• No results found

Is trauma een causale factor bij het ontwikkelen van een psychose

N/A
N/A
Protected

Academic year: 2021

Share "Is trauma een causale factor bij het ontwikkelen van een psychose"

Copied!
18
0
0

Bezig met laden.... (Bekijk nu de volledige tekst)

Hele tekst

(1)

Is Trauma een Causale Factor bij het Ontwikkelen van

een Psychose

Aislinn Bakker

Studentnummer: 10201238 Begeleider: Lindy-Lou Boyette Datum: 01-12-2014

Aantal woorden: 7971 woorden Aantal woorden abstract: 243 woorden

(2)

Abstract

In het volgende literatuuroverzicht wordt er gekeken naar het causale effect van trauma in de jeugd op het ontwikkelen van een psychose. Er is op dit moment nog veel discussie of er sprake is van trauma als causale factor. Er zijn drie deelvragen ontwikkeld om deze vraag te beantwoorden. Is er een causaal verband tussen seksueel misbruik en psychose, heeft fysiek misbruik een causaal verband met psychose, en is er een causaal verband tussen emotioneel trauma en psychose. Er wordt onderscheid gemaakt tussen deze drie vormen omdat er een verschil in invloed zou kunnen zijn. Er zou een verschil kunnen zijn doordat fysiek en seksueel trauma zowel een mentaal als fysiek component hebben, en emotioneel alleen een mentaal component. Tussen fysiek en seksueel trauma zou een verschil gevonden kunnen worden doordat ze een verschillende sekse verdeling hebben, wat voor een verschil in invloed zou kunnen hebben. Door onderscheid te maken tussen verschillende typen trauma wordt de invloed van trauma op het ontwikkelen van een psychose in een bredere context geplaatst. Op basis van de onderzoeken uit dit literatuuroverzicht kan er niet gezegd worden of trauma een causale oorzaak is bij het ontwikkelen van psychose. De onderzoeken tonen echter wel aan dat er een temporeel verband is tussen fysiek en seksueel trauma bij het ontwikkelen van psychose. Om te kunnen concluderen of er sprake is van een causaal verband tussen trauma en het ontwikkelen van een psychose moet er nog meer onderzoek gedaan worden.

(3)

Is Trauma een Causale Factor bij het Ontwikkelen van Psychose

In dit literatuuroverzicht wordt er gekeken naar het mogelijke causale effect van trauma op het ontwikkelen van een psychose. De levensprevalentie van psychotische stoornissen is 3,48% in de gewone bevolking (Perala et al,. 2007) en de incidentie is 31,7 per 100.000 mensen per jaar. Dit is een redelijk grote populatie, dus het is belangrijk om kennis te hebben van alle mogelijke risico factoren die een rol kunnen spelen bij het ontwikkelen van een psychose. Er is al veel bekend over de etiologie van psychose, er kan bijvoorbeeld een genetische basis zijn of de omgeving waarin iemand in leeft kan invloed hebben (van Os et al., 2008). Er is bewijs gevonden dat invloeden in de kindertijd en in de volwassenheid een verband hebben met het ontwikkelen van psychose en psychotische symptomen (Dean & Murray, 2005). Ook blijkt trauma in de jeugd geassocieerd met het ontwikkelen van andere psychiatrische stoornissen (Spataro et al., 2004). Maar over de invloed van trauma op het ontwikkelen van psychose bestaat nog discussie.

Doel van dit literatuuroverzicht is om meer kennis te krijgen over de etiologie van psychose, door te kijken naar de invloed van trauma. Er zijn meerdere factoren die een rol spelen bij het ontwikkelen van psychoses en schizofrenie. Dit zijn voornamelijk genetische factoren, sekse, gen-omgevingcorrelaties- en interacties (Tandon, Keshavan & Nasrallah, 2008). Maar het effect van trauma op psychose is nog niet duidelijk. Er zijn meerdere recente onderzoeken gedaan die

tegenstrijdige resultaten laten zien. Er blijkt nog geen consensus te zijn over de invloed van trauma op psychose. Zo claimen Read et al. (2005) dat er een causaal verband is tussen trauma in de jeugd en het ontwikkelen van psychose. Maar daar recht tegen over staan Morgan en Fisher (2006) die vinden dat Read et al. (2005) veel te stellig zeggen dat er een causaal verband is en dat de populatie die zij gebruikt hebben niet representatief is. 31 van de 51 studies die besproken in Read et al. (2005) zijn diagnostische heterogene groepen waarin het aantal deelnemers met psychotische stoornissen niet duidelijk zijn. Als er wordt geprobeerd een prevalentie te vinden door verschillende onderzoeken te combineren, moeten de onderzoeken enigszins vergelijkbaar zijn. In de onderzoeken die Read et al. (2005) bespreken, vinden zij dat er geen causaal verband is tussen trauma en psychose. In een review van Bendall et al. (2008) werden onderzoeken naar trauma besproken en vergeleken, om te kijken of trauma in jeugd een causaal effect heeft op het ontwikkelen van psychose. Door

methodologische tekortkomingen van de studies werden er geen stellige conclusies getrokken dus het is noodzakelijk dat er verder onderzoek wordt gedaan. Zij concludeerden dat de onderzoeken lage statistische power hadden en geen rekening hielden met moderator en mediator variabelen. Deze mediator en moderator variabelen waren onder andere middelenmisbruik, familie

omstandigheden en opleidingsniveau. Daarnaast waren er verschillen in de manier waarop het trauma werd gemeten en het cross-sectionele design van de meeste studies. Het is dus noodzakelijk

(4)

dat er verder onderzoek wordt gedaan naar het mogelijke causale effect van trauma op het ontwikkelen van een psychose.

Als er gesproken wordt van een causaal effect, moet er aan een bepaalde eisen worden voldaan, volgens Hill (1965) zijn er zeven eisen waaraan moet worden voldaan. Hij stelt dat er naast het feit dat het trauma moet plaatsvinden voorafgaand van de psychose er ook rekening moet worden gehouden met genetica, sterkte van de associatie, plausibiliteit, specificiteit, coherentie, experiment en consistentie. Als er wordt voldaan aan deze eisen kan er volgens Hill (1965) gesproken worden van een causaal effect. Het is dus heel moeilijk om aan te kunnen tonen of er sprake is van een causaal effect.

Door onderscheidt te maken tussen drie verschillende types trauma, wordt er in dit

literatuuroverzicht geprobeerd een duidelijker beeld te krijgen van de etiologie van psychose en de invloed van trauma hierop. Uit een meta-analyse van Varese et al. (2012) blijkt dat alle typen trauma een risico factor zijn bij het ontwikkelen van een psychose. Het zou kunnen zijn dat verschillende typen trauma op verschillende symptomen van psychose effect zou kunnen hebben. Er wordt

daarom in dit literatuuronderzoek gekeken naar de individuele invloeden van seksueel trauma, fysiek trauma en emotioneel trauma op het ontwikkelen van een psychose. Door onderscheid te maken tussen verschillende typen trauma kan er bij bepaalde vormen van trauma meer of minder aandacht worden geschonken aan psychotische symptomen. Er is in eerder onderzoek nog geen sprake geweest van een overzicht dat onderscheid maakt tussen deze drie vormen (Bendall et al., 2008, Read et al., 2005, Morgan & Fisher, 2006). Als er voor een bepaald type trauma een causaal verband wordt gevonden zouden hulpverleners extra alert moeten zijn op psychotische symptomen.

