• No results found

Opkomstpercentage, kan dit hoger?

N/A
N/A
Protected

Academic year: 2021

Share "Opkomstpercentage, kan dit hoger?"

Copied!
130
0
0

Bezig met laden.... (Bekijk nu de volledige tekst)

Hele tekst

(1)

Opkomstpercentage,

kan dit hoger?

(2)

2

Opkomstpercentage,

kan dit hoger?

MultiMove programma

Naam : Jurgen de Ruiter Studentennummer : 00061672 Kader : Afstudeerscriptie

School : HZ University of Applied Sciences Opleiding : Sport en Bewegingseducatie Afstudeerrichting : Health

Stagedocent : A. Engels Stagebedrijf : MultiMove Stagebegeleider : J. Mahieu

(3)

3

Voorwoord

In mijn afstudeerjaar van de opleiding Sport- en Bewegingseducatie, die wordt aangeboden door de HZ University of Applied Sciences, heb ik 21 weken stage gelopen binnen de organisatie MultiMove. Ik koos om in de periode van 2 februari 2015 tot en met 29 mei 2015 stage te lopen bij MultiMove. Naar mijn mening is dit een grote organisatie in een zeer leerzame omgeving, waar ik de nodige ervaring op heb kunnen doen. De organisatie MultiMove is gevestigd op verschillende colleges van het ROC West-Brabant.

De scriptie die hier voor u ligt is het resultaat van 15 weken onderzoek binnen MultiMove. Gedurende deze periode heb ik gebruik mogen maken van de kennis en expertise van de medewerkers binnen MultiMove. Deze personen zou ik dan ook graag willen bedanken voor hun ondersteuning.

Binnen MultiMove heb ik veel kunnen leren van mijn stagebegeleider Jef Mahieu. Ondanks zijn drukke agenda heeft hij altijd tijd vrij kunnen maken om mij te begeleiden binnen dit onderzoek. Van zijn lange werkervaring binnen sport en ervaring in samenwerking met verschillende organisaties heb ik veel kunnen leren. Hiervoor wil ik Jef dan ook bedanken. Ook wil ik alle studenten die hebben deelgenomen aan dit onderzoek bedanken. Door het afnemen van de interviews bij hen had ik genoeg informatie om een degelijke conclusie te schrijven.

Tenslotte bedank ik mijn ouders die het al vier jaar mogelijk maken om deze HBO opleiding te volgen en mij hierbij steunen.

Ik heb mij in deze periode op meerdere gebieden ontwikkeld. Ik hoop datgene wat ik heb geleerd mee te nemen naar mijn verdere (studie)loopbaan.

Dan rest mij nog om u veel leesplezier te wensen. Jurgen de Ruiter,

(4)

4

Managementsamenvatting

Dit onderzoeksrapport behandelt het probleem rondom verzuim van studenten binnen het MultiMove programma binnen het Markiezaat College. Het Markiezaat College is onderdeel van ROC West-Brabant. Onder het ROC West-Brabant zitten verschillende colleges

verspreid over heel West-Brabant. Dit onderzoek is uitgevoerd in opdracht van de

projectleider van MultiMove. De projectleider heeft aangegeven dat het verzuimpercentage binnen het MultiMove programma te hoog is. Een te hoog verzuimpercentage kan uiteindelijk leiden tot hoge sancties door het ministerie. Het probleem wat behandeld wordt in dit

onderzoeksrapport is het lage opkomstpercentage van de studenten binnen het MultiMove programma. Uit dit probleem is uiteindelijk de centrale onderzoeksvraag gekomen:

‘Hoe zou het lessenprogramma van MultiMove gerealiseerd kunnen worden om zo het aanwezigheidspercentage van de studenten in schooljaar 2015-2016 zo hoog mogelijk te

laten zijn?’

Binnen dit onderzoek is gebruik gemaakt van interviews om uiteindelijk antwoord te krijgen op de centrale onderzoeksvraag. Deze interviews zijn afgenomen bij studenten die het MultiMove programma volgen. In totaal zijn er vijftien interviews afgenomen, zeven hiervan bij studenten met een hoog verzuimpercentage en acht bij studenten met een laag

verzuimpercentage. Deze interviews zijn opgenomen, letterlijk uitgetypt en verwerkt. Dit proces is terug te vinden in de resultaten.

Uit de resultaten zijn een aantal belangrijke punten gekomen over de redenen van het verzuim, de beïnvloedende factoren, de aansluiting bij de opleiding en de verandering van het MultiMove programma. De redenen van het verzuim zijn zeer verschillend. De afstand, geen zin en andere tijdsbesteding zijn de meest voorkomende redenen. Klasgenoten zijn een van de opvallende beïnvloedende factoren die uit de resultaten zijn gekomen. De meerderheid van de respondenten geven aan dat ze het MultiMove programma niet vinden aansluiten bij de opleiding. De respondenten geven dan wel aan dat de belangrijkste verandering aan het programma de tijd is.

Uiteindelijk is antwoord gegeven op de deelvragen en de centrale onderzoeksvraag. Het antwoord op de centrale onderzoeksvraag is gegeven aan de hand van vier punten, namelijk draagvlak creëren, strak verzuimbeleid, tijd van de MultiMove activiteiten en de invulling van het MultiMove programma. Naar aanleiding van de verkregen informatie en antwoorden op de vragen zijn er uiteindelijk drie aanbevelingen gedaan, onder andere met betrekking tot het creëren van draagvlak, het verzuimbeleid en de invulling van het MultiMove programma.

(5)

5

Inhoudsopgave

1. Inleiding ... 1 1.1 Achtergrondinformatie bedrijf ... 1 1.2 Aanleiding ... 2 1.3 Probleemstelling ... 3 1.4 Hypothese ... 4 1.5 Leeswijzer ... 4 2. Theoretisch kader ... 5 2.1 Deel I Verzuim ... 5

2.1.1 Het begrip ‘Verzuim’ ... 5

2.1.2 Schoolverzuim ... 5

2.2 Deel II Onderwijsprogramma ... 6

2.3 Deel III Beïnvloedende factoren ... 7

2.3.1 Persoonsgebonden factoren ... 7

2.3.2 Gezinsfactoren ... 7

2.3.3 Factoren door school ... 8

2.3.4 Betrokkenen actoren ... 8 2.4 Deel IV Verzuimbeleid... 9 2.4.1 Operationalisering Verzuimbeleid ... 9 2.4.2 Preventie ...10 2.4.3 Interventies ...10 2.5 Deel V Gedragsmodellen ...11

2.5.1 Health Belief Model ...11

2.5.2 ASE-Model ...12

2.5.3 Stages of Change Model ...13

2.5.4 Beslissingsmodel ...14 2.6 Landelijke cijfers ...15 3. Methode ...16 3.1 Onderzoeksmethode ...16 3.2 Populatie ...16 3.3 Meetinstrument ...17 3.4 Kwalitatieve dataverwerking ...17 4. Onderzoeksresultaten ...18 4.1 MultiMove ...18 4.2 Verzuimmodel ...20 4.2.1 Verzuimgelegenheid ...20 4.2.2 Verzuimbehoefte ...22

(6)

6 4.2.3 Verzuimnoodzaak ...23 4.3 Verzuimredenen...24 4.4 Veranderingen ...26 6. Discussie en conclusie ...27 6.1 Deelvragen ...27 6.1.1 Deelvraag 1 ...27 6.1.2 Deelvraag 2 ...28 6.1.3 Deelvraag 3 ...30 6.1.4 Deelvraag 4 ...31 6.1.5 Deelvraag 5 ...32 6.2 Centrale onderzoeksvraag ...33 6.3 Discussie ...35 6.3.1 Validiteit en betrouwbaarheid ...35 6.3.2 Resultaten ...35 6.3.3 Nieuwe inzichten ...36 6.3.4 Vervolgonderzoek ...36 7. Aanbevelingen ...37 7.1 Draagvlak creëren ...37 7.2 MultiMove programma ...38 7.3 Verzuimbeleid ...38 Referenties ...39 Bijlagen ...41 Bijlage 1. Topiclist ...41

Bijlage 2. Getranscribeerde interviews ...43

(7)

1

1. Inleiding

In dit hoofdstuk wordt een korte omschrijving gegeven van de organisatie waarin het

onderzoek uitgevoerd is. Vervolgens zal de aanleiding van dit onderzoek beschreven worden en zal de bijbehorende probleemstelling gegeven worden. Deze probleemstelling zal

uiteindelijk uitmonden in de centrale onderzoeksvraag, de deelvragen en de doelstellingen van dit onderzoek. Tenslotte zal er een leeswijzer te vinden zijn die de inhoud van elk hoofdstuk in dit onderzoek omschrijft.

1.1 Achtergrondinformatie bedrijf

MultiMove is een organisatie binnen ROC West-Brabant die alles regelt rondom sport. Het doel van MultiMove is om sporten en bewegen te laten leven bij de studenten van ROC West-Brabant. Dit resulteert in verschillende activiteiten en lessen die worden gegeven. De missie van het MultiMove programma is om van betekenis te zijn voor de studenten als verdieping van hun beroepsopleiding. Daarbij wordt hun leefstijl als uitgangspunt genomen, de leefstijl als student maar ook de leefstijl in het kader van hun toekomstige beroep. Om een duidelijk beeld te krijgen over wat MultiMove doet binnen ROC West-Brabant heeft MultiMove een aantal doelen opgesteld. Dit zijn de volgende doelen:

Beroep specifieke trainingen;

Gezonde voeding;

Sport op maat;

Duurzaam sporten;

ROC Brede dienstverlening.

MultiMove organiseert binnen ROC West-Brabant ook sport gerelateerde evenementen. Deze evenementen verschillen van watersportevenementen tot dansevenementen. Bij deze evenementen zijn docenten gekoppeld aan de organisatie en uitvoering van de

evenementen. Deze docenten kunnen hierbij het best beschreven worden als projectleider. Vaak wordt een stagiair aangewezen als projectleider. De docent die aan dit evenement verbonden is heeft dan de ondersteunende taak.

