• No results found

Technologie, een oplossing voor de huishoudelijke arbeid?

N/A
N/A
Protected

Academic year: 2021

Share "Technologie, een oplossing voor de huishoudelijke arbeid?"

Copied!
8
0
0

Bezig met laden.... (Bekijk nu de volledige tekst)

Hele tekst

(1)

J. P. GROOT-MARCUS

De stmke wdrnk q~ & d d m g fliyl hniha&f ke: arbad over taannen c ~ u vp01w1 Iat de ass- dacht afvan de ad,& d f . Het Lrakter h m v m is mede door ontwikkdmgsn in de te

anderd. Toepassing van tdnologpe, vaak r~dtec rend In besparmg van a a h d s t i ~ d , heeft tat nu toe de totale hutshoudeli&e arbeid niet vermitbded. Dit komt enernjds omdat bij de hldish~uddljke produktie met een vaststaand eindprodukt wordt gemaakt en anderzijds omdat te&nologle niet d- tijd op een voor de hu~shouding adekwate w~jze wordt toegepast. Het IS van belang mmr rnncht te krijgen n~ d m technologre, met uitslu~tend m u t t het standpunt van (de onderdrukking van) vrou- wen, maar juist door het z~chtbaar maken van dde verzorgmg producerende eenheid, de huishouding in zijn geheel.

Emphas~zing the division of household work be-

tween the sexes diverts the attent~on away from the work itself. Its nature has changed, i.a. by ferlmo-

logical developments. Use of technology, often re- sulting in a savmg of working time, has not r e d u d the total working time in the home up till now. Reasons for t h ~ s are that household product~on does not make a well defined endproduct on the one side; on the other side, technology IS not always a p plied in a way adequate for the household. It is im- portant to obtain more insight mto applied tech- nology n~ the household, not exclusively from the point of view of (the suppression of) women, but also by visualizing the unit of household produc- tion: the household as a whole.

-5

I_

..

.

,

-

'Als uitgangspunt voor de diskussie over huic "5. -

.

,

.

- -- houdelijke arbeid wordt vaak de rolverdeling in Nederland door vrouwen verricht DERSHOFF e.a., 1983). Omdat huishoude-

wodt wtpicht 1x1

a n

mmwhawj, die handelen op hef privk gebied niet meer kan owrzien, blijven aanwczig.

Hier wordt de technoIogie en het efjekt daar- van op & huishoudelijke arkid onder de loep gencmen.

D e

huibouding ghat hier'bij centraal, waardoor onvmljdelijk ook and* re dan technische aspekten mllen worden aangestipt.

Na

mn verkenning van tie effek- ten van technisering van de huishouding op de huishoudelijke arbeid, aal worden in- gegaan op de mechanismen die in een huis- houding werken, de pmitie van de htiihou- ding in de samenleving en de konsekwenties die daaruit voor vrouwcn moekn wordm PC--

trokken.

Onder technwring v a n de hishouding wordt

verstaan het gebruik maken van technische hulpmiddelen, aanvankelijk in de vorm van het gebruik van gereedschappen die 'de arm verlengen', momenteel in de vorm van ap- paraten en voorzicningen die, met technische hulpmiddelen, worden gdeverd zoals water- en warmwatervoorziening. Technisering kan leiden tot automarisering van sommige werk- zaamheden, waarbij een p r o m met techni- sche middelen zo wordt ingericht, dat de m a s noch voortdurend, noch met de re- gelmaat die door het prtrces wordt bepaald, in het verloop daarvan hoeft in te grijpen

(VIS-

SER, 1976). Het begrip technisering slaat dus ov de hulvmiddelen die bii de huishoudelijke

(2)

-e ms d m ax- rdden. Dme sblmm, die 1Ske arkid, men die houdelijke ar- chappij, dle chappelijk t m a r kaa t effekt daar- onder de staat hierbij ijk ook ande- n worden can de effek- houding op rden in- In een huis- de htiishou- nsekwenties :n worden ge- xiding wordt i technische i e vorm van

i die 'de arm

rm van ap-

'

let technische I zoals water- hnisering kan nnmige werk- met techni- ht, dat de net de re- rdt bepaald, in grijpen (VIS- ing slaat dus uishoudelijke

ontwikkeling van de Muku-keid in hct algcsnan miader ar-

took vsor huishoudelijke inforne1e s k t o r . Een vergelijking hvitsiten in de hui&ouding van nu

w geleden waarin bijvmr- d rates aan- en weggdragen m o a t wor- dm, brandstofTen aangwoerd en pannen ge- sofauurd h a t zien dat vergelijkbare taken mo- menteei rrr@der fysieke mbel$ kosten ( S m s -

s ~ a , 1980). Hetzelfde geldt voor

&

tydbesle- dingper taak.