Er zijn verschillende onderzoeken die aanwijzingen bevatten dat er een verschil kan zijn in de effecten van bepaalde typen trauma. Als we kijken naar seksueel misbruik en fysieke mishandeling blijkt dat er een verschil in populatie te zijn, hierdoor kan er sprake zijn een verschillend effect van trauma. Er wordt een groter percentage vrouwen dan mannen seksueel misbruikt (Finkelfor et al., 2014), en een groter percentage mannen dan vrouwen wordt fysiek mishandeld (Macmillan et al., 1997). Doordat er een verschil bestaat in de man-vrouw verhouding zou er ook een verschil in effect kunnen zijn tussen beide vormen van trauma. Doordat mannen een groter risico dan vrouwen hebben op het ontwikkelen van schizofrenie (Tandon et al., 2008), zou er in de fysieke trauma populatie misschien sprake kunnen zijn van een groter effect.

Er zou een ander effect gevonden kunnen worden voor emotioneel trauma, waar sprake is van een overheersend mentaal component, in tegenstelling tot seksueel en fysiek trauma waarbij sprake is van zowel een fysieke en een mentale component. Door het ontbreken van het fysieke component zou er sprake kunnen zijn van een andere invloed. Seksueel en fysiek trauma’s gaan vaak gepaard met hallucinaties en intrusies, die kunnen gaan over het trauma (Killcommens et al., 2008).

(5)

Het zou zo kunnen zijn dat doordat er geen sprake is van het fysieke component, er geen sprake is van hallucinaties. Hierdoor zou emotioneel trauma een andere invloed kunnen hebben, emotioneel trauma zou bijvoorbeeld meer invloed kunnen hebben op het ontwikkelen van de negatieve symptomen van een psychose. Er wordt daarom in dit literatuuroverzicht gekeken wat de invloed is van seksueel trauma op het ontwikkelen van psychose, de invloed van fysiek trauma op het

ontwikkelen van een psychose, en de invloed van emotioneel trauma op het ontwikkelen van een psychose.

Er zijn verschillende soorten trauma, en die kunnen op verschillende manieren worden geïnterpreteerd. De type trauma’s die in dit literatuuroverzicht besproken worden zijn emotioneel misbruik, emotionele verwaarlozing, seksueel misbruik, fysiek misbruik en fysieke verwaarlozing. Deze types trauma’s kunnen op verschillende manieren geïnterpreteerd worden. In dit overzicht wordt er gewerkt met deze definities: emotioneel misbruik is het uitschelden en schreeuwen naar iemand, voornamelijk verbaal misbruik. Emotionele verwaarlozing is het niet uitspreken van liefde die je voor iemand voelt, iemand niet het idee geven dat ze gewaardeerd worden of geliefd zijn. Seksueel misbruik is het ondergaan van ongewilde seksuele handelingen. Fysiek misbruik is iemand slaan, schoppen of op een andere manier fysieke pijn, niet seksueel van aard veroorzaken. Fysieke verwaarlozing is iemand het ontzien fysieke uitingen die geassocieerd zijn met het geven om iemand, zoals knuffels.

Er is in de besproken onderzoeken sprake van klinische en ambulante patiënten. Klinische patiënten zijn patiënten die met of tegen hun zin zijn opgenomen en in een inrichting verblijven. Zij zijn op dat moment dus niet meer actief in de samenleving en spenderen hun tijd in een inrichting. Ambulante patiënten zijn patiënten die niet zijn opgenomen dus die langsgaan bij een kliniek voor behandeling en hun normale leven voortzetten. Verder wordt in een aantal onderzoeken een hoge risico populatie voor het ontwikkelen van een psychose onderzocht. Dit zijn personen die

bijvoorbeeld een genetische dispositie hebben voor het ontwikkelen van een psychose en hierdoor regelmatig gecontroleerd worden op het gebied van psychotische symptomen. Doordat deze groep een genetische dispositie heeft voor het ontwikkelen van psychose betekent dit dat als hier een effect blijkt te zijn, dit niet alleen toe te schrijven is aan het trauma dat vooraf ging. Er kan bij dit soort studies dan alleen gesproken worden van een risico factor, er is dan alleen sprake van het ontwikkelen van een psychose na een traumatische gebeurtenis in combinatie met een genetische dispositie.

Ten slotte wordt er vaak gesproken van negatieve en positieve symptomen van psychose. De positieve symptomen hebben betrekking op een vertekening van de realiteit, en deze vertekende realiteit kan niet worden aangepast, ook al wordt er tegenbewijs voor geleverd. Dit uit zich in

hallucinaties, wanen, en ongeorganiseerd gedrag. De negatieve symptomen laten een afname zien in 5

(6)

het normale functioneren, zoals minder gemotiveerd zijn dingen te doen, emotionele vervlakking, minder interesse in andere mensen en minder spontaniteit.

Dit literatuuronderzoek richt zich op drie typen trauma: seksueel, fysiek en emotioneel trauma. Per type misbruik wordt onderzocht wat de invloed hiervan is op de ontwikkeling van psychose. De verwachting is dat mensen die een seksueel trauma in hun jeugd hebben gehad, vaker een psychose ontwikkelen dan mensen die geen geschiedenis van seksueel trauma hebben. Verder wordt er verwacht dat er bij mensen die een geschiedenis van fysiek trauma hebben ook vaker een psychose ontwikkelen dan mensen die geen fysiek trauma in de jeugd hebben gehad. Ten slotte wordt er verwacht dat mensen met een geschiedenis van emotioneel trauma vaker een psychose ontwikkelen dan mensen die geen geschiedenis van emotioneel trauma hebben. Dit wordt verwacht omdat eerder onderzoek aan lijkt te tonen dat er een verband bestaat tussen trauma en

psychiatrische stoornissen (Spataro et al., 2004) en dat dit verband mogelijk ook bestaat bij psychose (Read et al., 2005). Op basis van deze deelvragen wordt er geprobeerd een beter antwoord te geven op de vraag of trauma een causale factor is voor het ontwikkelen van een psychose.

Seksueel Trauma en Psychose

In deze paragraaf wordt er gekeken naar de eerste deelvraag, is seksueel trauma een causale factor bij het ontwikkelen van een psychose. De prevalentie van seksueel misbruik is 26,1% voor meisjes en 5,1% voor jongens, voor het 17e levensjaar. (Finkelhor, Shattuck, Turner, & Hamby, 2014). In klinische populaties zijn deze percentages zelfs nog hoger, 48% voor meisjes en 28% voor jongens (Read, van Os, Morrison, Ross, 2005). Hieruit kan worden opgemaakt dat een groot percentage van de klinische populatie te maken heeft gehad met een seksueel trauma in de jeugd. Het is nog niet duidelijk of deze percentages ook gelden voor de mensen met een psychose en of er een specifieke relatie is tussen seksueel trauma en het ontwikkelen van een psychose. Mede door deze hoge percentages is het belangrijk om te kijken wat de langdurige effecten kunnen zijn op de kwaliteit van het leven van de mensen die seksueel misbruikt zijn. Door meer kennis te krijgen over de effecten hoe beter we deze invloeden kunnen herkennen en kunnen behandelen.