Het programma van MultiMove is opgenomen in het onderwijsprogramma van het ROC Brabant. MultiMove zit binnen vier colleges die onder het bestuur van ROC West-Brabant vallen, namelijk het Markiezaat College, Kellebeek College, Zoomvliet College en het Cingel College. Voor het Markiezaat College en het Kellebeek College is het MultiMove programma van toepassing voor alle studenten van de BOL-opleidingen. Voor het Zoomvliet College en het Cingel College is dat het geval voor een aantal opleidingen. MultiMove heeft binnen het programma geprobeerd rekening te houden met de verschillen in de opleidingen.

(8)

2

1.2 Aanleiding

Zoals hierboven beschreven is, behoort het MultiMove programma tot het

onderwijsprogramma van verschillende opleidingen. Dit betekent dat het MultiMove

programma opgenomen is binnen de verschillende opleidingen. Het doel van het MultiMove programma is om de studenten te motiveren om actief te zijn, zowel tijdens hun periode op school als in hun loopbaan daarna.

Het ziekteverzuim is steeds meer onder de loep komen te liggen bij de onderwijsinspectie. Het aantal begeleide onderwijstijd (BOT-uren) dient behaald te worden door de studenten (Beurskens, Veelenturf, Romme & Bochem, 2014). Als deze BOT-uren niet behaald worden kan de school hier een geldboete voor ontvangen. Deze boetes kunnen hoog oplopen. MultiMove wil er voor zorgen dat het beoogde doel (het sporten en bewegen laten leven bij de studenten van ROC Brabant) zo optimaal mogelijk wordt nagestreefd. ROC West-Brabant wil het ziekteverzuim terugdringen, zodat zij voldoen aan de norm die staat voor de BOT-uren. (Beurskens et al., 2014). Elke school wil dat het aanwezigheidspercentage van de studenten zo hoog mogelijk is.

De belangrijkste aanleiding van dit onderzoek is dat het verzuimpercentage te hoog is. Er is een berekening uitgevoerd voor de eerste drie periodes van het schooljaar 2014-2015 (1 augustus 2014 tot en met 20 februari 2015).

Om tot het verzuimpercentage van deze periode te komen heeft eerst een berekening plaats gevonden. Er is gekeken hoeveel aantal mogelijkheden op aanwezigheid er waren in de periode van 1 augustus 2014 tot en met 20 februari 2015. Dit wordt ook wel het perfecte opkomst getal genoemd. De volgende stap is geweest om het aantal afwezigheden in kaart te brengen, dit is makkelijk te doen door alle gele vlaggen1 en aantal gecompenseerde afwezigheden bij elkaar op te tellen. De feitelijke aanwezigheid kan berekend worden door het aantal afwezigheden af te trekken van het perfecte opkomst getal. Uiteindelijk komt hier dan het verzuimpercentage uit. Hieronder is de berekening te zien die in een Excel-bestand is uitgevoerd. Hierin is te zien dat het verzuimpercentage 27,1% is.

Het gemiddelde verzuimpercentage ligt in Nederland op 10% (Nederlands Jeugd Instituut, 2010). Het opkomstpercentage, ook wel het aanwezigheidspercentage genoemd, binnen het MultiMove programma is 72,9% (gemiddeld in Nederland 90%).

Aantal openstaande presenties 508

Aantal gecompenseerd 773

Aantal studenten 986 Aantal gele vlaggen 1231

Aantal groene vlaggen 5661

Perfecte opkomstgetal 7400

Totaal aantal mogelijkheden op

aanwezigheid 7400 Aantal afwezigheden 2004 Afwezigheid totaal 2004 Feitelijke aanwezigheid 5396 Werkelijke opkomst percentage 5396 Opkomstpercentage 0,72918919 72,9189189 Verzuimpercentage 27,0810811

1 Eén gele vlag wordt aan een student gegeven als deze afwezig is geweest tijdens een activiteit van

MultiMove.

(9)

3

1.3 Probleemstelling

Het doel van MultiMove, zoals al eerder is beschreven, is om de studenten te motiveren om actief te zijn. Zowel tijdens hun periode op school als in hun loopbaan daarna. MultiMove heeft een programma voor studenten binnen het onderwijsprogramma. Binnen dit

programma heeft MultiMove te maken met een hoog verzuim. De studenten dienen een aantal uren aanwezig te zijn binnen dit programma. Mochten zij dit aantal niet halen, dan zullen deze studenten vertraging oplopen tijdens hun studie.

In dit onderzoek zal antwoord gegeven moeten worden op de volgende centrale onderzoeksvraag:

‘Hoe zou het lessenprogramma van MultiMove gerealiseerd kunnen worden om zo het aanwezigheidspercentage van de studenten in schooljaar 2015-2016 zo hoog mogelijk te

laten zijn?’

De bovenstaande onderzoeksvraag zal beantwoord moeten worden met behulp van

deelvragen. Deze deelvragen zullen in de conclusie beantwoord worden met behulp van het theoretisch kader en het praktijkonderzoek. De deelvragen luiden als volgt:

 Wat is het huidige verzuim binnen het MultiMove programma?  Hoe ziet het huidige lessenprogramma van MultiMove eruit?

 Wat zijn de meest voorkomende redenen van het verzuim binnen het MultiMove programma?

 Welke van deze redenen zijn doorslaggevend om het verzuim te kunnen verminderen?

 Waar moet MultiMove rekening mee houden als zij de doorslaggevende oorzaken van het verzuim willen aangrijpen voor verandering?

Bij dit onderzoek zijn twee doelstellingen geformuleerd. De doelstellingen zijn geformuleerd op basis van de wensen van MultiMove en luiden als volgt:

‘De stagiair dient een duidelijk beeld te krijgen van de oorzaken van het huidige verzuim binnen het MultiMove programma en hierbij bruikbare aanbevelingen te geven aan

MultiMove om het verzuim terug te dringen onder de studenten.’ ‘In het eerst volgende schooljaar na het uitvoeren van dit onderzoek dient het verzuimpercentage gedaald te zijn met 5%. Na dit jaar moet er per jaar 5% af gaan, zodat

het verzuimpercentage onder de grens van 10% komt 2’.

2 Gebaseerd op de normen die gesteld zijn door het Ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap

(10)

4

1.4 Hypothese

De hypothese die hier gegeven wordt is geschreven aan het begin van het onderzoek. De redenen die hier gegeven worden van het verzuim zijn dus gebaseerd op de gelezen wetenschappelijke artikelen. Hierbij heb ik alle kennis en informatie gebruikt die ik heb verworven tijdens mijn studie en tijdens het lezen van verschillende artikelen.

Mijn hypothese is dat de studenten die veel verzuimen als reden opgeven dat het

programma niet bekend is bij hen. De studenten weten waarschijnlijk niet goed waar alles is en hoe het inschrijven geregeld is. Binnen de leefstijl van de studenten is het bewegen en gezonde voeding nog niet geïntegreerd, waardoor de student ook geen intrinsieke motivatie heeft om deel te nemen aan MultiMove. De volgende veranderingen moeten doorgevoerd worden om er voor te zorgen dat er meer studenten aanwezig zijn:

 Andere manier van inschrijven;

 Vervoer naar externe locaties;

 Meer contact tussen studenten en docenten;

 Eerder aankaarten bij verzuimcoördinatoren van verzuim.

Het is ook van belang om de wens van de studenten duidelijk te hebben. Bij het maken van het programma kan dan rekening gehouden worden met de wensen van de studenten. Dit kan onder andere zijn op het gebied van activiteiten, maar ook of de activiteiten bijdragen aan hun toekomstige beroep.

1.5 Leeswijzer

Dit onderzoeksverslag maakt gebruik van een leeswijzer, die gebruikt wordt om de structuur van het onderzoeksverslag duidelijk te maken. Ten eerste wordt in de inleiding uitleg

gegeven over het kennisgebied en de doelstellingen. Ook zal hierin de onderzoeksvraag en deelvragen naar voren komen. In hoofdstuk 2 wordt het theoretisch kader beschreven. In dit hoofdstuk komt de theorie naar voren die gebruikt is bij het uitvoeren van het onderzoek. Het derde hoofdstuk beschrijft op welke manier het onderzoek is uitgevoerd, welke methode er gebruikt is. Hoofdstuk 4 geeft de resultaten van dit onderzoek weer. Vervolgens worden in hoofdstuk 5 de conclusies gegeven. Dit wordt gedaan aan de hand van de resultaten die zijn beschreven in hoofdstuk 4. In het hoofdstuk hier opvolgend wordt ook kritisch naar het theoretisch kader en de conclusies gekeken, wat resulteert in een discussie. Tenslotte wordt in het laatste hoofdstuk, hoofdstuk 7, ingegaan op de aanbevelingen. Deze aanbevelingen worden gedaan aan het stagebedrijf. Het onderzoeksrapport zal worden aangevuld door een literatuurlijst en verschillende bijlagen. In deze bijlagen zullen onder andere de

(11)

5

2. Theoretisch kader

In dit hoofdstuk wordt de theorie beschreven. Deze theorie is afkomstig uit de vakliteratuur. In deel I wordt ingegaan op het verzuim. Hier wordt het begrip verzuim gedefinieerd en welke begrippen hier van belang zijn. In deel II komt aan bod waar het MultiMove programma staat binnen de verschillende colleges. Hier wordt aangegeven hoe het onderwijsprogramma er uit ziet. In deel III zal aandacht besteed worden aan de factoren die invloed kunnen hebben op het schoolverzuim. De verschillende actoren die hier op betrekking hebben zullen ook besproken worden. In deel IV zal het verzuimbeleid aan bod komen. In deel V, tevens het laatste deel van het theoretisch kader, zal een aantal gedragsmodellen aan bod komen.

