• No results found

Het overgrote deel van de te realiseren graslanden zijn nu ook al grasland, dus zijn er weinig specifieke inrichtingsmaatregelen nodig. De belangrijkste maatregel zal bestaan uit het kappen van een aantal populierenaanplantingen.

2.5.10Vismigratie

De Kalkense meersen hebben een zeer belangrijke rol te vervullen voor de visfauna. In het bekkenbeheerplan van de Bovenschelde werden de Driesesloot en de Oude Schelde (waarmee in dit rapport de Bellebeek bedoeld wordt) aangeduid als prioritaire, ecologisch interessante vismigratiewegen (Kerkhove, 2004). In 1990 werd in de Driesesloot nog de nationaal en internationaal beschermde Kleine modderkruiper gevangen

(Vandelanoote et al., 1998), wat het belang van dit stroomgebied voor vissen

onderstreept. De Kalkenvaart is ook een openbaar viswater en dus zeer gebaat bij vlotte vismigratie.

Bij de inrichting moet dan ook veel aandacht besteed worden aan de kwaliteit van de leefomgeving voor vissen

(bijvoorbeeld waterkwaliteit en

structuurdiversiteit) enerzijds en aan het opheffen van bestaande en vermijden van nieuwe vismigratieknelpunten ter hoogte van de stuwen anderzijds.

Op dit moment is migratie van vis van en naar de Schelde nauwelijks mogelijk. Vrijwel alle wateruitwisseling gebeurt via het pompgemaal, waar geen aanpassingen voor vismigratie werden getroffen. Er wordt voorgesteld om op minimum twee locaties het contact tussen rivier en wetland te herstellen: ter hoogte van het pompgemaal en ter hoogte van de niet langer functionele sluis aan de monding van de Bellebeek (zie Bijlage 1).

Binnen de Meersen zelf mag het verval ter hoogte van de stuwen niet te groot zijn (max. 10cm).

2.5.11Storten en opgehoogde

terreinen

In de Kalkense Meersen zijn verschillende huishoudelijke en industriële afvalstorten aanwezig. Daarnaast werden er ook heel wat gronden opgehoogd, waarbij het niet altijd duidelijk is wat de herkomst en de eventuele vervuiling van het gebruikte substraat is. Wat er met deze terreinen moet gebeuren, is afhankelijk van de locatie, aard en de bestemming van het terrein. Gezien de hoge kosten is het uitgangspunt dat de terreinen ongemoeid gelaten worden als er geen duidelijke reden is om ze af te graven. Zeker voor de afvalstorten moet er zeker monitoring voorzien worden om eventuele uitlogingen tijdig vast te stellen (bijvoorbeeld voor het industrieel stort in Aaldries). Door de vernatting veranderen ook de

omgevingscondities rond de stortlocaties, wat onvoorspelbare effecten kan hebben op het gedrag van verontreinigende stoffen. Eerder werd al gesteld dat de Oude Schelde en de dijken rond de visvijvers zeker wel moeten afgegraven worden. Een derde zone die daar kan aan toegevoegd worden is het opgehoogde terrein (herkomst ongekend) ter hoogte van de samenvloeiing van de Moortelbeek en de ’s Gravenbrielbeek in de Broekmeers (Figuur 2-47). Aangezien het de bedoeling is om hier een rietveld te creëren kan het terrein iets dieper dan het maaiveld uitgehaald worden om

rietontwikkeling optimaal te laten verlopen. Door een kort stukje van de ‘s

Gravenbrielbeek te dempen of af te dammen wordt het water van deze beek door het bekken geleid en daarna samen met het water van de Moortelbeek afgevoerd richting Kalkenvaart

Figuur 2-47 Aanleg rietveld bij samenvloeiing Moortelbeek en 's Gravenbrielbeek. Het te dempen traject staat in rood aangeduid.

Langs de Kalkenvaart liggen nogal wat terreinen die hoogstwaarschijnlijk werden opgehoogd met infrastructuurspecie van tijdens de aanleg van de vaart. Gezien het om redelijk grote oppervlaktes gaat met weinig verdacht materiaal worden voor deze gronden geen verdere maatregelen

noodzakelijk geacht. Indien er elders in de Kalkense Meersen grond nodig zou zijn, zijn het de eerste percelen die terug op het oorspronkelijke niveau kunnen gebracht worden.

2.5.12Voorstel grenscorrectie

Vanuit verschillende hoeken werden

grenscorrecties voorgesteld, onder meer op basis van de ligging van huiskavels (zie Van Ryckegem et al. (2007) voor meer info hierover). Hier willen we alleen ingaan op de correctie ter hoogte van de Aard omdat die op basis van natuurpotenties te

beargumenteren valt. Er wordt voorgesteld om de graslanden ten Oosten van de Aard, die nu zijn uitgesloten, op te nemen in de begrenzing van de Kalkense Meersen. Deze kwelzone heeft nu reeds potentie voor kamgras-graslanden, zoomvormende ruigte en dotterbloemgraslanden. Van het laatste habitattype is er momenteel nog een tekort in het volledige inrichtingsplan. In dit blok zijn ook goede opportuniteiten voor het optimaliseren van de oeverzone langsheen de Bellebeek. Het laten aansluiten van deze zone bij de basiscontour zou een

waardevolle aanvulling betekenen voor het halen van de natuurdoelstellingen.