Uit meerdere onderzoeken blijkt dat seksueel misbruik een negatieve invloed heeft op het ontwikkelen van een psychose. Uit grote nationale onderzoeken bleek er een temporeel verband te zijn tussen seksueel trauma en het ontwikkelen van een psychose (Bebbington et al., 2011 & Shevlin et al., 2008). Bebbington et al. (2011) maakte onderscheid tussen drie soorten seksueel trauma: seksuele toespelingen, seksuele aanrakingen en seksuele penetratie, omdat ieder een verschillende invloed zouden kunnen hebben op het ontwikkelen van een psychose. Het is belangrijk om dit onderscheid te maken, want als blijkt dat er bij niet gewilde seksuele toespelingen al een verband gevonden wordt, wordt de risicogroep voor het later ontwikkelen van psychose na seksueel trauma

(7)

veel groter. Het bleek dat alleen seksuele penetratie geassocieerd was met psychose. Dit betekent dat er alleen sprake is van een groter risico voor het ontwikkelen van een psychose als er sprake is van seksuele penetratie en niet bij seksuele toespelingen en aanrakingen. In dit onderzoek werd er op basis van de eerste screening of daarnaast een DSM diagnose bepaald of iemand een psychose had. Deelnemers die op de eerste screening een waarschijnlijke psychose hadden, maar daarna geen diagnose psychose kregen werden in deze studie wel meegenomen als, waarschijnlijke, psychose deelnemer. Hierdoor werd de experimentele conditie groter, maar kan er sprake zijn van een vertekend beeld over de causale invloed. De deelnemers vertoonden wel bepaalde psychotische symptomen maar hadden geen psychose diagnose. Killcommens et al. (2008) vonden dat er een negatieve invloed was van seksueel misbruik en dat deze voornamelijk invloed had op de positieve symptomen van een psychose. Zij vonden associaties tussen seksueel trauma, hallucinaties en wanen. Verder vonden zij dat frequentere seksuele aanvallen geassocieerd waren met heftigere psychotische symptomen. Dit betekent dat als er sprake is van herhaalde seksuele trauma’s, de psychotische symptomen erger worden.

Het is belangrijk om in een hoge risico populatie te kijken naar de invloed van trauma. Trauma zou namelijk een andere invloed kunnen hebben dan in een gezonde populatie. Deze populatie heeft al een hoger risico voor het ontwikkelen van psychose. Het zou kunnen zijn dat seksueel trauma in de jeugd dit risico vergroot. Uit drie onderzoeken die naar de invloed van

seksueel trauma in de jeugd op het ontwikkelen psychose in een hoge risico populatie blijkt er sprake te zijn van een associatie (Bechdolf et al., 2009, Thompson et al., 2013, & Thompson et. al, 2009). In twee onderzoeken werd een temporeel verband gevonden, omdat er sprake was van misbruik in de jeugd en het misbruik dus voor het ontwikkelen van de psychose plaatsvond (Thompson et al., 2009 & Thompson et al., 2013). Bij het andere onderzoek kan er niet gesproken worden van een

temporeel verband omdat de leeftijd waarop het misbruik plaatsvond niet gespecificeerd werd (Bechdolf et al., 2009). Verder bleek uit het onderzoek van Thompson et al. (2009) dat er een verschil was tussen een etnische minderheid en etnische meerderheid in de hoge risico populatie. Er werd hier een temporeel verband gevonden, maar volgens Thompson et al. (2009) werd dit verklaard door een groot percentage deelnemers van een etnische minderheid. Het zou kunnen zijn dat mensen van een etnische minderheid eerder een psychose ontwikkelen omdat ze zich benadeeld voelen.

Er zijn ook onderzoeken die dit temporele verband niet vonden. Zo vonden Spataro et al. (2004) in een groot nationaal onderzoek dat er geen associatie was tussen psychose en seksueel misbruik. In groepen psychiatrische patiënten werd geen verband gevonden. (Rubino et. al, 2009 en Ucok en Bikmaz, 2007). In zowel klinische als ambulante patiënten werd er geen verband gevonden tussen seksueel trauma en het ontwikkelen van psychose. Hoewel het onderzoek van Ucok en Bikmaz (2007) geen controle groep had, waardoor de generaliseerbaarheid wordt aangetast, is dit

(8)

wel de populatie waarin je een effect zou verwachten. Het wordt verwacht dat in een groep van psychotische of schizofrene patiënten er meer sprake zal zijn van een geschiedenis van seksueel trauma dan in een controle groep, of dat er sprake is van een groot percentage seksueel misbruik in de experimentele conditie. Deze associatie wordt niet gevonden in deze onderzoeken, waardoor het zo lijkt te zijn dat trauma mogelijk geen causale invloed heeft op het ontwikkelen van psychose. Fisher et al. (2010) vonden een associatie, maar alleen als de moeder seksueel misbruikte, en dit effect was niet significant als er werd gecontroleerd voor andere tegenslagen. Dit indiceert dat er alleen sprake is van een specifiek effect van seksueel trauma op het ontwikkelen van psychose als er ook sprake is van een ander type trauma in de jeugd. Fisher et al. (2009) vonden geen associatie tussen seksueel misbruik en psychose. Zij keken naar het mogelijke sekse verschil bij het ontwikkelen van psychose. Het zou kunnen zijn doordat vrouwen vaker slachtoffer zijn van seksueel misbruik (Finkelfor et al., 2014), er bij vrouwen vaker een psychose zou kunnen ontstaan na seksueel trauma. Er bleek als er voor sekse werd gecontroleerd nog steeds geen invloed te zijn van seksueel trauma op het ontwikkelen van een psychose.

Deze onderzoeken zijn een aanvulling op eerder onderzoek, doordat er in vergelijking met eerdere onderzoeken ook een longitudinaal onderzoek wordt meegenomen (Bechdolf et al.,2009) die hiervoor ontbraken (Bendall et al., 2008). In sommige onderzoeken werd er gecontroleerd voor middelenmisbruik, bijvoorbeeld werd er in het onderzoek van Bebbington et al. (2004) gecontroleerd voor marihuana gebruik. Maar lang niet alle onderzoeken controleerden voor co-morbide

middelengebruik. Verder onderzoek zou hier rekening mee moeten houden. In bijna alle

onderzoeken werd er wel gecontroleerd voor socio-economische achtergrond en opleidingsniveau, wat bij eerder onderzoek nog niet altijd gebeurde. Er werd vaak gebruik gemaakt van redelijk grote steekproeven, waardoor de resultaten generaliseerbaar zijn, zoals nationale onderzoeken (Shevlin et al., 2008, Spataro et al., 2004 en Bebbington et al., 2011). Ook is er veel onderzoek gedaan in

klinische populaties, de populatie waarin het effect gevonden zou moeten worden (Ucok & Bikzam, 2009, en Rubino et al., 2009).

