• No results found

Nieuw Nederlands racisme : een scriptie over racisme en discriminatie in de huidige Nederlandse samenleving

N/A
N/A
Protected

Academic year: 2021

Share "Nieuw Nederlands racisme : een scriptie over racisme en discriminatie in de huidige Nederlandse samenleving"

Copied!
35
0
0

Bezig met laden.... (Bekijk nu de volledige tekst)

Hele tekst

(1)

UNIVERSITEIT VAN AMSTERDAM

Nieuw Nederlands Racisme

Een scriptie over racisme en discriminatie in de huidige Nederlandse

samenleving

Hannah Oldenburger

hannaholdenburger@hotmail.com

Culturele Antropologie en Ontwikkelingssociologie 10441077 Bachelorscriptie 8 juni 2015 Dr. L.G.H. Bakker Dr. V.A. de Rooij 11.106 woorden

(2)

1 Inhoudsopgave Inleiding Wat is racisme? Mijn visie Nederlands racisme

Wat is specifiek aan het racisme in Nederland? Religieus Nederlands Racisme: de nieuwe vijand

Oorzaken

Nederlands racisme in historische context Verzuiling en othering

Opkomend nationalisme en populisme

Het gebruik van tolerantie om intolerant te zijn

Manifestaties

Passief: Wit privilege

Passief: Sociale ongelijkheid Actief: guilt by association Actief: Antisemitisme Rol van media en politiek Conclusie

(3)

2

Inleiding

Racisme is onlosmakelijk verbonden met de ideologie van de rassentheorie. Rassentheorie, de opvatting dat ras de belangrijkste bepaler is van menselijke eigenschappen of vermogen en dat raciale verschillen de basis vormen van de inherente superioriteit of inferioriteit van een ander ras. Deze theorie leidde in het verleden tot het ontstaan van bepaalde machtsstructuren tussen verschillende etnische groeperingen. De bekendste uiting van deze theorie, is het racisme vanuit de ‘witte’, blanke, meerderheid naar de ‘andere’ minderheid. Denk

bijvoorbeeld aan de slavernij, waarbij de blanke Europeaan structureel boven de ‘zwarte’ slaaf stond in de machtposities. Denk aan de Tweede Wereldoorlog waarbij de Joden

structureel als inferieur werden gezien en behandeld, door het naziregime. Beide voorbeelden geven uitingen van racisme weer; het geloven in de inferioriteit van een bepaalde groep, die samengesteld is op de grond van (wellicht toebedeelde) overeenkomende eigenschappen. De ideologie van de rassentheorie zet niet alleen aan tot het negatief denken over andere etnische groepen, maar zet ook aan tot ernaar handelen. Het aanzetten tot handelen, is te zien in de genoemde voorbeelden van slavernij en de Jodenvervolging. De denkwijze over bepaalde groepen bepaalt handelingen, zoals het in de Tweede Wereldoorlog het systematisch

deporteren en vermoorden van mensen met een Joodse afkomst legitimeerde. Kijk ook naar de Ku Klux Klan in Noord-Amerika of de Apartheid in Zuid-Afrika. In beide voorbeelden heeft racistisch sentiment tot daden aangezet, en in het geval van de Apartheid zelfs tot structurele machtsongelijkheden. Wat deze voorbeelden aangeven, is het ‘vermogen’ van deze ideologie van de rassentheorie om zich aan te passen aan de culturele context, de tijd en plaats, en andere vormen aan te nemen.

Het lijkt iets van de verleden tijd, achterhaald, iets wat de Nederlandse samenleving allang achter zich heeft gelaten. Racisme is iets dat we samen hebben overwonnen en de uitkomst van de strijd is onze tolerante en multiculturele samenleving. Er bestaan geen racisten meer, althans geen racisten die een groot podium krijgen. Hierdoor bestaat ook de notie dat collectief racisme daarom ook niet meer bestaat. We denken dat Nederland en haar inwoners symbool staan voor een tolerante houding. Om die mentaliteit staan we dan ook bekend onder buitenstaanders (Van der Wielen 2014: 4-15). Maar is dit wel zo? Misschien is racisme wel veranderd. Misschien is het aangepast aan onze tijd en plaats, zoals dat in het verleden ook gebeurde. In het verleden nam de ideologie rondom de rassentheorie steeds andere vormen aan, die werden bepaald door de context. Zoals de Jodenvervolging tijdens de Tweede Wereldoorlog die ervoor zorgde dat het joodse volk structureel werd

(4)

3

Zo ja, waar vindt het dan plaats? Welke plek neemt racisme in, in het huidige Nederland? Misschien zijn we niet openlijk en volledig racistisch, maar stigmatiseren we de ‘ander’? Stigmatisering heeft nog iets onschuldigs; het hebben van vooroordelen of stereotyperingen, een negatief idee over de anderen. De vraag is; laten we die vooroordelen leiden tot

discriminatie? Zetten we die negatieve ideeën om in daden, waarbij we de anderen ook echt daadwerkelijk anders behandelen?

Is het toch echt racistisch, waarbij we deze negatieve ideeën vertalen naar het ontstaan van structurele ongelijkheid tussen de ene groep en de andere groep? Een structurele

ongelijkheid die doorklinkt in het dagelijks leven, waar bij personen van een bepaalde groep worden tegengehouden in hun doen en laten. Een structurele machtsverhouding die er voor zorgt dat deze zelfs op officieel niveau, in de politiek en in de media, doorklinkt, bepaalt en reproduceert. Is het nog wel racisme te noemen, of zijn we bezig met othering? Het steeds maar vaststellen wie er bij de normatieve groep hoort, en vooral wie niet. En wie is dan de norm en wie is de deviant? Wie of wat bepaalt die norm?

De vraag die als rode lijn door mijn scriptie heen zal lopen is de vraag tot welk handelen racisme aanzet, in de huidige Nederlandse samenleving. Daarbij zal ik eerst uiteenzetten wat racisme betekent. Dan zal ik het woord geven aan wetenschappers met verschillende

theorieën over wat specifiek aan het Nederlands racisme is. Vervolgens zal ik onderzoeken hoe het racisme in Nederland tot stand is gekomen en hoe het in stand wordt gehouden. Ook zal ik kijken naar hoe racisme zich manifesteert, en daarbij een korte schets te maken van de rol van de media en het Nederlandse politieke milieu.

(5)

4

Wat is racisme?

"Allen die zich in Nederland bevinden, worden in gelijke gevallen gelijk behandeld.

Discriminatie wegens godsdienst, levensovertuiging, politieke gezindheid, ras, geslacht of op welke grond dan ook, is niet toegestaan."

Artikel 1 van de Nederlandse Grondwet

Bovenstaand is het eerste artikel van de Nederlandse Grondwet. Het verbiedt discriminatie en legt de nadruk op het gelijkheidsbeginsel, tussen alle inwoners van Nederland. Elk persoon die zich in Nederland bevindt, moet gelijk behandeld worden. Niemand mag negatief behandeld worden op grond van een bepaalde eigenschap, zoals het aanhangen van een bepaalde godsdienst of het bezitten van een bepaalde etnische afkomst of ras. Discriminatie is in deze zin het ongelijk behandelen van een persoon, die over bepaalde eigenschappen

beschikt. Een belangrijke zin in dit artikel, is de zin die aangeeft dat discriminatie op welke grond dan ook niet is toegestaan. Het gaat dus niet alleen om discriminatie van huidskleur of geloofsovertuiging, maar over veel meer aspecten. Discriminatie mag op geen enkel niveau plaatsvinden. De Grondwet heeft in beginsel een verticale en horizontale werking. De wet stelt, vanuit de overheid, bepaalde grondregels op die burgers moeten handhaven. Het regelt echter ook de verhouding tussen de overheid en de burgers. Dit is belangrijk om voor ogen te houden; discriminatie is niet toegestaan op individueel niveau tussen burgers, maar ook niet op officieel niveau vanuit de overheid naar de burgers.

Het ‘Internationaal Verdrag inzake de uitbanning van alle vormen van

rassendiscriminatie’(IVURD)1, opgesteld door de Verenigde Naties in 1965 en ondertekend

door 170 staten in 2006, spitst zich meer toe op daadwerkelijke rassendiscriminatie en legt uitgebreid uit welke daden worden gezien als discriminerend. Binnen dit verdrag geldt deze interpretatie van racisme:

‘In dit Verdrag wordt onder „rassendiscriminatie” verstaan elke vorm van onderscheid, uitsluiting, beperking of voorkeur op grond van ras, huidskleur, afkomst of nationale of etnische afstamming die ten doel heeft de erkenning, het genot of de uitoefening, op voet van gelijkheid, van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden op politiek,

economisch, sociaal of cultureel gebied, of op andere terreinen van het openbare leven, teniet te doen of aan te tasten, dan wel de tenietdoening of aantasting daarvan ten gevolge heeft.’

(6)

5

Op officieel niveau, wettelijk vastgelegd, betekent racisme simpel gezegd elke vorm van onderscheid die de rechten en fundamentele vrijheden van een persoon aantast. Racisme is het geloven in de inferioriteit van een bepaalde groep, of hiernaar handelen, die samengesteld is op de grond van (wellicht toebedeelde) overeenkomende eigenschappen.

De vraag is wanneer er gesproken kan worden van het aantasten of teniet doen van de rechten van een persoon. Voor de één is een grap over etnische afkomst een stap te ver, voor de ander is het pas racistisch wanneer er geweld bij komt kijken. Wanneer ik kijk naar het debat rondom Zwarte Piet, zie ik dit probleem van verschillende denkwijzen naar boven komen. Is Zwarte Piet racistisch en geeft het weer hoe licht hierover wordt gedacht in Nederland? Of is het een onschuldige traditie, waarbij discrimineren niet het eerste directe doel is? Het blijft een ingewikkelde zaak te bepalen wat de begrippen racisme en discriminatie nou eigenlijk inhouden. Het is een fenomeen waar twee partijen bij komen kijken, de “racisten” en de “slachtoffers”. Het Sociaal en Cultureel Plan Bureau (SCP) heeft in 2014 een rapport geschreven dat de discrepanties tussen discriminatie en ervaren discriminatie vastlegt.

