• No results found

3 Bijzondere bepalingen

3.4 Zone voor dwarse groene linten (overdruk)

V E R O R D E N E N D G E D E E L T E T O E L I C H T I N G

3.4.1 Bestemming

In de overdrukzones aangeduid op het grafisch plan dienen groene en visuele verbindingen tot stand te komen. Binnen elke overdrukzone moet minstens één dwars groen lint gerealiseerd worden.

Aansluitend op artikel 2.2.6 §2 van de Vlaamse Codex Ruimtelijke Ordening ressorteert deze bestemming onder de gebiedscategorie ‘Overig groen’.

De lokale verweving van de noord-zuidgerichte groencorridors binnen de perceelsstructuren van het gebied komt tot stand door dwarse linten aan te takken in oost-west-richting, die op hun beurt drager kunnen zijn van de bestaande of toekomstige groengehelen in het gebied. Deze linten versterken aldus de groenstructuur in de dwarse richting van het gebied, en zorgen voor de visuele aanwezigheid ervan.

De locatiekeuze van de op het grafisch plan aangeduide overdrukzones hangt samen met het strategische karakter van de dwarse groene linten.

De situering van de dwarse linten binnen deze zone laat immers toe om op langere termijn het plangebied ruimer te verbinden met aanliggende KMO-gebieden (bv. Begaultlaan en/of Dijledreef), voorzieningen en woonkernen (bv. Wilsele Dorp en/of Kessel-Lo), als onderdeel van een fijnmazig fiets- en voetgangersnetwerk.

3.4.2 Onbebouwde ruimte

- Zie algemene bepalingen 3.4.3 Inrichting

In de richting van het groene lint dienen hoogstammen lijnvormig te worden aangeplant als een bomenrij, met minstens 8 hoogstammen op 100 lopende meter. Aan weerszijden van de aslijn van het lint, dient een vrij gabariet van minstens 12m breed en 3m hoog (bij volgroeide hoogstam) te worden aangehouden. Dit gabariet laat op termijn een eventuele verbinding toe voor langzaam verkeer van 3 meter breed, met aan weerszijden een groene structuur (telkens minimaal 4m breed) waarvan minstens één met een gracht (minimaal 1m breed) en eveneens minstens één met hoogstammen. De aanleg van eventuele verhardingen gebeurt in duurzame, indien mogelijk waterdoorlatende, materialen.

Binnen deze zones dienen de reeds aanwezige hoogstammen gevrijwaard te worden, en dienen de linten over de volledige lengte in langsrichting te worden uitgerust met grachten voor afwatering van hemelwater naar de Dijle. Indien de zone waarin het lint is gesitueerd volledig in het bezit is van eenzelfde eigenaar, kan één van de zijden ten opzichte van de aslijn van het lint

De realisatie van een visuele verbinding door middel van de dwarse groene linten kan, naast de beleving van de Dijle vanop de Aarschotsesteenweg, ook bevorderlijk zijn voor de ruimtelijke kwaliteit van de Dijleoever en het veiligheidsgevoel langs de Dijledreef. Belangrijk daarbij is dat de verbinding effectief open is.

Deze linten zijn niet noodzakelijk publiek toegankelijk. Het al dan niet publiek toegankelijk zijn wordt bepaald door de eigenaar(s) van de percelen, die ook het beheer ervan op zich neemt (nemen). Belangrijk is dat de linten vrije zichten laten doorheen het plangebied vanop de Aarschotsesteenweg en vanop de Dijledreef, en dat deze tot stand komen met hoogstammige bomen en geschikte beplanting. De inrichting van fiets- of voetgangersverbindingen, of van circulatieruimten voor

aangelegd worden zonder gracht, op voorwaarde dat de gracht aan de andere zijde dan instaat voor een optimale afwatering.

De relatie met de bestaande groengehelen op het perceel, de toegankelijkheid en de eventuele vormen van gebruik, dienen omschreven te worden in de betreffende vergunningsaanvragen.

De aanleg van deze linten dient zo te gebeuren dat ze aansluiten met en geïntegreerd worden binnen de aangrenzende bestemmingen, in het bijzonder de Bufferzone aan de Dijle (cf. §3.5).

