n de voorgalerij van de familie Canne-heuvel was een bonte groep bijeen_
"Mag ik nou eindelijk pa gaan roepen
" ~I~iili~ mampie?" vroeg een deftige inlandsche l! dame, aan mevrouw Canneheuvel, ter -wijl haar voeten in de met goud geborduurde slofjes aldoor danspasjes maakten, louter van plezier en
opwinding-"Zijn jullie er allemaal? Ja, ga dan maar gauw."
't Was een zeer bizonder gezelschap, waarmee papa ev n later' k nnis maakte. 't Schemerde al zoo'n beetje, geen wonder dus, dat de vader zijn eigen zoon ni t herkende in Dolf, den deftigen Assistent Resident, die in groot tenue op hem toetrad. Hoe k urig was hij uitgedost in den zwarten, met zilver geborduurden rok, het witte v st, en de daarbij passende pantalon met zilveren biezen afgezet. Op waardige wijze werd het costuum voltooid door den plechtigen steek, waarmee Dolf m t breeden zwaai zijn vader begroette.
"Sakkerloot kerel! wat ben j ij mooi," riep papa,
"ik wed dat alle misje met jou willen dansen."
Dolf lachte gestreeld, en papa keek verschrikt naar
den anderen kant, waar vlak aan zijn oor een kleine Chinees den schorren kreet: "katjang goreng"
"katjang goreng" liet hooren, en hem een met ape-nootjes gevuld mandje voorhield. Jan wilde wat bizonders voorstellen, en mama, die overal raad op wist, had een allerleukst chineesje van hem gemaakt. Een lange, met roode zij doorvlochten staart, bengelde hem op den rug, en hing laag af op zijn witte baadje. Hij droeg een wijden, gelen, hier en daar gelapten broek, en zijn voeten staken in sandalen; op zijn glad geschoren hoofd prijkte een oud "kaasbolletje" van papa.
"Echt
r.é,
pa, die Janneman Chinee ," riep Nel verrukt."Hoe vindt u mij papoes?"
"Fijn!n plaagde papa Nel, met haar eigen stopwoordje. ,Jonges I jonges ! wat heeft mama een moeite voor jullie gedaan I"
Nel liet zich aan alle kanten bewonderen. Over de prachtige sarong, die in keurige plooien om haar heen was gedrapeerd, hing een licht blauw zijden kabaia af, met beeldige speldjes vastgemaakt, waarin de ste nt jes fonkelden of ze echt waren. In Nel's kapsel, glad naar achteren gekamd, en daar tot een groote condeh (haarwrong) gekapt, staken ook verscheidene schitte-rende sieraden. Jammer alleen, dat Nel's haar niet
94
donker was, blonde Raden.Ajoes behoorden zeer zeker tot de uitzonderingen. Maar hieraan viel nu eenmaal niets te veranderen. Bevallig wuifde de hoogadelijke dame met haar waaier, en voelde zich bizonder waardig en voornaam.
Maar 't aardigst van alles was Fritsie als: "Oppas". Nu mama voor een en ander had gezorgd, zag hij er heel wat anders uit dan vroeger bij 't tournéespel.
Zijn jasje met de koddige slipjes, en broekje met echte gele biezen (geen sigaren lint jes) zaten hem on·
berispelijk aan 't lijf, en zijn hoofddoek had Wongso geheel naar den aard geplooid en gevouwen, met een driehoekje midden op het voorhoofd. In den mooi ge·
bloemden gordel prijkte op den rug een kris, alweer door dien goeien Wongso keurig uit hout gesneden, en met een vergulden handvat versierd.
Fritsje keek heel deftig, terwijl hij met gekruiste voetjes op den grond zat, en vond 't maar half goed, dat papa hem optilde en zijn lief snoetje kuste.
't Mocht een geluk heeten, dat tante Let je er niet was om papa's voorbeeld te volgen, want dat zou ze stellig gedaan hebben, en dan was er een erg ver-fomfaaid "oppasje" van gekomen.