De

tijd nodig voor het

.

v e m r g n van een kolenfornuis, zo blijkt uit laboratoriummetingen in de V.S. rond de eeuwwisseling, vergde in zes dagen totaal5 uur en 26 rninuten; voor de destijds nieuwste kookapparatuur, het gasfornuis, was toen in zes dagen totaal slechts 10 minuten nodig voor het onderhouden van het vuur en 1,5 uur v m r het schoonmaken (STRASSER, 1980). Voor het wasoroces onderzocht STUBLER (1970) de tijdbesteding en fysieke belasting bij vier nivo's van technisering (handwas, hand- was en enkele technische hulpmiddelen, trom- melwasmachine, wasautomaat). Naarmate het techniseringsnivo hoger was, werd zowel de benodigde tijd als de benodigde fysieke in- spanning lager.

Bovenstaande gegevens over verminderde tijdbesteding en fysieke inspanning voor deel- taken in de huishouding zullen geen verwon- dering wekken. Des te venvonderlijker is het dat gegevens uit tijdbestedingsonderzoeken over een tijdsperiode, waarin de belangrijke

I

technische ontwikkelingen zich hebben voor- gedaan ten aanzien van huishoudelijke ap- paratuur en de diffusie daarvan, geen of nau-

welijks een daling van de totale huishoudelijke arbeidstijd te zien geven. Tot in het midden van de jaren zestig geven tijdbestedingsonder- zoeken in de Verenigde Staten geen daling te

'

zien ten opzichte van het begin van deze eeuw (VANEK, 1974; WALKER, 1979). De meer re- cente onderzoeken geven een betrouwbaarder beeld van de ontwikkelingen in de tijd. Door-

Vakblad voor Hui8houdkunde 4(4) november 1983

$at men inzag dat multaten van tijdbeste- dmgsonderzoeken sterk afhankelijk zijn van de gebruikte methode, heeft men in de Ver- enigde Staten rond 1975 onderzoeken van 8%5 gehel of gedeeltelijk herhaald. R O B ~ O N (1980) konstateert over d u e tien jaar na horrektie (metals belangrijkste fakto- mn buitenshuis werken van de vrouw en afna- me van het a n t a l te verzorgen kinderen) een

dsling in de totale huishoudelijke arbeidstijd van 7%. Hij schrijft deze daling echter niet toe aan technisering van de huishouding. We1 vindt ROBINSON dat deze daling niet voor alle aktiviteitenkategorieZn in de huishouding geldt. Routinewerkzaamheden als schoonma- ken en onderhoud vergen in 1975 duidelijk minder t ijd dan in 1965; de tijdbesteding voor

3

voedselbereiding is in die periode echter ge-

a

stegen. Deze tendens wordt ook door SANK (1981) gesignaleerd. Voor Nederland zijn ge- gevens ter beschikking van slechts vier tijd- bestedingsonderzoeken over een kortere tijds- periode: uit 1955 (PIETERS-DE ROON, 1961), uit 1964 (PHILIPS, 1966), uit 1975 (KNULST, 1977) en uit 1 q (ALDERSHOFF e.a., 1 9 8 m Alleen de onderz&kenvan 1975

6

1980 zijn goed met elkaar te vergelijken; de oudere onderzoeken zijn wat betreft steekproef en methode van onderzoek sterk van elkaar ver- schillend. Met het nodige voorbehoud kan worden opgemerkt dat de gegevens uit deze Nederlandse tijdbestedingsonderzoeken on- geveer dezelfde tendens opleveren als de re- sultaten uit de Verenigde Staten: tot 1965 blijft de totale tijdbesteding aan huishoudelij- ke aktiviteiten gelijk, na 1965 wordt hij min- der (VISSER, 1976).

