Ton Rijsdijk
Richard Verbeek (stagiaire) Erik de Ruiter
Intern verslag nr. 55 , april 1992
2. MATERIAAL EN METHODEN
2.1 Kas eri klimaatinstellingen 2.2 C02
2.2.1 Behandelingen
2.2.2 Meting, regeling en dosering
2.2.3 Berekening en dosering "rookgas-C02 2.2.4 Meting C02-verbruik 2.3 Dataverzameling klimaatcomputer 2.4 Gewas 2.5 Gewaswaarnemingen 2.5.1 Produktie 2.5.2 Onderhoud 2.5.3 Destructieve waarnemingen 2.5.4 Non-destructieve bepaling LAI 2.5.5 Drogestofgehalte vruchten 2.5.6 Uitgroeiduur vruchten 3. RESULTATEN 3.1 Gerealiseerd klimaat 3.1.1 Temperatuur 3.1.2 Luchtvochtigheid 3.1.3 C02-nivo 3.2 C02-verbruik 3.3 Gewas 3.3.1 Generatieve produktie 3.3.2 Drogestofgehalte vruchten 3.3.3 Plant slachting
3.3.4 Non-destructieve bepaling LAI 3.3.5 Gewasonderhoud 3.3.6 Vegetatieve produktie 3.3.7 Gewasbeoordeling 3.3.8 Uitgroeiduur vruchten 4. DISCUSSIE 4.1 Klimaat 4.1.1 Luchtvochtigheid 4.1.2 C02-nivo 4.2 C02-verbruik
4.3 Berekende en gemeten biomassaproduktie 4.4 Financieel resultaat C02-behandelingen 5. CONCLUSIES
A2. Overzicht verzamelde data op MICROVAX. 22
A3. Gerealiseerde kastemperatuur, gemiddeld per week. 23
A4. Gerealiseerd vochtdeficit, gemiddeld per week. 25
A5. Verloop C02-nivo, gemiddeld per week. 27
A6. Dagverlopen C02-nivo, gemiddeld per week. 29
A7. Dagverlopen gemeten en berekend C02-nivo en berekend
C02-verbruik op zonnige en bewolkte dagen. 31
A8. Dagverlopen gemeten C02-nivo, berekend ventilatievoud en gemeten en berekend C02-verbruik op zonnige en
bewolkte dagen. 33
A9. Cumulatief C02-verbruik per week. 35
AIO. Gemeten en berekend C02-verbruik per week. 36
All. Berekend tegen gemeten C02-verbruik. 39
B. BIJLAGEN MET BETREKKING TOT GEWAS
BI. Statistische verwerking oogstgegevens. 40
B2. Cumulatief produktieverloop. 41
B3. Drogestofgehalte vruchten. 42
B4. Plantslachtingen. 43
B5. Verzameld materiaal bij gewasonderhoud. 45
B6. Gemeten verloop vegetatieve produktie. 46
B7. Berekend verloop vegetatieve en generatieve produktie. 47
B8. Visuele gewasbeoordeling. 48
B9. Uitgroeiduur vruchten en plantbelasting. 49
C. BIJLAGEN MET BETREKKING TOT ECONOMISCHE EVALUATIE
Cl. Prijsverloop komkommer. 50
C2. Cumulatief verloop kosten en opbrengsten. 51
een C02-experiment uitgevoerd met het gewas komkommer (cv. Jessica). Het doel was het voordeel van een optimalisatieregeling t.o.v. een conventionele C02-regeling te vinden en het effect van C02 op de gewasontwikkeling in beeld te brengen.
De planten werden op 12 augustus in de afdelingen geplaatst. Op 22 augustus werden de volgende behandelingen gestart:
Geen C02-dosering.
Deze behandeling diende als referentie
Rookgasdosering tot een maximum concentratie van 1000 ppm. Bij deze behandeling werd alleen C02 gedoseerd op momenten met warmtevraag. Overdag werd een beperkte minimum buistemperatuur aangehouden van 40 C, welke stralingsjafhankelijk werd verlaagd tot 20 C bij een instraling van 300 w.m .Op zonnige dagen was er zodoende gedurende enkele uren geen rookgas beschikbaar.
In de periode van 22 augustus tot het einde van de teelt op 24 oktober werd 3.5 kg aan rookgas-C02 verbruikt.
Rookgasdosering + aanvullende dosering afhankelijk van raamstand. het C02-setpoint werd verlaagd van 600 ppm tot 4 % raamopening, naar 350 ppm bij 20 % raamopening.
Het extra~C02-verbruik over de teeltperiode was bij deze instellingen 0.7 kg.m
Rookgasdosering + aanvullende dosering volgens een optimalisatie regeling.
eens in de vier minuten werd de optimale C02-concentratie berekend aan de hand van instraling, kastemperatuur, LAI en prijzen voor het produkt
en van de C02. 2
Bij de optimalisatieregeling werd aanvullend 4.2 kg.m C02 gedoseerd.
Effect C02 op de gevasontvikkeling
Door de grote verschillen in C02-dosering was het mogelijk om het effect op de plantegroei in beeld te brengen.
Al vrij snel na het inzetten van de behandelingen bleek dat het bladoppervlak door een hogere C02-concentratie toenam. Later in de teelt verdwenen de verschillen omdat bij het gewasonderhoud in de behandelingen met veel C02 ook meer rankjes werden weggehaald. Aan het einde van de teelt werd het blad bij de behandelingen met veel C02 wat dunner.
Aan het einde van de teelt is het gewas ook op het oog beoordeeld ten aanzien van de kleur van het blad, het verdrogen van de bladranden, de dichtheid van het gewas en de aantasting door meeldauw. Hierbij bleken er geen zichtbare verschillen te zijn tussen de behandelingen. Produktie
Ten opzichte van geen C02-dosering gaven behandeling 2 tm 4 respectievelijk een 6, 9 en 20 % hogere kilogramproduktie. Voor het aantal vruchten export + binnenland was dit respectievelijk 0.7, 1.4 en 2.5 stuks. Het gemiddeld vruchtgewicht nam toe met respectievelijk 1.3, 1.3 en 5.1 %. Het percentage stek en binnenland gaf geen verschillen tussen de behandelingen.
van de teelt werd het verschil in plantbelasting tussen de
optimalisatie en geen dosering groter, tot maximaal 20 % (0.6 vruchten per plant) aan het eind van de teelt .
Economische evaluatie
Voor de bepaling van het economisch resultaat van de janvullende
C02-dosering is gerekend met een C02-prijs van 25 ct.kg (inclusief
tankhuur) en een gemiddelde weekprijs van 1985-1990 voor de vruchten (met aftrek van verwerkingskosten).
De raamstandafhankelijke aanvullende dosering leverde op basis hiervan 1.5 gulden aan vruchten op per gulden die aan C02 was besteed. Dit zeer positieve resultaat geeft aan dat er meer had mogen worden besteed aan C02-dosering. Bij de optimalisatie bleek echter dat de dosering te groot was geweest. De dosering leverde wel een positief resultaat (1.14 gulden per gulden die aan C02 was besteed), maar de winst was ten opzichte van de raamstandafhankelijke regeling lager. Deze lagere winst kwam omdat er meer C02 via ventilatie verloren ging dan door het optimalisatieprogramma werd berekend. Vooral het verlies door grote raamopeningen werd onderschat. De werkelijke kosten waren dus hoger dan de berekende kosten. Dit betekent dat de berekening van het ventilatieverlies in het programma nog moet worden bijgesteld voor het in de praktijk kan worden toegepast. De produktie bleek door het programma wel vrij goed te zijn berekend.
1. INLEIDING
De fotosynthese van het gewas is evenredig met de instraling. Dit betekent dat bij een hoge instraling ook meer C02 wordt opgenomen. Aan de andere kant staan dan meestal ook de ramen ver open, zodat veel van de gedoseerde C02 direct weer via ventilatie verdwijnt. De baten
(gewasopname van C02, vermenigvuldigd met de verwachte veilingprijs) en kosten (opname + verlies van C02, vermenigvuldigd met de kostprijs) van de dosering dienen steeds tegen elkaar afgewogen te worden. Om dit probleem van de tuinder over te nemen is een optimalisatiemodel
ontwikkeld (Challa en Schapendonk, 1986) dat deze afwegingen kan maken aan de hand van klimaatgegevens, gewasgegevens kostprijs voor C02 en produktprij s.
In 1986 is een regeling op basis van dit model vergeleken met
regelingen tot een vaste concentratie. Hierbij bleek de optimalisatie voor het behalen van dezelfde produktie maar een deel van het verbruik
te hebben. Het aanhouden van een vaste concentratie is echter vanuit de praktijk niet realistisch. Om aan te geven wat het voordeel van de optimalisatie voor de tuinder is is in 1988 nogmaals een experiment uitgevoerd, waarbij aanvullende dosering (naast rookgasdosering) volgens het optimalisatieprogramma werd vergeleken met een
"praktijkregeling", waarbij afhankelijk van de raamstand aanvullend werd gedoseerd (Rijsdijk en anderen, 1989). Bij dit experiment bleken er echter t.a.v. de berekeningen in het model en t.a.v. de meting van het C02-verbruik enkele zaken fout gelopen te zijn, zodat uiteindelijk geen economische evaluatie van de proef kon worden gegeven.
Derhalve is dit experiment nogmaals uitgevoerd. Als aanvulling is daarnaast nauwkeurig de gehele gewasontwikkeling gevolg, zodat het effect van C02 op de bouw van het gewas in kaart kon worden gebracht. Achtergrond bij deze aanvullende registratie was de constatering van kort blad bij tomaat, hetgeen onder invloed van C02 werd versterkt (Rijsdijk en anderen, 1990).
2. MATERIAAL EN METHODEN
2.1 Kas en klimaatinstellingen
De proef werd uitgevoerd in kas 210 (klimaatkas) van het PTG Een beschrijving van deze kas staat in het verslag "Optimalisatie C02-dosering" (Rijsdijk en anderen, 1989).
Op 12 augustus werden de komkommers geplant. Vanaf deze datum waren de volgende setpoints van toepassing:
dagdeel 1 dagdeel 2
start dag (t.o.v. zon op) start nacht (t.o.v. zon onder) verhoging setpoint
verlaging setpoint minimum buis dagdeel 1 minimum buis dagdeel 2 P-band dagdeel 1
P-band dagdeel 2 minimum raam dagdeel minimum raam dagdeel
1 2 verwarming 23.0 UC 21.0 °C 0.00 uur 0.00 uur 1 20 min.°C" 20 min.°C 0 . 0 ° c 40.0 °C
meelopen ramen loefzijde
ventilatie 23.5 UC 21.5 °C 0.00 uur 0.00 uur -20 min.°C" 20 min.°C" 10.0 C 10.0 °C 0.0 % 3.0 % 40.0 % Wijziging instellingen op 23 augustus:
minimum buis dag
drempelwaarde voor lichtinvloed buistemp.verandering maximale verandering 40.0 °C - 2 100.0 W.m 0.1 °C per W.m 20.0 °C
Opmerking: Bovenstaande min. buis bleek in kascomplex 210B niet te zijn ingesteld. Op 2 september is dit wel gebeurd.