T oen de Canneheuveltjes hun entrée maakten in de
95
danszaal, was 't er al tjopvol. Wat hadden de mama's en naaisters haar best gedaan I 't Eene kind zag er nog mooier en leuker uit dan 't andere. Daar huppelden vier bloememeisjes gearmd voorbij: roos, melati, bruids-traan en viooltje, in 't rose, wit, lilas en purperrood, overvloedig getooid met de bloemen, wier namen zij droegen. Ze werden door vier Japaneesjes staande gehouden, die met veel hoffelijke buigingen haar bal-boekjes vroegen, en onbescheiden veel dansen invulden.
Een dametje van acht jaar stelde keizerin Maria Theresia voor, ze droeg een lange, goudglinsterende sleepjapon, n een kroontje op 't hoofd. Bij 't dansen liet Maria Theresia haar slepend gewaad hoog opspelden, zoodat i dere n haar rose gekouste beentjes kon zien, wat nu JUIst niet erg paste voor een keizerin.
Natuurlijk waren er ver cheidene Pierrots en Colum-bines, vorsten en vorstinnen uit vroegere eeuwen, ridders en edelvrouwen. Lous stelde een postzegel voor, en trok zeer de aandacht. Haar kostuum was bepaald kunstig, arti tiek zeiden de groote menschen. Van verre leek ze een regenboogje. 't Postzegeltje wandelde met een brievenbesteller of postlooper, zooals men in Indië zegt, en 't paartje paste goed bijeen.
Niemand was op 't idee gekomen een Assistent
96
Resident of Raden-Aioe voor te stellen, Dus waren Dolf en Nel eenig in hun soort; Frit ie niet minder. Iedereen had schik in den kleinen oppas; Poekie vond de bewonderende aanhaligheid van oude en jonge dames recht lastig.
Zeker omdat zij zulke voorname personen verbeeldden, kwam een lid der commissie aan Dolf en Nel verzoeken om het bal te openen. (Ze hadden al afgesproken om voor de ui de polonaise samen te doen).
De Assistent Resident en Raden-Ajoe plaatsten zich
dus aan 't hoofd van den stoet, en nu ging het op
de tonen der muziek in statigen pas voorwaarts. De vaders, moeders, verwanten en andere toeschouwer!?
hadden geen oogen gt'noeg- Ze genoten van 't eenig mooi en interessant schouwspel. Er werd luide bewonderd en toegejuicht, ook hartelijk gelachen.
Want, was 't niet potsierlijk t mooie postzegeltje gearmd te zien gaan met dien Singkek (Chinees) met zijn gelapten broek en zijn leelijk hoedje? En dan dat koolzwart negertje met een melkmeisje zoo blank en blond als de room, die ze in haar emmertje droeg?
Van eigenlijk dansen kwam niet veel, daarvoor was het te vol. Maar de jeugd had toch dol veel pret.
Ze fopten elkaar, verzonnen onschuldige grappen om er elkander te laten inloopen.
Fré, een woeste rooverhoofdman, werd steeds om-ringd door een troepje gezellen, niet minder vervaarlijk van uiterlijk dan hij zelf. De bende zocht overal naar buit iedereen moest uit den
,
weg voor die gevaarlijke knapen, of anders werd hij of zij gevangen meegevoerd. Menigeen wou wel zoo, want de families der roovers bleken zeer goedhartige menschen, die niet alleen de gevangenen dadelijk vrij lieten, en van 't betalen der losprijs ontsloegen, maar hen meestal ook nog lekker tracteerden op ijs of taartjes.Al drie keer had de rooverhoofdman een indringerigen Chinees op zij geduwd, die hem den schorren kreet:
"katjang goreng, katjang goreng" , in 't oor toeterde.
't Loonde de moeite niet dien armelijken vent gevangen te nemen, want een losprijs van zoo'n bedelaar - . . ho maar I
Maar Fré zou vriend Jan zijn getoeter toch wel afleeren. Hij loerde en spiedde, kreeg al gauw den Assistent Resident in 't oog. "Mijnheer de Assistent Resident, kan ik u even spreken?" vroeg hij, krijgs-haftig aan zijn zwarten snorbaard draaiend. Dolf knikte minzaam van "ja" (Zoo'n rooverhoofdman moet je te vriend houden).