Al deze onderzoeken hebben sterke en minder sterke punten. Als ze met elkaar vergeleken worden lijkt het alsof er sprake is van een temporeel verband tussen seksueel trauma en het

ontwikkelen van een psychose. In combinatie met een genetische dispositie lijkt er ook sprake te zijn van een temporeel verband. Van de zeven onderzoeken die een associatie vonden, houden maar drie onderzoeken, die van Bebbington et al. (2011), die van Killcommens et al. (2008) en die van Shevlin et al. (2008) stand als er gekeken wordt naar het temporele effect van seksueel trauma op het ontwikkelen van een psychose in een normale populatie. De andere onderzoeken vinden wel een associatie, maar alleen als er nog niet gecontroleerd is voor andere invloeden of konden er geen uitspraken worden gedaan over de chronologie, doordat de leeftijd van het trauma niet werd

(9)

gespecificeerd. Hier tegenover staan de vier onderzoeken die geen associatie vonden tussen seksueel trauma en psychose. Vooral het onderzoek van Rubino et al. (2009) dat geen verband vond tussen seksueel misbruik en schizofrenie in een populatie waarin je het verband zou moeten vinden. In het grote nationale onderzoek van Spataro et al. (2004) werd ook geen associatie gevonden. Dit zou kunnen betekenen dat er geen sprake is van een temporeel verband.

Alle onderzoeken tegen elkaar afwegend, lijkt het zo te zijn dat er sprake is van een temporeel verband tussen seksueel trauma en het ontwikkelen van een psychose. Op basis van de criteria van Hill hebben deze onderzoeken nog niet genoeg bewijs geleverd om te kunnen aantonen dat er een causaal effect is op het ontwikkelen van een psychose na een seksueel trauma. In de hoge risico populatie lijkt er ook een temporeel verband te zijn tussen seksueel trauma en het ontwikkelen van een psychose.

Doordat er sprake lijkt te zijn van een temporeel verband tussen seksueel trauma en het ontwikkelen van een psychose, wordt de associatie tussen trauma en het ontwikkelen van een psychose ondersteund. De hoofdvraag kan op dit moment op basis van deze onderzoeken niet beantwoord worden. Er werd een temporeel verband gevonden tussen trauma en het ontwikkelen van een psychose, maar er kan op basis van deze onderzoeken geen conclusie worden getrokken over het mogelijk causale effect van trauma op het ontwikkelen van een psychose. Hier moet nog meer onderzoek naar gedaan worden.

Fysiek Trauma en Psychose

Fysieke mishandeling van kinderen komt heel veel voor. In de studie van MacMillan, et al. (1997) werd gevonden dat 31,2% van de mannen fysiek mishandeld werd als kind en 21,1% van de vrouwen. Opvallend is dat het percentage mannen groter is dan het percentage vrouwen. Dit is niet het geval bij seksueel misbruik. Dit zou voor een ander resultaat kunnen zorgen dan seksueel misbruik, het grotere percentage mannen zou het een andere impact kunnen hebben op het ontwikkelen van psychose dan seksueel misbruik. Mannen hebben een groter risico op het ontwikkelen van schizofrenie dan vrouwen (Tandon et al., 2008), waardoor er in deze populatie sprake kan zijn van een groter effect. Hierdoor is het belangrijk dat de invloed van fysiek misbruik op psychose onderzocht wordt.

Shevlin et al. (2008) vonden in een groot nationaal onderzoek dat er een temporeel verband was tussen fysiek misbruik en psychose. Hieruit bleek dat in vergelijking met andere typen trauma, fysiek trauma in de jeugd de grootste voorspeller was voor het ontwikkelen van een psychose. Arsenault et al. (2011) deden longitudinaal onderzoek naar de invloed van trauma op het ontwikkelen van een psychose en hielden hierbij rekening met de intentie die iemand had om

iemand kwaad te doen. Dit zou belangrijk kunnen zijn omdat het wel eens kan voor komen dat er een 9

(10)

ongeluk gebeurd waarbij iemand fysiek trauma oploopt. Dit kan een andere invloed hebben op het ontwikkelen van een psychose dan dat iemand weet dat de pijn opzettelijk wordt veroorzaakt. Er bleek een grote associatie te zijn tussen de intentie hebben om iemand pijn toe te dienen en het ontwikkelen van psychotische symptomen. Bij onbedoeld fysieke trauma waren de resultaten inconsistent, dus kunnen er geen definitieve conclusies getrokken worden. Bij dit onderzoek werden de moeders van kinderen onderzocht over de mate van fysiek trauma. Doordat de moeders

geïnterviewd werden en niet de kinderen zelf kan het zo zijn dat bepaalde fysieke trauma’s onbekend zijn bij de moeder of dat de ernst van het trauma onderschat of overschat wordt. Dit zou invloed kunnen hebben op de resultaten, hierdoor zou de mate van fysiek trauma niet overeenkomen met het werkelijke trauma.

Het zou zo kunnen zijn dat fysiek trauma geassocieerd is met de niet-specifieke symptomen die bij de meeste psychiatrische stoornissen voorkomen, en niet met specifieke symptomen voor psychose. In twee onderzoeken werden psychotische stoornissen vergeleken met andere

psychiatrische stoornissen (Spence et al., 2006, Rubino et al., 2009). Er bleek wel een associatie te zijn tussen fysiek misbruik en psychose, maar niet tussen fysiek trauma en niet psychotische aandoeningen. Er werd bij dit onderzoek onderscheid gemaakt tussen trauma tijdens de gehele levensloop, trauma in de jeugd, en trauma in de volwassenheid. Trauma in de jeugd en in de gehele levensloop bleken alleen geassocieerd met psychotische stoornissen en niet met niet-psychotische stoornissen. Bij een fysiek trauma in de volwassenheid was er geen verschil tussen de twee groepen, er werd een associatie gevonden tussen zowel niet-psychotische als psychotische stoornissen en een trauma in de volwassentijd. Op basis van dit onderzoek lijkt er sprake te zijn van een temporeel effect van fysiek trauma op het ontwikkelen van een psychose. Er was bij dit onderzoek helaas wel sprake van twee kleine groepen die onderzocht werden waardoor de kans op type 1 fout groter wordt. In een hoge risico groep vonden Thompson et al. (2009) dat er een temporeel verband was tussen fysiek misbruik en psychose. Dit effect werd voornamelijk verklaard door het grote

percentage deelnemers met een etnische minderheid achtergrond. Dus een etnische minderheid populatie heeft een grotere kans op het ontwikkelen van een psychose na een fysiek trauma. Het zou kunnen zijn dat mensen van een etnische minderheid eerder een psychose ontwikkelen omdat ze zich benadeeld voelen.