Q

0

De eerste resultaten van het tijdbestedings-

onderzoek van 1980 geven vergeleken met 1975, een afname van de gemiddelde tijd- besteding aan de huishoudelijke produktie van alle leden van het huishouden te zien van twee uur per week. Hat blijkt dat vooral alleenwonende vrouwen en vrouwen uit huis- houdens van samenwon

len in 1980 minder tijd a produktie besteden dan (ALDERSHOFF e.a., 1983).

(3)

zocht: de invloed van het voorzieningennivo en de invloed van de aanwezigheid van ap- paratuur.

Het verschil in voorzieningennivo (stromend water, elektriciteit, nabijheid kommerciele diensten) heeft geen aanwijsbaar effekt op de tijdbesteding. Zowel VANEK (1974), die stads- en plattelandshuishoudens in de Verenigde Staten in de eerste helft van de twmtigste eeuw met elkaar vergeleek, als SZALAI (1972), die een vergelijking maakte van gegevens uit tijdbestedingsonderzoeken uit landen met een hoog en laag voorzieningennivo, komen tot deze konklusie. Meer specifiek is voor Neder- land onderzocht wat de invloed is van het ge- bruik van kolen respektievelijk andere ener-

giebronnen voor de maaltijdbereiding in 1955. PIETERS-DE ROON bepaalde bij huishoudens van handarbeiders in kleine gemeenten de ge- middelde tijd besteed aan deze aktiviteit in- dien gebrulk gemaakt werd van een kolenfor- nuis. De maaltijdbereiding kostte gemiddeld twee uur per week meer voor deze huishou- dens in vergelijking met huishoudens, die op een anderemanier kookten (resp. 14u 40 min. en 12u 40 min; PETERS-DE ROON, 1961). Ver- der schrijft HOLSMULLER (1980) de daling in tiidbesteding aan onderhoud van de wonme.

YT,.,,

-

-

die voor Nederland is gesignaleerd tussen ,

1964 en 1975, gedeelteljk toe aan de over-

k3ja

, ,, - gang van kolenverwarming naar gasverwar- ming, die ln die periode massaal plaatsvond.

$5.

: - Wat betreft de invloed van de aanwezigheid

van apparatuur op de tijdbestedlng blijkt voor 1975 in de Verenigde Staten globaal gezien geen uitspraken gedaan te kunnen worden. Bezitters en niet-bezitters van huishoudelijke apparaten verschillen minimaal in ar- beidstijd. Een storende faktor is dat een gro-

g?:

tere aanwezigheid voornamelijk voorkomt bij

t grotere huishoudens en hogere inkomens, va- nabelen die op zlch de arbeidstijd vergroten

\ .

(ROBINSON, 1980). Bezit van een afwasmachi- ne bespaart tijd voor het afwassen (SANK,

1981), evenals bezit een mikro-golf oven voor voedselbereiding, maar de groep met deze obens was nog erg klein (ROBINSON, 1980)~.

.,

.

, .Het bovenstaande geeft aan dat de invloed v a b ~ e ' ~ ~ n i s e r i n ~ van de huishouding op de arb~idstijd voor specifieke aktiviteiten nog : $e"likitraceren is. Zodra men deze invloed wil

I

niet nauwomschreven taken Dit geeft aan de ene kant spreiding in huishoudvoering tussen verschillende typen huishoudens, maar odc , tussen huishoudens binnen deze tvuen. Zo

konstateert PIETERS-DE ROON (196i) bijvoor- beeld een grote spreiding tussen individuele huishoudens binnen de door haar onderzoch- te huishoudentypen. Om tot uitspraken te kunnen komen is dan een groot aantal ge- gevens nodig, die er niet zijn (zie ook ZUID- BERG, 1981). Aan de andere kant is door ver- schillende invloeden in de loop der tijd de aard van de huishoudelijke arbeid veranderd. -

VISSER ziet de veranderingen als gevolg van de 'intensivering van het leven', en tekent aan dat behalve de toename van planning en orga-

nisutie, zowel wat betreft de bestedingen als ten aanzien van het tijdbudget van de leden van het huishouden, ook verschillende werk- zaamheden zijn toegenomen door externe in- vloeden (VISSER, 1969). Hier wordt later nog op teruggekomen. Op deze plaats wordt de invloed van de technisering van de huishou- ding op het karakter van de huishoudelijke arbeid nader bekeken.