Op basis van verschillende vragenlijsten, heeft het SCP bepaalde vormen van discriminatie vastgesteld. Met focus op de persoonlijk ervaren discriminatie; die misschien niet zo bedoeld is maar wel zo ervaren wordt. Deze vormen, zoals onbedoelde maar toch ervaren, neem ik mee in mijn scriptie (SCP 2014: 24).

Het is belangrijk om deze discrepanties voor ogen te houden, wanneer we kijken naar een begrip zoals racisme. Het is te gemakkelijk om te denken dat iets niet racistisch is, als het niet zo bedoeld is. Het is een grijze zone, waar niemand ooit helemaal de kleuren van kan zien. Gloria Wekker, sociaal en cultureel antropoloog met specialisaties binnen het gebied van gender en etniciteit, focust zich in haar definitie meer op het institutionele racisme. Deze vorm neem ik mee in mijn scriptie. Zij stelt in haar toespraak op het Maagdenhuis,

“Institutioneel racisme is het complexe geheel van vooroordeel en discriminatie, gebaseerd op een ideologie van raciale dominantie en onderdrukking. Toeschrijven van inferioriteit aan bepaalde raciale etnische groepen, en het gebruik van dit minderwaardigheidsprincipe om de ongelijkwaardige behandeling van deze groep te propageren en te rechtvaardigheden.” 2

Wekker benadrukt dat het niet om een individuele houding gaat, maar om een ideologie die diep verankerd zit in onze instituties. Deze instituties, bijvoorbeeld de overheid en het Nederlandse onderwijs, werken er als vanzelfsprekend aan mee. Hetgeen zij stelt dat gebeurt

(7)

6

in de werkelijkheid, overschrijdt het eerste artikel van de grondwet en het IVURD. Wekker meent dat racisme, en dan ook institutioneel racisme, is ingeworteld in de samenleving. Deze denkwijze neem ik mee in mijn scriptie, de meningen van onderzoekers zoals Wekker en hoe die wel of niet stroken met de Grondwet.

Mijn visie

Het is makkelijk om te denken dat iets pas racistisch is, wanneer er in een bepaalde situaties geweld wordt gebruikt, bijvoorbeeld verbaal of fysiek. Wanneer er een daadwerkelijke dreiging of benadeling voor iemands situatie bestaat of ontstaat. Een andere duidelijke vorm van racisme, is wanneer er duidelijk wordt benoemd dat de ene etnische groep slechter is, met als reden de karaktereigenschappen van de hele groep. Discriminatie is het daadwerkelijk anders negatief behandelen van mensen op basis van bepaalde toebedeelde eigenschappen, zoals een laag IQ of op basis van geslacht. In mijn scriptie houd ik de discriminatie aan, die mensen benadeelt op basis van hun etnische achtergrond. Mijn beeld van racisme gaat verder dan het benadelen van iemand. Zoals ook in het rapport van het SCP wordt aangeduid, elke negatieve bejegening is een vorm van discriminatie. In dit rapport ligt de focus juist op de ervaren discriminatie, die niet per se een nadelig bepalend gevolg hoeft te hebben. Wat voor de wet gezien verworpen kan worden omdat het niet voldoet aan de omschrijving van discriminatie (denk aan: grote werkeloosheid onder een bepaalde groep, grappen ten koste van een persoon), kan wel zo ervaren worden.

Ik ben van mening dat racisme zorgt voor de structurele ongelijkheid tussen etnische groeperingen binnen een land. In deze scriptie zal ik het racisme vanuit de blanke

meerderheid naar groeperingen van etnische minderheden onderzoeken. Hiermee ontken ik niet dat er tussen andere groeperingen binnen de Nederlandse samenleving geen racisme en discriminatie bestaat. Maar de focus, binnen mijn scriptie, ligt op het racisme vanuit de blanke meerderheid.

Onder racisme versta ik überhaupt elk onderscheid dat gemaakt wordt tussen groepen, met als doel de ander slecht af te schilderen of op wat voor manier dan ook te benadelen. Ik denk dat wanneer er al een onderscheid tussen ‘wij’ en ‘zij’ wordt gemaakt, binnen de Nederlandse samenleving er naar mijn mening, al gesproken kan worden van racisme en discriminatie. Wanneer het benoemen van de etnische afkomst van een persoon, iets ‘wil zeggen’ over de persoonlijkheid of status van diegene, overschrijd je de wetten van het Internationaal Verdrag. En als dit onderscheid wordt gebruikt als legitimatie voor bepaalde handelingen, zoals het niet aannemen van een bepaald persoon voor een baan of iets dergelijks, dat we dan

(8)

7

al kunnen en moeten spreken van racisme. Zodra er wordt gegeneraliseerd op basis van afkomst, klopt er iets niet. Wanneer er wordt gekeken naar een bepaalde etnische groep, als een homogene gemeenschap. Het over één kam scheren van een hele groep. De bepaalde etnische groep als één zien, zonder oog te hebben voor enige vorm van diversiteit. Kijk bijvoorbeeld naar de islamitische gemeenschap in Nederland. Moslims die zich moeten verantwoorden aan ‘welke kant ze staan’ wanneer een terroristische aanval wordt gepleegd door extremisten. Het verantwoordelijk stellen van een hele bevolkingsgroepering voor de daad van ‘één van hun leden’. Ik verwerp het hele idee dat men überhaupt kan spreken over een homogene gemeenschap, waar men lid van kan zijn of niet. Het zien van personen van een bepaalde groep als vertegenwoordigers of verantwoordelijken van de betreffende groep, het hele guilt by association – principe. Over dit principe zal ik later verder uitweiden. Wanneer ik kijk naar de sociale ongelijkheid, op het gebied van banen en scholing bijvoorbeeld, is er toch nog echt een scheve verdeling tussen mensen/ groeperingen van verschillende etnische afkomst. Later zal ik hier op terug komen, wanneer de manifestaties van het Nederlands racisme worden besproken.

Ik neem het alledaagse racisme mee, dat verankerd zit in het ‘onbewuste’ van de mens. Handelingen en uitspraken die niet zodanig als racisme worden herkend, maar toch als racisme ervaren kunnen worden. Denk aan de het sinterklaasfeest met de Zwarte Pieten, wat door velen ervaren wordt als direct racisme. Het institutionele racisme komt aan bod, de vorm die verankerd zit in de instituties zoals de overheid en de werkvloer. Denk aan de

werkeloosheid onder tweede generatie ‘allochtonen’, die veel groter is dan die onder de ‘Nederlandse’ jongeren. Hier zal ik later dieper op in gaan. Ik zal het fenomeen uit een zo groot mogelijke objectiviteit bekijken.

(9)

8

Nederlands racisme

Wat is specifiek aan het racisme in Nederland?

Doctor Philomena Essed, één van de grootste namen in het academische debat omtrent het Nederlandse racisme, heeft een aantal punten opgenoemd wat het alledaags racisme kenmerkt. In het artikel ‘Innocence, Smug Ignorance, Resentment’(2014) heeft Essed het over de gesocialiseerde racistische ideeën, die leven in de Nederlandse maatschappij.

Geaccepteerde en geïnternaliseerde racistische ideeën en voorstellingen, die we niet meer als zodanig zien. Een voorbeeld is het bezit van de Marokkaanse etniciteit zien als een marker van identiteit. Aan de Marokkaanse etniciteit delen wij bepaalde eigenschappen toe, die wij benoemen en vastzetten als Marokkaans. Zoals het zien van Marokkaanse jongeren als straatschoffies of hangjongeren. Ook stelt Essed dat racistische daden, dus niet alleen ideeën, genormaliseerd worden. Zoals het feit dat het normaal is geworden om onderscheid te maken tussen een autochtoon en een allochtoon, en dat het normaal is dat er een ander soort macht ligt in de positie van de één dan in die van de ander. Zonder dat we dat raar vinden of afwijkend. Het is genormaliseerd. Ook stelt Essed dat etnische relaties worden bevestigd en gereproduceerd. Zoals Essed ook naar voren brengt, in het artikel ‘Who wants to feel

White?’(2008) dat ze samen met Sandra Trienekes schreef, wordt het woord ‘allochtoon’ niet alleen gebruikt om de niet-Nederlandse inwoners te benoemen, maar met dit benoemen wordt er ook een bepaald ‘keurmerk’ aan deze personen gegeven. Dit keurmerk is die van

tweedeklas burgers, afwijkend van de norm, problematisch en achterblijvend (Essed & Trienekes : 60-62). Ook Tweede Kamerleden Özturk en Kuzu, die ernaar streven om de term ‘allochtoon’ af te schaffen, benadrukken dat dit ‘taalbegrip’ een werkelijkheid wordt

gecreëerd. Zij stellen dat het benoemen van ‘allochtonen’, afbreuk doet aan het

zelfvertrouwen en eigenwaarde van de Nederlanders van niet-Nederlandse afkomst. De zogenaamde ‘allochtonen’ krijgen steeds het gevoel dat ze tweederangsburgers zijn, door elke keer bestempelt te worden als anders of niet-Nederlands.3

Het valt mij op, in de media maar ook in mijn eigen omgeving, dat het woord ‘allochtoon’ veel gebruikt wordt. Dat wanneer dit woord gebruikt wordt, luisteraars of lezers meteen snappen wat er mee bedoeld wordt. Laatst hoorde ik een gesprek tussen twee mensen over een tramchauffeur. De jongen vertelde het meisje dat de tramchauffeur in kwestie een Surinaamse vrouw was, een ‘allochtoon’. Het meisje knikte bevestigend en zei dat ze snapte wat de jongen bedoelde, want die ‘allochtonen zijn altijd zo chagrijnig’. Door het woord

(10)

9

‘allochtoon’ te noemen, creëerde de jongen een beeld waarvan het meisje meteen snapte waar hij het over had. Ze bedeelden samen bepaalde eigenschappen toe aan een vrouw van

Surinaamse afkomst, alsof het logisch was dat een deze vrouw zich op een bepaalde manier gedroeg.

