• No results found

De vierde schoener diende tot vervanging van deze of gene, welke b\j een der etablis- etablis-sementen voorziening behoefde

In document BIBLIOTHEEK KTLV (pagina 29-37)

Even als in het vorige Verslag werd aangeteekend, waren deze

gouvernements-vaartui-gen, behalve in het verrigten der algemeene diensten, door hunne bestemming

aangewe-zen, als: het vervoeren der gouvernements-passagiers en goederen, het convoijeren van

laadbooten, het waken tegen strandroof en slavenhandel, het beschermen van den

klei-nen handel enz., — ook in 1854 bijzonder nuttig bij de blokkade en de krijgsverrigtingen

op de Westkust van Borneo.

§ 4. Imigtingen tot de zeemagt betrelclcelijh.

a. C o m m i s s i e t o t v e r b e t e r i n g d e r I n d i s c h e z e e k a a r t e n e n v e r r i g t i n g e n v a n d e g e o g r a p h i s c h e i n g e n i e u r s .

De Commissie bleef, onder het voorzitterschap van den vice-admiraal van der Plaat, uit dezelfde leden zamengesteld als in het vorige j a a r .

Door het l i d , den luitenant-ter-zee der 1ste klasse baron Melvill van Carnbée, werd afgewerkt en in het licht gegeven eene » K a a r t van de Java-zee en aangrenzende vaarwaters", door wijlen den luitenant-ter-zee der 1ste klasse H. D. A. Smits aangevangen. Deze kaart bevat alle hydrographische verbeteringen, welke in de laatste jaren in de vaar-waters tusschen J a v a en Borneo en de straten tusschen laatstgenoemd eiland en Sumatra bekend zijn geworden, en Î3 verrijkt met een groot aantal aan boord van Zr. Ms. sche-pen gedane loodingen. De heer Melvill volbragt tevens de zamen stelling van eene » K a a r t van de Oostkust van Celebes en aangrenzende vaarwaters". De aan de Commissie toege-voegde teekenaar C. A. Oehler graveerde op steen twee maal de groote kaart van de Java-zee.

Gelijk in vorige j a r e n , verhinderden, ook gedurende het jaar 1854, de vele en verschillende militaire diensten, aan het eskader in Oost-Indie opgedragen, een vaar-tuig uitsluitend tot het verrigten van hydrographische werkzaambeden af te zonde-ren. Niettemin is het aan den ijver der zee-officieren te danken, dat de kennis der hydrographie met een aantal opnemingen, plaatsbepalingen en beschrijvingen is ver-meerderd. Blijkens de hierachter als bijlage lit. B geplaatste lijst, leverden zij niet minder dan 28 nieuwe kaarten in. Een aantal berigten van nieuw ontdekte of beter bepaalde klippen en banken zijn ingekomen e n , voor zooveel noodig, door de Javasche courant bekend gemaakt.

Ofschoon in dit jaar nog niet werd overgegaan tot de benoeming van eenen inspecteur voor de bebahening, de hustverlichting en het loodswezen, waartoe magtiging was ontvangen, werd toch reeds een begin gemaakt met belangrijke verbeteringen. Uit Nederland werd ontvangen een katadioptische lichttoestel van de 2de grootte, bestemd voor den vuurtoren op de 4de punt van Java. Voorts werd magtiging verleend om, tot beveiliging der vaart in straat Balie, te Batoe-Dodol twee lantarens en te Banjoewangie eene lantaren, voorzien van lampen en reflectors, op te rigten. De bebakening der reede van Batavia en aangren-zende vaarwaters zou eene stelselmatige verandering ondergaan. De noodige fondsen waren beschikbaar gesteld om de tot dusver op de verschillende gevaarlijke geplaatste palen en kruisen te vervangen door twee soorten van zwartgeschilderde bakens, waarvan het eene aan bet boveneinde zal voorzien zijn van eenen bol en het andere op gelijke wijze van een kegel.

Aan den tijdbal te Batavia werd eene nieuwe, beter en zekerder werkende inrigting gegeven, welke echter eerst in het begin van het volgende j a a r in werking kon treden.

