‘Human Resource Manage­ ment’ als jongste loot in de ontwikkelingsfasen van het personeelsbeleid.

Verantwoordelijke vakbeweging

In de drie laatste beschouwingen in de bundel worden dermate brede lijnen getrokken, dat een relatie met het ondernemingsniveau moeilijk valt vast te houden. In zijn bijdrage over de technolo­ gische uitdagingen van de komende jaren wijst Tuininga op het belang van de sociale context op ondernemingsniveau: naast high tech ook high social. Zijn betoog mondt uit in een pleidooi voor een bredere aandacht van werknemersorga­ nisaties voor het technologiebeleid, met name ook op het (macro)niveau van de overheid. Sprekend over de maatschappelijke verantwoor­ delijkheid van ondernemingen gaat oud CNV- bestuurder, thans CDA-kamerlid, Terpstra vooral in op het CNV-beleid met betrekking tot de na­

tionale èn internationale rechtsorde, de werkge­ legenheid en de positie van de gehandicapte werknemers.

De nieuwe CNV-voorzitter Hofstede legt in zijn afrondende beschouwing de vraag naar de toe­ komst van het CNV aan tegen de bereidheid om als vakbeweging verder te kijken dan alleen naar het directe eigen belang. Blijkens de vier hoofd­ punten van het beleid, te weten werkloosheids­ bestrijding, goede sociale zekerheid, handhaving koopkracht minima en armoedebestrijding in mondiaal verband, voelt het CNV zich geroepen to t het dragen van brede maatschappelijke ver­ antwoordelijkheid. Het appel, dat hiervan uitgaat, kan ook het bindmiddel voor de leden van de toekomst zijn.

Tot zover de inhoud van de herdenkingsbundel. Voor de fanfare bij de presentatie van de bundel zorgde een tweetal inleiders, die beiden de moge­ lijkheden en de grenzen van de verantwoordelijke samenleving bespraken.

Voor Rabo-topman Wijffels waren die grenzen nog (lang) niet bereikt, ook al omdat uniforme en mechanische regeling van de solidariteit ‘op kosten van de ander’ niet meer van deze tijd is. Vanuit de visie van Goudzwaard komen de gren­ zen van de verantwoordelijke samenleving eerder in zicht, namelijk zodra de vakbeweging vanuit een oogpunt van rechtvaardigheid zich betrokken weet bij maatschappelijke verdelingsvraagstuk­ ken, zoals met betrekking tot de beschikbare werkgelegenheid, de zorg voor de wereld en de medemens. Daarom blijft naar zijn mening ook op macroniveau op diverse terreinen de samen­ werking tussen overheid en sociale partners ver­ plicht.

Dilemma’s en uitdagingen

De hier met enkele trefwoorden aangegeven be­ schouwingen bieden een boeiend beeld van een woelige periode in de Nederlandse arbeidsverhou­ dingen. De grondtoon van de meeste bijdragen is duidelijk: decentralisering is niet alleen een feite­ lijke, maar voor de christelijke vakbeweging ook een nastrevenswaardige ontwikkeling. Daarmee lijkt decentralisering voor het CNV veel meer een uitdaging dan een dilemma te zijn.

Toch komen er in diverse bijdragen zo nu en dan vragen boven drijven, die aanleiding kunnen zijn tot een meer genuanceerde kijk op de decentrali- seringstendens. Moet de vakbeweging niet ook op centraal niveau acte de présence blijven geven? Zijn er maatschappelijke vraagstukken, die uit­ stijgen boven het ondernemingsniveau? Komen er

(3)

Arbeidsverhoudingen

bij het streven naar een verantwoordelijke samen­ leving niet andere uitgangspunten, zoals met be­ trekking tot rechtvaardigheid en solidariteit, in het gedrang? Dergelijke vragen duiden op proble­ men van normatieve, strategische en organisato­ rische aard, die aanleiding kunnen zijn tot het ontstaan van een decentraliseringsdilemma. Op deze problemen zal thans wat dieper worden in­ gegaan.