VISSER geeft een aantal mogelijke effekten van .,

huishoudelijke apparatuur op de arbeid. Zij I ziet het belang hiervan voor

'...

materiele pro-; I

cessen waarbij een goede uitrusting een veel- '*-, zijdig effekt heeft: vermindering van hygieni- L) sche bezwaren door bijprodukten als water- damp en stof, vermindering van inspanning zowel fysiek als mentaal, vollediger beheer- sing van de processen, vergroting van demo- gelijhheid tot flexibel organiseren van de ver- zorging, bekorting van arbeidstijd en last but not least verhoging van de sociale aanvaard- baarheid van huishoudelijk werk.' (VISSER, 1969). Hierbij sluit aan de verklaring die Ro-

BINSON (1980) geeft voor de gekonstateerde vermindering van tijd besteed aan de lager ge- waardeerde routine karweitjes, minimalise- ring van onplezierige aktiviteiten, en maxima- lisering van de meer aangename bezigheden als voedselbereiding. Daarnaast acht ROBIN- SON het niet onwaa&hijnlijk dat technologi- sche ontwikkelingen in het algemeen inklusief technisering van de huishouding voqr vrou-

(4)

ruimte, vaardigheden, uitrusting van het huis- houden en beschikbare voorzieningen, en de

r tijdde

2%

I veranderd. zvolgvande * kent aan ing en orga- iingen als 1 de leden ende werk-

.

externe in- Lt later nog wordt de e hu~shou- oudelij ke effekten van rbeid. Zij ) ateriele pro- ~g een veel- - ran hygieni- I als water- nspanning er beheer- van de mo- I van de ver- den last but : aanvaard-

.' (VISSER, ring die RO- nstateerde n de lager ge- ~inimalise- , en maxima- sezigheden acht ROBIN- technoiogi- leen inldusief voor vrou- novernbcr 1983 huishouding. Het verzorgingsnivo

Als oorzaak van de mote hoeveelheid tiid die

-

de huishouding nog steeds vraagt, worden verschillende externe invloeden aangegeven als: de nieuwe betekenis die het 'thuis' heeft gekregen (voldoen aan emotionele behoeften en invividuele smaken), de ideeen over het

moederschap, waarin de nadruk wordt gelegd

op een verhoogde tijdbesteding aan verzor- ging en opvoeding van kinderen en de hogere

konsumptiestandaard (VANEK, 1978). VANEK

citeert voor dit laatste Galbraith die stelt dat konsumeren niet uitsluitend als plezierige ak- tiviteit gezien moet worden maar dat een hoog nivo van konsumptie een aanzienlijke hoeveelheid tijd vraagt voor '... selekteren, '

transporteren, voorbereiden, repareren, onderhouden, schoonmaken, bedienen, op- slaan, beschermen en het verrichten van an- dere taken die met de konsumptie van goede- ren samenhangen'. Deze externe invloeden worden niet zonder meer overgenomen door het huishouden. Het huishouden is een, voor velen onzichtbare, eenheid in de samenleving met eigen regels en doelstellingen. Het doe1 van het huishoudcn is het bereiken van een bepaalde verzorgingsstandaard, welke uit waarden en normen bestaat, die als leidraad fungeren voor de bevrediging van behoeften in een huishouden (ZUIDBERG, 1978). Invloe- den van buiten kunnen hun effekt hebben op de doelstelling van het huishouden. Echter, het uiteindelijke resultaat van de verzorging, het verzorgingsnivo, wordt niet alleen door het doe1 bepaald, maar ook door de moge-

Igkheden van het huishouden: de beschik-

bare middelen als inkomen, tijd, energie,

stemming gezocht. Tot het verzorgingsnivo -

het resultaat van het huishoudelijk handelen

-, behoren ook de beslissingen, die worden genomen om bepaalde doeleinden te berei- ken. Trends vanuit de samenleving interprete- ren als eisen waaraan moet worden voldaan, doet onrecht aan de mechanismen die in een huishouden werkzaam zijn Er bestaat een ze- kere keuzevrijheid binnen bet huishouden om trends van buiten over te nemen en over de wijze waarop dat gebeurt. Het gaat er dus om hoe groot die keuzevrijheid is en door wie deze keuxen worden gemaakt binnen het huishouden. In een sterk gereglementeerde samenleving, hetzij op materieel gebied dan- we1 door strakke sociale normen, zal deze keuzevrijheid niet groot zijn.