Wanneer ik artikelen lees in de krant, valt het me op hoe vaak het de etnische afkomst van een persoon wordt benoemd. Het lijkt wel alsof de Nederlandse media en politiek groot belang hechten aan culturele en etnische afkomst. Op de rol van de media en politiek in het bekijken van Nederlands racisme, zal ik later dieper ingaan.

Essed heeft ook een verklaring voor hoe het alledaagse Nederlands racisme is ontstaan en hoe het in stand gehouden wordt. Zij stelt dat dit komt door de onbewuste marginalisatie van bepaalde groepen; een bepaalde groep wordt apart gezet. Dé Surinamers, dé Marokkanen. De zogenaamde ‘cultuur’, als we daar al over kunnen spreken, wordt geproblematiseerd. Er worden oordelen aan gegeven over de bepaalde cultuur. Een specifiek kenmerk van de bepaalde cultuur wordt gebruikt om in te zetten bij discriminatie. En zodra er tegenreacties komen, counteracties, wordt dit de kop in gedrukt. Essed stelt dat hier bepaalde technieken voor worden gebruikt. Zij noemt voorbeelden als het wegwuiven van reacties op racistische uitingen. Mensen zien bepaalde acties niet als racistisch, als ze het zelf niet zo hebben bedoeld. Een mooi voorbeeld daarvan vind ik zelf de zin: ‘Ik mag dat toch wel zeggen? Je weet dat ik het niet zo bedoel’. Deze zin komt uit de actie die een groep studenten aan de Universiteit van Amsterdam heeft opgezet, I, Too, Am UvA.4 In dit wegwuiven, wordt ook

weer een bepaalde machtspositie gebruikt om macht over de ander uit te oefenen en te bepalen of iets wel of niet racistisch is. Die structurele ongelijke machtsrelatie tussen de blanke Nederlander en de niet-blanke Nederlander. Het dominante discours bepaalt wat wel en niet racistisch is, en daarmee zeggende de leden van de dominante blanke groep

Nederlanders. Kijk naar het debat rondom Zwarte Piet. Er zijn twee hele verschillende groepen, de één stelt dat de Sinterklaastraditie wel degelijk racistisch is, terwijl de dominante (blanke) groepering vindt dat het niet zo is. Zelfs als er door de tegenpartij harde feiten, tegenargumenten, worden aangedragen dat de traditie racistische kenmerken heeft. Of

wanneer het als zodanig ervaren wordt. Wat een goede manier is om de ‘waarheid’ te kunnen laten zien, is kijken naar wat ‘buitenstaanders’ er over te zeggen hebben. Zo ging Sunny Bergman, maakster van de documentaire ‘Zwart als Roet’(2014), verkleed als Zwarte Piet de straten van Engeland op. Daar werd ze belachelijk gemaakt en uitgemaakt voor regelrechte

(11)

10

racist. Het was het doel van Bergman om hiermee te laten zien dat de Sinterklaastraditie misschien wel niet zo normaal is als de meerderheid van de Nederlanders denkt. Zoals ook naar voren komt in het onderzoek ‘Zwarte Piet: Verkennend onderzoek naar een

toekomstbestendig sinterklaasfeest’(2014). In dit onderzoek, uitgevoerd door de Gemeente Amsterdam, wordt naar voren gebracht dat 73 procent van de ondervraagde Nederlanders Zwarte Piet als niet discriminerend ervaart. Terwijl bij de meeste participerende niet-Nederlandse groeperingen, zoals de Surinaamse en Ghanese groeperingen, de meerderheid het wel als racistisch beschouwt.

Dienke Hondius lijkt tegen het laatste punt van Essed in te gaan, in haar artikel ‘Black Dutch Voices’(2014). Hondius stelt dat ‘ras’ en etnische afkomst juist zo not done is, dat het niet benoemd wordt. Wanneer mensen van een bijvoorbeeld Afrikaanse afkomst, naar buiten treden met hun negatieve ervaringen die zij hebben meegemaakt wegens hun huidskleur, dit vaak als overdreven wordt gezien. Aan de ene kant stelt Hondius dat die onzichtbaarheid van ras goed is, maar aan de andere kant zorgt dit ook voor een ongemakkelijkheid zodra het fenomeen benoemd wordt. In Nederland is ras onzichtbaar, bijvoorbeeld op de werkvloer. Er wordt bijvoorbeeld nooit aangegeven welke werknemer van welke etnische afkomst is. Hierdoor, stelt Hondius, is racisme ook iets wat niet bestreden wordt. Door het feit dat het onzichtbaar is.

Essed vertelt ook over haar visie op het ‘oranje racisme’. Wat maakt het Nederlands racisme, zo specifiek iets Nederlands? Zij geeft vier kenmerken/oorzaken waarom het Nederlands racisme kan bestaan in de vorm waarin het nu bestaat. Het eerste kenmerk van het Nederlands racisme is de ontkenning en onwetendheid over het onderwerp. Nederlanders zijn, over het algemeen, van mening dat racisme niet iets is wat deel uit maakt van onze samenleving. Een ander kenmerk is het gevoel van de culturele en morele superioriteit, binnen het Nederlands racisme. De Nederlander denkt dat hij of zij beter is dan de rest van de mensen. “Wij zijn niet racistisch zoals die Amerikanen of die Zuid-Afrikanen.” De Nederlander ziet Nederland als een tolerant land, waarin ieder welkom is. De Nederlanders hebben een hoge pet op van zichzelf. Wij, Nederlanders, benadrukken dat iedereen gelijk is, het eerste artikel van onze grondwet is immers die van het gelijkheidsbeginsel. Zodra er tegenspraak komt, dat deze denkwijze ontkent, schaadt dit de trots van de Nederlanders.

Een derde kenmerk aan het Nederlands racisme, noemt Essed het Nederlandse claimen van onschuld. Dit gevoel van onschuld hangt samen met de onverwerkte gevoelens van schuld die afstammen uit de koloniale tijd. Het ontkennen van elke schuld, die de Nederlander kan

(12)

11

hebben over wat er in het verleden is gebeurd. Het ontkennen van de uitwerking die het verleden op de huidige samenleving kan hebben. Het ontkennen komt ook terug in de huidige samenleving. Doctor Gloria Wekker noemt dit de dominante witte onschuld, in haar speech voor de University of Colour in het Maagdenhuis. Dit punt kan ook terug worden gezien het debat rondom Zwarte Piet. Anti-Zwarte Piet activisten stellen dat de traditie een nasleep is van de onderdrukking van ‘donkere’ mensen, die afstamt uit de tijd van de slavernij en het kolonialisme. Wekker stelt dat omdat ‘de Nederlanders’ nooit hun eigen rol in de

geschiedenis volledig onder ogen zijn gekomen en nooit volledig hun schuld hebben erkend, zij een bepaalde onschuld hebben met betrekking op de bewogen geschiedenis. Daarom denk ik dat het debat rondom Zwarte Piet zo gevoelig is, omdat er dan moeten worden toegegeven dat we nog steeds een nasleep van onze ‘schaamtevolle’ geschiedenis bezitten. Dit geeft een belangrijke kant van het debat aan. Wij, als Nederlanders, hebben een beeld van een

multicultureel tolerant land. Fricties in dit zelfbeeld zijn moeilijk toe te geven, wanneer het zelfbeeld een hele positieve is.

Hondius stelt dat wanneer de geschiedenis wel een rol speelt in de ongemakkelijkheid en ‘schuld’ rondom ras en etniciteit, het vaak de geschiedenis van de Holocaust is. De Holocaust, waarin joden werden gevolgd, heeft volgens haar een veel bepalendere rol gespeeld in het debat omtrent racisme, dan bijvoorbeeld het kolonialisme en de slavernij. Ik kan me goed vinden in dit punt. Ik denk dat doordat de Holocaust een echte directe aanslag was op de Nederlandse samenleving, dat het een diepere afdruk in het geheugen van de Nederlanders heeft gezet. Ik denk dan ook, net als Hondius, dat de Nederlandse samenleving veel meer tegen antisemitisme is gericht dan tegen elke andere vorm van racisme.

Op het vierde punt, wat Essed het dutch entitlement, kom ik later terug.

Religieus Nederlands racisme: de nieuwe vijand

In Nederland is het eigenlijk niet geaccepteerd, in het dominante discourse, om racistische uitlatingen te doen op basis van de etnische afkomst van een persoon of een groep. Tegenover het ‘wij’-gevoel, van de Nederlanders, heeft altijd iets anders gestaan. Door de tijd heen heeft Nederland altijd een zondebok gehad aan een andere bevolkingsgroep. Een ander ‘volk’, een groep van andere afkomst die werd gestigmatiseerd, bevooroordeeld en anders behandeld. Er is altijd de ‘zij’ tegenover de Nederlandse ‘wij’ geweest. Denk aan de slavernij, de Joden en de gastarbeiders (Goldberg 2014: 407-416).

(13)

12

die tot ver in de twintigste eeuw een belangrijke rol speelde in het leven van veel

Nederlanders. Sinds 2001, toen de Twin Towers in New York werden aangevallen, is de angst voor de islamitische wereld in de westerse wereld sterk toegenomen. De ‘moslim’ werd de ‘ander’, en werd gezien als een vertegenwoordiger van alles wat het tegenovergestelde was van de westerse wereld. De ‘moslim’, en zijn islamitische wereld, staat lijnrecht tegenover de westerse wereld van democratie, gelijkheid en vrijheden. De angst voor de Ander

legitimeerde bepaalde daden, zoals de oorlogen in het Midden-Oosten. Het Midden-Oosten, de islam en de moslims werden een object van belangstelling dan wel afkeer. Zo ontstond er binnen de media en politiek de nieuwe term, islamofobie. Islamofobie is een opvatting die berust op een ongefundeerde, irrationele angst voor de islam, die voor uitsluiting en discriminatie van moslims zorgt (Encyclopedia of Race and Ethnic Studies 2004: 215). Volgens het Runnymede Trust, een denktank die in 1997 in het leven werd geroepen om de politieke banden tussen het Westen en het Midden-Oosten te kunnen duiden, tijdens veel hectiek tussen beide regio’s. Ik denk dat de term islamofobie het beste de houding van het Westen ten opzichte van Midden-Oosten omschrijft, maar ook de meer specifiekere Nederlandse houding tegenover islamitische groeperingen binnen Nederland.