Uitgangspunten CNV

Een eerste verklaring voor een decentraliserings­ dilemma kan worden gevonden door te rade te gaan bij wat enigszins plechtstatig wordt aange­ duid met het ‘gedachtengoed’ van de christelijke vakbeweging. Daaruit zijn twee kernthema’s te destilleren, die fungeren als beleidsuitgangspun­ ten bij de operationalisering van het christelijk- sociaal denken. Van tijd tot tijd oplaaiende dis­ cussies over de identiteit van de christelijke vak­ beweging hebben steeds te maken met pogingen tot eigentijdse invulling van dit begrippenpaar. Vanuit deze invulling ontstaat een decentralise­ ringsdilemma.

Bij verantwoordelijkheid gaat het om de eigen­ tijdse vertaling van traditionele maatschappij- concepties in het christelijk-sociaal denken: soevereiniteit in eigen kring en het subsidiari­ teitsbeginsel. In essentie betreft dit de mate waar­ in en de wijze waarop individuen in hun leven en werken verantwoordelijkheid kunnen dragen. Qua intentie ligt dit niet zo ver af van wat in CDA-verkiezingsprogramma’s een verantwoorde­ lijke samenleving wordt genoemd. Geconcreti­ seerd naar beleidsuitgangspunten betekent dit voor de huidige situatie een pleidooi voor een an­ dere taakverdeling tussen overheid en sociale part­ ners. Naar de mate waarin de huidige maatschap- pij-inrichting als te centralistisch wordt ervaren dient de overheid de ruimte te scheppen, waar­ door de sociale partners via overleg en samen­ werking op decentraal niveau hun verantwoor­ delijkheid effectief kunnen maken. Vanuit deze beleidsvisie is het CNV een uitgesproken voor­ stander van verdergaande decentralisering. Bij solidariteit gaat het eveneens om normatieve opvattingen omtrent de ordening van de samen­ leving. Leidend beginsel in de CNV-visie is het streven naar rechtvaardigheid in de verdeling van arbeid, inkomen en welvaart, zowel nationaal als internationaal. De tegenstellingen tussen CNV en CDA van de afgelopen jaren, in het bijzonder wanneer ingrepen in het stelsel van sociale zeker­

heid aan de orde waren, zijn verklaarbaar vanuit de invulling van dit kernthema.

Bij de concretisering van dit thema naar beleids­ uitgangspunten zal het CNV zich niet geroepen voelen tegen de tijdgeest in te gaan. Niettemin blijft het de vraag of bij maatschappelijke verde­ lingsvraagstukken uiteindelijk van centrale ingre­ pen en overleg op macroniveau kan worden af­ gezien. Daarom ligt hierbij een meer genuanceer­ de kijk op de decentraliseringstendens in de rede. Anders gezegd: in hoeverre kan een verantwoor­ delijke samenleving ook een rechtvaardige zijn? In deze vraagstelling ligt de aanleiding tot het ontstaan van een decentraliseringsdilemma. Organisatiegraad

Een tweede verklaring voor het decentraliserings­ dilemma hangt samen met de mate waarin de vak­ beweging zich op ondernemingsniveau zal kun­ nen manifesteren. In het ‘Ten geleide’ bij de bun­ del wijst CNV vice-voorzitter Hordijk, in navol­ ging van Windmuller, op de oorzaken van het centralisme in de Nederlandse arbeidsverhoudin­ gen. Van grote invloed is geweest, dat de werk­ gevers zich jarenlang met succes hebben kunnen verzetten tegen interventie door de vakbeweging op ondernemingsniveau. Hierbij was de doorgaans lage organisatiegraad van niet te onderschatten betekenis. Doordat de vakbonden ‘hun wortels nooit binnen het bedrijf hebben kunnen laten groeien’ waren zij min of meer gedwongen uit te wijken naar hogere onderhandelingsniveaus. De huidige decentraliseringstendens biedt als het ware een herkansing. Maar dan wèl in een situatie met een teruglopend ledental, terwijl als gevolg van technologische veranderingen nieuwe catego­ rieën werknemers ontstaan, die voor de vakbewe­ ging moeilijk organiseerbaar zijn. Daarom is het (opnieuw) de vraag in hoeverre de werkgevers bij hun streven de vakbeweging uit de luwte van de overheidsbeveiliging te houden bereid zijn ope- ningen te bieden voor manifestatie op onderne­ mingsniveau. Zodra onder verwijzing naar de rela­ tief geringe organisatiegraad de representativiteit van de vakbonden als gesprekspartners in twijfel wordt getrokken, ontstaat voor de vakbeweging een soort vicieuze cirkel. Kort gezegd: zonder le­ den geen invloed, maar zonder invloed ook geen nieuwe leden. Met het oog op de werfkracht kan de decentralisering derhalve wel degelijk een di­ lemma inhouden.