Verder is het verzurgingsnivo ook afhankelijk van de mogelijkheden die het huishouden heeft voor huishoudel(ikeproduktie. Techni-

sche hulpmiddelen en apparatuur kunnen een wijze waarop zij worden gebruikt. Tussen verzorgingsnivo en de verzorgingsstandaar wordt in het huishouden een evenwichtige a

besparing geven op het gebruik van bepaalde hulpbronnen, maar zii kunnen ook de huis-

hoidelijke produktie ;erhogen. Het is niet duidelijk in hoeverre dit in werkelijkheid ge- beurt. We1 blijkt bijvoorbeeld mechanisatie van het wasproces in de huishouding tot een hogere huishoudelijke produktie geleid te hebben. VANEX (1974) vindt bij een analyse van t~jdbestedingsonderweken tegen haar venvachting in, dat, in een periode waarin deze aktiviteit werd gemechaniseerd, geen vermindering van tijdbesteding aan de was optreedt. Zij noemt ais oorzaak hiervoor dat er vemwdelijk vaker wordt gewassen. Dit blijkt ook uit praktijkgegevens uit Nederland. Het TNO rekent met een wasproduktie van 1

kg wasgoedpp./week in 1950 en met 3,2 kg

p.p./week in 1978 (HOOGLAND, 1978). De ei- sen ten aanzien van 'schoon' (wasgoed) zijn dus kennelijk hoger komen te liggen. Deze ei- sen zijn ook niet zonder meer terug te schroe- ven. VISSER laat zien dat de levenswijze, ook a1 is die door het huishouden zelf verkozen, intern niet eenvoudig te wijzigen is. Sommige bezigheden die soms uit liefhebberij zijn aan- gegaan en met plezier worden verricht krqf

(5)

gen, doordat zij een deel van de gewenste ver- zorging zijn geworden, de stempel van het

moeten. Zij kunnen daardoor niet als een ver-

siering worden opgevat, die zonder meer weg- gelaten kan worden (VISSER, 1969). Men kan aannemen, het is althans te hopen, dat de vermeerderde inspanning door mensen en techniek samen aan de huishoudelijke ver-

,

zorging besteed, geleid heeft tot een hoger verzorgingsnivo. Het meten van dit nivo is uitermite gekompliceerd. Er zijn nog geen adekwate methoden voor ontwikkeld. We1 heeft ZUIDBERG (1 98 1) voorstellen gedaan voor operationalisering van dit begrip. Een indikatie voor het verzorgingsnivo is de tevredenheid van de leden van het huishouden

met de verzorging. Hierbij kan de tevreden- heid van degenen die de aktiviteiten verrich- ten niet buiten beschouwing worden gelaten. Het is daarom van belang dat ieder zich re- kenschap geeft van wat men eigenlijk wil met de huishouding en daarnaar handelt. Dit geldt ook voor vrouwen, die hier in het alge- meen minder in getraind zijn. Aangezien ieder huishouden, afhankelijk van samensteUing en ideeen die er zijn, zijn eigen specifieke eisen stelt ten aanzien van de verzorging, is het voor buitenstaanders niet mogelijk hiervoor

normen op te stellen. Men kan hoogstens een

aantal randvoorwaarden opstellen van min of meer objektieve begrippen als voedingswaar- de, arbeidsbelasting en dergelijke.

De positie van de huishouding

Tot nu toe is voornamelijk ingegaan op de si- tuatie binnen het huishouden. We1 is aan- gestipt, dat het huishouden een deel van de samenleving uitmaakt, maar op de positie die de huishouding inneemt is niet verder in- gegaan. Dat deze van belang kan zijn voor de huishoudelijke arbeid, wordt door VON

S C H W B I T Z ~ geschetst, als zij de huishouding

situeert in de totale arbeidsdeling in de samenleving. Zii maakt daarbii onderscheid

tussen de 'L%we~bswirtschaft'. streven naar

dienstverlening voor behoeftenbevredigil'

(slechts gedeelteliik of aeheel niet markt-'7 <

-

.