Wat we de afgelopen vijftien jaar in een sneltreinvaart hebben zien gebeuren, is dat het Nederlandse racisme en de discriminatie verschoven is. Het ‘klassieke’ racisme vindt niet meer plaats, maar er is een andere vorm voor in de plaats gekomen. Het Nederlands racisme is van racisme gebaseerd op ras naar religieus cultureel “racisme” verschoven. Deze

discriminatie, negatieve houding tegenover religieuze groeperingen, wordt gelegitimeerd, doordat veel mensen denken dat er ook daadwerkelijk een gevaar schuilt in de ander. De ‘grote tegenpool’ van de Nederlandse samenleving, wordt gevormd door de islamitische samenleving. Onder de islamitische samenleving worden vaak de Marokkaanse en Turkse gemeenschappen geschaard. Het discriminerend sentiment is tegen een religie gericht, zoals ook Halleh Ghorashi stelt in haar artikel ‘Racism and “the Ungrateful Other” in the

Netherlands’(2014). Hiermee wil ik niet zeggen dat alleen de islamitische Nederlandse groepering het slachtoffer is van deze religieuze afkeer. Religie is op de weg terug, wat betreft de populariteit van het openlijk aanhangen. Ghorashi stelt dat in haar stuk over de maatschappelijke consensus over de islamisering van Nederland;

‘The assumption underlying the reactions portrayed above is that Dutch society belongs to the native Dutch and that they have the right to feel discomfort about the growing “threat” caused by certain groups of migrants. A quite telling example is the statement of Prime

(14)

13

Minister Mark Rutte in March 2011, after the results of the state elections, when he said, “We will make sure, ladies and gentlemen, that we give this beautiful country back to the Dutch, because this is our project”(Ghorashi 2014: 102).

Dit citaat geeft aan dat het normaal is geworden dat mensen ‘oncomfortabel’ worden van de groeiende dreiging die een bepaalde groep (in dit citaat de islamitische migranten) vormen, voor de Nederlandse maatschappij. Ik ben echter van mening dat deze angst bewust in stand wordt gehouden, door politici en media. Wanneer Rutte stelt dat het land teruggegeven moet worden aan de Nederlanders, komt bij mij de vraag op: aan wie hebben we het weggegeven? Geert Wilders, partijleider van de Partij voor de Vrijheid, liet zijn aanhangers schreeuwen om ‘minder Marokkanen’, in maart 2014. Hier op kwam ontzettend veel kritiek, vanuit de

samenleving. Ook de media en politiek reageerden fel. Maar waarom werd hier zo heftig op gereageerd? Waarom is dit erger dan de uitlatingen van minister president Rutte? Waar ging Wilders de fout in? Naar mijn mening zijn de acties van Wilders en zijn volgelingen dusdanig hard aangekomen, omdat er openlijk gediscrimineerd werd op basis van de etnische afkomst van de betreffende groep. Hij had zijn uitspraken gericht op een etnische groep, in plaats van op een religieuze groepering. Ook al bedoelt Wilders waarschijnlijk hetzelfde, en komt het op hetzelfde neer als wanneer hij zal schreeuwen om ‘minder moslims’. Dit geeft ook aan hoe scheef de situatie omtrent racisme en discriminatie eigenlijk is in Nederland. We mogen wel allemaal roepen dat de moslims een dreiging zijn en minderwaardig om het geloof dat ze aanhangen, omdat dit op basis van een religieuze identiteit is. Denk aan de rechtszaak die werd aangespannen tegen Wilders in 2011, voor het beledigen van moslims in verschillende interviews en columns. De politicus werd vrijgesproken. Ook al was het kwetsend wat hij had uitgesproken, hij zorgde niet voor een tweedeling in de maatschappij waarvan de ene groep, de islamitische groepering, de dupe was5. Velen vinden ook dat dit het geval is met Wilders’ uitspraak over zijn wens om ‘minder Marokkanen’ onderdeel te laten uitmaken in Nederland. Ook al is het kwetsend, hij draagt geen directe haat uit en zet niet aan tot direct geweld.

Zodra de focus van de kwetsende uitspraken verschuift naar een groep gebaseerd op etniciteit, word de grens van de Nederlanders overschreden. Ik denk dat dit, zoals gezegd in de laatste paragraaf, een nasleep is van de Holocaust en toch misschien een uitwerking van het koloniale verleden. Dat is wat ik wil benadrukken. Racisme en discriminatie in Nederland wordt over het algemeen niet als zodanig herkend, omdat we het oude plaatje van racisme in gedachten hebben. Openlijke kwetsende uitspraken over mensen met een bepaalde etnische

(15)

14

afkomst, komen niet vaak meer voor. Het is niet gebruikelijk om denigrerende leuzen te scanderen over donkere mensen, van bijvoorbeeld Surinaamse afkomst. Dit kan echt niet meer. Maar mensen afkeuren op basis van religie, is een normale zaak geworden. Er is een nieuw racisme ontstaan.

(16)

15

Oorzaken

Nederlands racisme in historische context

Om de huidige situatie omtrent het Nederlands racisme te kunnen begrijpen, moeten we kijken naar hoe dit racisme uit historische oogpunt tot stand is gekomen. Welke historische processen hebben er toe bijgedragen, dat het fenomeen racisme in de huidige samenleving deze vormen aanneemt. Wanneer we geen oog hebben voor de geschiedenis en ontkennen dat deze geen invloed heeft op de huidige situatie, maken we al deel uit van het probleem. Zoals ook naar voren is gekomen, in het argument van Philomena Essed dat in de vorige paragraaf is besproken. Antiracisme activisten en wetenschappers met specialisaties op dit gebied, zoals Wekker, benadrukken de Nederlandse geschiedenis rondom de slavernij en de voormalige koloniën in relatie tot het huidige racisme. Zij stellen dat de etnocentrische houding, de structurele raciale ongelijkheden, het geloof in de inferioriteit van de ander, de discriminatie van anderen, uit die tijd nog steeds een rol spelen in de huidige samenleving. Nimako, Abdou en Willemsen beschrijven in hun artikel ‘Chattel Slavery and Racism’(2014) dat de

Nederlanders wel de slavernij erkennen en de grote rol die zij daar in hebben gespeeld, maar niet het deel over de daadwerkelijke behandeling van slaven en het racisme dat daar bij komt kijken. Op Nederlandse scholen wordt bijvoorbeeld op een bepaalde manier les gegeven, waarbij die kant van de slavernij niet belicht wordt. De auteurs stellen dat de manier waarop de geschiedenis ‘herdacht’ wordt, gevormd wordt door macht en de behoefte om een positief zelfbeeld te behouden. Ik denk dat dit inderdaad het geval is. De geschiedenis wordt mooier gemaakt dan die is. We ontkennen bepaalde delen van de geschiedenis, om die maar niet onder ogen te hoeven komen. Ik zou echter niet zo ver gaan als bijvoorbeeld Benedict

Anderson, die stelt dat naties bewust dingen verdraaien en anders laten doen lijken voor eigen bestwil. Ik denk dat het in Nederland juist andersom is; we hebben een heel positief zelfbeeld en een grote trots, waar door die bepaalde delen van de geschiedenis ook echt niet gezien worden. Die kanten van de geschiedenis schuren te veel met ons zelfbeeld, maar ook met de onze kijk op de geschiedenis.

Zuilen en othering

Halleh Ghorashi, hoogleraar Diversiteit en Integratie aan de Vrije Universiteit van

Amsterdam, wijt het sterke ‘wij’ versus ‘zij’ gevoel aan de verzuiling van de Nederlandse samenleving. Zij beargumenteert deze theorie in haar artikel ‘Racism and “the Ungrateful Other”’(2014), door middel van een greep in het verleden te doen. Ghorashi legt uit dat de Nederlandse samenleving opgedeeld is in zuilen; Nederland is een samenleving van

(17)

16

groeperingen die naast elkaar leven en die niet of nauwelijks samenwerken. In het verleden waren dit bijvoorbeeld de protestanten tegenover de katholieken. De hele samenleving was opgedeeld in verschillende partijen, met allebei hun eigen voetbalclubs, kranten en politieke partijen. Vroeger waren dat bijvoorbeeld de protestanten en de katholieken; wanneer iemand katholiek was, ging diegene naar een katholieke basisschool en een katholieke sportclub. Ghorashi stelt dat die opdeling in zuilen, natuurlijk is in de Nederlandse samenleving. Het zit zo diep in het ‘wezen’ van de Nederlandse samenleving, dat we dit altijd zullen blijven doen. Het denken in hokjes, in zuilen, hoort bij de Nederlandse natuur. Zoals ook Jan Willem Duyvendak en Peter Scholten stellen, in hun artikel ‘Voorbij het Nederlandse multiculturele integratiemodel?’(2011), bestaat er in Nederland de hardnekkige neiging om culturele

diversiteit te institutionaliseren. Alles en iedereen in hokjes te plaatsen, denk bijvoorbeeld aan het Nederlandse woord ‘allochtoon’. Het woord is een Nederlandse uitvinding om personen met een bepaalde achtergrond, te kunnen benoemen. Zelfs wanneer personen

‘derde-generatie-migrant’ zijn, worden ze nog steeds ‘allochtoon’ genoemd. Terwijl dit volgens de wet eigenlijk niet meer zou moeten gelden. Puur omdat we willen weten bij welke groep een persoon moet horen, in die verzuiling en hokjesdrang, blijft het dominante discours het belang van etnische afkomst benadrukken.