Er waren ook onderzoeken die geen effect vonden tussen psychose en fysiek trauma. Uit het onderzoek van Ucok & Bikzam (2007) blijkt er geen causaal verband te zijn tussen fysiek trauma en het ontwikkelen van psychose. In het onderzoek van Ucok en Bikzam (2007) werd er onderscheid gemaakt tussen fysieke mishandeling en fysieke verwaarlozing. Bij fysiek mishandeling bleek er bij aanvang wel een associatie te zijn met psychose, maar bij de follow-ups niet meer. Bij fysieke

verwaarlozing bleek er geen associatie in het algemeen met psychose. Bij bepaalde symptomen bleek 10

(11)

er wel een verband te zijn met fysieke verwaarlozing. Fisher et al. (2009) deden onderzoek naar het verschil tussen mannen en vrouwen en de invloed van fysiek trauma in de jeugd en psychose. Het zou zo kunnen zijn dat een van de seksen op een bepaalde manier reageert waardoor er een grotere kans is dat zij een psychose ontwikkelen dan de andere sekse. Het bleek dat vrouwen een drie keer zo grote kans hadden op het ontwikkelen van een psychose, na fysiek trauma in de jeugd, dan de controle groep. Maar als er werd gecontroleerd voor andere variabelen die een rol zouden kunnen spelen, werd de associatie niet meer significant. Bij de mannen bleek er ook geen associatie te zijn. Hieruit blijkt dus dat er geen sprake is van een sekse verschil en het ontwikkelen van een psychose na een fysiek trauma in de jeugd. Fisher et al. (2010) vonden een associatie tussen fysiek misbruik door de moeder en het ontwikkelen van psychose. Maar deze associatie hield alleen stand als er werd gecontroleerd voor demografische gegevens en socio-economische achtergrond, maar haalde niet het significantieniveau als er werd gecontroleerd voor andere tegenslagen in de jeugd. Bechdolf et al. (2010) deden een longitudinaal onderzoek naar de invloed van fysiek trauma op het ontwikkelen van psychose in een hoge risico populatie. Zij vonden geen associatie tussen fysiek misbruik en psychose. Nadeel van deze studie was wel dat er geen sprake was van een gelijke sekse verdeling waardoor de resultaten vertekend kunnen zijn.

Deze onderzoeken hielden rekening met bepaalde effecten waar in eerder onderzoek niet voor werd gecontroleerd. Zo werd er in het onderzoek van Arsenault et al. (2012) rekening gehouden of er sprake was van intoxicatie tijdens het vertonen van psychotische symptomen. Verder zijn er bij fysiek misbruik meer longitudinale studies gedaan, maar er worden naar fysiek trauma voornamelijk cross-sectionele onderzoeken gedaan. In verder onderzoek zouden er meer longitudinale

onderzoeken moeten worden gedaan. Het onderzoek van Shevlin et al. (2008) controleerde voor veel variabelen, drugs, alcohol, opleiding, etniciteit en meer, en vond nog steeds een associatie. Doordat er met zoveel variabelen rekening werd gehouden is dit een goede ondersteuning voor de associatie tussen psychose en fysiek trauma. De onderzoeken hadden over het algemeen een goede

representatieve steekproef, of er was sprake van een nationaal onderzoek. Alleen het onderzoek van Spence et. al (2006) had een wat kleinere steekproef wat de kans op type 1 fout vergroot. Maar de resultaten zijn over het algemeen generaliseerbaar naar de populatie

Op basis van de onderzoeken kan er geconcludeerd worden dat er een temporeel verband is tussen fysiek trauma en het ontwikkelen van een psychose. Er zijn zes onderzoeken die bewijs vonden dat er een temporeel verband is tussen fysiek misbruik en het ontwikkelen van psychose. Hier tegen over staan drie onderzoeken die dit verband niet vinden. In het nationale onderzoek van Shevlin et al. (2008) werd een temporeel verband gevonden, dit is een goed representatief

onderzoek voor de deelvraag, omdat in er een groot nationaal onderzoek gekeken werd naar fysiek trauma in de jeugd en het vertonen van psychotische symptomen. Ook de onderzoeken van

(12)

Arsenault et al. (2011), Spence et al. (2006) en Rubino et al. (2009) leveren bewijs voor een temporeel verband tussen fysiek trauma en het ontwikkelen van een psychose. Uit het onderzoek van Ucok en Bikzam (2007) blijkt dat fysiek trauma bij de follow-ups niet geassocieerd is met psychose, maar bij aanvang wel. Ook blijkt daar fysieke verwaarlozing wel geassocieerd te zijn met bepaalde positieve symptomen. Maar op basis van de besproken onderzoeken kan er geen conclusie getrokken worden over de causaliteit. In de hoge risico groep kan er op basis van deze onderzoeken geen conclusie worden getrokken. Hieruit lijkt dat er misschien wel een temporeel verband is tussen een genetische dispositie in combinatie met een geschiedenis van fysiek trauma. Er worden dezelfde resultaten gevonden bij fysiek misbruik als bij seksueel misbruik. Dit lijkt aan te tonen dat er geen sprake is van een verschil in invloed van sekse op het ontwikkelen van een psychose, wat ook gevonden werd in het onderzoek van Fisher et al. (2009).

Op basis van de sterke en minder sterke punten van deze onderzoeken blijkt dat er een temporeel verband is tussen fysiek trauma en het ontwikkelen van psychose. Deze conclusies ondersteunen de associatie tussen trauma en het ontwikkelen van een psychose. Op basis van deze conclusies kan er niet geconcludeerd worden of trauma een causale factor is bij het ontwikkelen van een psychose.

Emotioneel Trauma en Psychose:

Emotioneel trauma is de minst belichte vorm van misbruik. Dit is nog het minst onderzocht, en heeft dus nog weinig ondersteunend bewijs. Het zou kunnen zijn dat emotioneel trauma een causale factor is bij het ontwikkelen van een psychose. Het is interessant om naar emotioneel trauma te kijken voor de etiologie van psychose. Bij fysiek en seksueel trauma is er sprake van zowel een fysieke component als een mentale component. Bij emotioneel trauma is er geen sprake van een fysieke component. Door naar emotioneel trauma te kijken, wordt de manier waarop trauma invloed zou kunnen hebben op het ontwikkelen van een psychose duidelijker. De verschillende invloeden die trauma zouden kunnen hebben worden meer gespecificeerd. Fysiek en seksueel misbruik worden voornamelijk geassocieerd met de positieve symptomen van een psychose (Killcommens et al.,2010). De emotionele vorm van trauma zou meer invloed kunnen hebben op het ontwikkelen van de negatieve vormen van een psychose. Emotionele schade zou namelijk een ander effect kunnen hebben op mentale stabiliteit en het ontwikkelen van mentale problemen, dan het oplopen van fysieke pijn. Het is daarom belangrijk om ook naar emotioneel trauma te kijken als causale factor bij het ontwikkelen van een psychose.

