• No results found

Stikstofverliezen beter inschatten

N/A
N/A
Protected

Academic year: 2021

Share "Stikstofverliezen beter inschatten"

Copied!
2
0
0

Bezig met laden.... (Bekijk nu de volledige tekst)

Hele tekst

(1)

Combinatie melkureum en voerparameters

verbetert inschatting stikstofverliezen in urine

Stikstofverliezen

beter inschatten

U

it kostprij s- en milieuoverwegingen is het belangrij k om eiwit uit het voer zo effi ciënt mogelij k om te zetten in melk- en lichaamseiwit. De lever zet eiwit dat de koe absorbeert in de dunne darm maar dat niet wordt omgezet in melk- of lichaamseiwit, grotendeels om in ureum, dat via urine het lichaam verlaat. Ureum levert daarmee de grootste bij drage aan stikfstofverliezen in de urine.

Een koe heeft geen opslagmogelij kheid voor eiwit, in tegenstelling tot opslag voor energie (in lichaamsvet). Daarom is het belangrij k om het eiwitaanbod af te stem-men op de eiwitbehoefte van het dier. Op die manier wordt zo min mogelij k ureum met de urine uitgescheide n.

Maar hoe kan de veehouder hierop stu-ren? Het is ondoenlij k om geregeld urine te bemonsteren en te bepalen hoeveel ureum zo het lichaam verlaat. Een prak-tisch alternatief zou het melkureumge-ha lte (mg melkureum per dl melk) zij n als indicator voor de stikstofexcretie via uri-ne. Maar de relatie tussen melkureum en stikstofexcretie is niet erg nauwkeurig. In de voor de praktij k interessante range tus-sen de 15 en 30 mg per dl verklaart het

melkureumgehalte slechts 24 procent van alle variatie in de stikstofexcretie in urine. In fi guur 1 iswdat te zien aan de grote variatie in punten. Het melk-ureumgehalte op zichzelf is dus geen betrouwbare indicator van de stikstof-uitscheiding in de urine .

Om de variatie in het melkureumge-halte beter te begrij pen, heeft WUR uitgebreid onderzoek gedaan (zie ka-der). Een van de conclusies is dat zout- en wateropname, eiwitgehalte van het rantsoen en tij dstip van melken ten opzichte van voeren het melkureum-gehalte beïnvloeden (Veeteelt, juni 1/2 2011). In dit artikel gaan we dieper in op het effect van zout- en eiwitgehal-ten in het rantsoen op het melku-reumgehalte en de stikstofexcretie in urine.

Eiwitgehalte in voer

Wanneer naast het melkureumgehal-te ook het ruweiwitgehalmelkureumgehal-te van het voer meegenomen wordt om de varia-tie in urinestikstof te schatten, dan is 45 procent van de variatie van stikstof in de urine te verklaren. Met alleen

Hoe kan het melkureumgehalte beter worden benut als maat

voor stikstofverliezen in de urine? Onderzoekers van WUR

concluderen dat stikstofverliezen in de urine beter zij n in te

schatten met een combinatie van factoren, zoals het

melk-ureumgehalte en het zout- en eiwitgehalte in het rantsoen.

tekst Wouter Spek, André Bannink en Jan Dij kstra

V O E D I N G 0 100 200 300 400 melkureumgehalte (mg/dl)

stikstof in urine (g N/dag)

10 15 20 25 30

hoog zout

melkureumgehalte (mg/dl)

stikstof in urine (g N/dag)

0 4 8 12 16 20 24 0 30 60 90 120 150 180 laag zout 17% re (% in ds) 13% re (% in ds) 50 100 150 200 250 15 20 25 30 melkureumgehalte (mg/dl)

stikstof in urine (g N/dag)

Figuur 1 – Relatie tussen melkureum en stikstofexcretie in urine

Figuur 2 – Effect van ruweiwitgehalte (re) op de relatie tussen melkureumgehalte en dagelij kse stikstofexcretie in de urine

Figuur 3 – Verschillen in de relatie tussen melkureumgehalte en stikstofexcretie in urine voor rantsoenen met een laag dan wel hoog zoutgehalte

Promotieonderzoek melkureum

Melkureum is het onderwerp waarop Wouter Spek op 30 september 2013 is gepromoveerd. Het doel van dit pro-motieonderzoek was om de fa ctoren die melkureum beïnvloeden, in kaart

te brengen. Hoe kan beter gebruik worden gemaakt van de informatie die het melkureumgehalte geeft over de stikstofexcretie in urine door melkvee?

2 0 V E E T E E L T J A N U A R I 1 / 2 2 0 0 9

2 0 V E E T E E L T O K T O B E R 2 2 0 1 3

(2)

Het stikstofverlies uit urine is beter in te schatten met een combinatie van factoren dan met het melkureumgehalte alleen

zowel het zout- als het eiwitgehalte op het melkureumgehalte en de stikstofexcretie getest. Een zeer laag eiwitgehalte (11,7 procent ruw eiwit in de droge stof) werd vergeleken met een gemiddeld eiwitge-halte (15,4 procent ruw eiwit in de droge stof). Het effect van het zout was hetzelf-de als in hetzelf-de eerste proef en het zouteffect was onafhankelijk van het eiwitgehalte. De variatie in stikstofexcretie in urine is beter te verklaren als naast het melku-reumgehalte ook het zoutgehalte werd meegenomen. Uit figuur 3 blijkt dat het zouteffect bij melkureumgehalten net bo-ven de 20 toch zo’n 24 procent verschil in geschatte stikstofexcretie veroorzaakt. Het stikstofgehalte in de urine is dus be-ter in te schatten als het melkureumge-halte wordt gecombineerd met het ruwei-witgehalte én het zoutgehalte in het voer.