Een belangrijk fenomeen om te betrekken in een onderzoek naar huidig racisme, is het fenomeen van othering. Is het fenomeen nog wel racisme te noemen, of zijn we bezig met

othering? Het steeds maar vaststellen wie er bij de normatieve groep hoort, en vooral wie

niet. En wie is dan de norm en wie is de deviant? Wie of wat bepaalt die norm? Die

hokjesdrang, het willen plaatsen van mensen in bepaalde hokjes, waar ook Ghorashi het over heeft. Discriminerende en kwetsende uitspraken gebaseerd op religie, zijn over het algemeen normale zaak geworden in Nederland. Het is normaal om, bijvoorbeeld, de moslims over één kam te scheren. Het is legitiem om bepaalde kenmerken toe te schrijven aan de islamitische gemeenschap, en de daar toe behorende leden. Ik ben van mening dat het niet eens gaat om de moslim, en de religie die hij aanhangt, maar om de wens van het creëren van de ander.

Edward Saïd, een beroemde wetenschapper op het gebied van de spanningen tussen het Westen en het Midden-Oosten, benoemde in zijn boek ‘Orientalism’(1978) het fenomeen van het creëren van de ander, dat plaatsvond tussen de twee regio’s. Het Midden-Oosten, de islamitische wereld, wordt altijd als de ander gezien. Ik denk dat deze kijkwijze op dit fenomeen, handig is om te gebruiken. Het Midden-Oosten is altijd de tegenpool van de Westerse samenleving. In vroegere tijden werd de regio als exotisch gezien. Saïd stelt dat dit kwam omdat er toen geen directe dreiging was dat in de machtsstrijd om de wereld te

(18)

17

beheersen. Nu kan er gezegd worden dat het Midden-Oosten wel een directe dreiging is, met de ontdekking van het belang van de olie, de aanslag op de Twin Towers en zeer recentelijk de opkomst van de Islamitische Staat. Dus wordt het Midden-Oosten, onlosmakelijk

verbonden met de islam, in een zeer negatief daglicht wordt geplaatst. Miriyam Aouragh noemt het othering een zelf vervullende voorspelling. Een voorbeeld; hoe vaker de moslim wordt afgeschilderd als slecht en bijvoorbeeld werkeloos, hoe vaker diegene wordt

afgewezen bij sollicitaties. Wat uiteindelijk zal resulteren in een toenemende werkeloosheid onder moslims (Aouragh 2014: 363).

Ik denk dat het niet gaat om de moslim op zich, al is dat gemakkelijk om te denken wanneer je een kijk neemt in de recentelijke Nederlandse media. In de basis, verafschuwen mensen de moslim niet om hun denkbeelden en levensovertuigingen. Het gaat om het hebben van een ‘zij’ tegenover onze ‘wij’. Wanneer er een bepaalde bevolkingsgroep dichtbij komt, die afwijkt van wat wij gewend zijn, is een van de eerste gevoelens afkeur en ook angst. Dat hangt ook samen met de opkomst van het nationalistische sentiment dat door sommige

politici gebruikt wordt, in het veranderen van het Nederlandse discours omtrent ‘allochtonen’ en integratie.

Opkomend nationalisme en populisme

Het opkomend gevoel van nationalisme draagt bij aan het versterken van het beeld van de ander. Vooral het beeld van de ‘Nederlanders’, wie er bij horen, wordt versterkt. En daarmee wordt er benadrukt wie er vooral niet bij horen. Ik denk dat dit belangrijk is om te beseffen, als we kijken naar de politieke situatie in het huidige Nederland. De stroming van Wilders, die zich afzet tegen de Europese Unie en Nederland als eigen land wil houden. Zonder enige instroom van invloeden en ‘personen’ van buitenaf. Dat idealistisch versterken van het beeld van ‘Nederland’, dat strategisch essentieel maken van de eigen land- en volkseigenschappen. Om een ‘wij’ te creëren moet er ook een ‘zij’ zijn. Wilders maakt handig gebruik van het creëren van die vijand; hij werpt zich op als held die het Nederlandse volk zal beschermen tegen slechte invloeden van buitenaf.

Zoals ook naar voren komt in een interview met minister president Mark Rutte, met de Metro in maart 2015, er heerst een beeld, een illusie, dat er iets zoals een dominante Nederlandse cultuur bestaat. Aan de Nederlandse cultuur worden bepaalde normen en waarden gekoppeld, en bepaalde ideologische eigenschappen. Waar je bij kan horen of waar je buiten kan vallen. Rutte spreekt zichzelf nog al tegen in dit interview. Aan de ene kant benadrukt hij het feit dat er nog veel discriminatie plaats vindt, hij noemt de discriminatie op

(19)

18

scholen, en dat die discriminatie aangepakt moet worden. Aan de andere kant stelt Rutte dat Nederland niet ‘duidelijk genoeg is geweest’ bij het opdringen van de Nederlandse normen en waarden aan de “nieuwkomers”, zoals hij het verwoordt.6

Het nationalistische gevoel van ‘wij zijn Nederland’, gaat dus ten koste van iedereen die buiten de “standaard-Nederlander” valt. Iedereen die afwijkt, hoort niet bij ons en zou zich dus moeten aanpassen. Ik denk dat dit de kern is van racisme. In ieder geval van discriminatie. Het principe van een ongegrond waardeoordeel vellen en er consequenties aanhangen wanneer men zich niet aanpast aan de cultuur. De cultuur waarvan velen stellen dat deze niet eens bestaat, en ik van mening ben dat je niet eens kunt spreken over een Nederlandse cultuur. Wat is überhaupt de Nederlandse cultuur of wat zijn de Nederlandse normen en waarden waar ‘anderen’ of ‘nieuwkomers’ zich aan moeten vormen? En als we zelfs al kunnen spreken van daadwerkelijke Nederlandse normen en waarden, zijn die dat niet juist van tolerantie voor diversiteit en gastvrijheid naar anderen? Waarvan we denken dat we daar voor staan en om bekend staan.

Het gebruik van tolerantie om intolerant te zijn

‘Een ieder heeft recht op vrijheid van meningsuiting. Dit recht omvat de vrijheid een mening te koesteren en de vrijheid om inlichtingen of denkbeelden te ontvangen of te verstrekken, zonder inmenging van enig openbaar gezag en ongeacht grenzen.’

Artikel 10 van ‘Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden.’

In Nederland gebruiken mensen vaak het argument van een tolerant land zijn, als reden dat alles gezegd mag worden. Dit fenomeen hangt samen met de dutch entitlement waar Philomena Essed het over heeft in haar artikel. De Nederlanders claimen het recht om te zeggen wat ze willen. We mogen mensen beledigen, op basis van hun religieuze afkomst, om zo een Nederland te behouden waar we trots op mogen zijn. Het Nederlandse gevoel om te mogen zeggen en doen wat we willen, want een van onze de basis pilaren van onze

democratische samenleving is het beoefenen van de vrijheid van meningsuiting. We zijn veranderd van een land waarin we alles mochten zeggen, naar een land waar we alles willen zeggen. Er moet gezegd kunnen worden dat de islamitische buurman niet goed zijn best doet om in te burgeren, want in Nederland heeft iedereen het recht te zeggen en te doen wat hij wil. Die vrijheid van meningsuiting stopt wanneer mensen zich in het openbaar beledigend uitlaten over een groep wegens hun ras, godsdienst of levensovertuiging. Artikel 137C Sr.

(20)

19

van het Wetboek van Strafrecht stelt dit strafbaar. Ook is het verboden om openbaar

aanzetten tot discriminatie, haat of geweld tegen leden van groepen vanwege bovengenoemde kenmerken en ook vanwege geslacht. Deze grenzen worden vaak uit het oog verloren, de grenzen tussen wat wel en vooral niet kan. Waar de grenzen van vrijheid van

meningsuitingen, de grenzen van de discriminatie overschrijden. Dat is goed te zien in de discussie rondom de rechtszaak van Geert Wilders. Hij heeft, naar mijn mening, deze grenzen overschreden, maar hij is toch vrijgesproken.

(21)

20

Manifestaties

Passief: Wit privilege

Voor de meeste mensen lijkt racisme niet veel te voorkomen in het alledaagse, in het gewone leven. Je ziet geen racistisch of discriminerend geweld, geen spandoeken op straat. Maar volgens wetenschappers zoals Essed en Peggy McIntosh zit racisme wel verstopt in het gewone leven. McIntosh stelde in haar artikel ‘White Privilege’(1988) een lijst met witte privileges op. Privileges die de blanke mens heeft, en waarin hij dus een betere positie heeft dan de niet-blanke medemens, maar waarin hij of zij geen erg heeft. McIntosh benoemt alledaagse situaties waarbij blanke mensen nooit twee keer hoeven na te denken over hun afkomst of hun huidskleur. En niet-blanke mensen wel.

Zoals het aangenomen worden voor een baan, zonder bang te hoeven zijn dat je toekomstige collega’s je beoordelen omdat ze denken dat je de baan alleen hebt gekregen om je ras. Het woord ‘excuusallochtoon’, wat een normaal begrip is geworden in de Nederlandse taal. Zelfs mijn Word document herkend het woord als een normaal Nederlands woord, wat aangeeft dat het op een dergelijk ‘taalkundig officieel niveau’ geaccepteerd is om een persoon zo te duiden. Een blank persoon hoeft over het algemeen niet na te denken over de redenen waarom hij of zij is aangenomen. Het is vanzelfsprekend dat het gaat om de potentie van diegene zelf, en niet zijn of haar afkomst. Een ander goed voorbeeld is dat blanke mensen bijvoorbeeld kunnen schelden, tweedehands kleding dragen en nalatig zijn in hun hele

gedrag, zonder dat anderen dit zouden afschuiven op hun ras. Wat McIntosh hiermee wil zeggen, is dat het wit privilege tegenover de benadeling van niet-witte mensen staat. Blanke mensen maken zich geen zorgen over raciale ongelijkheden, omdat zij in een bubbel leven waar dit nooit een probleem is. Een blank persoon kan te laat komen voor een vergadering zonder dat zijn of haar ras als aanleiding zal worden gezien. McIntosh stelt dat het wit privilege een onzichtbare ‘machtsstructuur’ is, waar de dragers van het privilege geen weet van hebben. Dit geeft aan dat deze vorm van discriminatie, zich passief manifesteert voor de één. Maar voor de andere dit een actieve dagelijkse werkelijkheid is.

