• No results found

fiiiiiiiiiiiiiiiilot groote vreugde waren er bij de familie Canneheuvel, in plaats van een zusje of broertje, een kleine broer en zus gelijk verschenen.

\_..- ...

Poekie vond 't moppig zooals de kleintjes op elkaar geleken: precies dezelfde donker·

grijze kijkertjes, 't zelfde dwaze neu je, niet grooter dan een knoopje, en de ronde gilmondjes ook precies eender. 't Zag er niks aardig uit als zoo'n mondje open werd gesperd. Van witte tandjes nog geen spoor.

"Net kakek (oude grootvader) bekjes" zei Nel. En wat een rimpeltjes in zoo'n heel klein snuitje als er geschreeuwd of geniesd moest worden. Niet te tellen 1

126

Kwamen Nel en de jongens uit school, dan was hun eerste gang naar Carel en Carolientje, en ze vonden hen onder de hoede van mama of baboe naast elkaar in den kinderwagen, of op hun draagbedje. Altijd waren ze buiten, en daar groeiden ze van, even heerlijk als de mooie La France rozen in de potten om het gras-veld. 't Leek wel, of ze met den dag snoeziger werden, de rimpeltjes verdwenen, en in plaats daarvan kwamen er kuiltjes in de fluweel zachte perzikwangetjes. In ieder mollig handje zaten vijf putjes, en de trappelende voetjes hadden er evenveel. Maar de dwaze

knoope-neusjes bleven, Careltje had nog kleiner neusje dan Carolientje, doch zijn oogen leken grooter, De kin-dertjes waren met een klein beetje donker haar geboren; dit viel echter al gauw uit, en ze werden net zoo goudblond als mama was.

"Ze zijn net een paar levende schilderijtjes," merkte Dolf op, "die eIken dag mooier worden, en wat lijken ze verbazend op elkaar' Is dat altijd zoo bij een tweeling ma?"

"Natuurlijk," nam Fritsie mama 't antwoord voor den mond weg, "net als bij een philipien. Want een tweeling is een menschephilipientje hé ma?" Mama keek een beetje verbaasd, en Dolf dankte voor 't lesje,

127

en vroeg waar kleine Parkiet die wijsheid vandaan haalde, welke vraag Poekie geen antwoord waardig keurde. - (Papa had hem 't grapje verteld).

AI leken de kindertjes sprekend op elkaar in uiterlijk, hun aard scheen nog al verscheiden te wezen. Aan Carolientje was nu al te merken, dat ze een bijde-handje beloofde te worden. Ze pakte Broertje alles af wat ze vatten of grijpen kon, en gooide 't dan' op den grond.

Careltje liet 't zich gedwee welgevallen, keek iedereen met groote droomoogen aan, en lachte alleen tegen mama of Tidjem. Zusje was een allemanskindje, vond 't heerlijk om opgenomen en aangehaald te worden, kraaide van pret als ze Dolfs neus te pakken kon krijgen, of eens lekker aan Nel's vlecht trekkp.n,

Poekie verklaarde al gauw, dat Lientje Z'i;1Z kz'nd.fe was. Hij vond 't verrukkelijk wanneer hij haar mocht dragen of op schoot houden, en steldf:! er een heele eer in als hij, onder mama's toezicht, heur zacht donzig haar tot een kuifje mocht borstelen.

't Was bepaald schattig om te zien hoe dood voor-zichtig Fritsje met zijn zusje omging. Hij begon zich

naast zoo'n heel klein dingetje een groote jongen te voelen, deed ijverig zijn best om in der minne te

komen met enkele letters in 't alphabet waarmee hij nog op voet van oorlog stond, en verbeterde zichzelf als hij sprak van "gedenkt" en "gegeeft".

't Werd zoo zoetjes aan tijd, dat Poekie naar school zou gaan. Nel had hem al zoo'n beetje lezen en schrijven geleerd. Hij kwam stellig in de IIde klas, misschien wel in de IIIde, pochte Fritsje. 't Ventje had er niets. meer op tegen aan het leeren te beginnen. Hij wilde geen domme karbouwenhoeder meer worden. 't Stond groot en flink op school te zijn, en hij was nou geen kleine jongen meer. Naderhand zou hij Lientje alles leeren, voor haar zorgen en op haar passen, zooals Nel altijd op hem had gedaan.