Wijziging instellingen op 27 augustus: dagdeel 1 dagdeel 2 verwarming 21.5 UC 20.0 °C ventilatie 22.0 UC 20.5 °C Wijziging instellingen op 30 augustus:
dagdeel 1 dagdeel 2 verwarming 19.0 UC 19.0 °C ventilatie 19.5 "C 19.5 °C De C02-instellingen zijn op 22 augustus ingevoerd (zie paragraaf 2.2.1). Daarvoor werd geen C02 gedoseerd.
2.2 C02
2.2.1 Behandelingen
De volgende 4 C02-behandelingen werden in de 24 afdelingen van kas 210 in zesvoud neergelegd.
1. Geen C02 doseren (controlebehandeling) [geen]
2. Uitgangspunt rookgasdosering:
bij warmtevraag streefwaarde 1000 ppm
bij geen warmtevraag niet doseren [rookg]
3. Uitgangspunt rookgasdosering + aanvullend zuivere C02 bij warmtevraag streefwaarde 1000 ppm
bij geen warmtevraag streefwaarde van 600 ppm tot 4% raamopening. Tussen 4 en 20% raamopening
streefwaarde dalend tot 350 ppm [prakt]
4. Uitgangspunt rookgasdosering + aanvullend zuivere C02 bij warmtevraag streefwaarde 1000 ppm
bij geen warmtevraag optimaliseren met een vaste
prijs voor C02 (25 ct.kg ) [opti]
In onderstaande figuur staat aangegeven hoe de 4 behandelingen over de afdelingen waren verdeeld.
Figuur 1. Verdeling van de behandelingen over de afdelingen van kas 210
210A 210B 210C 1 |5 © I © |1 15 I © I © I ! 12 16 I 12 16 I © I © I I © I © |1 15 I I © I © I I I I 12 16 I I © I © I I I I I3 17 Ä I 13 17 l [3 17 I © I ® I I © I © I I © I © 14 18 I |4 18 I © I © I I © I © I I 1^ ^ 18 I I © I © I II I I
De afdelingen 1,2,3,4 en de afdelingen 5,6,7 en 8 van elk kascomplex zijn aangesloten op één C02-meter. Bij de verdeling van de herhalingen is ervoor gezorgd dat een behandeling bij elke C02-meter terecht kwam (blokken). Dit is gedaan omdat de meters voor dit type onderzoek
eigenlijk wat te onnauwkeurig zijn (zie paragraaf 2.2.2). Afwijkende metingen werden op deze wijze uitgemiddeld.
2.2.2 Meting, regeling en dosering
In kas 210 wordt gebruik gemaakt van zuivere C02 en de meting van de C02-concentratie gebeurt met Siemens Ultramats type 22P. Bovengenoemde meters hebben een meetbereik van 0-5000 ppm en geven een ruis in het uitgangssignaal van 1% van de max. schaal (50 ppm). Verder is er een invloed van luchtdruk en temperatuur. Er mag verwacht worden dat de ruis in de tijd wordt opgeheven door de uitmiddeling van positieve en negatieve afwijkingen.
De buitenconcentratie wordt met eenzelfde type meter gemeten, met een meetbereik van 0-1000 ppm (ruis van 5 ppm).
De meters zijn zo nauwkeurig mogelijk afgesteld met ijkgassen van een waarde die in het meetgebied liggen. Voor de afstelling van de meters in de kas is gebruik gemaakt van gas met een C02-concentratie van 0, 255 en 910 ppm. Voor een verdere omschrijving van het doseer- en meetsysteem zie verslag "Optimalisatie C02-dosering" (Rijsdijk en anderen, 1989).
Aangezien in kas 210 geen rookgasaansluiting aanwezig is werd de rookgasdosering gesimuleerd door op momenten met warmtevraag (zie paragraaf 2.2.3) zuivere C02 te doseren in de hoeveelheid die bij rookgasdosering ter beschikking is. Hierbij is verondersteld dat het effect van rookgassen en zuivere C02 op de groei gelijk zijn.
Om bij de optimalisatiebehandeling steeds voldoende C02 te kunnen doseren was het nodig in deze afdelingen andere flowmeters te monteren met een hogere maximum flow (zie paragraaf 2.2.4). Bij de andere 18 afdelingen is gebruik gemaakt van de standaard flowmeters.
Tijdens het experiment zijn de volgende problemen opgetreden bij de dosering en meting:
Op 2 september is in de afdelingen 210B.3 en .4 continu gedoseerd tussen 11.00 en 14.00 uur door het vergeten terug te zetten van de schakelaar op automatisch doseren, na het controleren van de flowmeters
Op 6 september is de gehele dag geen C02 gedoseerd omdat de voorraadtank leeg was
In het weekend van 7 en 8 september heeft de C02-regeling fout
gewerkt door een verkeerde meting. De C02-meters bleken zichzelf genuld te hebben met omgevingslucht, met als gevolg dat de meters veel te lage waarden aangaven, zodat bijna continu werd gedoseerd. Waarschijnlijk is deze fout te wijten aan slecht werkende kleppen in de Ultramats. Nadien is de automatische nulcalibratie uitgezet en is regelmatig handmatig gecalibreerd.
2.2.3 Berekening en dosering "rookgas-CO^"
De verwarming van verscheidene kascomplexen wordt op het PTG door één verwarmingsketel verzorgd. Daarom was voor kascomplex 210 niet zondermeer aan te geven hoeveel rookgas-C02 beschikbaar kwam bij de verwarming. De beschikbaarheid van rookgassen moest daarom berekend worden. Hiervoor werden de volgende aannamen gedaan:
3 - 1 - 1
De minimum brand^rstand is 40 m .ha uur . Bij deze branderstand
komt 129.4 KJ.m aan energie vrij (- 92% van de bovenwaarde).
Op het moment dat de warmtevraag 's morgens stopt heeft de ketel nog een warmte - intun^^van 100 KJ.m . Dit komt overeen met een water
Er is een C02-doseerinstallatie met een vaste capaciteit die gelijk
is aan de hoeveelheid rookgassen die vriikomen bij de minimum „
branderstand. D.i. 7.2 g.m .uur (40 m * 1.8 kg.m / 10000 m ). Dit komt overeen met een stuurtijd van ^2 sec. per 4 minuten voor een afdeling met een oppervlak van 55 m en een standaard flowmeter die op 90% van de maximale schaal staat afgesteld.
Als er warmtevraag is wordt warmte onttrokken aan de ketel. De brander zal af en toe aanslaan om de keteltemperatuur weer op peil te brengen (= op te warmen van 85 tot 110 C). Hoe vaak en hoelang de brander
aanstaat is afhankelijk van de warmte-afgifte van de buizen in de afdelingen. Dit energieverbruik kan worden berekend uit het verschil tussen buis- en kastemperatuur (Nawrocki, 1985).
Aan de ene kant wordt de ketelbuffer gevuld doordat de brander aan staat. Aan de andere kant wordt de buffer geleegd door verwarming. De afname van de ketelbuffer door verwarming werd berekend met de volgende formule: tp = buis-((buis-20)*0.04) q50 - (emi*boltz*a51*((tp**4)-(tl**4))) q49 « (c*((tp-tl)/(tl*d51))**0.25*a51*(tp-tl)) q51 = q50+q49 q - q51*151*(60/1000)
waarbij: buis = gemeten buistemperatuur achter mengklep. Deze wordt omgezet in een gemiddelde buistemperatuur. tp = buistemperatuur in Keivin (- Tbuis + 273)
tl = kastemperatuur in Keivin (= Tkas + 273) c = convectiecoëfficient (waarde - 5.37) emi = emissiecoëfficient (waarde =0.9) d51 = doorsnede van de buis (waarde - 0.051)
a51 = oppervlak van 1 meter buis (waarde = 0.1602857) 151 = aantal meter buis per m2 in kas 210 (waarde - 1.657) boltz = constante van boltz (waarde = 0.0000000567)
q50 - warmte-afgifte door straling q49 = warmte-afgifte door convectie
q51 - totale warmte-afgifte door de buizen in W per meter buis
q - totale warmte-afgifte door de buizen in KJ/m2/min De berekening van de branderstand gebeurt als volgt:
- De bufferinhoud van de ketel wordt gevuld als de brander aa^staat^ De warmte-afgifte door de brander (kleine vlam) - 2.15 KJ.m .min (Bij een temperatuurverschil van 1£.9 C tussen Tkas en Tbuis is er
een energieverbruik van 2.15 KJ.m . De ketelbuffer wordt dan nog
niet gevuld). 2
- Als de ketelbuffer vol is (- 100 KJ.m ) slaat de brander uit. De
C02-dosering stopt dan in behandeling 2 [rookg]
- Als de ketelbuffer door warmte-afgifte in de kas leeg is (0 jp) sl^at de brander aan. Er kan nu rookgas gedoseerd worden (7.2 g.m .uur ). - Op het momentgdat 's morgens de warmtevraag stopt kan de ketelbuffer
nog 100 KJ.m gevuld worden. De warmtevraag is gestopt op het moment
dat de warmtevraag lager is dan de warmteproduktie van de brander in de lage stgnd. Djt is bij een energieverbruik lager dan
2.15 KJ.m .min . Deze aanname mag maar eenmaal per dag worden gedaan!
Op momenten met warmtevraag zou in de behandelingen 2 tm 4 met een vaste stuurtijd (tot 1000 ppm) gedoseerd moeten worden. Een nadeel hiervan is echter dat in sommige afdelingen structureel wat meer of minder geventileerd kan worden, zodat de C02-concentratie verschillend is, met als gevolg dat de behandelingen niet meer goed vergelijkbaar zijn. Er is daarom voor het volgende systeen gekozen:
Op momenten met warmtevraag werd in 3 afdelingen van behandeling 2 [rookg], te weten 210B.1, 210B.7 en 210C.3 met een vaste stuurtijd van 92 seconden per 4 minuten C02 gedoseerd, tot de maximum concentratie van 1000 ppm. De gemiddelde concentratie die in deze afdelingen werd bereikt gold als setpoint voor de andere afdelingen waarin
"rookgas-C02" moest worden gedoseerd. 2.2.4 Meting C02~verbruik
Het C02-verbruik werd bepaald door de flow te vermenigvuldigen met de stuurtijd. Er werden twee soorten flowmeters gebruikt nl. de
standaardmeters (BROOKS INSTRUMENTS, type1FP-l/4-15-P-3/37, float
SS-14) met een flow van 50 tot 800 l.uur voor lucht en extra grote
flowmeters voor de optimalisatiebehandeling (BROOKS INSTRUMENTS, type FP-1/4-41-G-3/37, float SS-14) met een flow van 100 tot 2300 l.uur voor lucht.