2.1 Deel I Verzuim

In dit eerste deel zal er een aantal definities gegeven worden van het begrip ‘verzuim’. Dit onderzoek gaat over het verzuim van studenten. Het is daarom van belang om te weten op welke manier verzuim wordt aangegeven in de literatuur. Zo kan de juiste definitie binnen dit onderzoek gebruikt worden.

2.1.1 Het begrip ‘Verzuim’

Verzuim is een breed begrip. Zo kan het onderverdeeld worden in ziekteverzuim en

schoolverzuim. Volgens Geurts & Smulders (2007) betekent ziekteverzuim dat een persoon vanwege ziekte tijdelijk ongeschikt is om zijn of haar werk uit te voeren. Het TNO (2010) zegt dat het wordt gezien als een belangrijke indicator van arbeid en het verzuimbeleid in de organisaties. Ziekteverzuim bestaat uit een combinatie van gezondheid en gedrag, bij zowel werknemers als de organisatie zelf (Astri, 2006).

Onder schoolverzuim valt wanneer een leerling niet op school aanwezig is op momenten dat hij wel aanwezig zou moeten zijn (Nederlands Jeugd Instituut, 2010). Dit schoolverzuim kan in twee soorten verdeeld worden. Deze verdeling zal hieronder aan bod komen.

2.1.2 Schoolverzuim

Er wordt binnen schoolverzuim onderscheid gemaakt tussen twee soorten verzuim. Er wordt gesproken van geoorloofd en ongeoorloofd verzuim. Afwezigheid na ziekmelding is de meest voorkomende vorm van geoorloofd schoolverzuim. Mocht de student met een niet geldige reden afwezig zijn of niet ziek gemeld zijn, dan valt dit onder ongeoorloofd schoolverzuim. Dit is het verzuim dat op bijna alle scholen centraal staat (Vanneste, 2012).

Binnen de leerplichtwet wordt het verzuim uitgedrukt in relatief verzuim en absoluut verzuim. Van relatief verzuim spreken we als een leerplichtige jongere wel op een school staat ingeschreven, maar zonder geldige reden les- of praktijktijd verzuimt. Er is sprake van absoluut verzuim als een leerplichtige jongere niet op een school staat ingeschreven. Binnen dit onderzoek zal gekeken worden naar het relatief verzuim. Dit omdat er gekeken wordt naar het verzuim van studenten binnen het MultiMove programma (Vries, 1993). Het relatieve verzuim is voor MultiMove het belangrijkst. De onderwijsinspectie kijkt naar het relatieve verzuim. Aan de hand van de cijfers hiervan beoordelen zij of de scholen binnen de grens van verzuim vallen of niet. MultiMove moet er voor zorgen dat het relatieve verzuim binnen hun programma zo laag mogelijk is. Hierdoor kan MultiMove voorkomen dat het ROC West-Brabant eventuele sancties krijgt.

(12)

6

2.2 Deel II Onderwijsprogramma

Om in beeld te krijgen waar MultiMove staat binnen de colleges is het van belang om het onderwijsprogramma duidelijk in kaart te brengen. In dit deel, deel twee, wordt daarom het onderwijsprogramma toegelicht. Het is nodig dit inzichtelijk te hebben voor dit onderzoek zodat eventuele veranderingen en te nemen maatregelen op een passende manier aansluiten bij het onderwijsprogramma.

In de figuur hier onder is te zien dat het Markiezaat college zes opleidingen aanbiedt. Deze opleidingen worden gegeven volgens een onderwijsprogramma. Dit onderwijsprogramma bestaat uit drie kwalificeringen, namelijk leren, loopbaan en burgerschap. Binnen het vak Burgerschap zijn de opleidingen vrij om dit zelf in te vullen. Binnen het Markiezaat College wordt dit ingevuld door het MultiMove programma. Binnen dit programma zijn de studenten verplicht om deel te nemen aan de lessen. Dit wordt ook wel aanwezigheidsplicht genoemd. Hierbij gelden dezelfde regels als bij de andere lessen.

(13)

7

2.3 Deel III Beïnvloedende factoren

Het is van belang om te weten binnen dit onderzoek welke factoren invloed kunnen hebben op het voorkomen of verminderen van het verzuim van de studenten. Daarom wordt in dit deel aandacht besteed aan deze factoren. De Baat (2009) stelt dat er verschillende factoren zijn die een rol spelen bij ongeoorloofd schoolverzuim. Dit kunnen zowel kenmerken zijn op individueel niveau als kenmerken van de omgeving. Deze kenmerken kunnen het risico op schoolverzuim vergroten of juist verminderen. In dit deel zullen de persoonsgebonden factoren, gezinsfactoren, factoren door school en de betrokkenen actoren besproken worden.

2.3.1 Persoonsgebonden factoren

De persoonsgebonden factoren zijn de kenmerken op individueel niveau. Dit zijn vijf kenmerken. Namelijk leeftijd, geslacht, opleidingsniveau, sociaal-economische status en nationaliteit. Oudere werknemers verzuimen minder vaak, maar wel langer. Hierdoor is het verzuimpercentage hoger dan dat van de jongere werknemers. Opvallend is wel dat met het stijgen van de leeftijd de frequentie van het verzuim afneemt. Het geslacht speelt een kleine rol als beïnvloedende factor op schoolverzuim. Vrouwen zijn vaker ziek dan mannen. Dit is dan ook het enige wat hier over bekend is. Het opleidingsniveau zorgt ervoor dat mensen met een lagere opleiding een hoger verzuim hebben. Dit kan worden verklaard door de arbeidsomstandigheden van deze groep. De sociale-economische status zorgt voor een hoger of lager ziekteverzuim. De hoger opgeleiden en de personen met hogere beroepen blijken minder klachten te hebben over hun werk dan de lager opgeleiden en de personen met lagere beroepen (Kooij, 2006).

Volgens de Vries (1993) speelt de individuele motivatie van studenten ook een rol. Is de motivatie van de student hoog dan is hij vanuit zichzelf gemotiveerd om zich in te zetten voor school. Hieruit kan geconcludeerd worden dat het schoolverzuim samenhangt met de

motivatie van een student.

2.3.2 Gezinsfactoren

Ouders spelen een grote rol binnen het ziekteverzuim bij minderjarige kinderen. Ze spelen onder andere een rol bij het ziek melden. Daarnaast hebben ouders een goede kijk op de ziektebeleving van het kind. De ouders hebben vaak relevante informatie en kennen hun kind het best. De betrokkenheid van de ouders is van groot belang, omdat de kinderen waarde hechten aan wat hun ouders met ze doen. De ouders spelen dan ook een

belangrijke rol bij het zoeken naar oplossingen. Zij weten dan ook wat er haalbaar is binnen het gezin. De ouders zijn nodig voor verandering. De betrokkenheid van familie bij school en schoolwerk heeft een direct, positief effect op aanwezigheid en de prestaties van de

leerlingen (Corville-Smith, Ryan, Admans & Dalicandro, 1998). Het opleidingsniveau van ouders uit lagere klassen is per definitie ook laag. Dit kan ervoor zorgen dat de ouders hun kinderen niet goed kunnen helpen met school en huiswerk. Hierdoor fungeren zij ook niet als rolmodel van wat hun kinderen zouden moeten kunnen bereiken. Zo ontbreekt het aan leertraditie die de schoolloopbaan van de kinderen ondersteunt (Vries, 1993).

(14)

8

2.3.3 Factoren door school

Vanuit school zijn er ook factoren die invloed kunnen hebben op het verzuim van studenten. Zo kunnen ongemotiveerde docenten er voor zorgen dat de studenten ook ongemotiveerd worden. De studenten kopiëren snel het gedrag van de docenten (hier in kan onderscheid gemaakt worden tussen MultiMove docenten en vakdocenten). Zij fungeren als rolmodel voor de studenten. Ook de afstand naar school kan een factor zijn die de kans op verzuim beïnvloedt. Mocht een student ver weg wonen en moet hij maar voor één lesuur naar school toe, dan zal de kans groot zijn dat hij niet aanwezig is tijdens dit lesuur.

Ook de afstand van de school naar de sportaccommodatie kan een reden zijn voor een student om te besluiten niet deel te nemen aan een les. Het reizen is een belangrijke factor voor de student om te overwegen om niet deel te nemen aan een bepaalde les (Nederlands Jeugd Instituut, 2010).

2.3.4 Betrokkenen actoren

Er zijn verschillende actoren die betrokken kunnen zijn bij het ziekteverzuim. In deze alinea zal er beschreven worden welke actoren dit zijn en waarom deze betrokken zijn bij het ziekteverzuim van de student.

- Ouders: deze zijn verantwoordelijk voor de opvoeding, het welzijn en het gedrag van de kinderen. Volgens de leerplichtwet moeten de ouders er ook op toezien dat hun kind ingeschreven staat bij een school én deelneemt aan de lessen.

- Docenten: de vak- en MultiMove docenten zijn verantwoordelijk voor het registreren van de aan- en afwezigheid van de studenten tijdens hun lessen/cursussen. De docenten zijn tevens een van de eerste personen die het verzuim vroegtijdig kunnen signaleren.

- Studieloopbaanbegeleider: de studieloopbaanbegeleider, ook wel SLB genoemd, zoekt contact met de student bij afwezigheid en ziekte. Ook zorgt de SLB’er ervoor dat er voorlichting komt voor de ouders en studenten. De SLB’er kan de student ook helpen met bedenken en uitvoeren van oplossingen.

- Leerplichtambtenaar: de leerplichtambtenaar moet eerst een onderzoek instellen en de ouders en de studenten motiveren om hun verplichtingen alsnog na te komen. Mocht dit niet lukken dan heeft de leerplichtambtenaar de mogelijkheid om een andere oplossing te bedenken of een sanctie toe te passen (Nederlands Jeugd Instituut, 2014).