Y

,

V'

<-;

ikonomisch georganiseerd), die in versch?*b

lende mate door individuen benut en betaald worden (VON SCHWEITZER, 1978).

Van een voorheen grotendeels zelfverzorgen-

gelijke door de overheid. Het blijkt dai bij een

vergroting van de kollektieve bijdragen aan de

verzorging, een specifieke arbeidsdeling met het huishouden gaat ontstaan, waarbij kol-

lektief vooral die bijdragen worden geleverd

'I

die 'en gros' te organiseren zijn, terwijl voor

het huishouden de persoonlijke dienstverle- ' .,I ning overblijft die veel moeilijker kollektief te

.

;I

organiseren is. Vaak zal een groot deel van de !I materiele verzorging best kollektief kunnen

worden georganiseerd; zij blijft echter eenzij-

I

dig. Bij een hoger nivo van een bepaald as-

pekt van de verzorging zal van het huishou- den worden gevraagd de lakunes op te vullen, en we1 op een geavanceerder nivo. Vooral de immateriele kant van de verzorging blijft in het huishouden. Maar uitholling van materie- le taken kan een verzwakking van het verzor- gingssysteem in het huishouden tot gevolg hebben en het is de vraag of er dan nog vol- doende body overblijft voor de immateriele kant. Volgens VON SCHWEITZER moet ervoor worden opgepast dat het huishoude~ geen , '

(6)
(7)
(8)

>OT-IAABFVB T E C H N O L O G I E E N HUISHOUDELIJKE A R B E I O mn (ZIM- l e relatie ~ k e aktivl- lrekt a a n te heb- d e verzor- d zljn. T o c h gebied nlet len, maar I verzorging. verdelmg en e n vrou- uishoudens,

&

erd (POL- >plj. Zolang x d t gelegd ~rschijnlljk, Ing voor d e I worden e en echte ;aan In deze :en macht en d e pro- i e mikro- e orde van chnologie mder belang t o t n u toe sduktie, d e heden voor re schaal, een luishouding

.

D i t bete- lor d e huls- c h t en er ka- )m het be- orgde een- len. in de Thema- rtudies, N$me- dleen bij deze kin goederen

C

november 1983

I

die in de huishouding worden verwerkt als tex- tielvezels en finishes, voorbewerkte levensmid- delen (diepvries produkten, kant-en-klaar voe- dingsmiddelen), was- en schoonmaakmiddelen e.d.

3. In het tijdbestedingsonderzoek van 1980 zijn, door de SWOKA, ook vragen opgenomen over de aanwezigheid van apparatuur, het gebruik ervan en over het gebruik van externe voorzie- ningen. Deze gegevens worden t.z.t. gepubli- ceerd in S WOKA-onderzoeksrapporten 2 1.

OFF, D. E., A. C. L. ZUIDBERG en W. 1983. Huishoudelijke produktiein 1980. resultaten. SWOKA Interimrapport 14. LARSSON, M. 1982. Technology in the household. In: D'onofrio-Flores,

P.M.

and S. M. Pfaffer (eds.) Scientific Technological Chan- ge and the Role of Women in development. Boulder, Colorado.

HOLSMULLER, A. 1980. Een literatuurstudie naar de ontwikkeling van de tijdsbesteding van de huis-

! vrouw tussen 1955 en 1975. Landbouwho- geschool. Doctoraalscriptie Vakgroep Huis- houdkunde Wageningen.

HOOGLAND, J. 1978. Onze gezinswas belast met mi- lieu op verschilleude manieren. TNO-project 6 (10).

HOUTEN, B. C . VAN. 1979. Technologie als maat-

I

schappelijk verschijnsel. In: M. Chamalaun, E. J.

Tuininga (red.) Samenleving en technologie.

.

Amsterdam, Intermediair.

PIETERS-DE ROON, 1961. De tijdsbesteding van de huisvrouw. Afdeling Landbouwhuishoudkunde van de Landbouwhogeschool Wageningen. POLDERVAART, S. et. al. 1983a. Vrouwenstudies,

een inleiding. Amsterdam, SUN.

POLDERVAART, S. el. al. 1983b. Huishouden in de woongroep. Amsterdam, SUN.