Maar dat was nog ver weg. Lientje kon nu alleen nog maar kraaien en lachen.

Careltje scheen veel bedaarder van aard, hij kraaide bijna nooit en vroolijk lachen deed hij ook niet veel.

Meestal lag hij maar te droomen, en nam van niemand en niets veel notitie. Zuske Lientje daarentegen wist al best te beduiden wat ze hebben wou, waarmee ze wilde spelen. Lientje was ook erg gedecideerd in haar voorkeur en afkeer. Zoo kon ze Git je bv. niet uitstaan, en duwde hem weg met haar mollige handjes als Poekie de kat voor haar neerzette om gestreeld te worden.

129

Git je, nu een dikke, deftige kater, trok er zich niets van aan, dat Lientje hem niet lijden mocht, en hij daardoor ook niet meer zoo in den pas was bij Fritsje.

Git je werd zoo zwaar en log, was heelemaal geen schootkatje meer. Nel's krieltjes waren veel aardiger om mee te spelen. De diertjes bleven altijd samen, hielden zich een beetje afgezonderd van de andere vogels, en ze waren zoo tam'

Als Nel riep: "Vrouwtje Kriel, vrouwtje Kriel, dan kwam 't hennetje dadelijk aanrennen. Ze wipte op Nel's schoot, pikte' de rijstkorrels uit haar hanel. Zoo af en ~oe pakte Nel vrouwtie Kriel voorzichtig beet, legde haar op één zij op tafel, en begon 't diertje zacht te streelen. Heel langzaam gingen krieltjes oogen toe, en ze bleef onbewegelijk liggen, tot Nel haar weer overend zette. Even soesde ze nog, onvast op haar pootjes, maar dan trippelde ze vroolijk weg naar 't haantje.

In dat spelletje hadden de tweelingen ook altijd veel schik. Lientje, dat klein bijdehandje, streelde Krieltje, en plukte aan haar witte veeren. Vrouwtje Kriel legde heerlijke eitjes, zoo klein als die van een duif. En Nel zocht ze uit de nesten, en tracteerde er eerst pa en ma, later de broertjes om beurten op.

9

130

Maar op zekeren dag zocht Nel tevergeefs naar een eitje, en toen ze riep kwam vrouwtje Kriel niet

aan-zetten. 's Middags was ze er weer, doch eitjes legde ze niet meer, en eindelijk bleef ze heelemaal weg.

't Schuwe haantje drentelde nu alleen rond) en scheen zich heel eenzaam en verdrietig te voelen. De kinderen zochten overal, maar konden 't hennetje nergens vinden.

Nel was er bepaald verdrietig over, tot Poekie haar op een middag met 't blijde nieuws verrastte, dat hun lieveling terug was gekomen. En hoe II Als het trotsche mamaatje van h\'aalf 1il1iput krieltjes. In 't vogel paradijs had vrouwtje Kriel zoo'n verborgen plekje opgezocht, dat niemand 't nestje in den warmen zandkuil kon vinden waar

,

ze haar twaalf kiekens had uitgebroed.

Zijn alle kuikentjes snoezig, iets schattigers dan kriel -kiekens, bestond er niet volgens Nel en Fritsje. In een ooO'enblik had Nel haar schoot vol met de donzige

I:>

witte bal1etjes, en 't moedertje sche n haar oude ge-woonte niet vergeten. Ze wipte ook op Nel's schoot, ging in 't zachte nestje liggen, met de kindertjes op, om en onder haar.

Nel O'inO' heel royaal aan 't uitdee1en.

b I:>

Zoo gauw de kleintjes hun moeder konden missen, kreeg iedereen er twee. Dolf bedankte voor de eer,

131

maar Jan wilde ze wel hebben, Poekie was er blij mee, en de tweelingen hadden nog geen benul van presentjes.

Maar kuikens zijn teere beestjes, en hebben veel vijanden bovendien. Een leelijke kiekendief at Poekie's lievelingen op, Jan verloor de zijne ook, en verscheidene brachten 't zelfs niet tot 't einde van hun eerste levens-week. Van 't groote nest werden er net vier groot, zoo groot als krielkippen dan worden.

XVIII

'T LEVENSLAMPJE VAN