In het onderzoek van Ucok en Bikzam (2007) werd er in een groep ambulante patiënten een associatie gevonden tussen emotioneel misbruik en het ontwikkelen van een psychose. Hierbij werd ook onderscheid gemaakt tussen emotioneel misbruik en emotionele verwaarlozing. Er werd geen

(13)

associatie gevonden tussen emotionele verwaarlozing en het ontwikkelen van een psychose. In dit onderzoek werd ook gevonden dat de ernst van het misbruik geassocieerd was met

betrekkingswanen, visuele hallucinaties en gedachten lezen. Er werd geen associatie gevonden met tast hallucinaties. Helaas was er bij dit onderzoek geen sprake van een controle groep, waardoor de resultaten misschien niet representatief zijn, doordat ze niet vergeleken zijn met een gezonde populatie. Rubino et al. (2009) deden onderzoek naar emotioneel misbruik en psychose en een grote groep van schizofrene klinische patiënten. Hierbij werden schizofrene patiënten vergeleken met een gezonde controle groep, met betrekking op de mate van emotioneel trauma in de jeugd. Door deze populatie te onderzoeken en te vergelijken met een gezonde populatie, wordt de groep onderzocht waar het effect in gevonden zou moeten worden. Als er een causaal effect zou zijn, zou er in deze populatie een verschil moeten zijn in emotioneel trauma in de kindertijd tussen de mensen met een psychotische stoornis en een gezonde populatie. Er lijkt een temporeel verband te zijn tussen

emotioneel misbruik en het ontwikkelen van psychose. In het onderzoek van Fisher et al. (2010) werd er onderscheid gemaakt tussen misbruik of verwaarlozing tussen vader of moeder en het verschil in het effect bij het ontwikkelen van een psychose. Het zou zo kunnen zijn dat er een verschil is tussen de invloed van emotioneel trauma veroorzaakt door de vader of moeder. Over het algemeen blijven de moeders thuis om voor de kinderen te zorgen en staan vaak dus emotioneel dichter bij het kind. Het zou zo kunnen zijn dat als de moeder het kind emotioneel misbruikt, dit een negatiever effect heeft dan als de vader dit zou doen, die minder emotioneel minder dicht bij het kind staan. Er werd een associatie gevonden, maar die verdween als er gecontroleerd werd voor andere tegenslagen in de jeugd. Er bleek dus geen specifiek effect te zijn voor emotioneel trauma in de jeugd op het ontwikkelen van een psychose.

Bechdolf et al. (2009) vonden ook geen associatie in een hoge risico populatie. Bij dit onderzoek werd er aan de hand van ICD diagnoses psychose vastgesteld, en werd trauma aan de hand van de DSM-IV diagnose PTSD vastgesteld. Bij dit onderzoek was er helaas geen gelijke man-vrouw verhouding waardoor de resultaten misschien niet overeen komen met de werkelijkheid. Ook werd hierbij niet gespecificeerd rond welke leeftijd het trauma plaatsvond. Hierdoor kan er over de causaliteit weinig gezegd worden. Thompson et al. (2009) vonden geen associatie tussen emotioneel misbruik en psychose in een hoge risico populatie. Er werd wel een associatie gevonden alleen haalde deze net niet het significantie niveau. Opvallend was dat, in tegenstelling tot seksueel misbruik en fysiek misbruik, er bij emotioneel misbruik geen verschil was tussen de etnische minderheid en de etnische meerderheid.

Als aanvulling op eerder onderzoek hielden veel onderzoeken rekening met bepaalde variabelen die mee zouden kunnen spelen. Zo hielden Rubino et al. (2009) rekening met familie omstandigheden, bijvoorbeeld scheiding van ouders, dood ouders, etc. Ook bij deze deelvraag was er

(14)

sprake van veel cross-sectioneel onderzoek en minder van longitudinaal onderzoek (Bechdolf et al., 2009), dus in verder onderzoek zouden er meer longitudinale onderzoeken moeten worden gedaan. Er werd helaas ook hier nog weinig rekening gehouden met co-morbide stoornissen en

middelenmisbruik, sommige onderzoeken deden dit wel (Bechdolf et al. 2009), maar in verder onderzoek moet hier meer voor worden gecontroleerd.

Uit deze onderzoeken blijkt dat er waarschijnlijk wel sprake is van een associatie, maar er kan nog niet gezegd worden of er sprake is van een causale factor. Er is te weinig onderzoek gedaan dat op het moment genoeg bewijs levert om stellige conclusies te trekken. Er waren drie onderzoeken die een temporeel verband vonden tussen emotioneel trauma en psychose. Daar tegenover staan twee onderzoeken die dit verband niet vonden. Naar deze vorm van trauma is nog het minst onderzoek gedaan en kunnen nog meerdere aspecten verder uitgezocht worden. Veel van deze onderzoeken hebben namelijk hun tekortkomingen. Het onderzoek van Ucok en Bikzam (2007) heeft geen controlegroep wat de resultaten benadeeld. Ook lijkt het zo te zijn dat er in een hoge risico populatie, in tegenstelling tot bij seksueel trauma, waarschijnlijk geen sprake is van een verband met psychose, mensen met een genetische dispositie hebben geen groter risico op het ontwikkelen van een psychose na een emotioneel trauma.

Op basis van de besproken onderzoeken kan er nog niet met zekerheid antwoord gegeven worden op de vraag of emotioneel trauma een causale factor is bij het ontwikkelen van een

psychose. Er lijkt op basis van deze onderzoeken wel sprake te zijn van een associatie, die misschien causaal zou kunnen zijn, maar om dit met meer zekerheid te kunnen zeggen moet er meer onderzoek naar gedaan worden. Omdat hier geen stellige conclusies getrokken konden worden, kan er basis van deze conclusies kan er nog niet geconcludeerd worden of er sprake is van een causaal verband tussen trauma en het ontwikkelen van een psychose.

Discussie:

Uit de onderzoeken blijkt dat er een temporeel verband is tussen seksueel trauma en het ontwikkelen van een psychose, in de normale populatie en in een hoge risico populatie. Ook blijkt er een temporeel verband tussen fysiek trauma en het ontwikkelen van een psychose, in een normale populatie. In een hoge risico populatie is hier nog niet genoeg bewijs voor gevonden. Emotioneel trauma lijkt ook een associatie te hebben met het ontwikkelen van psychose in een normale

populatie, in een hoge risico populatie lijkt dit niet het geval te zijn, maar naar deze vorm van trauma moet nog meer onderzoek worden verricht. Op basis van deze resultaten kan nog geen conclusie getrokken worden over de causaliteit van trauma bij het ontwikkelen van psychose. Er blijkt er wel een verband te zijn tussen trauma en psychose. Verder onderzoek zou nog meer moeten

onderzoeken of er daadwerkelijk sprake is van een causaal verband.

(15)

Er werden resultaten in bepaalde onderzoeken gevonden die waardig zijn om genoemd te worden. Zo vonden Thompson et al. (2010) een verschil in invloed tussen etniciteit in het

ontwikkelen van een psychose in een hoge risico populatie. Ook vonden Arsenault et al. (2010) een verschil tussen de intentie om iemand kwaad te doen. Zij vonden dat als er sprake was van

onopzettelijk pijn er geen associatie bleek te zijn tussen fysiek trauma en psychose. In het onderzoek van Fisher et al. (2010) bleek er een verschil tussen de relatie die iemand heeft met de persoon en de invloed op psychose. Het leek zo dat er alleen een associatie bleek te zijn als de moeder de

veroorzaker was van het trauma. Helaas bleef dit resultaat niet significant na dat er rekening werd gehouden met bepaalde variabelen. Het is wel interessant om hier nog verder onderzoek naar te doen, want er zou misschien wel nog een effect kunnen zijn.