ROBINSON, J. P. 1980. Housework technology and household work. In: S. Fenstermark Berk (ed.)

I Women and household labor. Sage yearbook in

women policy studies, vol. 5. Beverly Hills/Lon- don. Sage publications.

SANIK, H. M. 1981. Division of household work- I a decade comparison - 1967-1977. Home Econo-

mics Research Journal 10 (2).

SPBKERS-ZWART, S. 1983. Verdeling van arbeid,

I samen werken, samen zorgen. In: C . E. E. Can-

kr~en, D E Aldershoff et al (red) Samen delen, samen zorgen de verdehng van betaalde en on- betaalde arbe~d Den Haag VHNINGR STRASSER, S M I980 An enlarged human exlsten-

ce7 Technology and household work In nlne- teenth-century Amer~ca In S Fenstermark Berk (ed )Women and household labor Sage yearbook m womenpohcy studzes, vol 5 Beverly Hills/London, Sage pubhcat~ons

STUBLER, E 1970 Arbeltsbelastung und Mecham- slerung In dem Hauswascherel Munchen SCHWEITZER, R VON 1978 Der Funkt~onswandel

des Fam~l~enhaushalts Im Zuge veranderter kol- lektwer Le~stungen fur dle Versorgung Haus- wzrtschaft und Wzssenschaft 26 (5)

SZALAI, A 1972 The use of time, Den Haag VANEK, J 1974 T ~ m e spent In housework Sclentr-

fic Amerzcan 231 (5)

VANEK, J (1978) Housewwes as workers. In. A. H. Stromberg, S Harkes (ed ) Women workmg Theones and facts In perpspectwe Mayfield Publ~shmg Company

VISSER, C W 1976 Arbe~d in de hu~shoud~ng Col- leged~ctaat Vakgroep Hulshoudkunde, Land- bouwhogeschool Wagenlngen

VISSER, C W 1969 Werk dat geen naam heeft. D~esrede Landbouwhogeschool 10 maart 1969. Ook m A C L Zuldberg (red )Huishoudkunde

m Nederland, Wagenmgen 1978

WALKER, K E 1969 Homernakmg stdl takes ttme!! Journal of Home Economics 61 (8).

ZIMMERMAN, J. 1981 Technology and tlie fdture of women: haven't we met somewhere befare?rWgi

.

men'sstudies Int. Quart. 4 (3).

'

z?, , r '

ZUIDBERG, A. C. L. 1978. Inleiding,$ot.de huishi. houdkunde. In. A. C. L. Zuldberg Cr@J H-9s- houdkunde in Nederland, Wageningen. ZUIDBERG, A. C. L. 1981. Het verzorgingsnivetiu '

van huishoudens. SWOKA Onderzoeksrap&rien'

4, Den Haag. Korreswndentieadres:

.

J. P. Groot-Marqs, Landbou +

_

.+,

Referenties

GERELATEERDE DOCUMENTEN

Veel van dit materiaal is heden ten dage voor de bouw in- teressant; tras, gemalen tuf is zeer geschikt als specie voor waterdicht metselwerk.. Bims, puimsteenkorrels tot

Offermans ziet bij ieder van hen een ,,vreedzame de-esthetisering'' aan het werk; zij schrijven geen literatuur meer ,,met een grote L'', maar hebben ,,iets te zeggen'', al

Die afstanden zijn gekozen omdat de stuurgroep Co- existentie die als norm wil gebruiken voor de afstand tussen respectievelijk genmaïs en gewone maïs, en genmaïs en biologische

In dat geval volstaat een ‘lichte toets’ (zie uitvoeringsvariant IA - ib. Borging toegankelijkheid) door de aanbieder of de cliënt in aanmerking komt voor de voorziening en of

In onze huidige westerse samenleving worden aan het verschijnsel arbeid tegenstrijdige waarden toegekend, die door Hans Achte~huis onder de loep genomen worden. Hij laat eerst

[r]

The success of the vehicle- free developments was measured and the information utilised to guide recommendations for the demarcated study area within the town of

Het aantal bladeren onder de 1e tros gevormd was bij de koud en normaal opgekweekte planten vrijwel gelijk (+ 9)» maar de warm opgekweekte planten hadden 2 bladeren meer onder de