• No results found

120 121 VROEGE KERK EN DE HERDERMETAFOOR HOOFDSTUK 6

6 Vroege Kerk en de herdermetafoor

Verschillende vroegchristelijke auteurs besteden in hun werk aandacht aan de herdermetafoor.3491 De toepassingen hiervan kunnen grofweg in twee categorieën worden verdeeld.

In de eerste plaats richt de toepassing zich op Gods dienaren en de manier waarop zij zich behoren te verhouden tot Gods gemeente, de kudde.3502 Vanuit de patristische bronnen blijkt dat deze toepassing sterk ingebed is binnen een Christologische context. Met andere woorden, Christus – als de Goede Herder – vormt het vaste ijkpunt in het vroegchristelijke denken met betrekking tot het functioneren van Gods dienaren in de kerk. Jezus’ liefde voor Zijn kudde vormt de bron én het hart van de pastorale verantwoordelijkheid die op de schouders van de kerkelijke ambtsdragers is gelegd.3513

Hieraan verbonden is de relatie tussen de herder en de kudde. Zoals een herder en een kudde nauw aan elkaar verbonden zijn, zo zijn ambtsdragers en de gemeente ook zeer nauw aan elkaar verbonden. De getrouwe bediening van het Woord vormt één van de belangrijkste opdrachten om de christelijke gemeente te voeden, maar ook om die te beschermen tegen de aanvallen van ‘de wolven’ die de kudde proberen uiteen te drijven.3524 Ook wordt de herdermetafoor in dit verband door vroegchristelijke auteurs gebruikt om de uniciteit en de universaliteit van het dienen in de kerk te benadrukken. Omdat het herderlijke dienen van de christelijke gemeente in directe verbinding staat met Christus’ herderschap en Christus’ kudde die - hoewel aanwezig op verschillende plaatsen - in wezen één is, is het herderlijke handelen van ambtsdragers ook nauw aan elkaar verbonden. Iedere dienaar van God dient als het ware binnen de ‘unieke Herder-bediening’ van Christus. Op die manier staat het pastorale handelen binnen de lokale christelijke gemeente in verbondenheid met de universele kerk op aarde.

349

1 De aantallen fragmenten die naar boven komen in het zoeken op de patristische inzet van Johannes 10 alleen, ondersteunt de volgende conclusie van Cachia (1997, p. 292): “The Fathers have kept alive the metaphorical use of the shepherd image, continuing in the lines of the Sacred Scripture.” Zie voor meer over de plek en functie van de herdermetafoor in de Vroege Kerk: Frend, W.H.C. (1984), p 280.

350

2 Cachia, N. (1997), p. 227-294.

351

3 Zoals Cachia concludeert m.b.t. de kerkvaders, (1997, p. 293): “(…) they could not conceive of a minister of the Church who has no deep and intimate love relationship with Jesus, the Shepherd of shepherds. The presbyter who himself experiences the infinite love of Jesus for this sheep which moved him to give up his life for them, is the presbyter who would try to pour out the same love for the sheep which Christ himself has entrusted into his hands, even to the shedding of this blood, if necessary.”

352

4 Cachia, N. (1997), p. 294.

Een tweede categorie van toepassingen van de herdermetafoor staat in het licht van de identiteit, de ontwikkeling en de toekomst van de kerk.3535 Bij deze toepassingen heeft Joh. 10:16 vaak een belangrijke rol. Deze toepassingen worden in het verdere van dit proefschrift belicht.

6.1 Vroege Kerk en het Johannesevangelie

Het evangelie van Johannes kreeg relatief veel aandacht in de Vroege Kerk.3546 Hiervoor zijn verschillende redenen aan te dragen. Allereerst kan het geestelijke karakter van het evangelie worden genoemd dat in de eerste eeuwen van de Nieuwtestamentische kerk bijzondere aantrekkingskracht had. Clemens van Alexandrië noemde dit Evangelie al het ‘geestelijke evangelie’.3557

Een tweede argument is verbonden aan de theologische disputen ten tijde van de Vroege Kerk, bijvoorbeeld met betrekking tot de godheid van Christus en de Drie-Eenheid. Meer dan in de andere evangeliën worden deze thema’s in het Johannesevangelie belicht. Het onderwijs vanuit dit evangelie speelde dan ook een belangrijke rol in de bestrijding van allerlei dwalingen. De beschikbare hoeveelheid aan vroegchristelijk bronmateriaal waarin Johannes 10:16 (gedeeltelijk) aanwezig is vanuit zowel de Oosterse als de Westerse kerk, benadrukt de bijzondere interesse vanuit die tijd voor dit specifieke Bijbelboek.

6.2 Verschillende handschriften van Johannes 10:16

Bij de bestudering van het gebruik van Johannes 10:16 in de Vroege Kerk is het evident dat patristische exegeten verschillende tekstvarianten hebben gebruikt. Het belang hiervan wordt geïllustreerd door de conclusies die verschillende onderzoekers op grond hiervan trekken. Zo classificeert Nicolas Cachia de tekstuele traditie van Johannes 10: 1-18 als “relatively solid”.3568

353

5 Zie bijvoorbeeld: Baxter, W. (2009). From Ruler to Teacher: The Extending of the Shepherd Metaphor in Early Jewish and Christian Writings. In C. A. Evans, Early Christian Literature and Intertextuality (Volume 1). Londen : T&T Clark, p. 208-244; Berrouard, M. (1990). Deux peuples, un seul troupeau, un unique Pasteur: Ecclésiologie de saint Augustin et citations de Jean 10:16. In J. Schnaubelt, Augustine:

Second Founder of the Faith. New York: Collectanea Augustiniana; Greer, R. (1999). The Good Shepherd:

Canonical Interpretations in the Early Church. In C. Seitz, Theological Exegesis, Essays in Honor of Brevard S. Childs. Grand Rapids: Eerdmans.

