• No results found

3 Bijzondere bepalingen

3.2 Zone voor gemengde functies (GF2)

V E R O R D E N E N D G E D E E L T E T O E L I C H T I N G

3.2.1 Bestemming

Deze zone wordt voorbestemd voor plaatsgebonden bedrijvigheid.

Uitsluitend volgende bestemmingen worden toegelaten:

In hoofdbestemming:

- schone productie; diverse kmo’s en ambachten, nijverheid en industrie;

- logistiek en distributie

- openbare of semi-openbare diensten waarvan de aard en/of de omvang aansluit bij de overige activiteiten in de Vaartzone;

- diensten In nevenbestemming:

- recreatie

- kantoren, opslagruimtes, werkplaatsen, sociale voorzieningen en toonzalen als essentiële aanvulling van de hoofdbestemming binnen dezelfde bedrijfsvoering en op dezelfde bedrijfssite;

- bedrijfsgebonden woongelegenheden zijn toegelaten;

- opslag in open lucht is toegelaten, doch dient deze steeds nauwgezet te worden afgewogen in het licht van de beoogde ruimtelijke kwaliteit en het ruimtelijk rendement.

Binnen de gearceerde zone K (in overdruk) zoals aangeduid op het grafisch plan worden kantoren wel in hoofdbestemming toegelaten, enkel in geval van functies van algemeen nut of universele dienstverlening. Indien in deze gearceerde zone een andere functie dan een functie van algemeen nut of universele dienstverlening wordt ingeplant, worden kantoren enkel toegelaten in nevenbestemming.

Publieke (groene en verharde) ruimten worden toegelaten.

Autonome kantoren en horeca zijn niet toegelaten.

Zoals vermeld in de toelichtingsnota zijn plaatsgebonden bedrijven over het algemeen onder te verdelen in drie groepen. Het betreft (1) die bedrijven die Leuven als belangrijkste afzetmarkt hebben en die noodzakelijk zijn voor de Leuvense inwoners, andere Leuvense bedrijven en de grote instellingen. Ook logistieke bedrijven met toeleveranciers in de buurt kunnen hier een plaats krijgen, (2) die bedrijven die bijdragen aan de werkgelegenheid voor de Leuvense beroepsbevolking die minder kansen krijgt binnen de andere economische speerpunten (kenniseconomie, beslissingscentra, zorg), en (3) die regionale of internationale bedrijven die een historische aanwezigheid kennen in Leuven, een belangrijk patrimonium beheren in de stad, en vaak ook hun hoofdzetel hebben in Leuven. Sommige van hen zorgen voor heel wat werkgelegenheid bij de korter geschoolde groepen op de arbeidsmarkt.

Bestaande vergunde grootschalige kleinhandelszaken binnen de bestemmingszone krijgen een zonevreemd karakter, maar kunnen blijven functioneren in het plangebied. Enkel bij stopzetting van de activiteiten zal er sprake zijn van de bestemmingen zoals bepaald in voorliggend RUP. De bestaande vergunde of vergund geachte woningen krijgen eveneens een zonevreemd karakter.

Zoals vermeld in de definities wordt onder recreatie verstaan; een functioneel geheel van ruimtes of terreinen bestemd voor een vorm van vrijetijdsbesteding (uitgezonderd horeca). In de zone GF2 kan dit bijvoorbeeld gaan om een geïntegreerde sportactiviteit met aansluitend ruimte voor clubgebonden activiteit (kantine, kleedkamers, clubruimten,..), of ruimten voor het verenigingsleven. Deze wordt bij voorkeur in het gebouw geïntegreerd, maar kan bijvoorbeeld ook op het dak van een opslagloods worden gerealiseerd (bv. sportveld, looppiste, groendak met zitbanken, e.d.). Deze ruimten kunnen maar moeten niet publiek toegankelijk zijn.

In de zone waar vandaag de kantoren van Eandis zijn gelegen, worden kantoren in hoofdbestemming toegelaten, gezien deze instaan voor het algemeen nut en dienstverlening.

Inrichtingen met opslagruimte voor gebruikte voertuigen, voertuigwrakken en/of schroot worden niet toegelaten.

De bedrijven mogen voor de omgeving geen abnormale hinder noch bodem- of luchtvervuiling, geluidshinder, stank en trillingshinder veroorzaken. De huidige bestaande en vergunde activiteiten worden niet als milieubelastend beschouwd. Substantieel bijkomende milieubelastende activiteiten zijn niet toegelaten. Hieronder wordt verstaan alle nieuwe activiteiten van die omvang, aard of met gevaarrisico dat het niet mogelijk is, door het nemen van maatregelen, alle milieuhinder of gevaar in de ruime zin van het woord, binnen de grenzen van het eigen bedrijfsterrein te houden.

Aansluitend op artikel 2.2.6 §2 van de Vlaamse Codex Ruimtelijke Ordening ressorteert deze bestemming onder de gebiedscategorie Bedrijvigheid.

In de BPA’s Aarschotsesteenweg 2, 3 en 4 dewelke voorliggend RUP vervangt, waren geen milieubelastende bedrijven toegelaten. De bestaande inrichtingen vergund op basis van deze BPA’s worden niet als milieubelastend beschouwd en worden dus niet zonevreemd. De stad wil vasthouden aan deze beleidskeuze, en laat in voorliggend RUP geen nieuwe vormen van bedrijvigheid toe met milieubelastende effecten. In Leuven zijn er nog andere bedrijventerreinen die hier beter in aanmerking komen voor nieuwe milieubelastende activiteiten en daarvoor ook reeds jaren bestemd zijn, zoals in Heverlee en Haasrode.

Als referentiekader voor de exploitatie gelden de Vlarem II normen en voorschriften.

3.2.2 Onbebouwde ruimte - Zie algemene bepalingen

3.2.3 Inrichting

- Zie algemene bepalingen 3.2.4 Bebouwing - Zie algemene bepalingen

3.2.5 Vergunningen

- Zie algemene bepalingen

3.2.6 Toegangen en doorgangen

Vanaf de Aarschotsesteenweg worden voor de zone GF2 twee toegangen voor gemotoriseerd verkeer toegelaten, zoals aangeduid op het grafisch plan. Elke toegang vanaf de openbare weg moet voldoende sprekend zijn.

T6. centrale toegang voor gemotoriseerd verkeer ter hoogte van de bestaande gebouwen momenteel gebruikt door de Stadsreiniging.

T7. bestaande centrale toegang voor gemotoriseerd verkeer.

De hoofdontsluiting in het plangebied gebeurt via de Aarschotsesteenweg. Dat legt voorwaarden op aan de interne circulatieruimte van de ontwikkelde en in ontwikkeling zijnde terreinen.

Vanuit het algemene principe om de ontsluitingsinfrastructuur te rationaliseren, worden de toegangen tot de percelen gebundeld en beperkt tot een minimum.

De circulatieruimten dienen, in zoverre dit verenigbaar is met de voertuigen die van deze ruimten gebruik maken, maximaal te worden ingegroend met hoogstammige bomen waarbij minimaal 8 hoogstammen per 100 lopende meter circulatieruimte dienen aangeplant.

De overige bestaande toegangen mogen niet behouden blijven en dienen op termijn herschikt te worden.

3.2.7 Parkeervoorzieningen

- Zie algemene bepalingen

3.2.8 Veiligheidsvoorschriften

- Zie algemene bepalingen

3.2.9 Fasering en ontwikkelingsvoorwaarden - Zie algemene bepalingen