Een mooi voorbeeld van hoe het wit privilege werkt, is het bekijken van een sollicitatie, vanuit de ogen van een niet-blanke Nederlander. Een paar jaar geleden kwam er een commercial van Manpower op de Nederlandse televisie, waarin je een jongen een sollicitatiebrief ziet schrijven. De jongen heeft donker haar en donkere ogen, en het is

‘duidelijk’ dat hij van buitenlandse afkomst is. Aan het eind van de brief zie je de jongen zijn naam schrijven, Mohammed El Yousfi. Daarna zie je de jongen nadenken en zijn naam

(22)

21

weghalen. Dan vult hij in plaats van zijn eigen naam, de naam Maarten de Vries in. Het wit privilege zorgt ervoor dat blanke mensen, met ‘Nederlandse namen’, nooit over hun naam na zouden hoeven denken. Dit is voor mij een goed voorbeeld van racisme, of op zijn minste discriminatie. Een jongen van islamitische afkomst weet dat, als hij zijn eigen naam invult, hij minder of geen kans maakt om aangenomen te worden. Ook al heeft hij misschien dezelfde wetenschappelijke achtergrond, dezelfde opleiding en dezelfde werkervaring als bijvoorbeeld Jan van Wijk. Toch zal hij minder snel aangenomen worden. Dit is een passieve vorm van racisme, waarvan ik denk dat die veel voorkomt in Nederland. Waarbij werkgevers niet actief discrimineren, maar onbewust ‘afgeschrikt’ worden door de naam van de

sollicitant.

Passief: Sociale ongelijkheid

Op het gebied van banen, scholing en woningen is er een grote ongelijkheid binnen

groeperingen, van verschillende etnische afkomst. Wanneer ik kijk naar het personeel aan de Universiteit van Amsterdam, zie ik bijna geen diversiteit qua etnische afkomst. De

meerderheid van de docenten, hoogleraren en onderwijsassistenten is blank. Als ik kijk naar de verdeling van studenten, is de meerderheid van Nederlandse afkomst. Gloria Wekker heeft in haar toespraak op het Maagdenhuis over de ‘witte universiteit’. Zij stelt dat dit niet gezien wordt als het probleem, omdat het probleem überhaupt niet gezien wordt. Dit hangt samen met haar idee over de ‘witte onschuld’, dat zelfbeeld van onschuld, dat ik eerder heb besproken.

De sociale ongelijkheid blijft stijgen, in Nederland (SCP 2014: 251-276). Maar wat ligt hier aan ten grondslag? In Nederland bestaat er een etnische onderklasse; groeperingen van niet-Nederlandse etniciteit die de onderlaag van de samenleving vormen. Op structureel niveau wordt er gediscrimineerd, op een onbewuste passieve manier. Het begint bij de scholing, er is een etnische blokvorming ontstaan. Kinderen van een bepaalde etnische afkomst gaan bijvoorbeeld naar bepaalde middelbare scholen, waar anderen van hun

gedeelde ‘afkomst’ naar toe gaan. Pierre Bourdieu, Frans socioloog en antropoloog, heeft een theorie opgesteld over de sociale ruimte. Deze zou volgens Bourdieu, uit meerdere dimensies bestaan. Een persoon heeft een plek binnen deze sociale ruimte, gebaseerd op het ‘kapitaal’ dat diegene bezit. Bourdieu heeft het kapitaal opgedeeld in vier subcategorieën. Sociaal kapitaal, cultureel kapitaal, economisch kapitaal en symbolisch kapitaal. Bourdieu stelt dat niet alleen de contemporaine positie je sociale status en positie bepaalt, maar dat alle

(23)

22

verschillende kapitalen bij elkaar bepalen waar een persoon staat in de samenleving. En nog belangrijker, wat deze persoon kan bereiken (Bourdieu 1986: 241-258).

Ik denk dat deze theorie nog steeds van groot belang is om voor ogen te houden, wanneer we kijken naar de huidige samenleving. Ik ben van mening dat de vier kapitalen voor het grootste deel bepaalt worden door de etnische afkomst van een persoon, in Nederland. Deze kapitalen zijn statisch, met een mogelijkheid tot kleine veranderingen.

Zoals ook naar voren komt in het rapport ‘Verschil in Nederland’ (2014) van het Sociaal en Cultureel Plan Bureau, is het wel degelijk zo dat het opleidingsniveau is gestegen, in de vier grootste niet-westerse groeperingen (Surinamers, Antilianen, Turken,

Marokkanen). Daarmee is het culturele kapitaal van deze groepen verbreedt. In het rapport wordt ook de focus gelegd op het niet-bestaande contact tussen de verschillende etnische groeperingen. In het rapport wordt het voorbeeld genoemd van huwelijken tussen

Nederlanders met Marokkaanse afkomst en ‘autochtone’ Nederlanders. Dit lag in 2014, op minder dan tien procent van alle huwelijken. Dit, met nog andere voorbeelden, geeft aan dat het sociale kapitaal nog beperkt is. Mensen houden hun netwerk, kennissenkring en

vriendengroep binnen de ‘eigen’ etnische groepen.

Denk bijvoorbeeld aan waar de ‘leden van de niet-westerse groepering’ zich mee identificeren. In het rapport van het SCP wordt de zelfidentificatie belicht, die binnen deze groepen vaak op de gedeelde ‘etnische afkomst’ ligt, in plaats van op de Nederlandse

identiteit. Marokkaanse jongeren trekken op met voornamelijk andere Marokkaanse jongeren. Deze ‘klontering’ wordt vaak gezien als een oorzaak voor de sociale ongelijkheid, waarbij de ‘schuld’ bij de niet-westerse groepering ligt. Maar worden de niet-westerse groeperingen daar niet toe gedwongen door andere fenomenen? Is het niet juist het gevolg van de sociale

ongelijkheid? Francio Guadeloupe en Vincent de Rooij gaan een soortgelijk probleem te lijf, in het artikel ‘The Promise of an Utopian Home’(2014). Zij beschrijven de identificatie die donkere jongeren in Nederland hebben met onder andere de ‘zwarte’ muziek scene. Ze stellen dat deze jongeren een bepaalde vrijheid ervaren, door zich in hun ‘eigen’ groep met hun ‘eigen’ muziek te verzamelen. De auteurs vragen zich af of dit een gevolg is van de exclusieve ideologie, van de ‘blanke’ meerderheid die anders geclassificeerde personen uitsluit. In plaats van andersom; de groep die er voor zorgt dat er uitsluiting plaats vindt. Ook in het rapport van de Raad van Europa, opgesteld door de Europese Commissie tegen Racisme en Intolerantie (ECRI), wordt veel kritiek op de Nederlandse situatie geuit, omtrent racisme en sociale ongelijkheid. Zo benoemt het rapport de slechte scholing voor Turkse en

(24)

23

Marokkaanse kinderen, de slechte huisvesting voor Oost-Europese immigranten en de geringe werkgelegenheid voor meerdere niet-westerse groeperingen. Het ECRI vraagt Nederland dit te verbeteren (ECRI 2013).

“Stille discriminatie”

Vicepremier Lodewijk Asscher sprak op 9 april 2015, op de Martin Luther King lezing. Asscher benoemde de stille en onopgemerkte discriminatie, zoals de discriminatie op de werkvloer. Hij noemde het voorbeeld van de werkeloosheid onder afgestudeerde jongeren. Tien procent van de ‘allochtone’ Nederlandse afgestudeerden zijn werkeloos, tegenover drie procent van de ‘autochtone’ afgestudeerden.

“Maar de onbewuste discriminatie, de vooroordelen, dat is een ander verhaal. Die bestrijden we niet bij wet maar met ontmoeting, en confrontatie” (Lodewijk Asscher, Martin Luther King Speech, 9 april 2015).

In zijn toespraak benadrukt vicepremier Asscher het belang van acties, ontmoetingen en confrontaties, in plaats van die van de wet. In bepaalde situaties en contexten, is de wet rondom discriminatie niet toereikend. Er moet bij werkgevers op aangedrongen worden om meer diversiteit te creëren op de werkvloer. Werkgevers moeten de verantwoordelijkheid bij zichzelf zoeken. De actie van de korpschef van de Nationale Politie, Gerard Bouman, die ernaar streeft naar een grotere diversiteit binnen het politiekorps, sluit hier goed bij aan. Bouman wil ervoor zorgen dat een kwart van het politiekorps van ‘allochtone’ afkomst is.7

Ik vind het een goed initiatief; ik ben van mening dat de er meer diversiteit in het homogene politiekorps moet komen. Ik ben alleen bang dat als het zo gesteld en benoemd word, ‘er moeten meer allochtonen bij het politiekorps’, dat er dan juist weer een focus ligt op de verschillen tussen de ‘autochtone’ Nederlanders en de ‘allochtone’ Nederlanders. Er moet naar gestreefd worden, maar het zou naar mijn mening natuurlijker moeten gaan. Het is natuurlijk goed als iemand zijn nek uitsteekt, binnen dit onderwerp wat toch een moeilijk bespreekbaar onderwerp is in de Nederlandse samenleving. Ik denk dat ik het moeilijk vind te aanvaarden dat dit nu eenmaal een onderwerp ter discussie moet zijn. Het benoemen van allochtonen en autochtonen moet blijven gebeuren, het gaat niet vanzelf.

Zowel Bouman als Asscher benoemen het probleem als structureel en van het collectief, en niet als een individuele problematisch fenomeen. Asscher stelt dat “als de norm de ander

(25)

24

buitensluit, de norm moet veranderen” (Asscher 2015). Asscher wil hiermee zeggen dat als er op een structureel institutioneel niveau discriminatie plaatsvindt, dat opgelost moet worden. Dit vind ik een mooie uitspraak, die naar mijn mening ook is waar we naar moeten streven als samenleving. Het probleem moet bij onszelf worden gelegd, in plaats van bij de ander. Ik denk dat wanneer er bijvoorbeeld veel Marokkaanse jongeren geen opleiding volgen, zijzelf als probleem worden gezien. In plaats van het kijken naar of de fout misschien ligt binnen de opleiding of de aanmeldingsprocedure. Deze Nederlandse denkwijze wordt ook bekritiseerd in een rapport van het ECRI. In het rapport wordt het integratiebeleid een eenrichtingsproces genoemd, waarin de verantwoordelijkheid bij degene ligt die naar Nederland wil komen. Dit moet veranderen volgens het ECRI (ECRI 2013: 10).

