• No results found

VIERING VAN DE HEILIGE DOOP IN GEDACHTENIS EN BELIJDENIS

Voorganger: ds Ad van Nieuwpoort Ouderling: Annemie van Gend

Diaken: Willemien de Vlieger- Moll Orgel: Gert Boersma

Met medewerking van de cantorij.

Viool: Hadewych de Vos en Lidewij de Vos

Vioolspel: Selectie uit fluitduetten van G. F. Telemann ( 1681-1767) en C. Stamitz (1745-1801)

In stilte komen we de kerk binnen de klok wordt geluid

de gemeente gaat staan

Bij het binnenbrengen van de Paaskaars, als teken van de intocht van het licht van de opgestane Christus, zingt de gemeente tijdens het delen van het licht:

Zingen: Lied 139d (herhalen tijdens het delen van het licht)

Voorganger: God zei:

Licht! en er was licht.

God zag het licht, dat het goed was.

God scheidde tussen het licht en de duisternis.

God riep tot het licht: dag!

en tot de duisternis riep Hij: nacht!

Het was avond en het was morgen: dag één.

Allen: Amen.

Voorganger: Onze hulp is de naam van de Heer Allen: die hemel en aarde gemaakt heeft Voorganger: die trouw houdt tot in eeuwigheid

Allen: en niet laat varen het werk van Zijn handen.

Voorganger: Genade zij u en vrede van God onze Vader en van de Heer Jezus Christus

Allen: Amen.

Gemeente zingt: Psalm 139: 1, 4 en 6

Tekst: Jan Willem Schulte Nordholt Melodie: Genève 1551

4 Waar vlucht ik voor uw aangezicht?

Al steeg ik op in 't hemels licht, al daald' ik tot de doden af, Gij zult er zijn, zelfs in het graf.

Gij blijft mij, God, in alle dingen, altijd en overal omringen.

6 Wanneer ik mij geborgen dacht in 't vallend duister van de nacht, werd dan de nacht niet als het licht?

Hier lig ik voor uw aangezicht, o God, hoe licht is zelfs het duister, de nacht een dag die blinkt van luister.

de gemeente gaat zitten Gebed van Opgang

Intermezzo: Inventie no. 1 (BWV 772) en no. 13 (BWV 784), arr. voor twee violen, van J. S. Bach 91685 – 1750) Eerste schriftlezing: Exodus 14: 13-24

Gemeente zingt: Lied 607

Tekst: Huub Oosterhuis Melodie: Bernard Smilde

2 Gij zijt voorbijgegaan, een voetspoor in de zee.

Gij zijt te ver gegaan, Gij zijt een mens te veel.

Gij zijt voorgoed. Gij zijt verborgen in uw God.

Geen stilte spreekt U uit, ondenkbaar is uw dood.

3 Gij zijt voorbijgegaan, een vreemd bekend gezicht, een stuk van ons bestaan, een vriend, een spoor van licht.

Uw licht is in mijn bloed, mijn lichaam is uw dag, ik hoop u tegemoet zolang ik leven mag.

Evangelielezing: Matteüs 28 : 1 - 10

Lied 608

Tekst: Huub Oosterhuis Melodie: Antoine Oomen

2 De ballingen keren

zij keren met blinkende schoven.

Die gingen in rouw

tot aan de einden der aarde één voor één, en voorgoed die keren in stoeten.

Als beken vol water

als beken vol toesnellend water schietend omlaag van de bergen.

Met lachen en juichen - die zaaiden in tranen

die keren met lachen en juichen.

3 De dode zal leven.

De dode zal horen: nu leven.

Ten einde gegaan

en onder stenen bedolven dode, dode, sta op,

het licht van de morgen.

Een hand zal ons wenken

een stem zal ons roepen: Ik open hemel en aarde en afgrond.

En wij zullen horen en wij zullen opstaan

en lachen en juichen en leven.