Alle flowmeters zijn op twee data gecontroleerd m.b.v. een ijkflowmeter (ROTA, type L63/2400-11791, float TITAN). De controle geschiedde als volgt:
De doseerleidingen in de kas werden afgekoppeld en de ijkflowmeter werd achter de flowmeter in de kas gemonteerd. De te controleren flowmeter werd op het gewenste nivo afgesteld en de stand van de ijkflowmeter werd genoteerd. Daarna werd de doseerleiding weer
aangesloten en de flowmeter opnieuw op het gewenste nivo afgesteld. De gemeten waarden staan vermeld in bijlage Al.
Tussen de flowmeters zijn soms behoorlijke verschillen gemeten. Dit werd veroorzaakt door een afwijking van de flowmeters zelf en een fout bij het afregelen en aflezen. Voor het berekenen van het C02-verbruik is de gemiddelde stand van alle ijkflowmeters genomen, welke op 7 augustus werden gemeten.
kleine flowmeter = 6.89 mm 1
= 692.2 l.uur (lucht) = 566.3 l.uur (C02) = 1043.2 g.uur (C02)
grote flowmeter = 11.95 mm 1
- 1462 l.uur (lucht) = 1196.2 l.uur (C02) = 2203.3 g.uur (C02) Door verloop kan de stand van de flowmeter in de loop der tijd wijzigen, maar ook door verschil in voordruk, wat veroorzaakt wordt door de vulling van de voorraadtank (bij afname voorraad lagere druk) en de C02-vraag in andere kascomplexen. Om deze afwijkingen zoveel mogelijk te ondervangen werden de flowmeters in het begin dagelijks en later om de dag gecontroleerd en eventueel bijgesteld. Dit gebeurde vnl. 's morgens. Het is dus mogelijk dat de werkelijke flow iets lager is geweest dan verondersteld omdat de grootste C02-afname 's middags plaatsvindt, zodat de druk op het systeem dan wat lager kan zijn geweest.
2.3 Dataverzameling klimaatcomputer
De C02-concentratie werd iedere 4 minuten gemeten. Om het mogelijk te maken achteraf naberekeningen uit te voeren met het
optimalisatiemodel zijn de andere verzamelde gegevens ook per 4 minuten opgeslagen vanaf 12 augustus tm 24 oktober.
Ter controle van de berekening van de warmtevraag is naast de berekende buistemperatuur de gemeten buis van de aanvoer en retour geregistreerd. Van het kasklimaat is zowel de droge bol en de nattebol alswel het berekend vochtdeficit weggeschreven. Daarnaast is de C02-concentratie en de stuurtijd van de flowmeters weggeschreven.
Voor het berekenen van het ventilatieverlies is de raamstand aan de oost- en westkant opgeslagen. Gegevens van het buitenklimaat
(windsnelheid, windrichting en straling) werden als minuutwaarden weggeschreven.
Van de optimalisatiebehandelingen is de berekende C02-opname, het C02-verlies en de berekende C02-concentratie geregistreerd.
Verder is van de drie afdelingen waar tijdens warmtevraag met een vaste flow werd gedoseerd bijgehouden wat de berekende branderstand was, de warmte - inhoud van de ketel en of er wel of geen warmtevraag was. In bijlage A2 wordt een overzicht gegeven van de verzamelde data. 2.4 Gewas
De komkommerplanten van het ras Jessica werden op 20 juli gezaaid en op 12 augustus in de kas gezet. De plantafstand was 60 cm in de rij (1.3 pl.m ). In elke afdeling stonden 12 rijen van 6 planten, met in
de twee gevelrijen een plant extra (de planten in de gevelrijen waren van het witresistente ras Aramon). Totaal stonden er 74 planten per afdeling. De vier middelste rijen (24 planten) werden gebruikt om de oogst van bij te houden en planten uit de rijen daaromheen werden voor het labellen (zie paragraaf 2.5.5) of destructieve waarnemingen
Bij de gewasbescherming werd zoveel mogelijk gebruik gemaakt van biologische bestrijding (roofmijt tegen trips en sluipwesp tegen witte vlieg). Hiermee waren beide plagen goed in de hand te houden. Alleen tegen wit (echte meeldauw) moest regelmatig gespoten worden (vanaf halverwege de teelt eens in de week). Rupsen werden zoveel mogelijk met de hand verwijderd, maar aan het eind van de teelt moest er toch tegen gespoten worden. De laatste week was er veel uitval door
stengelbotrytus, zodat werd besloten de proef op 24 oktober te beëindigen.
2.5 Gewaswaarnemingen 2.5.1 Produkt ie
De eerste vruchten werden op 20 augustus geoogst, de laatste op 24 oktober. In het begin werd driemaal per week en later tweemaal per week geoogst. Hierbij werden alleen de vruchten van de 4 middelste rijen (24 planten) van een afdeling geregistreerd. Van de geoogste vruchten werd het aantal en gewicht van exportvruchten en binnenland bepaald. Van de stekvruchten werd alleen het gewicht gemeten.
2.5.2 Onderhoud
Ter controle van de berekende fotosynthese in het optimalisatiemodel en om de gegevens van de komkommerproef geschikt te maken voor de
verdere validatie van een fotosynthesemodel (Gij zen and ten Cate, 1988)
was het nodig dat al het gevormde materiaal werd verzameld en gesplitst in blad, stengel en vruchten. Hiervan was vooral van belang te weten uit hoeveel droge stof het bestond. Omdat het teveel werk was dit van alle afdelingen te verzamelen werd tot aan de start van de
behandelingen uit vier aselect gekozen afdelingen het materiaal uit de oogstrijen verzameld. Na het ingaan van de behandelingen werd het materiaal verzameld uit twee aselect gekozen herhalingen van iedere behandeling.
Tot de zevende oksel werden alle vruchtjes van de stam verwijderd en tevens werden alle baarden en botjes (ranken) van de hoofdstam
verwijderd. De twee hoofdranken werden op ± 1 m. afgekapt en een deel
van de zij rankjes werd aangehouden.
2.5.3 Destructieve waarnemingen
Bij het planten is van 10 planten het vers- en drooggewicht van stengel en blad bepaald, alsmede het bladoppervlak. Op 26 augustus, 17 september en 24 oktober (einde teelt) is van één plant per afdeling het vers- en drooggewicht bepaald van blad, stengel en vruchten en is het bladoppervlak bepaald.
2.5.4 Non-destructieve bepaling LAI
Het optimalisatiemodel gebruikt voor het berekenen van de
fotosynthese o.a. de LAI van het gewas. Deze dient gedurende de teelt regelmatig te worden bijgesteld. Bij de eerste plantslachting (26
augustus) is behalve het totale bladoppervlak ook van een aantal aparte bladeren het bladoppervlak en de bladbreedte gemeten. M.b.v. lineaire regressie is een verband uitgezet tussen het kwadraat van de
bladbreedte en het bladoppervlak. Bij een eerder proef bleek dit de best relatie te geven (Rijsdijk en anderen, 1989).
planten van elk blad de breedte te meten en dit m.b.v. de gevonden formule om te zetten in oppervlakte.
Instellingen LAI in optimalisatiemodel op 22 aug (begin proef) 1.7
op 3 sep 2 . 3
op 18 sep 2.36
2.5.5 Drogestofgehalte vruchten
Omdat het vermoeden bestond dat het drogestofgehalte van de komkommers onder invloed van C02 zou toenemen is op vier data een drogestofbepaling uitgevoerd van geoogste vruchten. De data waren 2 september, 26 september, 7 oktober en 21 oktober.
De vruchten werden bij 80 en 105 C gedroogd. 2.5.6 Uitgroeiduur vruchten
Vanaf het begin van de bloei zijn van 4 planten per afdeling alle bloemen gelabeld op het moment dat ze net geheel open waren. Per oogstdatum werd de uitgroeiduur en het gewicht van deze vruchten geregistreerd, zodat later een grafiek gemaakt kon worden van het verloop in uitgroeiduur per behandeling en een inschatting gemaakt kon worden van de plantbelasting (voor een nauwkeurige bepaling van de plantbelasting is de drogestoftoename van de vruchten tijdens de uitgroeiduur nodig).
3. RESULTATEN
3.1 Gerealiseerd klimaat 3.1.1 Temperatuur
In bijlage A3 is een tabel gegeven met de gemiddelde temperatuur die in iedere afdeling per week is bereikt, hierbij is een opsplitsing gemaakt naar etmaal en de periode tussen 10:00 en 16:00 uur.
Uit deze bijlage blijkt dat over de gehele periode de klimaatregeling goed heeft gefunktioneerd, want over een week gezien is het verschil in temperatuur tussen de behandelingen steeds kleiner dan 0.1 C. Dit geldt zowel voor het etmaal als het dagdeel.
3.1.2 Luchtvochtigheid
Evenals de temperatuur is het gemiddeld vochtdeficit per week in een tabel gezet (bijlage A4). Ook hierbij blijkt er geen structureel verschil tussen de behandelingen te zitten, zowel over het etmaal als in de periode van 10:00 tot 16:00 uur.
3.1.3 CO^-nivo
In bijlage A5 staat het weekverloop van de gemiddelde
C02-concentratie per afdeling weergegeven, op momenten van warmtevraag, bij geen warmtevraag en tussen 10:00 en 16:00 uur.
De gemiddelde concentratie stijgt van het begin tot het eind van de proef. Dit komt omdat de dagen korter werden en het weer donkerder, zodat er meer momenten met warmtevraag waren en minder verlies aan C02 door ventilatie.
Op momenten met warmtevraag werd in behandeling 2 [rookg], 3 [prakt] en 4 [opti] op eenzelfde wijze gedoseerd (zie paragraaf 2.2.3). De bereikte concentratie zou daarom voor deze behandelingen tijdens warmtevraag gelijk moeten zijn. Dit blijkt te kloppen voor de behandelingen 2 en 3. Bij behandeling 4 is de concentratie echter gemiddeld steeds iets hoger.
In bijlage A6 is het dagverloop van de C02-concentratie te zien per behandeling, waarbij de concentraties gemiddeld zijn over een week (de concentratie om 10:00 uur is dus het gemiddelde van 7 uurwaarden). In week 33 werd niet gedoseerd. Het concentratieverloop van alle vier de behandelingen ligt mooi gelijk.