Actief: guilt by association

Een van de actieve vormen van racisme en discriminatie, waarbij er niet op een volledig actief niveau racistische uitspraken of uitingen worden gedaan, is het guilt by association principe. Wat vaak ‘bedreven’ wordt in de Nederlandse samenleving. ‘Leden’ van een bepaalde etnische groepering, worden gezien als bij elkaar horend. Dit passieve racisme wordt doorgaans het meest tegen moslims gebruikt, zoals ook Asscher noemde in zijn Martin Luther King lezing. Vaak worden moslims verantwoordelijk gehouden voor de daden van andere moslims. Of Marokkaanse jongens, die worden gewaarschuwd op de werkvloer dat ze zich niet zoals de andere Marokkaanse jongens moeten gedragen (Asscher 2015).

Begin februari 2014 circuleerde er een YouTube filmpje op het internet, geregisseerd door journalist en filmmaker Abdelkarim El-Fassi. In het filmpje laten drie ouders hun kinderen hun excuses aan bieden voor terrorisme. Een blond jongetje moet zijn excuses aanbieden voor de daden van Anders Breivik, de man die de aanslagen pleegde in Noorwegen in 2011. Het jongetje is immers net zo blond als Breivik. Twee andere jongetjes moeten hun excuses aanbieden voor de aanslagen in Parijs, op de redactie van het tijdschrift Charlie Hebdo. Want die terroristen hadden immers, net als de jongetjes, bruin haar en bruine ogen. Een ander jongetje moest zich distantiëren van andere mensen met een muts. De boodschap achter dit filmpje, is het aangeven dat het ‘schuld door associatie’ een nietszeggend fenomeen is. Wanneer dit in de realiteit gebeurt, bijvoorbeeld moslims die zich moeten verantwoorden voor de aanslagen in Parijs of de aanslagen op de Twin Towers, is het net zo ongegrond en leeg als vragen of een jongetje van vier zijn excuses wil aanbieden voor iets wat een 36-jarige man in Noorwegen heeft gedaan.

(26)

25

gast. Zij krijgen de vraag of zij zich anders bejegend voelen, sinds de aanslagen op Charlie Hebdo. Alle drie laten ze weten dat ze voelen dat er spanning hangt tussen hen en

‘autochtone’ Nederlanders. Ze hebben het gevoel dat ze zich moeten verantwoorden tegenover heel Nederland, dat ze tegen de extremistische terreur daden zijn. Wat voor zich zou moeten spreken, aangezien zij net zo gewone Nederlanders zijn als een ‘Pietje of een Klaasje’.

Sybrand van Haersma Buma, van de CDA, heeft na de aanslagen in Parijs gesteld dat moslims zich veel duidelijker moeten uitspreken, tegen terreurdaden die door andere (extremistische) moslims worden gepleegd. Met deze uitspraak, in een interview met de Telegraaf, heeft Buma het principe van guilt by association heel sterk ‘gepraktiseerd’.8 Hij claimt dat moslims te onzichtbaar zijn in het hele debat. Hiermee stelt hij, naar mijn mening, indirect dat moslims een verantwoordelijkheid dragen voor de daden die andere moslims hebben gepleegd. Hij denkt vanuit het principe dat iedereen die een bepaalde gedeelde eigenschap, afkomst of religie heeft bij elkaar hoort, en voor elkaar verantwoordelijk is. Hij vindt het zelfs hun verantwoordelijkheid om zich uit te spreken, binnen dit debat. Abdul, een van de jongeren te gast bij het programma Jinek, stelt ook: ‘Zodra ik gevraagd word me ergens van te distantiëren, gaan mensen er dus vanuit dat ik er bij hoorde. Ik heb er niets mee te maken.’

Actief: Antisemitisme

Een ander slachtoffer van het guilt by association principe is de joodse groepering. Het conflict in de Gazastrook, dat tussen de staat Israël en Palestina plaatsvindt, heeft voor een aanwakkering van het antisemitisme in Nederland gezorgd. Dit conflict is het laatste jaar weer verhevigd. Het nieuwe, of aangewakkerd, antisemitisme hangt samen met het beleid van de staat Israël. Veel mensen zijn tegen de acties die de staat uitvoert, en linken dit met de joodse groepering. En kijken daarbij naar de joodse groepering in Nederland. In het artikel ‘They Have Forgotten to Gas You’(2014) bespreekt Evelien Gans dat antisemitisme nog steeds aanwezig is in Nederland, en vele verschillende vormen aanneemt. Er bestaat het antisemitisme vanuit de katholieken, vanuit de moslims en vanuit de ‘neutrale’ Nederlanders. Antisemitisme heeft een afname gehad na de Tweede Wereldoorlog; niemand haalde het in zijn hoofd om zich tegen de joden te keren.

Het Verwey Jonker Instituut heeft in 2014 een rapportage gemaakt van de incidenten met een

(27)

26

antisemitisch karakter, in de jaren 2010 tot en met 2013. In 2013 alleen al vonden er 872 incidenten met een antisemitisch karakter plaats, zoals schelden en bekladding van synagogen. 809 keer werd er een melding gemaakt van antisemitisme op het internet.

Actief: Geweld gericht op niet-Nederlandse groeperingen

In de Monitor Moslim Discriminatie (2015) brengt dr. Ineke van der Valk de discriminatie en geweld jegens moslims in Nederland in beeld. Zij heeft dit rapport opgesteld om te

onderzoeken dat wat er in de media wordt vermeld strookt met de realiteit. Van der Valk stelt dat er in de media maar weinig berichtgeving wordt gedaan over geweld jegens moslims, maar dat dit niet overeenstemt met de realiteit waarin vaak ervaren discriminatie gemeten wordt. Een voorbeeld dat naar voren komt in het rapport, dat Van der Valk noemt, zijn de geweldsacties tegen moskeeën. In de periode van 2005-2010 lag het aantal geweldsacties op 117. Dertig procent van de respondenten is bang voor geweld in de toekomst.

Rol van media en politiek

Wanneer ik kijk naar de manifestaties van racisme en discriminatie in de huidige

samenleving, is het belangrijk om te kijken naar de rol van de media en de politiek. Ik kijk in hoeverre beide ‘instituties’ bijdragen aan het in stand houden van het racistisch en

discriminerend sentiment in de Nederlandse samenleving. Media

Miriyam Aouragh stelt, in haar artikel ‘Refusing to be Silenced’(2014), dat de media er aan heeft bijgedragen in de nasleep van 9/11 dat de negatieve houding tegenover moslims en het Midden-Oosten, in Nederland werd versterkt en een prominente rol kreeg in de ‘publieke opinie’. Aouragh geeft een voorbeeld van een Monitor Racisme en Extremisme dat in 2006 werd uitgebracht, waarin stond dat de ‘autochtone’ extreemrechtse groeperingen een groot gevaar vormden voor de samenleving. Ze stelt dat dit totaal geen aandacht kreeg in de media, maar een veel kleiner stukje over extremistische moslims totaal werd uitvergroot en in alle kranten terecht kwam. Aouragh stelt dat dit een kwestie van vraag en aanbod is. De media vertelt het publiek wat ze willen horen; een bericht over extreemrechtse Nederlanders is niet interessant of niet bevestigend genoeg. Aouragh stelt ook dat de media het label van

‘potentieel terrorist’ van niet-westerse personen in stand houdt. Door middel van bepaalde vormen van berichtgeving, wordt angst gecreëerd en in stand gehouden.

Wasif Shadid, Nederlands antropoloog, heeft het stigmatiserend discours rondom de moslim en de islam, in de Nederlandse media, beschreven in zijn artikel ‘Berichtgeving over moslims

(28)

27

en de islam in de westerse media’(2005). Shadid stelt dat de media de belangrijkste plek is waar vooroordelen worden geproduceerd. Wanneer men een halt wil toeroepen tot racisme en discriminatie, moet dit volgens Shadid beginnen bij de media. Hij stelt zelfs dat de

journalistieke opleidingen aangepast moeten worden, zodat deze genuanceerde journalisten voort kunnen brengen. Shadid heeft het in een ander artikel ‘Moslims in de Media’(2009) over de agendasetting theorie. Deze theorie gaat er van uit dat de ‘agenda’s’ van de media en het publiek elkaar beïnvloeden. Shadid noemt het voorbeeld van politici die een onderwerp aanstippen, en de media die dat onderwerp dan volledig uitvergroot om zo een groter publiek aan te spreken. De media speelt in op de behoeftes van het publiek. Wat het publiek

belangrijk vindt, wordt door de media centraal gesteld. Hij noemt het voorbeeld van de islam; het onderwerp is dan wel aangekaart door politici, maar het is door de intensieve aandacht van de pers dat er een grote publieke belangstelling voor is ontstaan (Shadid 2009: 175-176).

In de Monitor Moslim Discriminatie komt uit een survey naar voren dat meer dan driekwart van de respondenten denkt dat agressie naar moslims voortkomt uit hoe de media bericht geeft over de islamitische gemeenschap.