De geographische ingenieurs hielden zich gedurende de eerste helft des jaars bezig met het doen van sterrekundige waarnemingen te Batavia. Daarna begaven zij zich, zoo als gedeeltelijk onder het hoofd » Grondgebied", § b, is gemeld , naar de residentie Cheribon, ten einde eene hun opgedragen geodesische meting te volbrengen, waardoor de voornaamste punten, zoo langs de kust als in het binnenland, met de meeste naauwkeurigheid kunnen bepaald worden. Tevens verrigtten zij eenige waarnemingen op de toppen van bergen tusschen Batavia en Cheribon, met het doel om deze plaatsen ook op eene geodesische wijze aan elkander te verbinden. Zij slaagden hierin gedeeltelijk, doch moesten eenige nog ontbrekende waarnemingen tot een volgend gunstig saizoen uitstellen.

b. H a v e n - e n e q u i p a g e - d e p a r t e m e n t e n , w e r v e n en p a k h u i z e n . Batavia. Aan de gebouwen werden in 1854 geene buitengewone reparatien gedaan.

Bij het praauwenveer is het totaal der praauwen eenigzins vermeerderd. Aan. verhuur -loonen werd ontvangen f 331,650, waarvan netto in 's lands kas kwam f 31,270.

Het kleine stoomvaartuig, bestemd voorde gemeenschap van de stad met de reede (zie het vorig Verslag, pagg. 38,114 en 115) en in bouw bij de particuliere scheepsbouwmeesters Broivne en Cie. te Dassoon, kwam gereed; met den aanmaak der machinerien was men bij de fabriek voor de marine, het stoomwezen en de nijverheid te Soerabaija nog bezig.

Aan de havenhoofden werd met kracht gewerkt ; het oosterhoofd had gedurende den oost-moeson veel te lijden gehad.

De haven zelve werd, volgens opgave, ondieper, zoodat de particuliere stoomboot Tji-tarum met laagwater aan den grond kwam.

( 25 )

Samarang. Het equipage-departement aldaar, van geringe beteekenis zijnde, levert weinig ter vermelding op.

De haven was ,nog steeds in slechten toestand ; de aangegeven middelen tot verbete-ring , zoo als onder andere het graven van een kanaal beoosten de riviermonding, in verbinding met de rivier, op de hoogte waar zij minder goed bevaarbaar i s , waren echter in overweging.

Soerabaija. Het etablissement in de stad is in dit j a a r nog in zijn geheel in gebruik gebleven (zie hieronder § d). Over het algemeen waren de gebouwen, loodsen, werktuigen en gereedschappen nog in goeden staat.

c. M a r i t i e m e t a b l i s s e m e n t o p O n r u s t .

Voor den aanbouw en de levering van het drijvend droog dok, waarvan de afmetingen in het vorig Verslag zijn vermeld, werd in Julij 1854 met de firma 11. Browne § C"., particuliere scheepsbouwmeesters te Dassoon, eene overeenkomst tot stand gebragt, vol-gens welke de aflevering ter reede van Dassoon zou moeten plaats hebben op ultimo

Mei 1856.

Inmiddels werd ook dit j a a r weder zooveel mogelijk vermeden, aan Zr. Ms. schepen voorzieningen van grooten omvang op Onrust te doen geschieden, tot dat het drijvend dok en andere hulpmiddelen het spoedig aftimmeren der vaartuigen meer zullen kunnen bevorderen, en de uitwerking van de ongezondheid van het eiland verminderen. De gezondheidstoestand was overigens, vooral in de laatste drie maanden van het j a a r ,

bijzonder gunstig, en de sterfte veel minder dan vroeger.

Van het Nederlandsch eskader ondergingen hier herstellingen : de stoomschepen Soembing en Vesuvius, en de korvet van Speijk. Voor onderscheidene andere schepen van het eskader werden nieuwe rondhouten, inventaris-goederen of voorwerpen van romp aange-maakt ; sloepen, ijzerwerk en verdere kleinigheden hersteld, gedurende den tijd dat de schepen ter reede van Batavia lagen of tot andere oogmerken toch naar Onrust waren bestemd. Ook ettelijke Indische gouvernements-schepen en verschillende , zoowel vreemde als Nederlandsche particuliere schepen, kwamen tot timmering derwaarts.