"Weet u wel, groote Heer," vervolgde deze, "dat
7
98
er hier een Chinees rondsluipt, die katjang goreng verkoopt? een vuile vent, met een gelapten broek?
De kerel heeft secuur geen "pas".
"Bekend, bekend," verzekerde de Assistent Resident.
"Die lomperd heeft mij ook al half doof geschreeuwd.
Daar moet een eind aan komen. Waar is mijn oppas?"
Ja, waar was die eigenlijk? In plaats van zijn heer op de hielen te volgen, zooals 't hoorde, liep dat brutale kereltje overal rond, waar hij niets te maken had. Fré ging met zijn bende op jacht; 't was hem toevertrouwd. Daar zat die luie oppas waarempel bij zijn familie, en deed zich tegoed aan een portie vanilje ijs. Er werd hem zelfs geen tijd gegund den laatsten hap behoorlijk te verorberen. Onherroepelijk moest hij direct mee.
En oppas was een en al ijver, toen hij hoorde wat hij doen moest. Eerbiedig nam hij 't standje van zijn heer in ontvangst en vloog er op los naar vriend Langstaart.
Deze keek niet weinig verschrikt toen hij 't kanarie-vogeltje *) opeens vóór zich zag, en diens "ijzeren"
greep om zijn arm voelde.
"Waar is je pas hé?" vroeg oppas streng.
*) Bijnaam van Inlandse he oppassers, om 't vele geel aan hun uniform.
99
"Ik heb geen pas, dat hoeft niet op een feest,"
kwam de Chinees brutaal.
"Zoo? maar jij bent maar een katjang goreng Chinees, en je hoort niet op een bal. Mee hoor I dadelijk naar mijnheer den Assistent Resident. Pas op hoor I ik breng je zoo in de boei als je niet goed.
schiks doet wat ik je zeg."
Er zat niets anders op. Janneman Chinees moest mee. Hij had geen pas bij zich, en de Assistent· Resident trad heel streng op in die dingen. 't Was een ellendig geval. Maar er hielp geen lieve moederen aan; wilde de Chinees op 't feest blijven, dan moest hij naar huis om zijn "pas" te halen.
Natuurlijk bedankte hij daar lekker voor, en 't was een heele toer voor hem om 't verder gedeelte van den avond oppas uit den weg te blijven. Nadat de klok tien had geslagen, ging dit wat makkelijker, want toen werd die ijverige "dienaar der Companie" zeer moe en slaperig. Tegen mam'a aangeleund, bleef hij nog een poosje toekijken, tot papa den wagen liet roepen, en met Poekie naar huis reed. Mama zou met de groote kinderen een paar uur langer blijven.
Er werden nog quadrilles de lanciers gedanst, ook een cottillon met tal van verrassingen en cadeautjes.
100
't Feest liep nu echter op z'en end. Hoe langer hoe meer wagens reden af en aan, 't werd minder vol, eindelijk hoe langer hoe leeger in de zaal, tot ten slotte ook de meest onvermoeide voetjes moe gedanst waren.
"Foei! Foei I wat is 't laat geworden," riep mama,
toen ze haar troepje eindelijk in den wagen had. Ge-lukkig, dat 't morgen Zondag is, en iedereen heerlijk kan uitslapen."
"Ik heb dol veel plezier gehad," betuigde Nel
opgewonden. ,,'t \Vas echt fijn I"
"Ik ook," zei Dolf, "maar ik ga In 't vervolg toch nooit meer in een deftig costuum; Jan heeft 't heel wat luchtiger gehad dan ik."
"Je moet er wat voor over hebben om moOi te zijn," meende mama.
"Ja, en U heeft maar een massa moeite voor ons
over gehad," erkende Dolf dankbaar.
"En Of," viel Jan in. "Iedereen nep er over zoo echt als we waren."
"Ik moet u er nog eens apart voor pakken," riep Nel, en ze trok mama's gezicht naar zich toe, en kuste haar op beide wangen.
En Mevrouw Canneheuvel was erg in haar schik, en achtte zich ruimschoots beloond voor de genomen
moeite, door de hartelijke dankbaarheid, die Nel en de jongens er haar voor in ruil gaven.