In week 34 en 35 begint de C02-concentratie met een piek die snel verdwijnt. Dit wordt veroorzaakt door een korte tijd met warmtevraag. De hoogte van de piek ligt voor beh. 2, 3 en 4 gelijk. Ondanks de grotere flowmeter in behandeling 4 schiet de dosering hier dus niet door. Duidelijk is te zien dat de gerealiseerde C02-concentratie van beh.4 ver boven de ander behandelingen uitsteekt. T.o.v. de
praktijkregeling berekent de optimalisatie veel hogere concentraties. Dat de waarden die berekent zijn worden gerealiseerd blijkt uit bijlage A7, waar o.a. dagverlopen zijn uitgezet van de berekende en gemeten C02-concentratie van de optimalisatiebehandeling op zonnige en bewolkte dagen.
3.2 C02-verbruik
In bijlage A9 is in figuur 1 en 2 het C02-verbruik per week weergegeven van alle 4 de behandelingen. In bijlage AIO staat voor behandeling 2 tm 4 (verbruik beh.l is nul) per week het verbruik gegeven. In onderstaand tabel is het totaal C02-verbruik per behandeling gegeven. De dosering tijdens warmtevraag zou voor
behandeling 2 tm 4 gelijk moeten zijn. De dosering bij behandeling 4 was echter duidelijk hoger.
.2 Tabel 1. Totaal CO^-verbruik bij wel en geen warmtevraag in kg.m
warmtevraag geen warmtevraag
herh. beh.1 beh.2 beh.3 beh.4 beh.1 beh.2 beh.3 beh.4
1 0.0 3.4 2.6 4.3 0.0 0.5 0.5 3.7 2 0.0 2.8 3.3 5.0 0.0 0.4 0.6 4.4 3 0.0 3.1 3.3 4.9 0.0 0.4 0.6 3.8 4 0.0 2.8 3.5 4.0 0.0 0.4 0.9 4.3 5 0.0 2.9 2.7 3.9 0.0 0.4 0.5 3.8 6 0.0 3.2 4.0 6.2 0.0 0.5 1.4 5.4 gem. 0.0 3.0 3.2 4.7 0.0 0.4 0.7 4.2 3.3 Gewas 3.3.1 Generatieve produktie
Een statistische verwerking van de gegevens van de totale oogst staat gegeven in bijlage BI. In bijlage B2 is in twee figuren het cumulatief produktieverloop van de 4 behandelingen gegeven. In een tabel is de produktie over de gehele teelt gegeven. Bij de totale
produktie in kg.m is te zien dat de produktie toeneemt bij een hogere
C02-dosering. Alleen tussen behandeling 2 en 3 is geen significant verschil. Voor het aantal vruchten (export + binnenland) geldt hetzelfde. Tussen behandeling 2 en 3 is het verschil bij 95% betrouwbaarheid net niet significant.
De C02-dosering had op het percentage binnenland en stek geen invloed. Beiden vertoonden geen significante verschillen. De C02 had wel een duidelijke invloed op het gemiddeld vruchtgewicht. Deze was groter bij een hogere C02-dosering. Ook hier is het verschil tussen behandeling 2 en 3 niet significant (en ook niet oplopend in de reeks).
Figuur 1 en 2 in bijlage BI laten zien dat de behandeling met de hoogste C02-dosering al direkt een verschil in produktie gaf. De andere behandelingen begonnen na twee weken verschillen te geven.
3.3.2 Drogestofgehalte vruchten
In bijlage B3 zijn de resultaten te zien van de vier bepalingen van het drogestofgehalte van oogstbare vruchten. De vruchten zijn zowel bij 80 als 105 C gedroogd. Uit de resultaten blijkt dat het gevonden
drogestofgehalte vrij sterk afhangt van de temperatuur waarbij en de tijd dat gedroogd wordt. Bij de eerste drogestofbepaling werden de vruchten eerst bij 80 C gedroogd en na 7 dagen gewogen. Daarna werd de ene helft van de vruchten verder gedroogd bij 80 C en de andere helft bij 105 C. Verder drogen bij 80 C gedurende nog eens zeven dagen zorgde voor een verdere gewichtsafname van 1.5 % (relatief). Verder drogen bij 105 C zorgde voor een verdere gewichtsafname van ruim 6% (relatief).
Het gemiddelde drogestofgehalte van de 4 behandelingen, gedroogd bij 105 C was voor de vier data:
Er is geen effect van de behandelingen te zien op het
drogestofgehalte. Opvallend is het lage drogestofgehalte op 07-10 en de grote spreiding bij de bepaling aan het einde van de teelt op 21-10. 3.3.3 Plants lachtingen
In bijlage B4 staan de gegevens die bij de plantslachtingen op 4 data zijn verzameld. Het versgewicht van het blad is bij de
behandelingen met hoog C02 gemiddeld wat hoger dan die met laag C02. De verschillen zijn echter niet significant. Bij het versgewicht van de stengel is hetzelfde waar te nemen. Het totaal versgewicht van de vruchten van de vruchten die nog aan de planten hingen is zeer
uiteenlopend. Als een vrucht net wel of net niet is geoogst dan geeft dit een groot verschil in het giwicht. De cijfers geven dus geen duidelijk beeld van de belasting van de plant. Voor het drooggewicht van de verschillende plantedelen geldt hetzelfde als hierboven voor het versgewicht is vermeld.
Het drogestofgehalte van de bladeren vertoont de eerste drie
slachtingen geen behandelingseffect. Alleen op de laatste slachtdatum is het drogestofgehalte van [opti] significant lager dan dat ven [geen]. Het drogestofgehalte van de stengel geeft over de hele proefperiode geen behandelingseffect te zien.
Het drogestofgehalte van de vruchten is afhankelijk van de gemiddelde uitgroei van de vruchten, daar de vruchten bij het
uitgroeien en groter watergehalte krijgen. Dit is terug te vinden in de trend dat bij een hoger versgewicht aan vruchten het drogestofgehalte wat lager is.
De leaf area index (LAI) vertoont een duidelijke positieve lijn in de richting van een hogere C02-dosering bij de eerste en de laatste slachting. Bij de twee slachtingen midden in de teelt is geen verschil
aantoonbaar. 2
De specific leaf area (SLA) is het aantal cm per g drooggewicht van het blad. Dit is een maat voor de dikte van het blad (bij een gelijk drogestofgehalte van het blad). Alleen bij de laatste plantslachting blijkt dit een positieve lijn te geven in de richting van een hogere C02-dosering en een significant verschil tussen [opti] en [geen]. Het drogestofgehalte van het blad is niet significant verschillend, zodat geconcludeerd kan worden dat de optimatisatiebehandeling dunner blad had.
3.2.4 Non-destructieve bepaling LAI
Bij een eerdere komkommerproef (Rijsdijk en anderen, 1989) bleek er een goede relatie te bestaan tussen de breedte van een komkommerblad en het oppervlak. Daarom zijn bij de eerste plantslachting van 134
bladeren apart het oppervlak en de bladbreedte bepaald. Via lineaire regressie is hiertussen het volgende verband gevonden:
datum gemiddeld drest% lsd =0.05
02-09 3.09 26-09 2.92 07-10 2.68 21-10 3.01 0.18 0.21 0.17 0.46
opp - 12.77 + 0.71189 * (breedte)^
2
opp = bladoppervlakte (cm ) breedte = bladbreedte (cm)
Zowel voor kleine als voor grote bladeren bleek deze relatie goed te kloppen (zie figuur 3). De lijn kwam voor 98.2 % overeen met de gemeten
punten . B'.sdoope^v'.arce '0 : 20 • A • • / * > ,1 . • 40 r 20 r ° r L
/
0 20 4 0 60 80 100 120 U0 ! 60 . 1 0 bladbreedte-kwadrsatFiguur 3. Relatie bladoppervlakte en bladbreedte
Op 3 september werd bij beh.4 [opti] van één plant per herhaling de bladbreedte van alle bladeren opgemeten en werd hieruit de LAI berekend (zie tabel 2).
Tabel 2. Berekende LAI van optimalisatiebehandeling op 03-09-1991
herh.1 herh.2 herh.3 herh.4 herh.5 herh.6 gemiddeld
2.27 1.97 2.22 1.86 1.71 1.76 1.96
3.3.5 Gewasonderhoud
Bij het onderhoud van het gewas werden regelmatig plantedelen
weggehaald. Om een goede indruk te houden van de totale
biomassaproduktie en de verdeling naar de verschillende plantedelen is vôôr de start van de behandelingen van 4 aselect gekozen afdelingen elke keer het weggehaalde materiaal verzameld en gescheiden in
bladeren, stengels (incl. baarden) en vruchten. Hiervan is de eerste en tweede keer zowel het vers- als drooggewicht bepaald. Omdat er al wat dood materiaal bij zat had het bepalen van het versgewicht later geen zin meer. Na de start van de behandelingen werd aselect van 2
herhalingen per behandeling het materiaal verzameld. De verzamelde gegevens staan in bijlage B5.
3.3.6 Vegetatieve produktie
M.b.v. de gegevens van het gewasonderhoud (paragraaf 3.3.5) en van de plantslachtingen (paragraaf 3.3.3) is het verloop van de vegetatieve produktie van het gewas bepaald. Bij het gewasonderhoud is niet altijd het versgewicht van het materiaal bepaald. Dit gegeven is teruggerekend uit het drooggewicht en het drogestofgehalte wat bij de
plantslachtingen werd gevonden.
Het verloop van droog- en versgewicht is uitgezet in de figuren 1 en 2 in bij lage B6.
3.3.7 Gewasbeoordeling
Om te zien of er onder invloed van C02 zichtbare veranderingen aan het gewas ontstonden is er op 8 oktober door twee personen een visuele beoordeling van het gewas uitgevoerd. Hierbij werden de volgende
onderdelen beoordeeld:
- Aantasting door meeldauw (wit) 0=geen, 10=veel aantasting
- Kleur van het gewas 0=zeer licht, 10=zeer donker
- Dichtheid van het gewas 0=zeer schraal, 10=zeer dicht
- Verdroogde bladranden 0=zeer weinig, 10=zeer veel
De uitkomst van de beoordeling staat in bijlage B8. Bij geen van de onderdelen werd een significant verschil tussen de behandelingen
waargenomen.
3.3.8 Uitgroeiduur vruchten
In bijlage B9 is in figuur 1 het verloop van de uitgroeiduur over de teeltperiode uitgezet. De uitgroeiduur neemt toe van 5 dagen voor de eerste vruchten tot meer dan 18 dagen voor de laatst geoogste vruchten. Uit de figuur is duidelijk te zien dat de uitgroeiduur afneemt bij een hogere C02-dosering. Zowel in het begin van de teelt (bij een korte uitgroeiduur) als aan het einde van de teelt (bij een lange
uitgroeiduur) wordt de uitgroei van de vruchten bij de optimalisatie t.o.v. niet doseren met ongeveer 1 dag verkort.