Het aantal van tot dwangarbeid veroordeelden, die op Onrust hunne strafplaats vonden, bedroeg afwisselend van 162 tot 226 personen, en werd in Augustus op 225 vastgesteld.

Hun arbeid strekt zich over alle verrigtingen en werkzaamheden uit, welke op het eiland voorvallen. Een aantal dezer personen wordt daarenboven in ambachten geoefend, en als timmerlieden, smeden, kuipers, metselaars en matrozen gebezigd; anderen werken in bamboe en rottan, en over het algemeen worden door allen goede diensten bewezen.

d. M a r i n e - e t a b l i s s e m e n t t e S o e r a b a ij a.

Ofschoon ook in dit jaar veel tot uitvoering van dit groote werk werd tot stand gebragt, vorderde het nog niet genoeg om de verplaatsing der landswerf naar het etablissement toe te laten. De oorzaken van vertraging en andere aanwijzingen van algemeenen aard zijn reeds vermeld in vroegere verslagen, ook in dat van 1853, naar welke mitsdien wordt verwezen.

N a de voltooijing der kade aan de zuidzijde van het bassin, was thans de geheele water-kom ommuurd ; er hadden zich geene verzakkingen in het muurwerk opgedaan. Het bassin voor sloepen, eene der bergplaatsen voor brandspuiten, eene tot bewaring van materialen voor het vak van scheepsbouw, al3 dagelijkschen voorraad, de tweede houtsleephelling, de masten- en sloepenmakerijen , de smederij en de timmerloodsen kwamen geheel gereed.

De scheepshelling zelve, een groot en moeijelijk werkstuk, werd voltooid; de zamenstel-ling is ingerigt volgens het denkbeeld om boven het laagste water geen hout aan te brengen. De kolossale muren voor de kap waren opgemetseld tot 10 el boven den be-ganen grond, zoodat nog 2 el aan de hoogte ontbraken. Geene zetting was daarin bespeurd. Ook de bekading der rivier langs het etablissement was tot stand'gebragt.

In Augustus 1854 werd magtiging verleend tot het ophoogen van een stuk grond tus-schen de rivier Pagirian en het etablissement, en het verdeelen in 116 perceelen, ieder van 120 vierkante el, bestemd tot verblijfplaats voor de inlandsche ambachtslieden der marine.

Reeds werd dit terrein in dat jaar door eenen dam in klipsteen ingedijkt, en werd onge-veer 3/8 de r ophooging verrigt ; zij geschiedde door uitdieping der benoorden den dijk gelegen bank, tegen betaling per kubieke el specie. De geheele opvulling met niet minder

7

dan 80,000 kubieke el zou, meende m e n , op die wijze het spoedigst en goedkoopst tot stand komen.

Gedurende het jaar is het drijvend dok 245 dagen door schepen bezet geweest, tot sehoonmaken, onderzoek of voorziening. Het aantal in- en uitgelaten bodems bedroeg 4 9 , namelijk: 17 oorlogsschepen, waarvan 10 stoomers, en 32 particuliere schepen, waarvan 12 stoomers. Voor het gebruik door de particuliere schepen is aan den lande f 13,018 betaald.

e. F a b r i e k v o o r d e m a r i n e , h e t s t o o m w e z e n en de n i j v e r h e i d . Over deze wordt gehandeld onder het hoofd » Nijverheid"

§ 5. Verrigtingen der zeemagt.