De graslanden ten Westen van A ard tot de Blokstraat kunnen uitgesloten worden. De zone tussen Blokstraat en de Oude

Scheldearm moet als bufferzone voor de heruitgegraven Oude Schelde bewaard blijven. De Oude Schelde zal immers fungeren als centrale as voor vismigratie, dus moet de waterkwaliteit gegarandeerd zijn.

2.5.13Aanpak

vertuining/weekend-huisjes

Het probleem van de weekendhuisjes en andere bouwsels beperkt zich vooral tot de zone van de visvijvers aan de valleirand. Vaak zijn die percelen ook beplant met groenblijvende struiken. Zoals in 6.5 aangegeven moet deze zone volledig heringericht worden en een veel opener karakter krijgen. Alle bebouwing en

opgaande beplanting (al dan niet uitheems) dient hierbij verwijderd te worden.

Een aantal vertuinde percelen sluit direct aan bij de bebouwde percelen die binnen de MWeA-afbakening vallen. Er zal geval per geval moeten bekeken worden of het nut heeft deze her in te richten.

2.5.14Toegankelijkheid en recreatie

De ontsluiting van het gebied en de

mogelijkheden tot (zachte) recreatie maken geen deel uit van deze studie, maar er kunnen op basis van de inrichtingsschets en de daarin nagestreefde natuurdoeltypes wel een aantal randvoorwaardes gegeven worden. Ontsluiting en recreatie zijn niet altijd compatibel met de natuurwaardes die worden nagestreefd. In Figuur 2-48 worden de meest storingsgevoelige zones voor vogels getoond. Dit betekent natuurlijk niet dat de andere zones niet gevoelig zouden zijn. Figuur 2-49 toont de zones die na vernatting gedurende het hele jaar of een deel van het jaar moeilijk toegankelijk zullen zijn. Bij de ontsluiting van het gebied

94 Ecosysteemvisie Kalkense Meersen (Wetland)

moet er zeker zorg voor gedraagd worden om geen bijkomende migratiebarrières op

te werpen, bijvoorbeeld voro de amfibiëntrek in het voorjaar.

Figuur 2-48 Gevoelige zones in de Kalkense Meersen na inriching en realisatie van het vernattingsscenario.

2.6 Bosbalans

De actuele bosoppervlakte in de Kalkense Meersen werd bepaald volgens de

conversietabel gegeven in Piesschaert et al. (2007) op basis van Biologische

waarderingskaart en bedraagt 38.3 ha. Het grootste deel daarvan zijn

populierenaanplanten (Tabel 2-6). In de Kalkense Meersen wordt gestreefd naar een open landschap van hooi- en weilanden en zal het grootste deel van dit bos dus verdwijnen. Er is alleen

bosontwikkeling voorzien aan de oostkant van het gebied, als buffer voor de N442 van Overmere naar Uitbergen. Het gaat over een oppervlakte van 2.2 ha [oppervlakte rekening houdend met contourwijziging – addedum]. Enkele kleine wilgenstruwelen kunnen behouden blijven.

In het kader van de boscompensatie is de grootte van een gelijkwaardige bebossing gelijk aan de oppervlakte van de ontboste oppervlakte, vermenigvuldigd met een compensatiefactor die afhankelijk is van de boomsoortensamenstelling. Voor inheemse boomsoorten geldt een factor 1.5 tot 2,

afhankelijk van de oppervlakte die de inheemse soorten in de ontbossing innemen. In de Kalkense meersen komt 11.09ha bos met inheemse soorten voor (lhb, n en sf) (Tabel 2-6) en geldt dus een compensatiefactor 2 (de te compenseren oppervlakte is dubbel aan de ontboste oppervlakte).

Er is een tekort op de bosbalans van 48.2 ha dat elders in de gebieden van het MWeA dient gecompenseerd te worden.

Volgens de boskartering (2001) bedraagt de actuele bosoppervlakte in de Kalkense Meersen slechts 23.46ha. Dit verschil geeft aan dat er gedetailleerde boskartering nodig is om de bosbalans exact te bepalen. Hierbij moet voor elk perceel afgewogen worden of kap noodzakelijk is. Eventueel kunnen een aantal percelen omgevormd worden aan de randen van de meersen tot een natuurlijk bostype (91E0).

Tabel 2-6. Bossamenstelling in Kalkense Meersen volgens BWK 2.1

BWK-eenheid

Oppervlakte

(ha) Beschrijving

kh 0.01 houtkant of oude heg

khcr 0.08 houtkant of oude heg (meidoorn)

kj 0.33 hoogstamboomgaard

kp 1.65 park

lh 8.57 populierenaanplant op vochtige grond

lhb 4.53

populierenaanplant op vochtige grond met elzen- en/of wilgenondergroei

lhi 15.45 populierenaanplant op vochtige grond met ruderale ondergroei

n 4.13 loofhoutaanplant

pa 0.00 naaldhoutaanplant zonder ondergroei

96 Ecosysteemvisie Kalkense Meersen (Wetland)

2.7 Kalkense Meersen sensu