In vergelijking met de eerdere onderzoeken van Read et al. (2005), Bendall et al. (2012), en Morgan & Fisher (2006), worden er voor de tekortkomingen van deze onderzoeken verbeteringen gevonden in de besproken onderzoeken in dit literatuuroverzicht. Er worden bijvoorbeeld meerdere verschillende soorten onderzoek uitgevoerd waaronder, longitudinaal en cross-sectioneel. De

onderzoeken die besproken worden is er sprake van een generaliseerbare populatie. Er worden grote steekproeven onderzocht en verschillende populaties, zoals klinische populatie en hoge risico

populaties. Als toevoeging op het onderzoek van Bendall et al. (2012), wordt er in deze onderzoeken ook gebruik gemaakt van retrospectieve zelf rapportage van het trauma, maar in alle onderzoeken worden verschillende vragenlijsten gebruikt. Ook wordt er in de meeste onderzoeken rekening gehouden met bepaalde variabelen, zoals sekse, socio-economische achtergrond, opleiding, middelenmisbruik etc., maar dit gebeurde helaas niet bij alle onderzoeken. In vervolgonderzoek moet er nog meer rekening gehouden worden met de mogelijke variabelen, voornamelijk met co-morbiditeit, die effect kunnen hebben worden gehouden.

Er is nog weinig onderzoek naar de invloed van emotioneel trauma op het ontwikkelen van psychose gedaan, waardoor de conclusies die in dit literatuuroverzicht gepresenteerd worden voorzichtig behandeld moeten worden. De onderzoeken die hierin besproken werden, zijn de beginselen waarop verder onderzoek wordt gebaseerd, want de vraag of emotioneel trauma een causale factor is bij het ontwikkelen van psychose kan op dit moment nog niet wetenschappelijk ondersteund beantwoord worden. Uit de onderzoeken die hier besproken werden lijkt het zo te zijn dat er waarschijnlijk sprake is van een causaal verband, maar dit zal nog verder onderzocht moeten worden.

In bijna alle onderzoeken die er gedaan zijn wordt er gebruik gemaakt van retrospectieve zelf rapportage van het misbruik. Hierdoor kunnen bepaalde herinneringen aangetast worden door bijvoorbeeld de psychose die zich daarna ontwikkeld heeft. Deze herinneringen zouden bijvoorbeeld veel erger of minder erg herinnerd kunnen worden dan dat ze daadwerkelijk waren. Er zo ook sprake

(16)

kunnen zijn van verzonnen herinneringen. Helaas is het op het moment geen andere betere manier om mishandeling in de jeugd te meten, dus is het nu nog niet mogelijk trauma in de jeugd op een andere betrouwbaardere manier te onderzoeken. Er zou gekeken kunnen worden naar de trauma’s die wordt gerapporteerd bij de politie of jeugdzorg. Hier zitten alleen twee nadelen aan, hierbij blijft een grote groep mishandelden onderbelicht omdat zij nooit aangifte hebben gedaan. Aan de andere kant zijn er mensen, die soms in hun kindertijd al met hun trauma in aanraking zijn gekomen met de politie, die uit de situatie verwijderd zijn en al vroeg support krijgen, deze groep zou hierdoor minder kans hebben op het ontwikkelen van een psychose.

Het is opvallend dat de meeste onderzoeken vinden dat trauma voornamelijk geassocieerd is met de positieve aspecten van psychose, en nauwelijks tot niet met de negatieve symptomen. Veel studies vonden associaties met hallucinaties en wanen. Hier zou verder onderzoek naar gedaan moeten worden. Het kan belangrijk zijn om te weten waarom trauma juist zorgt voor het ontwikkelen van hallucinaties en minder voor bijvoorbeeld de emotionele vervlakking. Dit zou misschien kunnen komen doordat bepaalde delen in het brein door trauma worden aangetast die geassocieerd zijn met hallucinaties en niet met emotionele regulering. Zo vindt emotionele regulering voornamelijk plaats in de frontale cortex (Lewis & Steiben, 2004). Hallucinaties vinden plaats in de limbische structuren, para-limbische structuren en subcorticale nuclei plaats (Silbersweig et al. 1994). Het kan zo zijn dat door trauma deze gebieden worden aangetast waardoor er positieve symptomen ontstaan. Het is interessant om hier verder, misschien op een neurologische basis, naar te kijken en te onderzoeken waardoor het komt dat trauma in de jeugd juist zorgt voor de positieve symptomen.

Aan de hand van de conclusies, waaruit blijkt dat er sprake is van een temporeel verband tussen zowel fysiek als seksueel trauma en het ontwikkelen van een psychose, kan er geen conclusie worden getrokken of trauma een causale factor is bij het ontwikkelen van een psychose. In verder onderzoek zou nog meer rekening gehouden moeten worden met variabelen die effect zouden kunnen hebben op het gevonden effect, zoals co-morbiditeit. Ook moet er nog onderzoek gedaan moeten worden naar emotioneel trauma, want daar is op het moment nog weinig onderzoek naar. Naar seksueel en fysiek trauma moet ook nog meer onderzoek gedaan worden om een stellige conclusie te trekken dat trauma een causale factor is bij het ontwikkelen van een psychose.

(17)

Literatuurlijst:

Arseneault, L., Cannon, M., Fisher, H. L., Polanczyk, G., Moffitt, T. E., & Caspi, A. (2011). Childhood trauma and children's emerging psychotic symptoms: a genetically sensitive longitudinal cohort study. American Journal of Psychiatry,168(1), 65-72.

Bebbington, P., Jonas, S., Kuipers, E., King, M., Cooper, C., Brugha, T., Meltzer, H., McManus, S., & Jenkins, R. (2011). Childhood sexual abuse and psychosis: data from a cross-sectional national psychiatric survey in England. The British Journal of Psychiatry, 199(1), 29-37.

Dean, K., & Murray, R. M. (2005). Environmental risk factors for psychosis.Dialogues in clinical

neuroscience, 7(1), 69.

Bechdolf, A., Thompson, A., Nelson, B., Cotton, S., Simmons, M. B., Amminger, G. P., McGorry, & Yung, A. R. (2010). Experience of trauma and conversion to psychosis in an ultra-high-risk (prodromal) group. Acta Psychiatrica Scandinavica, 121(5), 377-384.

Bendall, S., Jackson, H. J., Hulbert, C. A., & McGorry, P. D. (2008). Childhood trauma and psychotic disorders: a systematic, critical review of the evidence.Schizophrenia bulletin, 34(3), 568-579. Finkelhor, D., Shattuck, A., Turner, H. A., & Hamby, S. L. (2014). The lifetime prevalence of child

sexual abuse and sexual assault assessed in late adolescence. Journal of Adolescent Health,

55(3), 329-333.

Fisher, H. L., Jones, P. B., Fearon, P., Craig, T. K., Dazzan, P., Morgan, K., & Morgan, C. (2010). The varying impact of type, timing and frequency of exposure to childhood adversity on its association with adult psychotic disorder. Psychological medicine, 40(12), 1967-1978.