Bij de krijgsverrigtingen in de Wester-afdeeling van Borneo (zie boven, onder » Land-magï' § 6) werd door de zeemagt, behalve menigvuldige en herhaalde transportdiensten, hoofdzakelijk het volgende verrigt. Door Zijner Majesteits schoenerbrik Banda werden, met behulp van eenige Indische gouvernements-vaartuigen, de versperringen, door de vijandelijke Chinezen in monding der Sinkawang-rivier aangelegd, onder een vijandelijk vuur uit den we» geruimd, en werd onderzocht, in hoe ver het terrein daar voor eene lan-ding van troepen geschikt was. Het stoomschip Onrust, en later het stoomschip Borneo, bragten de voor hospitaal-schepen ingerigte vaartuigen op de reede van Sinkawang. De Onrust vertrok daarna naar Sambas , om zich bij de overige daar aanwezige oorlogsschepen te voeden. De gezamenlijke militaire magt, bestemd om tegen Montrado op te rukken, werd op de stoomschepen Celebes , Borneo en Onrust ingescheept, en vervolgens te Ben-toewï aan wal gebragt. De Celebes vertrok daarna naar Pontianak om de troepen, be-stemd om van de zeezijde naar Sinkawang op te rukken, af te halen en naar de landings-plaats over te brengen. De landing der troepen op den regter oever der Sinkawang-rivier werd, onder bedekking van het vuur onzer stoomschepen en van hunne gewapende sloepen, in de beste orde volbragt. De rivier werd door de gewapende sloepen zoover mogelijk tot verkenning opgevaren, en de daarin ontmoete versperringen werden onder een hevig vijandelijk vuur opgeruimd, bij welke gelegenheid drie onzer schepelingen gewond raakten.

Terwijl de kolonnes de beide oevers der rivier naar Sinkawang oprukten, vervolgden de gewapende sloep»n haren togt dien stroom op, en kwamen te gelijk met de troepen voor die plaats a a n , van waar zij, toen hare diensten voor het oogenblik niet verder noodig

w a r e n , naar hare schepen terugkeerden.

N a het innemen van Montrado zijn de zuidelijke strandplaatsen, even als vroeger, door de zeemagt geblokkeerd gehouden.

Van meer vredelievenden aard was een togt van de Borneo op de Zapoeas-rivier tot Salimbouw, 70 Duitsche mijlen opwaarts, waardoor een oorlog werd voorgekomen, die op het punt stond tusschen Salimbouw en Sintang uit te breken.

Door het fregat Palembang en het stoomschip Etna werd een togt gedaan naar de in den Molukschen archipel gelegene eilanden Damme en Sejrah, ten doel hebbende de uitlevering van eenige weerspannige hoofden van Kamatoeboe, welke zich jegens het Gou-vernement aan ongeoorloofde handelingen hadden schuldig gemaakt. Daar de uitlevering der schuldigen onder allerlei voorwendsel geweigerd werd, werd de kampong van Kama-toeboe in de asch gelegd.

De Oostkust van Sumatra werd opvolgend bekruist door het stoomschip Samarang en de schoeners Argo en Aruba. De Argo bragt bij die gelegenheid twee praauwen — welke eene hoeveelheid wapenen, niet in overeenstemming met de opgaaf op hunne passen, aan boord hadden , — tot onderzoek der zaak te Palembang op.

Het stoomschip Admiraal van Kinsbergen bezocht mede de Oostkust en voer de Djamhie-rivier op tot voor den dalem (het verblijf) van den Sultan van dat rijk.

Tot opsporing en beteugeling der zeeroovers werden mede een aantal kruistogten gedaan, waarbij het echter slechts zelden gelukte zeeroovers te ontdekken.

Door het fregat Palembang werd een kruistogt tot dat einde gedaan naar de noord-kust van Flores.

Door de schoenerbrik Lansier langs de zuidkust van Celebes en naar Flores en Sumbawa.

Door de schoenerbrik Saparoea twee maal in de wateren van Timor en in die be-zuiden Flores en Sumbawa.

Door de schoenerbrik Padang naar de Kangean-eilanden.

Door hetzelfde vaartuig en het stoomschip Suriname bij de Oostkust van Borneo; bij

( » ) )

welke gelegenlieid onderscheidene plaatsen bezocht en een twintigtal uit handen der zee-roovers ontvlugte personen aan boord genomen werd.

Door de schoener Egmond bij herhaling in de wateren van Riouw en Lingga.

Door het stoomschip Vesuvius en de schoenerbrik Banda naar de Natoena- (Natunas) groep.

Door de schoenerbrik Ambon naar de baai van Bima en omstreken.

Door de adviesbrik Pylades in de Molukken.

Door het stoomschip Gedeh langs de noordkustvan Sumbawa, alsmede naar Haas, U r k en Kangean en later naar de straat van Salajar (Saleijer) en naar Kalao-toeah (Kalatoea), en voorts naar de baai van Eioeng op Flores, waar het gelukte twee rooverspraauwen magtig te worden, waarvan de opvarenden met hunne wapens en ammunitie, toen de praluwen spoedig daarop zonken, op het stoomschip in verzekerde bewaring werden

overgenomen. . . . . Door het stoomschip Merapi naar Raas, Kangean, Bawean en de Boompjes-eilanden.