Deze actoren kunnen van invloed zijn om het verzuim van een student te verminderen of juist te versterken. Als deze personen op de juiste manier omgaan met hun

verantwoordelijkheden, binnen het schoolverzuim, dan is er een grote kans op slagen van het terugdringen van het schoolverzuim (Nederlands Jeugd Instituut, 2014).

(15)

9

2.4 Deel IV Verzuimbeleid

In dit vierde deel van het theoretisch kader komt het verzuimbeleid aan bod. Het is van belang voor dit onderzoek te weten hoe het verzuimbeleid eruit zou moeten zien en hoe dit tot op heden binnen ROC West-Brabant geregeld is. Tijdens dit onderzoek kan er gekeken worden naar dit verzuimbeleid. Het begrip ‘verzuimbeleid’ zal eerst gedefinieerd worden. In de hierop volgende paragrafen zal er ingegaan worden hoe de preventie van verzuim eruit zou moeten zien en op welke manier een interventie het succesvolst zal zijn.

2.4.1 Operationalisering Verzuimbeleid

De preventie, de aanpak en de visie op schoolverzuim zijn van invloed op het verminderen van schoolverzuim. Deze drie zaken samengevat worden ook wel het verzuimbeleid

genoemd. Het verzuimbeleid is de manier waarop een organisatie omgaat met het verzuim. Het verzuimbeleid verwoordt eigenlijk de visie op het verzuim binnen de organisatie. Het verzuimbeleid vloeit voort uit het idee van de organisatie over verzuim, hoe verzuim ontstaat en hoe het te beïnvloeden is. Als deze visie zo geformuleerd is dat het verzuim deels

keuzegedrag is, dan zijn er veel aangrijpingspunten om het verzuim te beïnvloeden. Dit kan dan verwerkt worden in het verzuimbeleid. In dit verzuimbeleid staat een doelstelling

geformuleerd. Deze doelstelling wordt uitgedrukt in getallen, namelijk het verzuimpercentage (Liere, 2011).

In het verzuimbeleid wordt de aanpak beschreven. Hierin staat hoe het verzuim aangepakt moet worden. Volgens de Vries (1993) is het van belang om te voldoen aan de volgende voorwaarden als er een preventieve aanpak gerealiseerd moet worden:

- Een sluitend verzuimregistratiesysteem en verzuimprotocol; - Een leerlingvolgsysteem (LVS);

- Schoolinterne leerlingenzorg en –begeleiding ingebed in de schoolorganisatie. Om de oorzaken van schoolverzuim in bredere zin aan te pakken is samenwerking tussen onderwijs, jeugdzorg en welzijnsinstellingen noodzakelijk. Op basis van de voorwaarden en de samenwerking moet de doelstelling vertaald worden naar subdoelen. De subdoelen moeten er voor zorgen dat er stapsgewijs naar het hoofddoel gewerkt wordt (Berdowski & Veen, 2000). Van belang is om regelmatig een analyse uit te voeren over de verzuimaanpak, waarbij de verzuimgegevens en evaluaties van de verzuimaanpak meegenomen worden. Het verzuimbeleid van een school moet niet een standaard protocol zijn, maar het moet steeds blijven veranderen. Het verzuimbeleid kan dus gezien worden als een groeimodel (Berdowski & Veen, 2000).

Volgens Zijlstra (1984) moeten de maatregelen van didactische aard zijn. Daarbij gaat het om de afstemming van de inhoud en de vormgeving van de onderwijsleerprocessen op leerlingen die onderling verschillend zijn. Men moet de verschillen tussen de leerlingen dan ook als uitgangspunt nemen voor de leerprocessen.

(16)

10

2.4.2 Preventie

Binnen het verzuimbeleid is ook een stuk vrijgemaakt voor de preventie van schoolverzuim. Preventie moet voorkomen dat studenten gaan verzuimen. De manier van preventie die scholen hanteren kan van invloed zijn op het verzuim. Een duidelijk inzicht van hoe de preventie van verzuim bij scholen in elkaar moet steken is van belang voor dit onderzoek. Dit zorgt ervoor dat schoolverzuim verminderd kan worden. Wil de preventie succesvol zijn, dan moet het op verschillende niveaus plaats vinden. Dit zijn de volgende drie niveaus:

1. Technisch niveau: hierbij kan gedacht worden aan betere registratie,

wetenschappelijk onderzoek, landelijk coördinatiepunt en betere voorlichting. 2. Onderwijskundig niveau: onder onderwijskundig niveau wordt er gekeken naar het

leerproces zelf, de schoolorganisatie en de vormen van onderwijs.

3. Psychosociaal niveau: onder dit niveau valt of de student de juiste schoolkeuze heeft gemaakt, of er een goede relatie is tussen de leerlingen en of er een

beloningssysteem is.

De drie niveaus moeten allemaal aangesproken worden als de partijen willen dat de preventie positief verloopt. Achter alle drie de niveaus staan zaken die er onder kunnen vallen. Hier kunnen ook nog andere zaken bij bedacht worden die binnen de schoolcultuur en bij het beleid van de school passen (Jitta-Geertsma, 1987).

2.4.3 Interventies

Een interventie moet ervoor zorgen dat bepaald gedrag voorkomen kan worden of

verminderd wordt. Volgens Burik, Elderman, Persoon & Rutten (2007) zijn er verschillende zaken waarmee er effectieve interventies gedaan kunnen worden. Dit zijn de volgende zaken:

 De achtergrond van het schoolverzuim dient geanalyseerd te worden en de aanpak dient hierop afgestemd te worden;

 De ouders dienen direct betrokken te worden bij het tegengaan van het

schoolverzuim en medeverantwoordelijk te worden gehouden voor het verzuim;

 Consequenties dienen duidelijk gesteld te worden en te worden toegepast;

 Er dient te worden gewerkt met het belonen van goed gedrag (beloningssysteem);

 De interventie dient te worden afgestemd op de persoonlijke omstandigheden van de student;

 De doelen kunnen gericht zijn op zowel schoolse, maar ook op cognitieve vaardigheden en gedrag.

Hier wordt ook gesteld dat de meest effectieve interventie het aanstellen van een volwassen mentor is. De leerlingen die verzuimen worden dan gekoppeld aan een volwassen mentor, welke het beste bij de jongere past qua achtergrond en interesse. Deze mentor zorgt ervoor dat de leerlingen bij hem terecht kunnen. De mentor zal ook fungeren als rolmodel en de relatie zal ervoor zorgen dat er vertrouwen tussen de twee is. Er zal hier niet specifiek gericht worden op het schoolverzuim, maar meer op het veranderen van de sociale omgeving van de jongere. Het doel is om de jongere positieve ervaringen op te laten doen en te leren meer uit zichzelf te halen. Dit zal moeten leiden tot het verminderen van schoolverzuim (Burik et al., 2007).

(17)

11

2.5 Deel V Gedragsmodellen

Volgens het Nederlands Jeugd Instituut (2014) zijn er een aantal kenmerken die de kans op schoolverzuim kunnen vergroten. Gedragsproblemen is het kenmerk dat de kans op

schoolverzuim het meest vergroot.

Tevens zeggen Dowrick en Crespo (2005) dat gedragsproblemen de kans op ongeoorloofd schoolverzuim vergroten. Dowrick en Crespo (2005) zeggen dat het vertonen van goed gedrag een positief effect heeft op het schoolverzuim van deze student.

Gedragsmodellen kunnen verklaren waarom een persoon bepaald gedrag vertoont. Om het gedrag van deze persoon te veranderen moet er gekeken worden welke factoren invloed hebben op het vertoonde gedrag. Om dit duidelijk in kaart te brengen wordt gebruik gemaakt van gedragsmodellen (NISB, 2014). In deze paragraaf komen vier

gedragsveranderingsmodellen aan bod. De volgende vier gedragsveranderingsmodellen zullen eerst algemeen beschreven worden: het Health Belief Model, ASE-model, Stages of Changes model en het beslissingsmodel. In het hoofdstuk onderzoeksmethode zal

besproken worden welk model gebruikt wordt in dit onderzoek.

2.5.1 Health Belief Model

Het Health Belief Model (HBM-model) is een gedragsmodel waarbij de demografische factoren centraal staan. De demografische factoren bepalen mede de inschatting van de risicoperceptie en de voor- en de nadelen. Er zijn zes punten die er toe kunnen leiden dat een bepaald gedrag vertoond wordt. Dit zijn de volgende:

 Veronderstelde kwetsbaarheid;  Vermeende ernst;  Mogelijke voordelen;  Mogelijke barrières;  Cues to action;  Zelfredzaamheid.

Deze zes punten kunnen er uiteindelijk toe leiden dat een individu een bepaald gedrag gaat vertonen (uTwente, 2014).

(18)

12

2.5.2 ASE-Model

Het ASE-model is een model dat is gemaakt door Fishbein en Ajzen in 2010. In tegenstelling tot het HBM-model gaat dit model er vanuit dat de aanname van de intentie tot een bepaald gedrag de beste voorspelling vormt voor het uiteindelijke gedrag. Er zijn drie principes die bepalen of iemand de intentie tot een bepaald gedrag heeft.

1. Attitude: de attitude is de houding van een persoon ten opzichte van iets of iemand. De attitude wordt bepaald door wat het gedrag oplevert. Het kan iets tijdelijk of permanent veranderen. Een permanente verandering zal sneller leiden tot een duurzame gedragsverandering.

2. Sociale invloed: De sociale invloed gaat over de sociale druk die wordt ervaren als een bepaald gedrag vertoond wordt. Dit kan dus zijn op welke manier mensen naar je gaan kijken als je je anders gedraagt.