Strategie

Naast de verandering van de arbeidsverhoudingen wordt in de bundel terecht gewezen op andere

(4)

CNV in verandering verschijnselen, zoals werkloosheid, technologische

ontwikkeling, de positie van de minima, die het CNV voor strategische keuzen plaatsen. Bij die keuzen zal het ook gaan om de profilering van de eigen identiteit.

Een herschikking van verantwoordelijkheden op decentraal niveau ligt niet alleen in de lijn van het CNV-denken, maar correspondeert bovendien met wat men de ‘nieuwe mondigheid’ zou kunnen noemen. Nieuwe categorieën hooggekwalificeer­ de werknemers vormen de markt, waarop met be­ hulp van aansprekende produkten en diensten leden geworven moeten worden. Voor de vakbe­ weging ligt hier echter ook de dreiging van een ‘prioritering’ van deel- en groepsbelangen.

Het is de vraag of onder die omstandigheden het CNV zich op een eigen, herkenbare wijze kan blijven presenteren. Dit ligt anders bij de behan­ deling van maatschappelijke verdelingsvraagstuk­ ken. Al was het maar via discussies over het al dan niet sluiten van een convenant, dan kunnen de eigen beginselen worden geëtaleerd en kan de eigen identiteit worden aangezet. Vanuit een

spanning tussen marktoriëntatie en beginselvast­ heid kan derhalve eveneens een decentraliserings- dilemma ontstaan.

Tenslotte

In het voorgaande is getracht aan te geven, dat de huidige ontwikkelingen binnen de Nederland­ se arbeidsverhoudingen voor het CNV in drieër­ lei opzicht aanleiding kunnen zijn tot een decen- traliseringsdilemma. Een uitweg uit een dilemma kan zijn, dat gekozen wordt voor het één en tegen het ander. Een uitweg kan ook zijn, dat een juiste balans wordt gezocht tussen soms strijdige ten­ denties. Ook dat is strategisch handelen. Daar­ voor is veel discussie en overleg noodzakelijk. Daartoe wordt in de herdenkingsbundel veel waardevol materiaal aangedragen. □ Noot

1. J.C. Looise, J. Paauwe en H.J. van Zuthem (red.),

Vakbeweging in verandering. Dilemma’s en uitda­ gingen, Kluwer, Deventer 1986.

Referenties

GERELATEERDE DOCUMENTEN

In all cases, the effect of a shock lasts no longer than three or four years, but more often than not lasts about two Manitoba and Quebec, the short-run impact of a positive

My assumptions are identified as follows: (1) The experience of family caregiving is different for a registered nurse than for non nurse FCGs because the social context in

The remainder of the paper is organized as follows. The conservation laws for a gas mixture are stated and problem is formulated in Section II. The order of magnitude method is

The earliest archaeologically attested hero cult in Greece was established by Sparta at Therapne, a site known today as the Menelaion (Figure 9). 108 This cult was, according to

Surrogate models are also used in an attempt to reduce the computational burden of direct evaluation in a gradient based optimization environment (with the added complexity

provided some financial support. The most common financial support identified in the qualitative data was: offering money when participants were financially constrained;

Regarding the differences of transitioning to life off the streets, participants in Karabanow’s (2008) study described creating new relationships and contemplating the

The purpose of the following resource is to support teachers in implementing inquiry-based learning (IBL) in elementary classroom settings and guide students in gaining the