Door het stoomschip Vesuvius mede naar Kangean en naar Kamerian, Kamoedien Uogo.

Door het stoomschip Etna langs de kusten van de residentie Menado en verder op langs de Oostkust van Celebes. De kampong Lalone, als eene schuilplaats van zeeroovers b e -paald ooge^even, werd onverwachts in den vroegen morgen overvallen, met het geluk-kig gevolgkat een voornaam roovershoofd en een dertigtal hem ondergeschikten in onze handen vielen en gevangen aan boord van het stoomschip werden overgebragt. Hunne huizen en praauwen werden in brand gestoken, en eenige vroeger door hen buit, ge-maakte menschen verlost. Op het eiland Bangaai verzamelde men een zeventigtal uit-gewekenen van Galda (eene plaats op Halmaheira) en van Tabello, bij wie de zeeroovers van Mindanao en Balanggiengi hulp en ondersteuning gevonden hadden. Zij werden vrijwillig aan boord van het stoomschip en voorts naar Ternate overgebragt, waardoor die menschen tot een meer geregeld leven konden terugkomen.

Door- hetzelfde stoomschip werd nog een kruistogt gedaan naar de Sangir- en de Talaut-eilanden, en later naar de noordkusten van Flores en Sumbawa.

Door de stoomschepen Vesuvius, Soembing, Batavia en Borneo werd, bij gelegenheid hunner reizen van Batavia naar Soerabaija en omgekeerd, een naauwkeung onderzoek gedaan naar den kustroof, welke, naar men zeide, op de noordkust van J a v a sedert eenigen tijd gepleegd werd. De uitslag van dat onderzoek gaf geene zekerheid hieromtrent.

Het eiland Bawean, dat vroeger van de zeeroovers zoo veel geleden heeft, werd door de oorlogsschepen bij iedere gelegenheid, dat die plaats in hunne koerslijn gelegen was, bezocht, en daar alles rustig bevonden.

Met denzelfden uitslag werd door de schoener Aruba het eiland Blitong bezocht.

Op het voorbeeld van het vorig Verslag wordt hier voorts nog bijgevoegd het volgende algemeen berigt omtrent de zeerooverij in 1854.

De verklaringen, gedurende 1854 ontvangen van in onderwerping gekomen zeeroovers, en van personen uit hunne handen ontvlugt, zijn in vele opzigten even twijfelachtig en onwaarschijnlijk, en leveren weinig meer bijzonders op dan die in vorige jaren. Steeds blijven Solo, Balanggiengi en vooral Mindanao groote rooversnesten, niettegenstaande de gevoelige tuchtingen, aan het laatstgenoemde van tijd tot tijd gegeven door de Spaansche kruisers. Van deze eilanden uit bezoeken de rooversvaartuigen, in kleinen getale vereenigd en zwak bemand, veelal op gezette tijden Celebes, stroopen de kusten van dat eiland af, en keeren met hunnen buit naar hunne woonplaatsen terug. N u en dan strekken zij hunne togten verder uit en maken de vaarwaters beoosten Java onveilig. Zij houden zich voornamelijk op met menschenroof en drijven niet onwaarschijnlijk slavenhandel^ met Flores. Behalve de eilanden Bangka (bij Celebes) en Bingoenoeng, hunne oude pleister-plaatsen, schijnen zij ook, in de laatste tijden, Poeloe Koetjing, een der Postiljon-eilanden , aan te doen, om drinkwater in te nemen en de praauwen schoon te maken.