3. Eigen-effectiviteit: dit is mate waarin je jezelf zo inschat dat je in staat bent om een handeling uit te voeren.

In de figuur hieronder, figuur 4, is het ASE-model te zien (NISB, 2014).

(19)

13

2.5.3 Stages of Change Model

In tegenstelling tot de voorgaande gedragsmodellen gaat het Stages of Change model er van uit dat het van belang is om te weten in welke fase van gedragsverandering deze persoon zit. Dit stages of change model (figuur 5) bestaat uit de volgende vijf fasen:

1. Pre-contemplatie fase (Precontemplation); 2. Contemplatie fase (Contemplation); 3. Voorbereidingsfase (Preparation); 4. Actiefase (Action);

5. Behoud fase (Maintenance).

In de pre-contemplatie fase wordt gedragsverandering helemaal niet overwogen. Mensen zijn in deze fase nog niet van plan om te veranderen. Zij weten niet dat het gedrag dat ze vertonen slecht voor ze kan zijn. Om in de contemplatie fase te komen is het nodig dat ze het probleem erkennen. Hier wordt nagedacht over de huidige situatie en het gedrag dat ze vertonen. De volgende fase is de voorbereidingsfase. In deze fase gaat de persoon een plan maken om op korte termijn het gedrag aan te passen. Hierbij worden de plannen omgezet in de te behalen doelen. In de actiefase worden deze plannen omgezet in daadwerkelijke acties

en veranderingen. Als deze fase geslaagd is komt de persoon in de behoud fase. In deze fase is de verandering in gedrag geslaagd. In deze fase moet er gewaakt worden voor een terugval. In elke fase kan de persoon terugvallen naar een vorige fase. Dit kan zijn als de student bijvoorbeeld in de contemplatiefase opeens geen probleem meer ziet in het gedrag hij vertoont. Dan valt hij terug naar de pre-contemplatie fase (NISB, 2014).

.

(20)

14

2.5.4 Beslissingsmodel

Het beslissingsmodel is binnen het schoolverzuim het model dat vaak wordt gebruikt. Dit model wordt vaak gehanteerd, omdat er in dit model gebruik gemaakt wordt van herkenbare beïnvloedende factoren van het schoolverzuim (Staal, 2013).

Dit model gaat in tegenstelling tot alle andere beschreven modellen alleen over het verzuim. Dit model is geheel gericht op het gedrag dat verzuim bepaalt. Dit model gaat uit van de relatie tussen het individu en het werk. Dit is in het geval van schoolverzuim de leerling en de school. In dit model wordt er vanuit gegaan dat ziekteverzuim wordt bepaald door

verzuimgelegenheid, verzuimnoodzaak en verzuimbehoefte.

Het doel van dit model is een afname van ziekte- of schoolverzuim door meer grip te krijgen op het verzuim. Deze afname wordt gerealiseerd door het terugdringen van de

verzuimgelegenheid en het beperken van de verzuimnoodzaak en verzuimbehoefte. De verzuimgelegenheid kan beïnvloed worden door het maken van afspraken het ziek melden, contact opnemen met de ziek gemelde student, bekendheid met de nieuwe verzuimaanpak van scholen en aandacht voor schoolverzuim door de leerplichtambtenaar. De verzuimnoodzaak en verzuimbehoefte kunnen beperkt worden door het organiseren van een passende zorg, maken van een probleemanalyse door de jeugdarts en een vroegtijdige signalering van de problemen (Vanneste, 2012).

Het beslissingsmodel, zie figuur 6, zal hieronder kort toegelicht worden. Alle drie de kernbegrippen zullen hier beschreven worden.

1. Verzuimgelegenheid: hierbij gaat het om aspecten zoals formele regelgeving met betrekking tot verzuimmelding en de consequenties van verzuim voor de

studievoortgang en stageplaats. Maar ook om het aspect verzuimcultuur binnen de opleiding.

2. Verzuimbehoefte: dit wijst vooral naar de waardering en de binding met de opleiding. De inhoud van de studie en de mate waarin passend onderwijs geboden wordt, de motivatie voor de studie, de relatie met docenten en medestudenten en de mate waarin je misbaar bent.

3. Verzuimnoodzaak: dit wordt voornamelijk bepaald door de ziektebeleving. Hierbij spelen de psychologische en sociale aspecten een rol. Denk hierbij aan de aandacht die er moet zijn voor de opgroeisituatie en sociale omgeving van een student (Staal, 2013).

(21)

15

2.6 Landelijke cijfers

De landelijke verzuimcijfers worden door alle gemeentes in Nederland doorgestuurd naar het Ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap. Deze cijfers worden hier verwerkt. Aan de hand van deze verzuimcijfers komen er resultaten uit. Dit zijn resultaten binnen het absolute en relatieve verzuim. Zoals al eerder beschreven is in het theoretisch kader wordt er in dit onderzoek gekeken naar het relatieve verzuim.

In figuur 7 is te zien dat het relatief verzuim de laatste jaren flink gestegen is. In schooljaar 2012-2013 zijn er in totaal 88.655 meldingen geweest over het relatieve verzuim. Dit is vergeleken met schooljaar 2011-2012 vijf procent gestegen. Deze stijging is volgens het Ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap te verklaren doordat de scholen steeds vaker een melding maken wanneer er sprake is van relatief verzuim (Rijksoverheid, 2014). Het is voor dit onderzoek goed om te weten waarom de meldingen van relatief verzuim gestegen zijn. Het wordt binnen het onderwijs steeds een normalere zaak om hier een melding te maken.

(22)

16

3. Methode

In dit hoofdstuk zal aan bod komen welke methode er gehanteerd is binnen dit onderzoek. Dit hoofdstuk bestaat uit vier paragrafen. In deze paragrafen wordt uitgelegd welke methode er gebruikt is, wat de populatie is, welk meetinstrument er gebruikt wordt en op welke manier de data verwerkt wordt.

3.1 Onderzoeksmethode

De centrale onderzoeksvraag die is gegeven in de inleiding kan omschreven worden als een kwalitatieve onderzoeksvraag (Baarda, 2009). Dit onderzoek is een kwalitatief verkennend onderzoek. Het is een kwalitatief verkennend onderzoek, omdat er in dit onderzoek gekeken is naar de oorzaken van het verzuim van de studenten. Voor dit onderzoek was er al een idee, maar dit is niet gebruikt tijdens dit onderzoek. Er is tijdens dit onderzoek met een frisse en nieuwe blik gekeken naar het verzuimprobleem (Baarda, 2009).

De onderzoeksmethode die in dit onderzoek is gebruikt is kwalitatief. Bij dit kwalitatieve onderzoek is gebruik gemaakt van het interview als onderzoeksmethode. Er zijn interviews afgenomen, dit omdat interview een goed middel van onderzoek is als het gaat om complexe onderwerpen en onderwerpen die over een taboe gaan. Het verzamelen van nieuwe

informatie kan ook goed gedaan worden door interviewing (Baarda, 2009).

De interviews zijn afgenomen in een rustige ruimte. De ondervraagde student en de onderzoeker waren de enige personen die aanwezig waren tijdens het interview. De interviews zijn anoniem verwerkt. Hierdoor konden de studenten alles kwijt tijdens het interview. Onderwerpen en/of meningen over het MultiMove programma die de studenten normaal niet willen bespreken zijn tijdens de interviews wel besproken.

3.2 Populatie

De populatie van dit onderzoek zijn alle studenten van het Markiezaat College. Hieronder vallen alle studenten die het MultiMove programma volgen. Binnen het Markiezaat College zijn dit alle studenten die een BOL-opleiding volgen.

Voor dit onderzoek zijn vijftien studenten ondervraagd van het Markiezaat College. Van deze vijftien studenten waren er zeven studenten die veel gele vlaggen hadden (meer dan vier gele vlaggen). De overige acht studenten waren studenten die weinig gele vlaggen hadden (nul tot 4 vier gele vlaggen). De ondervraagde studenten komen van zes verschillende opleidingen. Deze opleidingen zijn: Procestechniek, Middenkader Functionaris Bouw en Infra, Autotechnicus, Werkplaatsmanager, Motorvoertuigen en Bouw. Deze opleidingen worden op verschillende niveaus geven. De studenten die ondervraagd zijn komen van niveau 2 of niveau 4. Alle ondervraagden zijn mannelijk. De meerderheid van de studenten op het Markiezaat College bestaat uit mannelijke studenten.

Na deze vijftien interviews is er verzadiging opgetreden van de antwoorden.

De beoogde steekproef was 20 studenten. Hiervan zouden er tien weinig gele vlaggen moeten hebben en 10 veel gele vlaggen. Uiteindelijk is er zoals hier boven genoemd is vijftien studenten geïnterviewd. Na deze vijftien interviews is er verzadiging opgetreden van de antwoorden. Bij de laatste vijf interviews was al te zien dat er steeds dezelfde antwoorden werden gegeven. Er is daarom na interview vijftien besloten om te stoppen met interviewen.

(23)

17

3.3 Meetinstrument

Het meetinstrument dat is gebruikt tijdens dit onderzoek zijn interviews. De interviews zijn semigestructureerd gehouden. Deze manier van interviewen heeft er voor gezorgd dat het interview gestructureerd verlopen is en op sommige onderwerpen doorgevraagd kon worden. De interviews zijn gehouden aan de hand van een topiclist. In deze topiclist zijn er

onderwerpen aan bod gekomen die uit het theoretisch kader kwamen. De topiclist is terug te vinden in bijlage 1.