De plantbelasting (in aantal vruchten per plant) neemt gedurende de teelt ook sterk toe. Ondanks de snellere uitgroeiduur bij de
optimalisatie blijkt de plantbelasting ook hier hoger te zijn.
Bij een hogere C02-dosering hangen er dus meer vruchten aan de plant, die ook sneller uitgroeien.
4. DISCUSSIE 4.1 Klimaat
4.1.1 Luchtvochtigheid
Bij een hoge C02-concentratie sluiten de huidmondjes iets (Nederhoff en Rijsdijk, 1990), waardoor de verdamping wat wordt geremd. Dit heeft een invloed op de luchtvochtigheid in de kas. Blijkbaar was het
verschil in C02-concentratie niet groot genoeg en/of het ventilatievoud te hoog om een verschil in luchtvochtigheid te creëren o.i.v. de
verschillende C02-nivo's. 4.1.2 C02-nivo
Opvallend is dat de C02-concentratie in behandeling 1 [geen] niet of nauwelijks onder de 350 ppm daalt, terwijl in de praktijk bij zonnig weer de C02-concentratie tot 150 ppm weg kan zakken als er in het
geheel niet wordt gedoseerd. Wellicht vind dit verschil zijn oorzaak in het feit dat er in de klimaatkas slechts kleine afdelingen zijn waarin de lucht zich beter opmengt, zodat de concentratie binnen het gewas (waar het aanzuigpunt hangt) niet zo ver daalt. Er kan ook lekkage zijn
opgetreden van naburige afdelingen (via gevels en luchtramen) of vanuit de corridor. Om te voorkomen dat de C02-concentratie in de corridor op zou lopen werd deze continu gelucht.
In behandeling 4 [opti] bleek de gerealiseerde C02-concentratie het berekent nivo goed te volgen. Dit blijkt uit de figuren in bijlage A8. Hierin staat voor enkele zonnige en bewolkte dagen o.a. het verloop van de berekende en gemeten C02-concentratie. De optimalisatiebehandeling berekende wel af en toe lagere concentraties dan werd gerealiseerd. Zoals hierboven reeds is vermeld daalde de concentratie in de
afdelingen niet zoals mocht worden verwacht na het stoppen van de dosering.
Bij geen warmtevraag werd in behandeling 2 geen C02 meer gedoseerd. In behandeling 3 werd afhankelijk van de raamstand gedoseerd en in behandeling 4 afhankelijk van de door het optimalisatieprogramma berekende concentratie.
Het C02-nivo van behandeling 2 zou in principe gelijk moeten zijn aan dat van behandeling 1. Dit blijkt niet altijd het geval te zijn. Dit valt te verklaren doordat in behandeling 1 de gehele dag niet wordt gedoseerd. Bij behandeling 2 stopt de dosering als er geen warmtevraag meer is. De concentratie in de afdeling zal dan langzaam zakken naar het nivo van behandeling 1. Dus na het moment van stoppen met doseren blijft de concentratie bij behandeling 2 nog een tijd boven die van behandeling 1.
De concentratie die bij behandeling 3 werd bereikt ligt niet ver van die van behandeling 2 vandaan. Dit komt omdat vooral in de eerste weken vrij veel werd gelucht, waardoor de berekende C02-concentratie van behandeling 3 al snel richting 350 ppm ging.
4.2 C02-verbruik
Behandeling 2 [rook] zou bij geen warmtevraag geen C02 mogen doseren. Dat hier toch een getal boven de nul staat komt omdat de dosering eens in de 4 minuten werd berekend, terwijl de bepaling of er wel of geen warmtevraag was elke minuut werd uitgevoerd. Hierdoor was er soms kort tijd een dosering op momenten zonder warmtevraag.
beïnvloed zijn door de traagheid van de regeling. Bij verdere evaluatie is hiermee echter geen rekening gehouden. Het gemeten verbruik bij geen warmtevraag wordt dus geheel toegeschreven aan de C02-vraag op basis van de raamstandafhankelijke regeling.
Het C02-verbruik in de behandeling 4 [opti] was bij warmtevraag veel hoger dan het verbruik in behandeling 2 en 3. De oorzaak hiervan is waarschijnlijk weer gedeeltelijk te vinden in het feit dat de dosering eens in de 4 minuten werd berekend en het moment van warmtevraag elke minuut. Door de grote doseercapaciteit bij de optimalisatiebehandeling geeft dit ook een duidelijk verschil in het C02-verbruik. Daarnaast zal ook de traagheid in de regeling een effect hebben gehad (bij een naar het nieuwe setpoint toe).
Het verbruik bij geen warmtevraag bleek in werkelijkheid veel hoger te liggen dan door het optimalisatiemodel was berekend (zie bijlage AIO). Dit verschil kan door enkele oorzaken zijn ontstaan.
Om de oorzaak te vinden is voor twee bewolkte en twee zonnige dagen het gemeten en berekend C02-verbruik in beeld gebracht (bijlage A7), met daarnaast de berekende (optimum) en gerealiseerde concentratie. Op de zonnige dagen, als er geen warmtevraag is blijkt de berekende en gemeten C02-concentratie goed overeen te komen, terwijl het berekend verbruik ver onder de meting ligt. Dat het verschil tussen gemeten en berekend C02-verbruik niet aan het verschil tussen de gemeten en berekend C02-concentratie ligt blijkt uit de figuren in bijlage A8. Voor zowel het gemeten als berekend C02-nivo is hier het berekend C02-verbruik in beeld gebracht. Het berekend verbruik ligt ver onder het gemeten verbruik.
In bijlage All is het berekende C02-verbruik uitgezet tegen het gemeten verbruik voor de momenten zonder warmtevraag. De punten waarbij gemeten of berekend verbruik nul zijn zijn uit de grafiek gelaten. Bij een hoog gemeten verbruik wordt het berekend verbruik in de meeste gevallen onderschat. Deze bevinding wordt bevestigd door metingen van het ventilatieverlies die in Engeland zijn uitgevoerd (Fernändez and Bailey, 1992).
Een klein deel van het verschil in berekend en gemeten verbruik kan verklaard worden uit het drukverlies in de doseerleiding van zuivere C02 op momenten dat er veel vraag is (zie paragraaf 2.2.4).
Het verschil in gemeten en berekend verbruik is verder ook nog veroorzaakt door het feit dat de C02-concentraties in het experiment niet of nauwelijks onder de buitenwaarde uitkwamen, terwijl in het optimalisatieprogranuna wel concentraties onder de buitenwaarde werden berekend, hetgeen gepaard gaat met een negatief C02-verbruik. In het totaal C02-verbruik, zoals dat in tabel 3 staat zijn deze waarden meegenomen. Als de negatieve waarden niet worden meegerekend dan komt het totaal berekend verbruik bij geen warmtevraag a.d.h.v. berekend
C02-nivo op 1244 g.m en a.d.h.v. gemeten C02-nivo op 2272 g.m
Deze waarden liggen nog steeds ver onder het gemeten verbruik.
Het C02-verbruik werd in de optimalisatieroutine berekend uit het verschil tussen de C02-concentratie binnen en buiten. Indien de gemeten buitenconcentratie hogere zou zijn dan de werkelijke waarde, dan zou dit een onderschatting van het verbruik geven.
Naberekening met het optimalisatiemodel gaf als resultaat dat het C02-verbruik 7.5 % zou worden onderschat bij een meting van de
buitenconcentratie die 10 ppm te hoog is. Een verder afwijking van de meting lijkt onwaarschijnlijk gezien de nauwkeurigheid van de meting .(zie paragraaf 2.2.2) en het feit dat de meter vôôr het experiment is
geijkt.
Een ander punt waardoor het berekend verbruik kan zijn onderschat is het feit dat in de berekening van het ventilatieverlies de
lekventialatie op nul is gesteld. Dit is gedaan omdat de afdelingen in kas 210 nauwelijks lekken en omdat het grootste deel van de lekkage naar de naburige afdelingen of de corridor is, waarin de
C02-concentratie niet gelijk is aan die van de buitenlucht.
Met het optimalisatiemodel is een naberekening uitgevoerd waarin het lekventilatieverlies wordt meegerekend volgens de formule van de Jong (1990) :
FLEAK = ((NUMWIN*2*L0*H0)/GRAREA)*0.0005*WINDSP
waarin: NUMWIN = aantal ramen aan één ^ijde van de kas GRAREA = grondoppervlak kas m^
WINDSP = windsnelheid in m.s L0 = lengte van een raam in m HO = hoogte van een raam in m Dit leverde een 8 % hoger berekend verbruik op.
In bijlage AIO is het berekend en gemeten C02-verbruik per week gegeven voor behandeling 3 [prakt] en 4 [opti].
Het totale verbruik over de gehele teeltperiode is in onderstaande tabel gegeven.
Tabel 2. Gemeten en met optimalisati^model berekend totaal C02-verbruik behandeling 3 [prakt] (g.m )
gemeten verbruik
herhaling warmtevraag geen warmtevraag
berekend verbruik
warmtevraag geen warmtevraag
1 2616 509 1254 1049 2 3268 630 1311 1087 3 3265 595 1328 978 4 3492 852 1336 905 5 2683 498 1244 964 6 3962 1361 1241 1016 gemiddeld 3214 741 1286 1000
Tabel 3. Gemeten en met optimalisatiemodel berekend totaal C02-verbruik behandeling 4 [opti] (g-m )
berekend verbruik berekend verbruik
gemeten verbruik adhv ber. C02-nivo adhv gem. C02-nivo
herh. warmte geen warmte warmte geen warmte warmte geen warmte
1 4265 3726 1699 1152 1729 2239 2 4956 4394 1687 1157 1687 2232 3 4946 3752 1663 1151 * * 4 3978 4260 1802 1151 * * 5 3859 3806 1730 1175 * * 6 6150 5425 1645 1161 * * gem. 4692 4227 1705 1158 1708 2235
4.3 Berekende en gemeten produktie biomassa
Voor behandeling 3 [PRAKT] en behandeling 4 [OPTI] is met het optimalisatieprogramma achteraf nogmaals de netto fotosynthese en het C02-verlies berekend aan de hand van het gerealiseerde klimaat.
In het programma wordt uitgegaan van een assimilatenverdeling van 70% naar de vruchten en 30% naar de overige gewasdelen. Uit de slachtingen blijken de vruchten een drogestofgehalte van gemiddeld 3% te hebben en de stengels en bladeren ongeveer 9%. M.b.v. deze gegevens is de
cumulatieve drogestof- en versproduktie teruggerekend. De gegevens staan in bijlage B7.
Als deze gegevens worden vergeleken met het gemeten verloop van de vegetatieve produktie (bijlage A6), dan blijkt dat de afwijking gering is. De fotosynthese van het gewas wordt dus op langere termijn vrij goed gesimuleerd.
