Het einde van het Rampjaar
Michiel de Ruyter
dankt zijn
heldenstatus aan
zijn optreden
tegen de Engelse
en Franse vloot
in de zomer van
1673. De admiraal
veranderde de
vijandelijke
schepen in
s l ac h t h u i ze n .
Door Luc Panhuysen
I
n 1672 was de Republiek redeloos,radeloos en reddeloos, zoals het verhaal wil. Een belangrijk keer-punt kwam in de zomer van 1673, toen Michiel de Ruyter de vijande-lijke vloot versloeg.
30 juli 1673, westenwind met helder zicht. Sinds het ochtendgloren speurt luitenant-admiraal De Ruyter de hori-zon af, net als de dagen ervoor. De vijan-delijke vloot is groot, veel groter dan de Nederlandse, al weet niemand hoeveel groter. De dag kabbelt voorbij; verken-ningsvaartuigen keren onverrichter zake terug, matrozen hoog in de mas-ten turen vergeefs in de verte. Maar te-gen de schemering klinkt er een kreet vanuit het kraaiennest. De vijand be-vindt zich op vier mijl afstand. Iedereen begint driftig de zeilen te tellen, De Ruy-ter ook. Hij komt op 146 schepen, meer dan tweemaal de omvang van de Neder-landse vloot. Alle reden om afstand te houden. Toch zal het niet lang duren voordat hij de aanval opent.
We zitten dan bijna aan het einde van
wat historici later het ‘Rampjaar’ heb
-ben genoemd, de oorlog die veertien maanden eerder was begonnen met de aanval van het enorme leger van de Franse koning en zijn twee bondgeno-ten, de bisschoppen van Munster en Keulen. De Nederlandse defensie was in-eengestort, overal in het land was pa-niek uitgebroken, de gebroeders De Witt waren in Den Haag vermoord, en als niet net op tijd de dijken van de wa-terlinie waren doorgestoken, was de kleine Republiek ongetwijfeld door haar aanvallers verschalkt. In de zomer van 1673 waren alleen de provincies Hol-land, Zeeland en Friesland vrij. De rest van het land zuchtte onder een rooflus-tige bezettingsmacht.
De waterlinie had het land voorlopig gered, maar daarmee was alles gezegd. Van de kant van de Noordzee was de dreiging van de vijand nauwelijks min-der. De Franse koning had namelijk ook een bondgenootschap gesloten met de Engelsen, en hun gecombineerde vloot
kruiste onophoudelijk langs de Zeeuw-se en HollandZeeuw-se kust. Het handelsver-keer kwam tot stilstand, veel koopvaar-dijschepen werden aangevallen. Boven-dien popelden de Engelsen om een lan-ding op het Hollandse strand te begin-nen. Voor hen had de dure oorlog nog niets opgeleverd, maar dat zou in één klap veranderen als ze de genadeslag konden toebrengen.
Vlakte van Schoneveld
Wat een amfibische operatie echter tot nu toe belette, was de nabijheid van de Nederlandse vloot. De Engelse slagsche-pen konden moeilijk aan de ene kant soldaten in sloepen laden terwijl ze aan de andere kant een Nederlandse aanval moesten afslaan. Het was dus zaak eerst De Ruyter te verslaan, maar die bevond zich met zijn schepen in een
onaantast-bare stelling op de ‘vlakte van
Schone-veld’, voor de Vlaamse kust. Dat was een
labyrint van geulen en zandbanken, waarin de zware vijandelijke schepen onherroepelijk vastliepen en waar al-leen de Nederlanders de weg wisten.
De Ruyter wildezijn vloot zo veel mo-gelijk sparen, want als die werd versla-gen, zou de ramp niet te overzien zijn. Weliswaar had hij die zomer de ko-ningsvloot tweemaal aangevallen, maar dat was vlak bij het veilige Schoneveld. Beide keren hadden de Nederlanders de overmacht verrast. De machtige Engelse en Franse zeekastelen hadden niet eens de tijd gekregen in formatie te varen. Toen alle kruitdamp goed en wel was opgetrokken, was De Ruyter alweer op de terugweg naar Schoneveld.