3.4 Kwalitatieve dataverwerking

Het onderzoek dat is uitgevoerd is gedaan aan de hand van een semigestructureerd interview. Dit heeft er voor gezorgd dat er kwalitatieve gegevens verzameld zijn. De

interviews zijn gehouden aan de hand van een topiclist. Van de interviews zij, als de persoon hiermee instemde, geluidopnames gemaakt. Aan de hand hiervan zijn de interviews letterlijk uitgewerkt. Deze zijn terug te vinden in bijlage 2. Per interview is er een half uurtijd voor genomen. De tijd van het interview is zo gepland dat het mogelijk was om uit te lopen. Na het letterlijk uittypen van de interviews zijn de antwoorden geordend. Dit is gedaan door de antwoorden op te delen in onderwerpen. Aan deze onderwerpen zijn labels gehangen. De volgende labels zijn gebruikt:

 MultiMove o Omschrijving o Mening  Positief  Negatief  Verzuimgelegenheid o Gevolgen o Invloed studievoortgang o Afwezigheid  Verzuimbehoefte o Aansluiting o MultiMove-Docent  Verzuimnoodzaak o Ouders o Klasgenoten  Verzuimredenen o Redenen

o Redenen van klasgenoten

 Veranderingen

Tijdens het analysen van deze gegevens zijn er opvallende zaken van de geïnterviewde persoon bij gezet. Dit is bij het antwoord gezet waarbij deze persoon dit deed. Dit is

bijvoorbeeld de houding of een zucht geweest. Dit is terug te vinden in de getranscribeerde interviews in bijlage 2.

Uiteindelijk zal er in het hoofdstuk Onderzoeksresultaten per paragraaf een onderwerp besproken worden.

(24)

18

4. Onderzoeksresultaten

De resultaten die naar voren zijn gekomen tijdens dit onderzoek zullen in dit hoofdstuk aan bod komen. De resultaten zullen beschreven worden aan de hand van zes paragrafen. Per paragraaf zal er een onderwerp besproken worden. Bij elk onderwerp is er een tabel te zien waarin de labels zijn weergegeven. Het proces van labelling is terug te vinden in bijlage 3. Per label wordt er gekeken hoe vaak een respondent dit heeft gezegd. Uiteindelijk is er in de tabel een totaal te zien wat aangeeft hoe vaak het label is gegeven.

4.1 MultiMove

Bij het onderwerp ‘MultiMove’ is er tijdens het interview gevraagd of de studenten een korte omschrijving konden geven van wat zij dachten dat MultiMove inhield. De resultaten hiervan zijn hieronder te zien.

R1 R2 R3 R4 R5 R6 R7 R8 R9 R10 R11 R12 R13 R14 R15 Totaal Mensen laten bewegen X X X X X X 6 Voor later in beroep X X 2 Sporten X X X X X 4 Actief bezig zijn X X X X X X 6 Dagelijkse beweging bieden X X 2 Bezig houden X 1 Fit blijven X 1 Bewust om gaan met je gezondheid X X X 4 Teamverband X 1

Deze resultaten laten zien dat de studenten MultiMove omschrijven als een organisatie die er voor zorgt dat mensen bewegen. Hierbij geven de studenten aan dat MultiMove ervoor zorgt dat er toch nog een beetje beweging is binnen een opleiding die niets te maken heeft met sporten. Ook denken de studenten dat MultiMove er is om er voor te zorgen dat de studenten fit zijn. Dit benadrukt respondent 3. Die aangeeft dat je fit moet zijn zodat een bedrijf lang gebruik van je kan maken.

Wat opvallend is aan de resultaten op deze vraag is dat respondent 14 aangeeft dat je veel teamsporten doet. Deze respondent zei dat dit er voor zorgt dat er een soort teamband ontstaat wat je ook nodig hebt binnen je latere werkveld. MultiMove wil volgens de

respondent er voor zorgen dat de studenten weten op welke manier zij in teamverband met collega’s samen moeten werken.

(25)

19 Binnen het onderwerp ‘MultiMove’ is ook aandacht besteed aan de mening van studenten. Hierbij ging het er om wat zij er van vinden dat ze MultiMove krijgen. De volgende resultaten zijn hier uit gekomen:

R1 R2 R3 R4 R5 R6 R7 R8 R9 R10 R11 R12 R13 R14 R15 Totaal

Goed/Leuk X X X X X X X X 8

Snap ik wel X X X 3

Sport zelf al X X X X X X X 7

Verplichtingen X 1

In de tabel hierboven is te zien dat acht studenten aangeven dat zij het leuk en goed vinden dat ze MultiMove krijgen. Hierbij wordt er benadrukt dat sporten op het MBO belangrijk is. Voor de studenten die weinig bewegen is MultiMove een goed begin om te starten met sporten/bewegen.

Wat ook uit deze vraag naar voren komt, is dat de studenten zeggen dat ze zelf al sporten. Doordat ze zelf al sporten vinden ze dat het sportprogramma van MultiMove overbodig is. Deze studenten geven aan dat ze van zichzelf al genoeg bewegen, waardoor het voor hun niet nodig is om sportlessen te krijgen.

Respondent 9 haalt tijdens het interview een punt naar boven waarom hij vindt dat MultiMove niet goed is. Hij geeft hier aan dat in de kantine veel ongezonde dingen verkocht worden. Dit vindt de respondent tegenstrijdig met wat MultiMove wil uitstralen.

R9: ‘Kijk, ze willen hier ook net doen alsof sporten gezond is. Maar moet je hier maar eens kijken wat ze hier in de kantine verkopen en daar tegen over zit het loket. Dat vind ik een beetje raar.’

(26)

20

4.2 Verzuimmodel

In het interview zijn de drie kernbegrippen van het verzuimmodel gebruikt. Hieronder zullen de resultaten van de volgende begrippen te zien zijn: verzuimgelegenheid, verzuimbehoefte en verzuimnoodzaak.

4.2.1 Verzuimgelegenheid

Binnen het kernbegrip verzuimgelegenheid is gevraagd of de respondenten weten wat de gevolgen zijn als ze niet naar een activiteit van MultiMove toe zijn gegaan. Ook is hierbij gevraagd wat er gedaan wordt als ze wel hebben verzuimd naar een les toe te gaan. Hieronder is te zien wat het resultaat is op de vraag of ze weten wat de gevolgen zijn als je niet naar een MultiMove activiteit toe gaat. Hier is te zien dat van de vijftien respondenten dertien respondenten aangeven dat ze weten dat ze een gele vlag krijgen. Hiervan

vervolgens negen respondenten aan dat zij weten dat teveel gele vlaggen invloed heeft op hun studievoortgang. R1 R2 R3 R4 R5 R6 R7 R8 R9 R10 R11 R12 R13 R14 R15 Totaal Gele vlag X X X X X X X X X X X X X X 13 Invloed studievoortgang X X X X X X X X X 9 Hoeveelheid gele vlaggen onbekend X X 2 Vaag X X X X 4

Ook is te zien dat bij een viertal respondenten het label ‘Vaag’ naar voren is gekomen. Respondent 11 is hier duidelijk in en geeft aan dat het niet duidelijk is wat het gevolg van een gele vlag is.

Tevens geven twee respondenten aan dat ze niet weten hoeveel gele vlaggen ze mogen hebben. Dit hoort ook bij het label ‘Vaag’. Dit omdat er door iedereen iets anders wordt gezegd over de hoeveelheid gele vlaggen.

(27)

21 Ook is er gevraagd naar wat er gedaan wordt als een student afwezig is geweest tijdens een MultiMove activiteit. Het volgende resultaat is hier uit gekomen:

R1 R2 R3 R4 R5 R6 R7 R8 R9 R10 R11 R12 R13 R14 R15 Totaal Waarschuwing/mail X X X X 3 Website genoeg X X X X 4 Eigen verantwoordelijkheid X X 2 Docent in klas X X X X 4 Niet benaderd X X X X X X X X X 9 Betere communicatie met ziekmelden X X X 3

Uit deze resultaten is te zien dat negen respondenten aangegeven dat ze niet benaderd worden. Zeven respondenten geven aan dat ze wel graag benaderd zouden willen worden vanuit MultiMove. Drie respondenten geven aan dat ze graag een waarschuwing zouden willen ontvangen. Dit kan via een mail zijn. De vier andere respondenten geven aan dat ze graag een docent zouden zien langs komen in de les. Waarbij de docent aangeeft hoeveel gele vlaggen iedereen heeft en op welke manier deze weg gewerkt kunnen worden. Zes respondenten geven aan dat het op dit moment goed geregeld is. Vier respondenten hiervan zeggen dat de website genoeg is. Hierop kunnen de studenten zelf zien hoeveel gele vlaggen ze hebben en of dit te veel is of niet. Twee andere respondenten zeggen dat het de verantwoordelijkheid van de studenten zelf is.

R4: ‘Ja, nou. Ik denk dat het vooral je eigen verantwoordelijkheid is. Je weet dat als je dat niet hebt dat je niet over kan. Dus dan moet je er wel wat aan doen. We zijn nu al wel oud genoeg om zelf de verantwoordelijkheid er voor te nemen. Tenminste sommige dan. Ik vind het bijvoorbeeld wel belangrijk dat ik over ga naar het volgend jaar, dus ik wil het wel voldoende afsluiten.’

(28)

22

4.2.2 Verzuimbehoefte

Binnen het tweede kernbegrip van het verzuimmodel is er naar twee zaken gevraagd. De resultaten hiervan zullen hier onder beschreven worden.

Ten eerste is er gevraagd wat de studenten vonden van de aansluiting van MultiMove bij hun eigen opleiding. De volgende resultaten zijn hieruit gekomen:

R1 R2 R3 R4 R5 R6 R7 R8 R9 R10 R11 R12 R13 R14 R15 Totaal Fit zijn X X X X 4 Eigen sport X 1 Huiswerk X 1 Beroepsgericht X X 2 Samenwerken X 1 Verantwoordelijkheid X 1 Sport X X X X 4 Niet bij opleiding/geen toegevoegde waarde X X X X X X X X 8

Uit deze tabel is duidelijk te zien dat het label ‘niet bij opleiding/geen toevoegde waarde’ er tussen uit springt. De studenten geven aan dat het MultiMove programma niet past bij hun eigen opleiding. Respondent 7 laat duidelijk horen dat hij vindt dat het niet aansluit bij zijn opleiding.

