• No results found

60 Zie bijv Derksen 1989, p

In document De parochiemonitor versie 2.0 (pagina 65-67)

Toch vinden wij na 36 parochies geen steun meer voor die opvatting in onze monitorgegevens. We zien bijvoorbeeld dat parochies die al veel kenmerken hebben van het missionair- diaconale model (D) en het liturgisch model (B) vaak een werkgroepenmodel hebben ingevoerd. Aan vrijwilligers worden dan veel pastorvervangende taken en bevoegdheden toegekend. Model D komen we echter ook tegen bij parochies met

66

een meer klassieke bestuursstructuur, maar werkgroepen zijn er altijd in parochies van dit model. Gespreksgroepen veel minder.

Het begrip ‘werkgroepenmodel’ ontlenen we aan het werk van dr. J. Hendriks. Het staat voor de meest vergaande invloed van leken op het beleid van de kerk. In een van zijn meest recente boeken, Verlangen en vertrouwen, ziet hij vooral bij de missionaire stroming een ‘omkering in de verhouding ambt-leek’. De leek is niet langer helper van de pastor, nu wordt de pastor helper van de leek. De pastor is afhankelijk van de informatie en deskundigheid van leken.61 ‘Gewone’ parochianen hebben in die situatie dus een adviserende rol. Ongeveer hetzelfde ziet Hendriks bij de evangelicale stroming, waarbij hij opmerkt: “Lid van de gemeente zijn, staat gelijk aan

participatie. Er moet worden aangesloten bij ieders charisma “.62 In de ‘open en gastvrije kerk’ - die volgens Hendriks sterk harmonieert met het in katholieke kring algemeen aanvaarde idee van ‘volk Gods onderweg’63 heeft de leiding het karakter van begeleiding.64

Hendriks onderscheidt verder de functionele stroming. Hier neemt de pastor de belangrijkste plaats in. Die stroming is te vergelijken met ‘De gemeente met een aanbod’, het model dat Albert en Joke Ploeger aanbevelen.

Wij vinden belangrijke aspecten van dit kerktype belichaamd in de modellen C, D, E.

65

Tenslotte: bij geloofsgemeenschappen die bij de ‘dubbelstrategie’ omarmd hebben, waardoor ze zich tegelijk richten op de meelevende kern én op een gedistantiëerde groep van kerkleden, is er weer méér invloed van gewone leden. Maar er moet, zo noteert Hendriks, aparte leiding zijn voor de meelevende kern en voor de groep randmeelevenden.

Al met al biedt dit korte overzicht van inzichten van Hendriks voor ons de volgende aanwijzingen: de modellen E, D en C worden in het algemeen het meest van onderop bestuurd en opgebouwd. Dat betekent in de praktijk: inzet van adviserende en beleidsvoorbereidende werkgroepen. Op grond van onze ervaring met de parochiemonitor in 30 parochies brengen we toch een nuancering aan voor de Rooms-katholieke kerk. Model B koppelen we ook aan het werkgroepenmodel, en Model D aan de bestuursstructuur die weliswaar gebruik maakt van (diaconale) werkgroepen, maar die in hoofdzaak toch nog klassiek genoemd moet worden. Wat betreft model B klopt dat met onderzoek van Kaski66

61 Hendriks J. 2008, p215

waaruit blijkt dat ‘belangrijke’, d.w.z. pastor-vervangende en initiërende taken, het meest vervuld worden door vrijwilligers op het terrein van de liturgie. Parochies die het vrijwel zonder werkgroepen doen zijn er niet veel meer zo is onze ervaring. Wij vonden nog twee parochies (model A) met die structuur. Monitoruitslag ‘Model A’ kwam ver weg het

62 Idem p215

63 Bij laag 5 werd dit parochiebeeld inderdaad opmerkelijk vaak aangekruist. Overigens scoren

levensbeelden die te maken hebben met ‘onderweg zijn’ ook onder PABO-studenten duidelijk het hoogst (Ruard Ganzevoort in Ïs heil te meten?”, Religie en Samenleving, september 2008, p116).

64 Idem, p227

65 Ploeger A.K. en Ploeger-Grotegoed J., “De gemeente en haar verlangen”, 2001 66 Kaski, rapport 455, p50,51

meest voor bij parochies met een klassieke structuur en werkgroepen voor bepaalde taken.

2-2 Betrokkenheid op hogere organen

Katholieken in ons land zijn sterker gericht op de kerk als geheel dan PKN-leden.67 Bijna de helft van de katholieken heeft bovendien een positieve houding t.o.v. de leiding van de wereldkerk. Het kader overigens iets minder dan de andere parochianen: 44%.68 Maar dit terzijde. Hendriks stelt onomwonden: evangelicale geloofsgemeenschappen neigen naar congregationalisme.69 Nancy Ammerman zal dit op grond van haar onderzoek in de VS onderschrijven. Zij plaatst daar wel de kanttekening bij dat zeer aan eigen zelfstandigheid gehechte geloofsgemeenschappen, zoals in Nederland ook de ‘Small Christian Communities’, wel degelijk afhankelijk kunnen zijn van bepaalde diensten en werkmaterialen ‘van bovenaf’.70

Voor de plaatsing van model C gaan we nog eens te rade bij Thung en Schipper. Die kleine gemeenschappen kunnen evangelisch getint zijn, zo is ook onze ervaring. Daarom geven we model E een plek in de derde kolom.

Zij constateerden dat kerkleden die plaatselijk hun eigen boontjes willen doppen streven naar een ‘kritisch-pluriforme kerk’, een kerktype dat vergelijkbaar is met ons model C. Dat klopt met het al eerder aangehaalde, maar decennia later gevonden, onderzoeksresultaat van Penny Becker: dat plurale, naar buiten gerichte, geloofs- gemeenschappen congregationalistisch kunnen worden genoemd.71

Model A heeft onbetwist een plek in dezelfde categorie. Maar heel weinig parochies gaven aan ‘sterk’ betrokken te zijn op de landelijke kerk. Mede om theoretische reden -de inbedding van klassieke parochies in de Rooms-katholieke kerk- handhaven we hier model A.

Dat wij model C op basis van onze gegevens niettemin bij ‘in zeker mate’ willen plaatsen heeft waarschijnlijk te maken met het feit dat wij vooral model C als monitoruitslag kregen van instellingsparochies, zoals verzorgingshuizen of een gevangenis.

2-3 Wie heeft het voor het zeggen?

Sociale wetenschappers zijn geneigd om vooral te letten op de informele structuur van een organisatie: wie hebben het in de praktijk voor het zeggen? Zij vinden Ammerman aan hun zijde. Iedere geloofsgemeenschap heeft volgens haar een kern van sleutelfiguren die door hun senioriteit, geïnformeerd zijn, communicatieve vaardigheden een belangrijke stem hebben wanneer majeure besluiten moeten worden genomen.72

In document De parochiemonitor versie 2.0 (pagina 65-67)