Nog steeds onrustig ten gevolge der geduchte slagen, hun door onze stoomschepen toege-brao-t durven zij zich niet meer in grooten getale te vereenigen en op vaste verblijf-plaatsen te vestigen. Onder en op Sumbawa en Flores steeds gelegenheid vindende om hun bedrijf uit te voeren, nestelen zij zich daar tijdelijk op verschillende plaatsen, als te Toelomajo, Kamado, Tabo, Bolieng en Eioeng. De vrees voor onze stoomschepen dwingt hen vele vereenigingspunten te zoeken en die dikwerf te veranderen. Ten einde nen uit die schuilhoeken te verjagen zon het noodig zijn, in die streken voortdurend stoomschepen van weinig diepgang en de noodige kruisbooten beschikbaar te hebben. Niettemin heeft het nu en°dan bekruisen dier kusten door onze oorlogsschepen eene heilzame uitwerking gehad en bleven in dit jaar de rooftogten daardoor onbeduidend. Van denzelfden invloed is het jaarlijksch bezoek, hetwelk het in de Molukken gestationeerde stoomschip aan de

Oostkust van Celebes brengt, en het staioneren van een oorlogsvaartuig op de Oostkust van Borneo

lie verrigtingen in het belang der hydrographie zijn reeds gedeeltelijk vermeld bij § 4 lit. a hierboven, en kunnen overigens blijken uit de daar aangehaalde, bij dit Verslag als bijlage lit. B gevoegde lijst van ingekomen kaarten. De verdere verrigtingen der zee-magt vereischen over dit j a a r geene opzettelijke vermelding.

I I I . VERDEDIGING.

De in vroegere verslagen vermelde Maad van verdediging werd ontbonden, dewijl door het in 1853 plaats gehad hebbend arresteren van een defensiestelsel de speciale aanleiding ophield, waarop de instelling van dien raad berustte.

De gewone en buitengewone verdedigingswerken geven over 1854 geen stof tot mede-deelingen. I n het verkrijgen van vrije koelies heeft men, behalve te Tjilatjap, waar de bevolking schaarsch is, in dit j a a r geene zwarigheden ondervonden.

Over den nieuwen militairen weg op Java zie » Vervoertvezen".

F . K e g t s w e z e n e n p o l i t i c .

I . BESTANDDEELEN DEK WETGEVING.

§ 1. In het algemeen.

Wettelijke bepalingen voor inlanders en daarmede gelijkgestelde personen. Het in het vorig verslag vermeld ontwerp van mr. P. Brunsveld van Hutten, tot regeling van dit onder-werp, was bij het eind van 1854 nog in behandeling.

Megeling van het regtswezen in de luitenbezittingen. De commissie, aan welke in 1849 was opgedragen het ontwerpen van wettelijke bepalingen omtrent dit onderwerp, stelde in het laatst van 1853 voor, een harer leden, tevens raadsheer in het Hoog Geregtshof, naar al de buitenbezittingen te zenden waar de nieuwe wetgeving moet werken, ten einde, in overleg met de plaatselijke autoriteiten, een zamenhangend stelsel van wetgeving te ontwerpen en aan het oordeel der Commissie te onderwerpen. Dit voorstel vond (blij-kens het vorig Verslag, l i l d e afdeeling van ditzelfde hoofdstuk) bezwaar bij het Hoog Geregtshof, hetwelk van oordeel waS, dat eene dergelijke opdragt aan een van deszelfs raadsheeren onvereenigbaar was met diens ambtspligten en strijdig met de wettelijke bepalingen. Op een nader voorstel der Commissie werd toen, bij besluit van 19 January

Megeling van het regtswezen in de luitenbezittingen. De commissie, aan welke in 1849 was opgedragen het ontwerpen van wettelijke bepalingen omtrent dit onderwerp, stelde in het laatst van 1853 voor, een harer leden, tevens raadsheer in het Hoog Geregtshof, naar al de buitenbezittingen te zenden waar de nieuwe wetgeving moet werken, ten einde, in overleg met de plaatselijke autoriteiten, een zamenhangend stelsel van wetgeving te ontwerpen en aan het oordeel der Commissie te onderwerpen. Dit voorstel vond (blij-kens het vorig Verslag, l i l d e afdeeling van ditzelfde hoofdstuk) bezwaar bij het Hoog Geregtshof, hetwelk van oordeel waS, dat eene dergelijke opdragt aan een van deszelfs raadsheeren onvereenigbaar was met diens ambtspligten en strijdig met de wettelijke bepalingen. Op een nader voorstel der Commissie werd toen, bij besluit van 19 January

In document BIBLIOTHEEK KTLV (pagina 29-37)