4.2 Financieel resultaat C02-behandelingen
Aan de hand van de produktie en het C02-verbruik is het financieel resultaat van de behandelingen in vergelijking met behandeling 1 [geen] bepaald. De produktie is per week vermenigvuldigd met de gemiddelde veilingprijs per week tussen 1985-1990. In bijlage Cl is in een figuur
het verloop van de prijs gegeven. ^
Voor de C02 is een prijs van 25 ct.kg genomen. In bijlage C2 is het cumulatief verloop van de kosten en baten uitgezet voor behandeling 2 tm 4 t.o.v. behandeling 1 [geen]. Bij alle behandelingen zijn de opbrengsten hoger dan de opbrengsten. In Bijlage C3 is het netto resultaat (opbrengsten - kosten) van behandeling 2 tm 4 t.o.v. behandeling 1 [geen] gegeven. Beide behandelingen met aanvullende dosering [prakt] en [opti], leveren t.o.v. alleen rookgasdosering een hoger netto resultaat. Behandeling 3 blijkt uiteindelijk het hoogste netto resultaat op te leveren. De oorzaak van het achterblijven van de optimalisatie wordt in paragraaf 4.1.3 beschreven.
5. CONCLUSIES Gewas
Van de C02 dosering bleek het gewas geen negatieve gevolgen te ondervinden. De produktie werd zowel hoger in aantal als gemiddeld vruchtgewicht bij meer C02-dosering.
C02
De regeling van het C02-gehalte bleek goed te gaan, maar de bereikte concentratie was bij geen dosering aan de hoge kant. Waardoor dit wordt veroorzaakt is niet geheel duidelijk. Het verlies aan C02 door
ventilatie bleek door de ventilatieformule in het optimalisatiemodel te worden onderschat. Hierdoor was het uiteindelijk netto resultaat van de optimalisatie lager dan dat van de praktijkregeling (beh. 3). Het
optimalisatiemodel zal hierop eerst aangepast moeten worden voordat een nieuwe test kan worden uitgevoerd. Wellicht is herberekening van het C02-verbruik afdoende, met behulp van de data die in deze proef zijn verzameld en toepassing van de door Fernandez en Bailey (1992) gevonden regressielijn voor ventilatie. Deze formule is echter ook slechts
gevalideerd tot een maximale raamopening van 40 % aan de lijzijde. De vegetatieve en generatieve produktie blijkt door het
fotosynthese- deel behoorlijk te zijn berekend. De eventuele fout die hier nog in kan zitten zal nauwelijks van invloed zijn op het bepalen van de optimale concentratie (Batta, 1990)
6. LITERATUUR
Batta, L, 1990. Implementatie van een fotosynthesemodule in een klimaatcomputer t.b.v. C02-optimalisatie. verslag 194, vakgroep
tuinbouwplantenteelt, LUW.
Challa, H. and A.H.C.M. Schapendonk, 1986. Dynamic optimalization of the C02 concentration in relation to climate control in greenhouses. In: H.Z. Enoch and B.A. Kimball (eds.). Carbon dioxide enrichment of greenhouse crops. Volume I, Status and C02 sources. CRC Press Inc., Boca Raton, Florida, 181 p.; 147-160
Fernandez, J.E. and B.J. Bailey, 1992. Measurement and prediction of greenhouse ventilation rates. Agr. and Forest meteorology,
58: 229-245
Gij zen, H. and J.A. ten Cate, 1988. Prediction of the response of
greenhouse crop photosynthesis to environmental factors by integration of physical and biochemical models.
Acta Hort. 229: 251-258
Nawrocki, K.R., 1985. IMAG, rapport 73.
Nederhoff, E.M., 1988, Dynamic optimization of the C02 concentration in greenhouses: an experiment with cucumber (Cucumis sativus L.). Acta Hort. 229: 341-348
Nederhoff, E. en T. Rijsdijk, 1990. C02-doseren in de zomer (2). C02 kan verdamping teveel bëinvloeden. Groenten en Fruit, 4 mei: 28-29 Rijsdijk, A.A., E.M. Nederhoff en A.N.M. de Koning, 1990. Ontstaan van
kort blad in de zomer bij tomaat. Verslag van proef in zomer 1990 in kas 210. PTG, Intern verslag nr.66
Rijsdijk, Ton, Elly Nederhoff en Freek Steider, 1989. Optimalisatie C02-dosering; vergelijking optimalisatieprogramma met diverse praktijkregelingen. PTG, Intern verslag nr.4
BIJLAGE Al. Controle flowmeters kas 210 met behulp van geijkte flowmeter
Controle OP 18 juni 1991 Controle op 7 augustus 1991
Afd. nivo (%) aflezine (mm) Afd. nivo (%) aflezi
1 100 75 1 90 68 2 100 75 2 90 68 3 50 119 3 50 120 4 100 75 4 90 69 5 50 123 5 50 120 6 100 76 6 90 69 7 100 73 7 90 68 8 100 72 8 90 70 9 100 74 9 90 68 10 100 77 10 90 70 11 50 123 11 50 117 12 100 74.5 12 90 70 13 100 74 13 90 67.5 14 100 75 14 90 68.5 15 100 74 15 90 68 16 50 121 16 50 120 17 100 75 17 90 68.5 18 50 125 18 50 122 19 100 74 19 90 68.5 20 100 75 20 90 68 21 50 121 21 50 118 22 100 77 22 90 70 23 100 75.5 23 90 68 24 100 76 24 90 69
gemiddelde stand klein - 74.8 mm gemiddelde stand klein = 68.9 mm gemiddelde stand groot = 122 mm gemiddelde stand groot - 119.5 mm De stand van de flowmeter (mm) is niet lineair met de flow (q in l.uur ^ lucht). Aan de hand van de bij de meter geleverde ijktabel is een
regressielijn berekend tussen stand en flow, welke binnen het gebied van 54.6 - 140.6 voor 100 % fit.
q - 12.102*mm + 0.01651*mm2 - 220
-1 -1
De flow (q) in l.uur lucht kan worden omgerekend naar l.uur C02 door
BIJLAGE A2. Verzamelde data van klimaatcomputer
Van onderstaande files zijn de gegevens als gemiddelden per 4 minuten weggeschreven, behalve de file TRH91210BWEEG.DAT. Hierin staan de gegevens per minuut.
Standaard zijn de gegevens met 10 vermenigvuldigd. Filename TRH91210*BERBUIS.DAT TRH91210*GEMBUIS.DAT TRH91210*RETBUIS.DAT TRH91210*RAAMO.DAT TRH91210*RAAMW.DAT Inhoud
berekende buis afd. 1-8
temperatuur verwarmingsnet afd. 1-temperatuur retournet afd. 1-8 stand luchtramen oost afd. 1-8 stand luchtramen west afd. 1-8
Eenheid °C °C TRH91210*NB.DAT TRH91210*DB.DAT TRH91210*VOCHTDEF.DAT TRH91210*C02.DAT TRH91210*STUUR.DAT TRH91210* OPT.DAT TRH91210B_KET.DAT | TRH91210C_KET.DAT | nattebol-temperatuur afd. 1-8 qC drogebol-temperatuur afd. 1-8 C
berekend vochtdeficit afd. 1-8 Kpa
gemeten C02-concentratie afd. 1-8 ppm
stuurtijd flowmeters s/4min
voor twee afdelingen:
CVFENT (C02-verlies door ventilatie) g/m2/uur VENTV (berekende ventilatiesnelheid) m3/m2
FGROS (bruto fotosynthese) g/m2/uur
FNET (netto fotosynthese) g/m2/uur
PRIJSKK (kk-prijs waarmee wordt gerekend) ct
0PT_C02 (berekende opt. C02-conc.) ppm
ketelwarmte (branderstand) w/m2/uur
ketelbuffer (warmte-inhoud ketel) KJ/m2
ketelstand 1 of. 0
TRH91210C_KET_DOS.DAT
TRH91210BWEEG.DAT * staat voor A, B en C
voor 3 afdelingen gemiddeld: ketelstand gemiddelde C02-concentratie weegschl weegsch2 1 of 0 ppm g g
BIJLAGE A3. Gerealiseerde kastemperatuur, gemiddeld per week Gemiddeld over etmaal
HERH 1 2 3 4 5 6 gem. WK BEH 33 geen 23.17 23.59 23.39 23.52 23.46 23.61 23.46 rookg 23.39 23.70 23.38 23.60 23.66 23.51 23.54 prakt 23.28 23.49 23.67 23.76 23.47 23.66 23.55 opt 23.40 23.54 23.54 23.55 23.56 23.85 23.58 34 geen 23.26 23.69 23.53 23.61 23.60 23.68 23.56 rookg 23.60 23.80 23.49 23.70 23.76 23.60 23.66 prakt 23.38 23.60 23.84 23.93 23.53 23.86 23.69 opt 23.56 23.59 23.62 23.65 23.65 23.86 23.66 35 geen 23.37 23.80 23.65 23.69 23.67 23.79 23.66 rookg 23.64 23.90 23.58 23.85 23.86 23.71 23.76 prakt 23.47 23.74 23.80 24.06 23.63 24.00 23.78 opt 23.64 23.70 23.75 23.76 23.75 24.02 23.77 36 geen 22.79 23.29 23.06 23.14 23.13 23.23 23.11 rookg 23.06 23.33 22.99 23.27 23.30 23.13 23.18 prakt 22.98 23.20 23.25 23.41 23.06 23.34 23.21 opt 23.00 23.16 23.19 23.22 23.18 23.53 23.23 37 geen 22.66 23.17 22.93 23.02 23.03 23.14 22.99 rookg 22.97 23.21 22.85 23.14 23.17 23.04 23.07 prakt 22.86 23.09 23.19 23.33 22.94 23.25 23.11 opt 23.01 23.03 23.05 23.10 23.08 23.39 23.11 38 geen 20.14 20.50 20.28 20.59 20.34 20.37 20.37 rookg 20.56 20.63 20.29 20.46 20.48 20.36 20.46 prakt 20.20 20.42 20.42 20.76 20.28 20.38 20.41 opt 20.34 20.50 20.62 20.38 20.28 20.28 20.40 39 geen 20.13 20.46 20.22 20.57 20.31 20.38 20.35 rookg 20.51 20.59 20.26 20.46 20.50 20.38 20.45 prakt 20.19 20.42 20.38 20.70 20.28 20.37 20.39 opt 20.34 20.48 20.60 20.34 20.26 20.24 20.37 40 geen 20.26 20.62 20.36 20.66 20.44 20.49 20.47 rookg 20.67 20.74 20.40 20.60 20.61 20.50 20.59 prakt 20.31 20.56 20.54 20.80 20.36 20.51 20.51 opt 20.48 20.66 20.73 20.50 20.39 20.36 20.52 41 geen 20.25 20.66 20.41 20.68 20.50 20.54 20.51 rookg 20.73 20.73 20.40 20.60 20.65 20.55 20.61 prakt 20.36 20.57 20.60 20.79 20.39 20.57 20.55 opt 20.49 20.62 20.73 20.56 20.46 20.40 20.54 42 geen 20.13 20.50 20.23 20.60 20.33 20.42 20.37 rookg 20.56 20.62 20.28 20.48 20.50 20.42 20.48 prakt 20.21 20.46 20.41 20.73 20.33 20.44 20.43 opt 20.36 20.48 20.63 20.43 20.29 20.26 20.41 43 geen 20.21 20.56 20.32 20.64 20.42 20.41 20.43 rookg 20.64 20.67 20.34 20.52 20.53 20.45 20.52 prakt 20.30 20.47 20.47 20.76 20.38 20.47 20.48 opt 20.39 20.54 20.60 20.46 20.40 20.34 20.47