354

6 Zie bijvoorbeeld: Braun, F. (1959). Jean le théologien et son évangile dans l’Eglise ancienne. Parijs:

J. Gabalda; Pollard, T. (1970). Johannine Christology and the Early Church. Cambridge: Cambridge University Press.

355

7 Carlson, S. C. (Volume 47 , Issue 1 , January 2001). Clement of Alexandria on the ‘Order’ of the Gospels.

New Testament Studies, p. 118 – 125.

356

8 Cachia, N. (1997), p. 122.

6

VROEGE KERK EN DE HERDERMETAFOOR HOOFDSTUK 6

Adrianus Simonis, op zijn beurt, wijst op enkele aandachtspunten met betrekking tot Johannes 10:16 die vooral betrekking hebben op de vertaalkeuzes van de Vulgaat.3579

Καὶ ἄλλα πρόβατα ἔχω ἃ οὐκ ἔστιν ἐκ τῆς αὐλῆς ταύτης· κἀκεῖνα δεῖ με ἀγαγεῖν καὶ τῆς φωνῆς μου ἀκούσουσιν, καὶ γενήσονται μία ποίμνη, εἷς ποιμήν.

De volgende aandachtspunten zijn van belang.

1. In Papyrus 66 wordt sunagagein (samenbrengen) gebruikt in plaats van agagein (toebrengen, SV).35810 Naar mijn idee reflecteren beide werkwoorden het taalgebied dat behoort tot de herdermetafoor. Daarom lijkt het mij niet aannemelijk dat dit verschil leidt tot een sterk afwijkende exegese.

2. De meestal gebruikte en zo ook vertaalde futurum-vorm is akousousin (zij zullen horen).

Verschillende andere handschriften, zoals de Codex Sinaiticus en de Codex Alexandrinus bedienen zich van de coniunctivus akouswsin (zij moeten horen).35911 Dit roept de vraag op of bij patristische exegeten de zinsnede ‘en zij zullen Mijn stem horen’ de nadruk ligt op een toekomstige belofte of op een imperatieve betekenis, als zijnde een opdracht.

3. Een derde leesprobleem spitst zich toe op de vertaling van Johannes 10:16 in onder andere de Vulgata. In deze vertaling wordt zowel “stal” (vers 16a) als “kudde” (vers 16c) met hetzelfde

“ovile” weergegeven.36012 “Et alias oves habeo quae non sunt ex hoc ovili et illas oportet me adducere et vocem meam audient et fiet unum ovile unus pastor.” Dat deze vertaalkwestie exegetische consequenties kan hebben, is door Simonis helder aangetoond. Volgens hem

357

9 Simonis, A. (1967), p. 299, 305-306.

358

10 G71 ἄγω ago (a’-ğō) v.

1. (properly) to lead.

2. (by implication) to bring, drive.

3. (reflexively) to go.

4. (specially) to pass (time).

5. (figuratively) to induce.

(a primary verb)

KJV: be, bring (forth), carry, (let) go, keep, lead away, be open.

Mickelson, M.K. (2008).

359

11 Willigen, M. v. (2019), p. 2.

Zie voor de verschillende handschriften: Nestle-Aland, Novum Testamentum Graece. Stuttgart, 28th edition.

360

12 Zie voor een analyse van dit leesprobleem Simonis, A.J. (1967), p. 299. Zie ook voetnoot 142 op dezelfde pagina. Zie ook de King James Version waarbij dezelfe vertaalkwestie zichtbaar wordt: “And other sheep I have, which are not of this fold: them also I must bring, and they shall hear my voice; and there shall be one fold, (and) one shepherd.”

heeft deze vertaling namelijk bijgedragen aan het door Augustinus verkeerd interpreteren van αὐλῆς (vers 16a), namelijk als ‘de kerk’, in plaats van ‘Jodendom’.36113 In de analyse van de fragmenten zal deze kwestie verder worden uitgelicht.

4. Tenslotte wordt een verschil in handschriften zichtbaar met betrekking tot de zinsnede “het zal worden” (vers 16c). P66 en de Vulgata lezen hier het enkelvoud genhsetai. Simonis laat zien dat de meervoudsvorm genhsontai zoals ook zichtbaar in P45, gepaster is.36214 De invloed van dit verschil op de uiteindelijke exegese lijkt op dit punt echter beperkt.

De hierboven genoemde aandachtspunten leveren belangrijke gegevens op die mijns inziens meegenomen dienen te worden in de analyse van de tekstfragmenten uit de Vroege Kerk. Hoewel de onderzochte studies laten zien dat het effect van vertalingen op de exegese niet altijd even goed is vast te stellen, ontslaat dit de onderzoeker niet om alert te zijn op eventueel onderliggende tekstvarianten.

361

13 Simonis, A.J. (1967), p. 299: “(…) geben dieser Interpretation den Vorzug unter Einfluss der Augustini-anischen Exegese, die αὐλῆς als die Kirche versteht. Zu dieser Auffassung trug die fälsche Übersetzung der Vulgata bei.”

362

14 Simonis, A.J. (1967), p. 305-306.

6

7

Patristische exegese tot