Het dwars groen lint moet gemeten worden vanaf de taludinsteek naar de Dijle, zodanig dat gegarandeerd wordt dat de 5-meter erfdienstbaarheidszone gerespecteerd wordt. De hoogopgaande bomen moeten er met een tussenafstand van 10 meter aangeplant worden om onderhoud mogelijk te maken en het overig groen moet terugsnoeibaar zijn (bv. hakhout) in geval van noodzakelijke toegankelijkheid bij onderhoud.

De onderbegroeiing wordt in extensief maaibeheer genomen gelijkaardig aan het ecologisch maaibeheer op de vaartoever.

gemotoriseerd verkeer, kan eraan gekoppeld worden hetzij voor publiek of privaat gebruik (toegang tot fietsenstallingen, verhardingen i.f.v.

toegang tot ingegroende parkings, groene parkruimten, paden, e.d.).

Aan de linten worden in het gebied bij voorkeur groene ruimten aangesloten, met gelegenheid voor recreatieve of collectieve functies van de bedrijven (cafetaria, vergaderzalen, picknick, fitness, sportruimten, e.d.) die de gebruikswaarde van de linten opladen.

Op termijn kunnen de dwarse groenstructuren en mogelijke doorgangen aansluiten op de Dijledreef via een nieuwe of via de bestaande brug over de Dijle.

3.4.4 Bebouwing

In afwijking van de algemeen geldende bebouwingsindex van 70% per perceel of groep van percelen van dezelfde eigenaar, vermeld in §2.6, geldt dat de oppervlakte op gelijkgronds niveau binnen het perceel dewelke effectief benut wordt voor een dwars groen lint, kan worden omgezet ofwel in bijkomende bebouwbare oppervlakte binnen het perceel, ofwel in bijkomende vloeroppervlakte bovenop het maximaal aantal bouwlagen (cf. §2.6), begrensd tot 32m (bv. in geval het meer opportuun is de grondinname in de rest van het perceel te beperken). De reeds omgezette oppervlakte dient als groen lint benut te blijven. De vergunningverlenende overheid screent in functie daarvan de vorige vergunningen in het gebied.

Om effectief tot het dwars groen lint te behoren is er directe samenhang vereist met een continue doorsteek doorheen het volledige terrein van West naar Oost. Indien het dwars groen lint verdeeld wordt over verschillende eigenaars dient hiervoor bij een eventuele omgevingsvergunningsaanvraag de wijze worden toegelicht waarop deze zal worden gerealiseerd, en dienen er dus concrete afspraken te worden aangetoond met de andere eigenaar(s) in functie van een evenredige verdeling.

De gewenste gebouwde structuur heeft enerzijds te maken met een optimaal ruimtegebruik en ‘ruimtelijk rendement’ via een verantwoorde dichtheid van gebouwen in het gebied en met hun onderlinge verhouding, en anderzijds met de architectonische eigenschappen van de specifieke gebouwen.

Optimaal ruimtegebruik voor de verschillende bestemmingen, veronderstelt een evenwicht met de groene en landschappelijke structuur die aan het ganse gebied eenheid en identiteit moet verlenen, en die garant staat voor een aangename werkomgeving.

Indien een groen lint is gerealiseerd en dit reeds werd omgezet in bijkomende vloeroppervlakte op het perceel, is het niet toegestaan dat een deel van dat lint in een volgende vergunningsaanvraag alsnog wordt bebouwd. Dat veronderstelt door de vergunningverlenende overheid nazicht van vorige vergunningen in het betreffende gebied.

3.4.5 Vergunningen

- Zie algemene bepalingen

3.4.6 Toegangen en doorgangen

De dwarse groene linten kunnen gekoppeld zijn aan een private of publieke toegang of doorgang.

3.4.7 Parkeervoorzieningen

Daar waar groene linten worden aangelegd, is binnen het vereiste gabariet (cf. §3.4.3) geen aanleg van parkeerplaatsen toegelaten.

3.4.8 Veiligheidsvoorschriften

- Zie algemene bepalingen

3.4.9 Fasering en ontwikkelingsvoorwaarden

De linten moeten aangelegd worden, ten laatste wanneer de vergunningsplichtige werken waar ze bijhoren worden gerealiseerd.