Urineproductie

De urineproductie bij een rantsoen met weinig zout was 15 kg per dag, typisch voor een maissilagerantsoen. De urine-productie bij een rantsoen met veel zout was ruim tweemaal zo hoog, namelijk 32 kg per dag, dit is vergelijkbaar met een grassilagerantsoen.

Net als met eiwit kan het effect van zout worden verklaard door de manier waarop de nieren omgaan met ureum. Bij extra zout in het rantsoen neemt de heid geproduceerde urine toe. De hoeveel-heid ureum die uit de voorurine wordt gerecycled, houdt daar kennelijk geen ge-lijke tred mee. Het gevolg is dat er meer ureum in de urine wordt uitgescheiden en dat de concentratie van ureum in bloed en melk afneemt. l

Conclusies

– Het melkureumgehalte op zich-zelf is onvoldoende om stik-stofexcretie in urine nauwkeu-rig in te kunnen schatten. – Wanneer naast melkureum ook

het zout- en eiwitgehalte in het

voer worden meegenomen,

neemt de nauwkeurigheid van de ingeschatte stikstofexcretie in urine sterk toe.

het melkureumgehalte was maar 24 pro-cent van die variatie te verklaren, een dui-delijke verbetering.

Figuur 2 laat de relatie zien tussen melk-ureumgehalte en stikstofexcretie in urine bij twee rantsoenen met verschillende eiwitgehalten: een rantsoen met weinig eiwit (13 procent ruw eiwit in de droge stof) en een met veel eiwit (17 procent ruw eiwit in de droge stof). De relatie tussen melkureumgehalte en stikstofexcretie in urine is duidelijk afhankelijk van het eiwitgehalte in het rantsoen. Bij een ureumgehalte van 20 mg per dl en een ruweiwitgehalte van 13 procent is de stik-stofexcretie in urine 127 gram per dag. Bij eenzelfde ureumgehalte en een ruw eiwit van 17 procent is de stikstofexcretie 29 procent groter (169 gram per dag). Bij het lage eiwitrantsoen kunnen de nie-ren ureum uit de voorurine filtenie-ren en terugvoeren naar het bloed; dat voorkomt uitscheiding in urine. Het ureum in het bloed bereikt via speeksel en via de pens-wand de pensinhoud. In de pens wordt het gebruikt als stikstofbron voor micro-organismen. Op deze manier kan de koe efficiënt met eiwit omgaan. Deze ‘recy-clingsmechanismen’ zijn belangrijk voor de melkkoe om bij lage eiwitgehalten in het rantsoen toch een goede penswerking te hebben en melk te blijven produceren.

Effect van zoutgehalte

Naast het eiwitgehalte speelt ook de hoe-veelheid urine een belangrijke rol bij de relatie tussen melkureum en stikstofex-cretie in de urine. Om dat effect te laten zien, zijn twee proeven uitgevoerd waarin de urineproductie werd verhoogd door landbouwzout aan het rantsoen toe te voegen. In de eerste proef werden vier zoutgehalten onderzocht bij één eiwitge-halte (15,3 procent ruw eiwit in de droge stof). Het resultaat was dat het melku-reumgehalte daalde bij een stijging van het zoutgehalte in het voer en een stijging in hoeveelheid urine. Maar hoewel het ureumgehalte daalde, nam de stikstofex-cretie in urine niet af. Met andere woor-den: de koeien raakten evenveel stikstof kwijt via de urine als vóór het toevoegen van landbouwzout aan het rantsoen. In een tweede proef werd het effect van

2 1 2 1 V E E T E E L T O K T O B E R 2 2 0 1 3 Dr. J. W. Spek, nutritionist CVB (Productschap Diervoeder) Dr. A. Bannink, onderzoeker bij Wageningen UR Livestock Research Dr. J. Dijkstra, hoofddocent diervoeding bij Wageningen Universiteit VX17_Ureum.indd 21 21-10-13 11:32

Referenties

GERELATEERDE DOCUMENTEN

Om het eiwitpercentage in de melk te verhogen wordt speciale voeding aangeboden, waarvan de leverancier beweert dat het eiwitpercentage hoger zal worden. Bij een bedrijf met 44

Volgens vakspecifieke regel 4c bedraagt de aftrek voor fouten zoals bedoeld onder 4a en/of fouten bij het afronden van het eindantwoord voor het hele examen maximaal 2

[r]

In figuur 2 zie je dat de verdeling van het vetpercentage in de melk van Nederlandse koeien in 2005 bij benadering normaal verdeeld is.. Het gemiddelde vetpercentage is 4,4% en

Volgens vakspecifieke regel 4c bedraagt de aftrek voor fouten zoals bedoeld onder 4a en/of fouten bij het afronden van het eindantwoord voor het hele examen maximaal 2

[r]

(H1.4) Zij V de vierdimensionale vectorruimte van polynomen over R van graad ten hoogste 3.. (ii) Is

 How does traditional African culture and a rural context shape gendered resilience promoting processes among Sesotho-speaking girls living in contexts of structural