Wat opmerkelijk is aan de resultaten is dat twee respondenten samenwerken en

verantwoordelijkheid benadrukken. Respondent 5 geeft aan dat er sporten zijn waarbij je moet samenwerken. Deze sporten zorgen ervoor dat je leert samen werken, wat later in het beroep ook belangrijk is.

Respondent 6 geeft aan dat het een stukje verantwoordelijkheid is die de student ermee krijgt. Later in hun beroep krijgen ze ook te maken met verantwoordelijkheid.

R7: ‘Stel je bent echt dik, dan kan je gewoon je werk nog doen. Het heeft niet echt een toegevoegde waarde aan mijn opleiding.’

(29)

23 Ten tweede is er gevraagd naar de mening van de student over de MultiMove docenten. Hieruit is het volgende resultaat gekomen:

R1 R2 R3 R4 R5 R6 R7 R8 R9 R10 R11 R12 R13 R14 R15 Totaal Iedereen actief X X X X X X X X X X 10 Motiveren X X 2 Behulpzaam X 1 Leren X X X 3 Sportieve uitstraling X X X X 4 Manier van lesgeven X X X X X X X 7

Uit deze resultaten is te zien dat alle respondenten positief zijn over de MultiMove docenten. De meerderheid geeft aan dat de MultiMove docenten er voor zorgen dat iedereen actief bezig is tijdens de les. Ook is te zien dat de manier van lesgeven de studenten bevalt. Ze geven aan dat ze deze manier fijn vinden en dat het er voor zorgt dat ze actief bezig zijn.

4.2.3 Verzuimnoodzaak

Binnen het begrip verzuimnoodzaak wordt gekeken of studenten verzuim melden aan hun ouders en of klasgenoten invloed hebben op hun aanwezigheid in de lessen.

R1 R2 R3 R4 R5 R6 R7 R8 R9 R10 R11 R12 R13 R14 R15 Totaal Hoort bij opleiding X X X X 4 Aanwezig bij elke les X X X 3 Eigen keuze X X X 3 Bij goede reden wel X X 2 Ze weten er van X X X X X 5 Vertel het niet X X 2

In de tabel hierboven is te zien dat er maar twee respondenten zijn die het niet vertellen tegen hun ouders. Hierbij geven ze aan dat dit niet in hun op komt.

De andere personen zeggen allemaal dat ze het wel vertellen aan hun ouders. De ouders zeggen hierbij dat het bij de opleiding hoort, dus dat ze er naar toe horen te gaan. Bij een drietal respondenten geven de ouders aan dat het de eigen keus is, maar het stom is als ze er door problemen krijgen.

(30)

24 In het interview is ook de vraag gesteld of het niet gaan van klasgenoten een reden is voor de respondent om niet naar een les te gaan. Hieruit zijn de volgende resultaten gekomen:

R1 R2 R3 R4 R5 R6 R7 R8 R9 R10 R11 R12 R13 R14 R15 Totaal Geen reden X X X X X X X X X 9 Reden om ook niet te gaan X X X X X X 5 Zorgen dat zij ook gaan X 1

Uit deze tabel is te zien dat het label ‘geen reden’ negen keer is gebruikt. Dit betekent dat het voor negen respondenten geen reden is om niet naar een activiteit toe te gaan als er

klasgenoten ook niet gaan. Zes respondenten geven aan dat dit wel een reden is voor hen om niet te gaan.

4.3 Verzuimredenen

Bij het topic verzuimredenen is gevraagd naar de verzuimredenen van de respondent zelf en wat de respondent dacht wat de redenen zijn van zijn klasgenoten.

R1 R2 R3 R4 R5 R6 R7 R8 R9 R10 R11 R12 R13 R14 R15 Totaal Toetsweek X 1 Tandarts X 1 Ziek X X X 3 Afstand X X X 3 Geen docent aanwezig X X 2 Blessure X X X 3 Geen zin X X X 3 Tijd er tussen X 1 Sport zelf al X 1 Andere tijdsbesteding X X 2

Hier boven is te zien welke labels uit de interviews zijn gekomen naar aanleiding van de vraag: Wat zijn jouw redenen waarom je niet bent geweest? Zichtbaar wordt dat er veel redenen zijn gegeven. De afstand is een reden die vaak gegeven is. Hiermee bedoelen de studenten de afstand naar de sportlocatie toe. De studenten geven ook aan dat ze ziek zijn geweest en daardoor een gele vlag opgelopen hebben. Blessures is ook een label wat drie keer is voorgekomen. Deze respondenten waren geblesseerd.

R6: ‘Nou nee, ik wil er dan wel voor zorgen dat hun wel gaan. Maar ik ga dan sowieso wel. Als het gewoon een leuke activiteit is dan vind ik het leuk om wel te gaan.’

(31)

25 De respondenten hebben de volgende verzuimredenen gegeven waarvan ze dachten dat dit de redenen waren die hun klasgenoten hadden.

R1 R2 R3 R4 R5 R6 R7 R8 R9 R10 R11 R12 R13 R14 R15 Totaal Einde van de dag X 1 Geen zin X X X X X X X X 8 Blessures X 1 Sporten zelf al X X X 3 Onnodig bij opleiding X 1 Afstand X X X X 4 Laat thuis X 1 Tijd er tussen X X X X 4 Tijd anders besteden X 1

Er is te zien dat het label ‘geen zin’ het meest voorkomt. Onder dit label valt dat

respondenten denken dat hun klasgenoten geen zin hebben omdat het aan het einde van de dag is, ze lang moeten wachten, ze betere dingen te doen hebben en dat ze gewoon lui zijn.

R12: ‘Geen zin, niks hebben met sporten. Andere tijdsbesteding. Dat zijn wel de belangrijkste denk ik. Over het algemeen gaan de meeste klasgenoten wel altijd hoor. Op een paar na dan. Maar die zijn dan ook wel bekend bij MultiMove.’

(32)

26

4.4 Veranderingen

Er is tijdens het interview gevraagd of de respondent kon aangeven welke verbeterpunten er mee moeten worden genomen als het MultiMove programma aangepast zou worden. Aan die vraag zijn de volgende labels gehangen:

R1 R2 R3 R4 R5 R6 R7 R8 R9 R10 R11 R12 R13 R14 R15 Totaal Keuze X X X 3 Aanpassen aan het rooster X X X X X X 6 Afstand X X X X 4 Vervoer X 1 Tijd er tussen X X X X 4 Communicatie X X 2 Met klas sporten X 1 Helemaal weg X 1 ‘s Ochtends X X X X X 5 Aansluiting opleiding X X 2 Vertellen gele vlaggen X 1

Hier is te zien dat het label aanpassen aan het rooster zes keer voorkomt. De studenten geven hier vooral aan dat de tijd tussen hun les en de MultiMove activiteit te lang is. Dit is terug te zien in het label ‘Tijd er tussen’. Deze is ook vier keer aangegeven. Het aanpassen op het rooster en de tijd er tussen heeft met elkaar te maken. Doordat de MultiMove

activiteiten aan het eind van de dag zijn moet dit goed aansluiten op de laatste theorieles.

Vijf respondenten hebben ook aangegeven dat ze de MultiMove activiteiten in de ochtend willen. Deze respondenten geven aan dat op de middelbare school de gymlessen altijd in de ochtend waren en dan de meeste studenten wel aanwezig waren. Zij geven dit als oplossing aan. Dit hoort ook bij het label aanpassen aan het rooster.

Opvallend aan deze labels is ook dat vier respondenten aangeven dat de afstand een punt is waarin ze verandering willen.

Respondent 15 geeft aan dat sommige mensen ver moeten reizen voor een activiteit. Respondent 15 denkt door dit aan te pakken een gedeelte van het verzuim aan te pakken.

R2: ‘Ten eerste zou ik de tijd beter willen aanpassen aan mijn rooster. Dit zorgt ervoor dat we niet zo lang moeten wachten.’

R13: ‘Ja, op de middelbare kreeg ik sporten altijd ’s ochtends. Dat zou ook wel een goede oplossing zijn. Dan komt iedereen sowieso wel. Dat denk ik wel.’

R15: ‘Kijken waar de sport is. Dus de locatie. Nu moeten sommige mensen erg ver er voor reizen. Sommige moeten dit zelfs lopen. Maar die willen dit niet doen omdat het te ver is. Dat kan ik best wel begrijpen.'

(33)

27

6. Discussie en conclusie

In dit hoofdstuk staat de conclusie van dit onderzoek centraal. De centrale onderzoeksvraag die is opgesteld in hoofdstuk 1, zal hier beantwoord worden. De beantwoording van deze onderzoeksvraag en deelvragen wordt gedaan aan de hand van de resultaten die uit het onderzoek naar voren zijn gekomen. De deelvragen en centrale onderzoeksvraag zullen ook het onderwerp zijn van de paragrafen.

6.1 Deelvragen

In deze paragraaf zullen de vijf opgestelde deelvragen beantwoord worden aan de hand van de gevonden resultaten tijdens dit onderzoek. Elk van de volgende deelvragen wordt

behandeld in de hierop volgende sub-paragrafen:

1. Wat is het huidige verzuim binnen het MultiMove programma? 2. Hoe ziet het huidige lessenprogramma van MultiMove eruit?

3. Wat zijn de meest voorkomende redenen van het verzuim binnen het MultiMove programma?

4. Welke van deze redenen zijn doorslaggevend om het verzuim te kunnen verminderen?

5. Waar moet MultiMove rekening mee houden als zij de doorslaggevende oorzaken van het verzuim willen aangrijpen voor verandering?

6.1.1 Deelvraag 1

Wat is het huidige verzuim binnen het MultiMove programma?