Tweede Schriftlezing: Exodus 20: 1-18

Intermezzo: II. Gavotte gracioso uit Sonate voor twee violen no. 5 van J. M. Leclair (1697 – 1764) Epistellezing: Romeinen 6 : 1 – 9

Lied 350: 1, 2, 3 en 4

Tekst: Willem Barnard Melodie: Wittenberg 1533

2 Want al het water wast niet af, dat wij verzinken in dit graf, tenzij de duif die nederdaalt ons uit de hoge vrede haalt.

3 Tot ondergang zijn wij gedoemd, als God ons niet bij name noemt, maar God-zij-dank, Hij doet ons gaan door ’t water van de doodsjordaan.

4 Wij staan geschreven in zijn hand, Hij voert ons naar ’t beloofde land.

Als kinderen gaan wij zingend voort, de Vader is het die ons hoort.

(De gemeente gaat staan)

Voorganger: Gemeente,

in de doop zijn wij met Christus begraven om met hem ten leven te worden opgewekt.

In de uittocht van deze nacht, op de weg van het nieuwe leven

waarop Jezus ons, door de dood heen, is voorgegaan, gedenken wij onze doop,

en vernieuwen wij onze belofte.

In gemeenschap met de synagoge en met de gemeente van Christus van alle tijden en plaatsen zingen wij:

Eerst voorganger, daarna allen:

Voorganger: Gij zult de HEER, uw God liefhebben met geheel uw hart en met geheel uw ziel en met geheel uw kracht

en uw naaste die is als uzelf.

Voorganger: Wilt u zich verzetten tegen alle machten die als goden over ons heersen

en hij die genoemd wordt ‘Ik zal er zijn’ alleen dienen?

Allen: Ja, dat willen wij!

Voorganger: Wilt u elk slavenjuk afwerpen

en leven in de vrijheid van Gods kinderen?

Allen: Ja, dat willen wij!

Voorganger: Dit water van de heilige Doop zij ons tot gedachtenis!

Schaamt u dan niet de Christus te belijden, want het evangelie is een kracht Gods tot bevrijding van een ieder die gelooft;

en antwoordt in gemeenschap met de kerk van alle eeuwen:

Gemeente zingt:

Ik geloof in God de Vader, de Almachtige, Schepper des hemels en der aarde.

En in Jezus Christus, zijne eniggeboren Zoon, onze Here, die ontvangen is van de Heilige Geest,

geboren uit de maagd Maria, die geleden heeft

onder Pontius Pilatus

is gekruisigd, gestorven en begraven, nedergedaald ter helle,

ten derde dage wederom opgestaan van de doden.

Opgevaren ten hemel,

zittende ter rechterhand Gods, des almachtigen Vaders,

vanwaar Hij komen zal

om te oordelen de levenden en de doden.

Ik geloof in de Heilige Geest.

Ik geloof ene heilige, algemene, christelijke kerk, de gemeenschap der heiligen,

vergeving der zonden, wederopstanding des vleses en een eeuwig leven.

Amen, amen, amen.

(gemeente gaat zitten)

Zegening

U bent uitgenodigd om naar voren te komen om te knielen en de zegen te ontvangen voor uzelf of voor een dierbare.

En Lied 103e Begeleid door orgel en vioolimprovisatie

Voorbeden, stil gebed, Onze Vader

(gemeente gaat staan)

Slotlied: Lied 655

Tekst: Willem Barnard melodie: Frits Mehrtens

2 Hij gaat u voor in wolk en vuur, gunt aan uw leven rust en duur en geeft het zin en samenhang.

Zing dan de Heer een nieuw gezang!

3 Een lied van uw verwondering dat nóg uw naam niet onderging, maar weer opnieuw geboren is uit water en uit duisternis.

4 De hand van God doet in de tijd tekenen van gerechtigheid.

De Geest des Heren vuurt ons aan de heilige tekens te verstaan.

5 Wij zullen naar zijn land geleid doorleven tot in eeuwigheid en zingen bij zijn wederkeer

een nieuw gezang voor God de Heer.

Zegen

Vioolspel: II. Largo, ma non tanto uit Concert voor twee violen in d klein (BWV 1043) van J. S. Bach (1685 – 1750) ..tijdens het vioolspel gaan we met het licht naar buiten...