Politiek

Het spreekt bijna voor zich, na eerdere hoofdstukken in deze scriptie, dat wanneer er wordt gesproken over racistische en discriminerende sentimenten in de politiek, dat de Partij voor de Vrijheid er als eerste uit springt. Sinds het bestaan van die partij, is de focus steeds meer komen te liggen op de negatieve houding jegens de islam en de islamitische gemeenschap. In de partijplannen, maar ook in uitspraken van de leden van de PVV, worden de begrippen Marokkaans, Turks en moslims inwisselbaar gebruikt. De PVV heeft ook in 2013 een onderzoek laten uitvoeren, waarin 1900 mensen werden ondervraagd die een hun mening moesten laten horen over de islam en de immigratie vanuit islamitische landen. Niet geheel verbazingwekkend, was de uitslag negatief. Vragen of de islam een verrijking is van Nederland en of Nederland beter is geworden door de komst van immigranten uit de

islamitische wereld, werd met grote meerderheid negatief beantwoord. Het is interessant om te zien hoe de partij de islam neerzet. Met stellingen als ‘de andere partijen kiezen voor de islam, wij kiezen voor Nederland’, zet de PVV een ongegrond ultimatum neer.9 Ook andere

partijen richten zich op het ‘probleem van de islamisering van Nederland’. Voormalig

Nationale Ombudsman Alex Brenninkmeijer zorgde twee jaar terug voor veel ophef, toen hij verklaarde dat de Nederlandse politiek te discriminatoir en racistisch was. Hij stelt in het

(29)

28

televisieprogramma Buitenhof, dat de ‘stemming in Den Haag’ tegen vreemdelingen gekeerd is·. Ik vind de opvatting van Hans Siebers, hoofddocent Cultuurwetenschappen aan de

Universiteit van Tilburg, ook een interessante manier om naar dit fenomeen te kijken. Siebers stelt, als een reactie op de Ombudsman, dat de Nederlandse politiek niet racistisch is, maar cultureel fundamentalistisch. Waarbij we over cultuur denken alsof het vereniging is waar mensen bij kunnen horen of niet. Volgens Siebers is er dus geen sprake van racisme, maar worden er uitspraken gedaan gebaseerd op verschillende culturen10.

Fricties: organisaties

Binnen de Nederlandse samenleving, zitten er fricties wat betreft de algemene opvatting over het Nederlands racisme. Zoals we al gezien hebben in alle wetenschappelijke stukken die besproken zijn in mijn scriptie. Ook zijn er organisaties die zich inzetten voor het bestrijden van racisme en discriminatie in Nederland. Hieronder volgt een kort overzicht van de grootste organisaties die actief racisme en discriminatie tegen willen gaan. Een van de grootste

organisaties is ‘Nederland bekent ‘Kleur’, die zich inzet tegen elke vorm van racisme zonder zich te focussen op discriminatie tegen een bepaalde etnische groepering. Als doel heeft deze organisatie, opgericht in 1992, het bevorderen van samenwerking tussen groeperingen een Nederlandse multiculturele samenleving. De organisatie organiseert vooral veel

demonstraties rondom bijvoorbeeld de landelijke verkiezingen, maar deed ook aangifte tegen de uitspraken van Geert Wilders. 11 Het doel van ‘Nederland bekent Kleur’ is vooral het aanpakken van racistische en discriminerende daden. De organisatie ‘Platform Stop Racisme en Uitsluiting’ richt zich meer op het geven van een stem aan mensen die tegen elke vorm van racisme zijn, en ook tegenstander van het huidige politieke klimaat zijn. Zij zijn van mening dat er een zondebokpolitiek heerst in Nederland en dat de vrijheid van meningsuiting misbruikt wordt om te kunnen en mogen discrimineren. Zij willen de saamhorigheid onder de Nederlanders bevorderen12. Zo hebben zij acties als het maken een menselijke keten tussen

een synagoge, een kerk en een moskee. Dit om te laten zien dat iedereen bij elkaar zou moeten horen en elkaar zou moeten tolereren. De eerder besproken ‘Monitor Moslim Discriminatie’(2015), geschreven door dr. Ineke Valk, tracht te laten zien dat er een

discrepantie zit tussen hoe de media de realiteit weergeeft, en hoe die daadwerkelijk is. Hier laat zij, net als bij het rapport van de SCP, zien dat er niet zomaar mag worden gezegd dat

10Trouw, ‘Is de Nederlandse Politiek racistisch?’, 26 oktober 2013.

11 ‘Nederland bekent Kleur’, http://www.nederlandbekentkleur.nl/index.html

(30)

29

iets niet discriminerend is. Er moet gekeken worden naar de ervaren discriminatie.

‘Onderhuids’ is een platform, dat op een moderne en ‘luchtige’ manier de ongelijkheden aan het licht wil brengen. Op de site kan men bijvoorbeeld tests doen om te onderzoeken of hij of zij altijd met een achterstand te maken zal hebben, door de eigen etnische afkomst. Door middel van columns, filmpjes en tests laten ze op een heel directe manier zien hoe het is om in Nederland te wonen, wanneer je een niet-Nederlandse achtergrond hebt.

Nieuw Nederlands Racisme: een conclusie

Met deze scriptie heb ik duidelijk proberen te maken dat racisme een evidente uitwerking heeft op de Nederlandse samenleving. Door de historische achtergrond van Nederland te betrekken bij het bekijken van de huidige Nederlandse situatie, heb ik laten zien dat racisme van alle tijden is. Racisme is niet een fenomeen wat verbonden is met een oude tijd en wat nu achter ons is gelaten, maar juist nog doorklinkt in de nieuwe moderne Nederlandse

samenleving. De geschiedenis van de slavernij heeft haar sporen achtergelaten, net als het kolonialisme en de Jodenvervolging tijdens de Tweede Wereldoorlog. Dit wordt in de Nederlandse samenleving over het algemeen niet erkend, want het strookt met ons positieve zelfbeeld. Nederlanders zien zichzelf als tolerant en vrij van racistische vooroordelen. De afkomst van een persoon zou er niet toe moeten doen. Het zelfbeeld van de Nederlanders strookt niet met de realiteit. Nederland is niet het land waar afkomst en cultuur geen rol spelen, maar waar deze juist, misschien onbewust een belangrijke rol spelen. Etnische afkomst houdt mensen tegen in het bereiken van bepaalde doelen. Het wordt vaak benoemd, in de media en de politiek. Soms wordt het benoemd uit goede bedoelingen, vanuit een hulpbiedend perspectief. Over het algemeen wordt het benoemd om karakteristieken van persoon of een groepering aan te geven. Het gevaar ligt in het ontkennen van de rol die etnische afkomst kan hebben. Wat ik heb aangegeven, met behulp van rapporten van het SCP en ECRI, is dat etnische afkomst juist vaak een doorslaggevende rol kan hebben. Personen van bepaalde niet-westerse afkomst zijn vaker lager opgeleid of hebben meer moeite met een baan vinden, dat personen van Nederlandse afkomst. De rol van de zondebok, de groepering die het meest negatief bejegend wordt in bijvoorbeeld de media en politiek, is in het laatste decennium aan de islamitische Nederlandse groepering gegeven. Sinds de opkomst van nationalistische partijen zoals de Partij voor de Vrijheid, is de islamitische groepering degene die het moet ontgelden. Ook andere groeperingen, zoals de Surinaamse of Afrikaanse

groepering, beginnen met een ‘achterstand’ in het leven.

(31)

30

onderscheid maken tussen etnische groeperingen, en het benoemen ervan. Toch moet er ook een besef komen, bijvoorbeeld op het niveau van de Nederlandse politiek, dat etnische afkomst meespeelt in bepaalde aspecten van het leven. Racisme is niet alleen het aanhangen van een bepaalde partij of het rondlopen met spandoeken met racistische leuzen. Het nieuwe Nederlandse racisme zit veel meer verpakt en verboren, bijvoorbeeld in onze taal en onze instituties. De institutionele discriminatie, die doorklinkt in bijvoorbeeld scholen en werkgelegenheden, moet aangepakt worden. Dit kan alleen als het inzicht ontstaat dat Nederland nog steeds op sommige fronten racistisch is.

(32)

31

Verklaring

Ik heb de UvA regels ten aanzien van fraude en plagiaat gelezen en begrepen.13 Ik verklaar

dat dit geschreven werkstuk volledig mijn eigen werk is, dat ik alle bronnen die ik heb gebruikt zorgvuldig en correct heb aangegeven, en dat ik volgens de regels heb geciteerd. Ik heb dit werkstuk, in deze of gewijzigde versie, niet eerder ingediend voor een ander vak of als onderdeel van een ander werkstuk.

Bibliografie

Andriessen, I. Fernee, H. Wittebrood, K.

2014 Ervaren discriminatie in Nederland. Sociaal en Cultureel Plan Bureau. Den Haag, januari 2014.

Aouragh, M.

2014 Refusing to be Silenced: Resisting Islamophobia.

Thamyris/Intersecting: Place, Sex and Race, Volume 27, Number 1, 1 September 2014, pp. 355-373(19)

Asscher, L.

2015 Het Ware Gezicht. Martin Luther King lezing.

Bergman, S.

2014 Zwart als Roet – Our Colonial Hangover. Nederland: 2Doc.

Boelhouwer, J.

2014 Verschil in Nederland. Sociaal en Cultureel Rapport 2014. Sociaal en Cultureel Planbureau. Den Haag, december 2014.

Bourdieu, P.

13

Referenties

GERELATEERDE DOCUMENTEN

De Kinderrechtencoalitie vraagt aan de burgemeesters en aan de minister van Binnenlandse Zaken dat de bestaande mogelijkheden om klacht in te dienen tegen (discriminatie en

Deze motie is voorgesteld door de leden Belhaj, Van Baarle, Leijten, Simons, Ceder, Den Haan, Kathmann, Van Esch en Westerveld.. Zij

Ik constateer dat de leden van de fracties van de SP, GroenLinks, BIJ1, Volt, DENK, de PvdA, de PvdD, Fractie Den Haan, D66, de ChristenUnie, de VVD, de SGP, het CDA en BBB voor

Uit de rapportage komt naar voren dat het aantal aan racisme, antisemitisme, extreemrechts geweld en discriminatie gelieerde incidenten over die jaren min of meer gelijk is

« Le racisme consiste à caractériser un ensemble humain par des attributs naturels, eux-mêmes associés à des caractéristiques intellectuelles et morales qui

 De NCDR werkt nauw samen met andere publieke instituties, zoals het College voor de Rechten van de Mens, de Nationaal Coördinator Antisemitisme bestrijding (NCAB) en de nog in

Bij betwisting zal finaal altijd de feitenrechter en/of de tuchtoverheid zich moeten uitspreken, op basis van en na een grondig gevoerd onderzoek, niet alleen of het door de

Witte mensen zijn zich er ook niet altijd van bewust dat bepaalde situaties door mensen van kleur als racistisch worden ervaren.. Het is daarom goed om met kinderen na te denken