Om antwoord te kunnen geven op deze deelvraag heeft er in de inleiding een berekening plaats gevonden om het opkomstpercentage van de studenten te berekenen. Aan de hand van het opkomstpercentage kan gekeken worden naar het huidige verzuim binnen het MultiMove programma. Er is tijdens dit onderzoek gekeken in de periode van 1 augustus 2014 tot en met 20 februari 2015. Dit zijn de eerste drie periodes van het schooljaar 2014-2015. In deze periode is er een verzuimpercentage van 27,1%. Dit betekent dat er een opkomstpercentage van 72,9% is.

(34)

28

6.1.2 Deelvraag 2

Hoe ziet het huidige lessenprogramma van MultiMove eruit? Het huidige lessenprogramma van MultiMove op het Markiezaat College bestaat uit

verschillende activiteiten. Aan het begin van het jaar worden er testen afgenomen die gelden voor Test Je Leefstijl (TJL). Dit geldt als een kick-off van het jaar voor MultiMove.

Het MultiMove programma is samen te vatten in een aantal punten:  Leefstijl testen

 Beroeps specifieke testen  Clinics van 3 of 4 weken

 Lessen bij een sportaccommodatie  Zelf te kiezen activiteiten

 Evenementen

Deze punten zijn de rode draad van het MultiMove programma. De studenten kunnen zich aan het begin van het schooljaar inschrijven voor activiteiten via de eigen website van MultiMove (www.multi-move.nl). Deze activiteiten zijn de clinics van 3 of 4 weken. In totaal zijn er vier periodes in een schooljaar. Elke periode wordt opgedeeld in A en B. Waardoor een periode bestaat uit 6 of 8 weken. De studenten kunnen er zelf voor kiezen wat ze in deze periode voor sport doen. Het aanbod aan keuzes voor deze activiteiten ziet er als volgt uit:  Zaalvoetbal;  Badminton;  Basketbal;  Aqua Aerobics;  Squash;  Fitness;  Tai Chi;  Zwemmen;  Zelfverdediging;  Indoor Toprope;  Softbal;  Voetbal;  Tennis;  Aikido;  MMA;  Kickboksen;  Spinning;  Hardlopen;  Boardsport.

Binnen dit MultiMove programma worden er ook nog een aantal evenementen aangeboden. Deze evenementen worden georganiseerd door MultiMove zelf. Het evenementenaanbod ziet er als volgt uit:

 Ski + Snowboarddag;

 Mountainbikedag;

 Schaatsdag;

 Dancing Moves dag;

 Survivalrun;

 Hardloop wedstrijden;

 Watersportdag;

 Paardrij dag;

(35)

29 Om er voor te zorgen dat de studenten zich ook echt hiervoor inschrijven zijn er punten aan de activiteiten en evenementen gekoppeld. Per opleiding wordt er gekeken hoeveel punten er behaald kunnen worden. Dit aantal punten verschilt per opleiding. Dit omdat de ene opleiding (meer) stagemomenten heeft en de andere niet. Tijdens het inschrijvingsmoment zien de studenten voor hoeveel punten ze zich hebben ingeschreven en voor hoeveel punten ze zich nog moeten inschrijven.

De activiteiten worden in de middag gehouden. De tijden per activiteit zijn verschillend. De meeste activiteiten zijn van 15.00 uur tot 16.30 uur. Een aantal andere activiteiten zijn van 13.00 uur tot 14.30 uur. Vóór de MultiMove activiteiten is er een uur vrij. Dit is zo gepland om er voor te zorgen dat de studenten voldoende tijd hebben om hun kleding te pakken en naar de locatie toe te gaan.

Buiten deze activiteiten worden er ook nog een aantal zogenoemde speciale trajecten aangeboden. Dit is voor mensen die graag iets willen doen aan hun gezondheid of aan hun gewicht. Hierbij willen ze graag hulp krijgen, omdat ze niet goed weten hoe ze dit moeten aanpakken. Maar ook bijvoorbeeld voor studenten die willen beginnen met hardlopen. En die dit vanaf punt nul tot vele kilometers willen gaan volhouden. Uiteindelijk kunnen zij

bijvoorbeeld mee doen aan een hardloopwedstrijd.

MultiMove biedt voor de medewerkers ook een aantal activiteiten aan. Zo zijn er

verschillende evenementen die alleen voor medewerkers georganiseerd worden. Zo is er een golfdag, maar ook een ski + snowboarddag voor de medewerkers. De medewerkers kunnen ook via MultiMove sporten bij Basic-Fit. Zij kunnen een pasje ophalen bij het loket van MultiMove, waarmee ze diezelfde dag nog kunnen sporten.

Tevens kunnen de medewerkers terecht bij een MultiMove docent voor het hardlopen. Op een doordeweekse avond en in het weekend worden er clinics gegeven voor het hardlopen. Hierbij worden de medewerkers geholpen om voor een hardloopevenement te trainen. Aan een hardloopevenement doet dan een heel hardloopgroep mee.

MultiMove biedt naast het gebruikelijke programma nog een aantal speciale trajecten aan. Dit zijn de volgende trajecten:

- ASFA sport

ASFA Sport is een traject waarbij trainingen worden gegeven aan een doelgroep die agressief gedrag vertoont op scholen en/of waarbij basistrainingen te weinig borging hebben gegeven. Door middel van fysieke actie wordt er geprobeerd deze doelgroep aan te spreken.

- Gewenst Gewicht Gehaald

In dit traject worden studenten behandeld die graag een bepaald gewicht willen behalen. In dit traject wordt er onder andere gekeken naar de hoeveelheid bewegen en het voedingspatroon. Op beide vlakken worden er verbeterpunten aangegeven waardoor zij hun doel kunnen behalen.

- Gezond slank

Gezond slank is een traject voor studenten die graag slank willen blijven. Binnen dit traject wordt er alleen gekeken naar de voeding. Op dit gebied wordt er gekeken naar het huidige voedingspatroon. Samen met de student gaat een gespecialiseerde MultiMove docent hier verandering in aanbrengen. Hiervan is het voornamelijk de bedoeling dat de student gaat nadenken over zijn eigen voeding.

(36)

30 - Weerbaarheidstraining

In het traject ‘Weerbaarheidstraining’ kunnen studenten training krijgen in

weerbaarheid. Tijdens deze trainingen krijgen studenten voornamelijk tips over hoe zij zichzelf kunnen verdedigen. Dit traject is gericht op studenten die vroeger zijn gepest of nog steeds gepest worden en/of niet stevig in hun schoenen staan.

6.1.3 Deelvraag 3

Wat zijn de meest voorkomende redenen van het verzuim binnen het MultiMove programma?

In hoofdstuk 4, Onderzoeksresultaten, is te zien dat er gevraagd is naar de verzuimreden van de student zelf. Hierbij zijn de volgende redenen de redenen die het meest voorkomen:

1. Geen zin

Geen zin wordt aangegeven als een reden waardoor de studenten niet naar de lessen gaan. De studenten onderbouwen geen zin door te zeggen dat ze in de avond nog moesten werken en daarvoor MultiMove hadden, een te lang vrij uur vóór de MultiMove les hadden en/of te laat thuis zijn door de activiteit van MultiMove. 2. Afstand

Een drietal studenten geeft als reden de afstand. De studenten geven aan te ver te moeten reizen voor een activiteit van MultiMove, waardoor studenten besloten niet naar een les toe te gaan.

3. Blessure en ziek

Een drietal studenten geeft aan dat zij door het verkeerd of niet doorgeven van blessure en ziekte een gele vlag hebben opgelopen. Deze studenten wisten niet op welke manier zij zich moesten afmelden bij ziekte en blessure.

4. Andere tijdsbesteding

Twee respondenten geven aan dat zij hun tijd beter kunnen besteden. Ze vullen liever de tijd in door huiswerk te maken of eerder naar huis toe gaan of zelfs rijles te plannen tijdens de les van MultiMove.

De respondenten hebben ook aangegeven wat zij dachten dat de redenen waren van hun klasgenoten. Hierbij is als opvallende reden nog de tijd tussen de lessen en de MultiMove les uitgekomen. De respondenten denken dat de tijd tussen de lessen en MultiMove te lang is, waardoor hun klasgenoten besluiten naar huis toe te gaan.

Referenties

GERELATEERDE DOCUMENTEN

Alle wateren in Nederland zijn beïnvloed door de mens, maar voor geen enkel type is dit zo zeer het ge- val als voor stedelijke wateren: de grachten en singels in steden.. Ze

Verder is dit onhandig omdat de spolo voor veel dingen wordt gebruikt om schoon te maken en de zakken dan in de weg hangen?. Er zijn wel twee spolo’s aanwezig, maar dit lost

Toen de salesianen het opvang- centrum overnamen, stond er één gebouw dat dienst deed als slaap- zaal, studiezaal en refter voor der- tig jongens tussen veertien en twintig die één

Wel zullen studenten afkomstig uit Caribisch Nederland die in Europees Nederland een opleiding in het hoger onderwijs gaan volgen met studiefinanciering in de zin van de WSF 2000,

Daarover hoeft Jansen niet lang na te denken: “Heel belangrijk is hoe we nu daadwerkelijk met de middelen die we hebben – niet alleen bij SURF, maar ook bij de instellingen en

1) De kinderen moeten een pittenzakje van de ene kegel naar de andere kegel verleggen. Wanneer men heen en terug is gegaan dan hebben ze 1 punt. 2) De kinderen leggen het

• In het voortgezet onderwijs wordt binnen het vak Nederlands niet systematisch aandacht besteed aan spelling.. Vooral het onderhoud van kennis die in het primair onderwijs

Hoewel de huidige verordening op de gemeentelijke begraafplaatsen 2014, op de 13 mei 2014 is vastgesteld zijn we in het afgelopen jaar tegen een aantal kleine onvolkomenheden in