Gemiddeld over de dag (10:00-16:00 uur) HERH 1 2 3 4 5 6 gem. WK BEH 33 geen 23.56 23.92 23.76 23.91 23.82 23.96 23.82 rookg 23.70 23.99 23.78 23.93 24.07 23.81 23.88 prakt 23.62 23.78 23.92 23.92 23.89 23.94 23.84 opt 23.79 23.99 23.90 23.93 24.01 23.91 23.92 34 geen 23.01 23.36 23.22 23.32 23.29 23.33 23.25 rookg 23.13 23.47 23.20 23.31 23.47 23.24 23.30 prakt 23.03 23.23 23.34 23.36 23.30 23.31 23.26 opt 23.18 23.36 23.26 23.30 23.42 23.25 23.30 35 geen 23.97 24.10 24.04 24.10 24.09 24.03 24.05 rookg 23.99 24.18 24.06 24.01 24.21 24.01 24.08 prakt 23.88 24.04 24.15 24.05 24.13 24.03 24.05 opt 23.97 24.15 24.07 24.04 24.19 24.04 24.08 36 geen 23.53 23.99 23.75 23.85 23.94 23.95 23.84 rookg 23.81 23.97 23.74 23.90 24.07 23.84 23.89 prakt 23.68 23.88 23.99 23.85 23.92 23.97 23.88 opt 23.86 23.90 23.88 23.93 24.05 23.96 23.93 37 geen 22.39 22.72 22.53 22.62 22.70 22.72 22.61 rookg 22.66 22.77 22.53 22.63 22.85 22.58 22.67 prakt 22.49 22.70 22.70 22.62 22.70 22.72 22.65 opt 22.66 22.65 22.61 22.59 22.80 22.70 22.67 38 geen 19.95 20.46 20.14 20.22 20.20 20.26 20.20 rookg 20.87 20.55 20.11 20.32 20.29 20.22 20.39 prakt 20.04 20.26 20.28 20.58 20.08 20.30 20.26 opt 20.19 20.39 20.31 20.31 20.16 20.05 20.24 39 geen 20.12 20.49 20.26 20.33 20.31 20.40 20.32 rookg 20.70 20.61 20.25 20.45 20.51 20.35 20.48 prakt 20.18 20.40 20.42 20.85 20.30 20.39 20.42 opt 20.33 20.46 20.53 20.34 20.31 20.22 20.37 40 geen 20.56 21.00 20.67 20.77 20.84 20.78 20.77 rookg 21.42 21.06 20.75 20.86 20.90 20.77 20.96 prakt 20.68 20.82 20.91 20.93 20.69 20.92 20.83 opt 20.79 20.94 20.93 20.90 20,76 20.61 20.82 41 geen 20.59 20.98 20.75 20.82 20.83 20.79 20.79 rookg 21.42 21.06 20.77 20.86 20.96 20.81 20.98 prakt 20.62 20.85 20.96 21.16 20.77 20.84 20.87 opt 20.82 21.01 20.97 20.81 20.85 20.66 20.85 42 geen 20.15 20.59 20.29 20.40 20.41 20.40 20.37 rookg 20.85 20.71 20.31 20.52 20.54 20.38 20.55 prakf, 20.18 20.41 20.46 20.82 20.39 20.44 20.45 opt 20.38 20.55 20.58 20.45 20.40 20.22 20.43 43 geen 20.07 20.62 20.29 20.39 20.46 20.38 20.37 rookg 21.14 20.67 20.30 20.52 20.57 20.42 20.60 prakt 20.32 20.37 20.52 20.79 20.33 20.52 20.47 opt 20.35 20.54 20.57 20.52 20.43 20.18 20.43
BIJLAGE A4. Gerealiseerd vochtdeficlt, gemiddeld per week Gemiddeld over etmaal
WK 33 34 35 36 37 38 39 40 41 42 43 HERH BEH geen rookg prakt opt geen rookg prakt opt geen rookg prakt opt geen rookg prakt opt geen rookg prakt opt geen rookg prakt opt geen rookg prakt opt geen rookg prakt opt geen rookg prakt opt geen rookg prakt opt geen rookg prakt opt 0.9123 0.9137 0.8689 0.9149 0.8745 0.9006 0.8373 0.8851 0.9006 0.9217 0.8677 0.9031 0.7752 0.7894 0.7491 0.7794 0.8135 0.8261 0.7691 0.8137 0.4321 0.4964 0.4345 0.4527 0.4108 0.4602 0.4132 0.4217 0.4226 0.4804 0.4244 0.4405 0.4196 0.4926 0.4800 0.4417 0.4185 0.5012 0.4125 0.4476 0.4375 0.5111 0.4458 0.4597 0.9354 0.9981 0.9404 0.9807 0.9118 0.9814 0.9211 0.9571 0.9217 0.9888 0.9255 0.9683 0.8168 0.8652 0.8125 0.8478 0.8370 0.9025 0.8494 0.8895 0.5101 0.5110 0.5083 0.4982 0.4737 0.4784 0.4916 0.4778 0.4935 0.4970 0.5012 0.4940 0.5012 0.5006 0.4945 0.4914 0.4887 0.5276 0.5101 0.5030 0.5167 0.5406 0.5222 0.5250 0.9180 0.9851 1.0199 0.9453 0.9111 0.9528 0.9318 0.9013 0.9317 0.9801 0.9475 0.9103 0.8112 0.8559 0.8307 0.7767 0.8411 0.9006 0.8966 0.8416 0.4429 0.4875 0.5006 0.5060 0.4090 0.4796 0.4838 0.4844 0.4345 0.4923 0.5012 0.5143 0.4417 0.4920 0.5123 0.5178 0.4304 0.5101 0.5048 0.5202 0.4542 0.5083 0.5100 0.5389 0.9584 0.9700 0.9406 0.9528 0.9279 0.9383 0.9667 0.9317 0.9361 0.9529 0.9814 0.9410 0.8186 0.8248 0.8391 0.8236 0.8580 0.8923 0.8613 0.8531 0.5113 0.4720 0.5595 0.4690 0.4922 0.4647 0.5371 0.4631 0.5036 0.4798 0.5476 0.4776 0.5049 0.4706 0.5331 0.4897 0.5190 0.4827 0.5661 0.4925 0.5194 0.4972 0.5708 0.5188 0.9031 0.9640 0.9714 1.0593 0.8783 0.8961 0.9230 1.0104 0.9099 0.9342 0.9602 1.0649 0.7851 0.8135 0.8242 0.9008 0.8099 0.8565 0.8735 0.9481 0.4571 0.5226 0.4661 0.4655 0.4311 0.5114 0.4623 0.4509 0.4500 0.5149 0.4589 0.4601 0.4620 0.5215 0.4607 0.4791 0.4452 0.5214 0.4869 0.4631 0.4556 0.5278 0.4944 0.5028 0.9507 0.9224 0.9632 0.9503 0.8961 0.8832 0.9348 0.9075 0.8975 0.9236 0.9634 0.9509 0.8137 0.7981 0.8179 0.8590 0.8640 0.8270 0.8703 0.8833 0.4488 0.4542 0.4543 0.4458 0.4467 0.4467 0.4412 0.4257 0.4506 0.4607 0.4553 0.4436 0.4534 0.4804 0.4539 0.4570 0.4476 0.4732 0.4578 0.4527 0.4569 0.4819 0.4606 0.4722 gem. 0.9293 0.9587 0.9492 0.9649 0.8998 0.9255 0.9189 0.9302 0.9163 0.9503 0.9409 0.9532 0.8036 0.8246 0.8121 0.8293 0.8370 0.8674 0.8526 0.8697 0.4671 0.4905 0.4878 0.4729 0.4439 0.4735 0.4718 0.4539 0.4591 0.4875 0.4816 0.4717 0.4638 0.4929 0.4802 0.4795 0.4582 0.5026 0.4901 0.4799 0.4734 0.5110 0.5023 0.5028
Gemiddeld over de dag (10:00-16:00 uur) WK 33 34 35 36 37 38 39 40 41 42 43 HERH BEH geen rookg prakt opt geen rookg prakt opt geen rookg prakt opt geen rookg prakt opt geen rookg prakt opt geen rookg prakt opt geen rookg prakt opt geen rookg prakt opt geen rookg prakt opt geen rookg prakt opt geen rookg prakt opt 0.9714 0.9500 0.9119 0.9571 0.8286 0.8048 0.7762 0.8071 1.0452 1.0333 0.9952 1.0024 0.9167 0.9071 0.8810 0.8929 0.7732 0.7683 0.6929 0.7195 0.4190 0.5786 0.4214 0.4429 0.4119 0.4881 0.4167 0.4190 0.4857 0.6548 0.4976 0.5238 0.4452 0.6167 0.4452 0.4952 0.3952 0.5762 0.3905 0.4357 0.4556 0.6056 0.4500 0.4611 0.9595 1.0024 0.9452 1.0167 0.8262 0.8786 0.8095 0.8595 1.0214 1.0619 1.0048 1.0571 0.9095 0.9571 0.9048 0.9833 0.7381 0.7929 0.7429 0.7732 0.5524 0.5095 0.4929 0.5286 0.5048 0.4833 0.4714 0.4833 0.5762 0.5643 0.5500 0.5619 0.5738 0.5452 0.5238 0.5619 0.5262 0.5143 0.4833 0.5071 0.5389 0.5167 0.5167 0.5611 0.9857 1.0333 1.0800 0.9690 0.8310 0.8857 0.7718 0.8119 1.0429 1.1071 1.0262 1.0190 0.9429 0.9905 0.9195 0.9310 0.7476 0.8071 0.7743 0.7143 0.4286 0.4667 0.4857 0.4952 0.4119 0.4762 0.5071 0.5167 0.4976 0.5500 0.5929 0.6000 0.4833 0.5357 0.5786 0.5905 0.4333 0.4905 0.5048 0.5333 0.4667 0.5222 0.5100 0.5556 0.9952 0.9786 0.9714 0.9952 0.8476 0.8500 0.8167 0.8167 1.0548 1.0238 1.0286 1.0214 1.0000 0.9548 0.9381 0.9429 0.7902 0.7667 0.7405 0.7214 0.4952 0.4976 0.5571 0.4667 0.4619 0.4905 0.5881 0.4357 0.5286 0.5524 0.5905 0.5429 0.5167 0.5238 0.6095 0.5333 0.4667 0.4881 0.6048 0.4762 0.4944 0.5056 0.6056 0.5167 0.9667 1.0333 1.0167 1.0905 0.8286 0.8857 0.8762 0.9238 1.0429 1.0881 1.1214 1.1357 0.9238 0.9548 0.9762 1.0333 0.7476 0.7952 0.8000 0.8381 0.4667 0.5167 0.4333 0.4762 0.4405 0.5286 0.4524 0.4619 0.5214 0.5976 0.5190 0.5595 0.5071 0.5762 0.4905 0.5476 0.4524 0.5500 0.4619 0.4762 0.4833 0.5444 0.4944 0.5111 0.9690 0.9524 0.9690 0.9381 0.8238 0.8048 0.8048 0.7667 1.0357 1.0238 1.0214 0.9524 0.9405 0.9143 0.9286 0.9310 0.7381 0.7286 0.7452 0.7293 0.4857 0.4429 0.4120 0.4214 0.4762 0.4333 0.4229 0.4214 0.5429 0.5167 0.5371 0.5000 0.5190 0.5119 0.4194 0.4810 0.4738 0.4524 0.3964 0.4071 0.5111 0.4778 0.3750 0.4500 gem. 0.9746 0.9917 0.9796 0.9944 0.8310 0.8516 0.8096 0.8310 1.0405 1.0563 1.0329 1.0313 0.9389 0.9464 0.9247 0.9524 0.7556 0.7765 0.7484 0.7494 0.4746 0.5020 0.4711 0.4718 0.4512 0.4833 0.4780 0.4563 0.5254 0.5726 0.5482 0.5480 0.5075 0.5516 0.5154 0.5349 0.4579 0.5119 0.4782 0.4726 0.4917 0.5287 0.5000 0.5093
900
BIJLAGE A5. Verloop C02-nivo, gemiddeld per week
Gemiddeld over de dag (10:00-16:00 uur)
Gemiddelde C02-concentrat Ie blJ warmtevraag (ppm)
A 800 700 600 500 400 300 34 3ó 38 veeknumrner 40 42 700 650 600 550 500 450 G e m i d d e l d e C 0 2 - c o n c © n t r a t i e bij g e e n w a r m t e v r a a g (ppm)
?