Fisher, H., Morgan, C., Dazzan, P., Craig, T. K., Morgan, K., Hutchinson, G., Jones, P., B., Doody, G., A., Pariante, C., McGuffin P., Murray, R., M., Leff, J., & Fearon, P. (2009). Gender differences in the association between childhood abuse and psychosis. The British Journal of

Psychiatry, 194(4), 319-325.

Hill, A. B. (1965). The environment and disease: association or causation?.Proceedings of the Royal

Society of Medicine, 58(5), 295

Kilcommons, A. M., Morrison, A. P., Knight, A., & Lobban, F. (2008). Psychotic experiences in people who have been sexually assaulted. Social psychiatry and psychiatric epidemiology, 43(8), 602- 611.

Kirkbride, J. B., Errazuriz, A., Croudace, T. J., Morgan, C., Jackson, D., Boydell, J., Murray R., M. & Jones, P. B. (2012). Incidence of schizophrenia and other psychoses in England, 1950–2009: a systematic review and meta-analyses.PloS one, 7(3), e31660.

Lewis, M. D., & Stieben, J. (2004). Emotion regulation in the brain: Conceptual issues and directions for developmental research. Child Development, 75(2), 371-376.

MacMillan, H. L., Fleming, J. E., Trocmé, N., Boyle, M. H., Wong, M., Racine, Y. A., Beardslee, W., R., & Offord, D. R. (1997). Prevalence of child physical and sexual abuse in the community results from the Ontario Health Supplement.Jama,278(2), 131-135.

Morgan, C., & Fisher, H. (2007). Environment and schizophrenia: environmental factors in schizophrenia: childhood trauma—a critical review. Schizophrenia bulletin, 33(1), 3-10.

Perälä, J., Suvisaari, J., Saarni, S. I., Kuoppasalmi, K., Isometsä, E., Pirkola, S., Partonen, T., Tuulio Hendriksson, A., Hintikka, J., Kieseppa, T., Harkannen, T., koskinen, S. & Lönnqvist, J. (2007). Lifetime prevalence of psychotic and bipolar I disorders in a general

population. Archives of General Psychiatry, 64(1), 19-28.

Perna, G., Vanni, G., Di Chiaro, N. V., Cavedini, P., & Caldirola, D. (2014). Childhood Trauma, Temperament, and Character in Subjects With Major Depressive Disorder and Bipolar Disorder. The Journal of nervous and mental disease, 202(9), 695-698.

Read, J., Os, J. V., Morrison, A. P., & Ross, C. A. (2005). Childhood trauma, psychosis and

schizophrenia: a literature review with theoretical and clinical implications. Acta Psychiatrica

Scandinavica, 112(5), 330-350.

Rubino, I. A., Nanni, R. C., Pozzi, D. M., & Siracusano, A. (2009). Early adverse experiences in schizophrenia and unipolar depression. The Journal of nervous and mental disease, 197(1), 65-68.

Shevlin, M., Houston, J. E., Dorahy, M. J., & Adamson, G. (2008). Cumulative traumas and psychosis: 17

(18)

an analysis of the national comorbidity survey and the British Psychiatric Morbidity Survey. Schizophrenia Bulletin, 34(1), 193-199.

Silbersweig, D. A., Stern, E., Frith, C., Cahill, C., Holmes, A., Grootoonk, S., Seaward,J., Mckenna, P., Chua, S., E., Schnorr, L, Jones, T., & Frackowiak, R. S. J.

(1995). A functional neuroanatomy of hallucinations in schizophrenia. Nature, 378. Spataro, J., Mullen, P. E., Burgess, P. M., Wells, D. L., & Moss, S. A. (2004). Impact of child sexual

abuse on mental health Prospective study in males and females. The British Journal of

Psychiatry, 184(5), 416-421.

Spence, W., Mulholland, C., Lynch, G., McHugh, S., Dempster, M., & Shannon, C. (2006). Rates of childhood trauma in a sample of patients with schizophrenia as compared with a sample of with non-psychotic psychiatric diagnoses. Journal of trauma & dissociation, 7(3), 7-22. Stoltenborgh, M., Bakermans-Kranenburg, M. J., van IJzendoorn, M. H., & Alink, L. R. (2013). Cultural

geographical differences in the occurrence of child physical abuse? A meta-analysis of global prevalence. International Journal of Psychology, 48(2), 81-94

Tandon, R., Keshavan, M. S., & Nasrallah, H. A. (2008). Schizophrenia,“just the facts” what we know in 2008. 2. Epidemiology and etiology. Schizophrenia research, 102(1), 1-18.

Thompson, J. L., Kelly, M., Kimhy, D., Harkavy-Friedman, J. M., Khan, S., Messinger, J. W.,Schobel,S., Goetz, R., Malaspina, D., & Corcoran, C. (2009). Childhood trauma and prodromal symptoms among individuals at clinical high risk for psychosis. Schizophrenia research, 108(1), 176-181. Thompson, A. D., Nelson, B., Yuen, H. P., Lin, A., Amminger, G. P., McGorry, P. D., Wood, S., J., &

Yung, A. R. (2013). Sexual trauma increases the risk of developing psychosis in an ultra high- risk “prodromal” population. Schizophrenia bulletin, sbt032.

Üçok, A., & Bıkmaz, S. (2007). The effects of childhood trauma in patients with first-episode schizophrenia. Acta Psychiatrica Scandinavica, 116(5), 371-377.

Van Os, J., Linscott, R. J., Myin-Germeys, I., Delespaul, P., & Krabbendam, L. (2009). A systematic review and meta-analysis of the psychosis continuum: evidence for a psychosis proneness persistence–impairment model of psychotic disorder. Psychological medicine, 39(02), 179-195.

Referenties

GERELATEERDE DOCUMENTEN

Europese structuurfondsen moeten in de toe- komst alleen ten goede komen aan de landen die ze werkelijk nodig hebben, dat zijn dus de nieuwe lidstaten uit Midden- en Oost-Europa..

De conclusie is dat de SKZL preparaten voldoen aan de eisen die aan enquêtemonsters gesteld worden, dat externe kwaliteitsprogramma's slechts een deel van de analyseprocedure dekken

The total concentration of the five measured neonicotinoids was, on average, 1.8 ng/g in posi- tive (i.e., contaminated) samples and reached a maximum of 56 ng/g over all

Beschrijf welk natuurgebied het dichtst bij jou in de buurt ligt, wat voor soort natuur je daar vindt en welke insecten je daar vaak tegenkomt.. Noem twee redenen waarom de

[r]

Smallstonemediasongs.com printed & distributed by: GMC Choral Music, Dordrecht - www.gmc.nl Vermenigvuldigen van deze bladmuziek zonder toestemming van de uitgever is

Een nieuw lied van een meisje, die naar het slagveld ging, om haar minnaar te zoeken... Een nieuw lied van een meisje, die naar het slagveld ging, om haar minnaar

‘Wat een degradatie, om van een Forum op een blad vol wijven terecht te komen!’... een dienst bewijst. Ik wacht nu op een brief van jou voor ik me hierover een opinie vorm, en in