Hij probeerde een zeeslag in open wa-ter te voorkomen. Maar een week nadat De Ruyter met eigen ogen de vijandelij-ke zeilen had geteld, werd hij gedwon-gen zijn strategie overboord te zetten. De Prins van Oranje beval dat de vijand hoe dan ook moest worden aangeval-len. Er was een rijke retourvloot van de VOC in aantocht, die onder geen beding verloren mocht gaan.
Twee weken later bevond de
Neder-landse vloot zich ter hoogte van Texel. De Ruyter had intussen nog versterking gekregen. Op 21 augustus, de ochtend van de zeeslag, vertoonden de krachts-verhoudingen de vertrouwde scheef-heid. Op de Nederlandse vloot bevon-den zich 15.000 man, op die van de vij-and 20.000. Een zeeslag was een artille-riegevecht. De Ruyter had 60 grote slag-schepen van meer dan 40 kanonnen, de koningsvloot had er 86. De
Nederlan-ders hadden zo’n 3.000 kanonnen, de
Engelsen en Fransen ruim 4.500. Maar vuurkracht was niet alles; zeil-manschap was zeker even belangrijk. De Nederlanders hadden de nacht tevoren het voordeel van de wind bemachtigd, waardoor zij meer vaart konden maken en het initiatief hadden. Dat laatste was essentieel voor De Ruyters tactiek: de ge-concentreerde aanval op het hart van de vijand. Dat hart bestond uit het eskader van de Engelse admiraal, prins Rupert, achterneef van de Engelse koning.
Agressieve tactiek
21 augustus 1673, zuidoostenwind. Het is vroeg in de morgen en het miezert. De vloten varen in kiellinie: twee kilome-terslange processies van schepen tegen-over elkaar, de geschutspoorten
ge-opend. Dan hijst De Ruyter de seinvlag en koerst recht op de vijand af.
Tien minuten later trilt de lucht. Ko-gels vliegen rond, doorboren zeildoek, versplinteren scheepswanden, rukken ledematen af, veranderen de met hon-derden mannen volgepakte scheeps-rompen in slachthuizen. Kruitdamp be-neemt het zicht. Boven de jammerkreten van gewonden uit klinken instruc -ties, kreten van kanonniers, en natuur-lijk: bulderende kanonnen. Omdat ieder kanon met touwen aan de scheepswand is bevestigd om de terugslag op te van-gen, zendt een salvo van twintig tot der-tig stukken een beving door de spanten die op alle dekken voelbaar is.
De Nederlanders schieten sneller dan hun tegenstanders. Dankzij hun effec-tievere vuurkracht, betere zeilvaardig-heid en agressieve tactiek valt de vijan-delijke formatie uit elkaar. Als de Engel-se admiraal Spragge zijn geperforeerde schip verlaat en op weg is naar een be-ter vaartuig, raakt een verdwaalde ka-nonskogel zijn sloep en verdrinkt hij. De Fransen laten hun zeekastelen uit de maalstroom van het gevecht zakken, waardoor viceadmiraal Bankert de han-den vrij krijgt en de Engelsen nog meer in de problemen komen. Bankert voegt zich bij De Ruyter, zodat prins Rupert zich moet terugtrekken.
‘Wij oorloogden van 9 uur tot 2 uur,
toen raakten wij van elkander,’ schreef
De Ruyter die avond in zijn dagjournaal. Het was een droog commentaar op een belangrijke overwinning. Door de zee-slag van Kijkduin was de dreiging van een Engelse landing opgeheven. Slechts twee van de zes VOC-retourschepen kwamen thuis; de andere waren al twee maanden eerder in Engelse handen ge-vallen. Het deed niets af aan de feest-vreugde. Het laffe Franse gedrag was voor de Engelsen aanleiding om begin 1674 het bondgenootschap met Frank-rijk tegen Nederland te verbreken. Maar tegen die tijd had Frankrijk met zijn bondgenoten de Republiek al moeten verlaten.
Impressie van de zeeslag voor de kust van Kijkduin op 21 augustus 1673, door Willem van de Velde. Foto Collectie Rijksmuseum