34 36 veeknumner 38 40 42BIJLAGE A6. Dagverlopen C02-nivo, gemiddeld per week
,0l2l3 GemiddeLde C02-concent nat i e oer week (pom) .to ! 20
r vo«itnufir«r 33 vMtnini : 00 .• '00 h-80 h 60 AO 20 2.5 5 7.5 10 12.5 15 17.5 20 22.5 vo«lcnur»n«r 35 N-4-. ,w 2.5 5 7.5 10 12.5 15 17.5 20 22.5 mr vwknuiMr 37 100 -v< A V. i J i.» ' I I I 1 I 2.5 5 7.5 10 12.5 I5 I7.5 20 22.5 2.5 5 7.5 10 12.5 15 17.5 20 2; MknunriO' 2.5 5 7.5 10 12.5 15 17.5 20 22.
Gemiddelde C02-concentratie per week (pom) 20 r 1 j*3eicnijTnm«r 39 00 r .10' 120 r •I ee ir' n r -* 100
-BIJLAGE kl. Dagverlopen gemeten en berekend C02-nivo en berekend C02-verbruik op zonnige en bewolkte dagen
Be^ets^d :-„2adhv cen/ber L32-":vo h jem. en ter. 0 2.5 5 7.5 10 12.5 15 17.5 20 22.5 Uren 131-8-1991) BG.VERBR V T1J0 68 VERBR v T1J0 -L LL. 0 2.5 5 7.5 10 1 2.5 1 5 1 7.5 20 22.5 Urw (31-8-19911 GEM_C0NC v TIJD BER_C0NC v TIJO VARMTE v TIJD 5'A../ ic '' ' 7c j i J c-"
Berekend C02-verbruik adhv gem/ber C02-nivo
Û 2.5 5 7.5 10 12.5 15 17.5 20 22.5
Uren 17-9-1991)
BG VERBR V TIJD
8B VERBR V Tl JO
Gem. en ber. C02-conc./10
100 , / , \ "o 2.5 5 7.5 10 1 2.5 1 5 1 7.5 20 22.5 Urw (7-9-1991) GEM.CONC v TIJO BER C0NC v TIJD WARMTE v TIJD J er* c-grçtgnô COZ-veroryi it adv* aem/her C02-n Lern, en eer. iij^-ccnc./ ;-j o 5 r 0 2.5 5 7.5 10 12.5 15 17.5 20 22.5 Urer (13-9-1991) BG VERBR V TIJD BB_VERBR v TIJD
^
/
0 2.5 5 7.5 10 12.5 15 17.5 20 22.5 Urfln (15-9-19911 GEM.CONC v TIJO BER.CONC v riJO WARMTE v TIJO >//. •/' >r/'Berekend C02-verbrui It adhv gem/ber C02-nivo
0 2.5 5 7.5 10 12.5 15 17.5 20 22.5
Ursn (15-9-1991)
8G VERBR v TIJO BB VERBR v TIJO
100
Gem. en ber. C02-conc./10
. /
2.5 5 7.5 10 12.5 15 17.5 20 22.5
Uren (15-9-1991)
GEM CONC v TIJO BER CONC v TIJO WARMTE v TIJD
5 Ac-v/
BIJLAGE A8. Dagverlopen gemeten C02-nivo, berekend ventilatievoud en gemeten en berekend C02-verbruik op zonnige en bewolkte dagen
j e m e t e n e n b e r e k e n d C G 2 - v e r i ; r j; k V e n t i t a c i e v o L i d e n q e m e t e n L ü ^ - c o r c . / ^ ü
_l I I ! I
0 2.5 5 7.5 10 12.5 15 IM 20 22.5 U-in (JI-8-IWI)
GEM VERS V TIJD
BER VERB v TIJD
/ 0 2.5 5 7.5 10 12.5 15 17.5 20 22.5 Uren 0I-8-I99II GEM_C0NC v TIJO VV V TI JO WARMTE v TIJD
Gemeten en berekend C02-verbruik
0 2.5 5 7.5 10 12.5 15 IM 20 22.5
Uren (7-9-1991)
GEM VERB V TIJD
BER VERB v TIJD
120
100
Ventilatievoud en gemeten C02-conc./10
-X 0 2.5 5 7.5 10 1 2.5 15 17.5 20 22.5 Ur*n (7-9-1991) GEM.C0NC v TIJD VV v TIJD WARMTE v TIJD ST/z-v./ 7- c»
'3 r l-e^êKE ]2-verDru ; ( /hn : lat ;evcud en cemeten l32-corc./10
4
O 2.5 5 7.5 10 12.5 15 17.5 20 22.5
Uren 113-9-1991)
GEM VERB v TIJD BER.VERB v TI JO
y \ /
J-i i i 3 ^ *
0 2.5 5 7.5 10 12.5 15 17.5 20 22.5
Uren (1J-9-I99I)
GEM CONC V TIJD
VV V TIJD
WARMTE V TIJD
5 / j
Gemeten en berekend C02-verbruik
2.5 5 7.5 10 12.5 15 17.5 20 22.5
•Urtn (15-9-1991)
GEM.VERB V TIJD
BER VERB v TIJD
120
100
Vent I latlevoud en gemeten C02-conc./10
/ /--\ u0 2.5 5 7.5 10 12.5 15 17.5 20 22.5 Uren (15-9-1991) GEM.CONC V TIX VV v TIJ] VARMTE y TIJD Jrj bc/y» 3/* 3 LH '
BIJLAGE A9. Cumulatief C02-verbruik per week
Cum. C02-verbruik warmtevraag (kg/m2)
..4 A— k'' H 's U
y
? /
/'/
s
ï' tv&
SJr
y
^L
j 1 ] 1 1 I 1 _l I I 1 L. 3.5 3 2.5 2 1.5 34 35 3ó 37 38 39 40 41 42 43 weeknumrnerCum. C02-verbruik geen warmtevraag (kg/m2)
4. ^ *• A 0.5 0 * , , 3 3 3 3 3 3 fe'-T 2 2 2=_ 2 - - 2 1- - % - -l- - 1 34 35 3 6 37 38 39 40 41 42 43 veeknumner
BIJLAGE AIO. Gemeten en mbv optimalisatiemodel berekend C02-verbruik Tabel 1. Gemeten -verbruik behandeling 4 [opti] in g.m
verbruik tijdens warmtevraag:
week herh.1 herh. 2 herh. 3 herh.4 herh.5 herh.6 gemiddeld
33 0 0 0 0 0 0 0 34 48 66 47 46 47 89 57 35 96 95 93 102 96 194 113 36 277 394 301 289 341 643 374 37 501 516 535 502 461 790 551 38 1149 1141 1084 1003 724 1207 1052 39 313 638 640 288 543 808 538 40 636 791 714 407 580 966 682 41 637 607 815 659 550 726 666 42 522 631 641 547 491 657 581
verbruik bij geen warmtevraag;
week herh.1 herh. 2 herh. 3 herh.4 herh.5 herh.6 gemiddeld
33 20 29 34 34 31 46 32 34 351 419 351 409 354 560 407 35 1534 1802 1479 1990 1748 2412 1828 36 1055 1347 1072 1092 1005 1454 1171 37 269 296 312 304 278 364 304 38 285 258 254 234 182 285 250 39 20 30 41 20 31 51 32 40 91 119 100 71 82 137 100 41 79 66 80 84 77 90 79 42 21 28 29 22 17 27 24
Tabel 2. Berekend -verbruik behandeling 4 [opti] in g.m (Berekend adhv berekende -concentratie)
Verbruik tijdens warmtevraag:
week herh.1 herh.2 herh.3 herh.4 herh.5 herh.6 gemiddeld
33 0 0 0 0 0 0 0 34 35 36 35 35 35 38 36 35 71 76 73 76 71 76 74 36 121 128 120 117 127 103 119 37 130 133 127 129 133 102 126 38 227 220 219 216 239 235 226 39 214 221 210 212 232 222 219 40 228 208 226 225 232 231 225 41 295 294 273 300 298 304 294 42 290 277 286 278 287 288 284